gepubliceerd op 19 juni 1999
Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 110 en 111 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen
30 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 110 en 111 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen inzonderheid op artikel 132 gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 443 van 14 augustus 1986 en de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen;
Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende divrse bepalingen inzonderheid op de artikelen 110 en 111;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1993, 24 januari 1994, 6 april 1995, 11 juli 1996, 21 maart 1997, 27 juni 1997 en 13 februari 1998;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 april 1999;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 29 april 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat werkgevers en werknemers onverwijld in kennis moeten worden gesteld van de wijzigingen inzake de reglementering van het conventioneel brugpensioen met betrekking tot de leeftijd en de werknemers die in aanmerking komen om hiervan te genieten voor de periode 1999-2000, teneinde de werkgevers en de werknemers in staat te stellen om collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten binnen de termijnen voorzien in dit besluit;
Op voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen
Artikel 1.In artikel 1ter van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen worden de woorden : « 31 december 1998 » vervangen door de woorden « 31 december 2000 ».
Art. 2.§ 1 In artikel 2ter, § 1, eerste lid van het voornoemde besluit van 7 december 1992 worden de woorden : « 31 december 1998 » vervangen door de woorden « 31 december 2000 ». § 2. Artikel 2ter, § 1, derde lid wordt aangevuld met de woorden : « en van artikel 110 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen. » § 3. Artikel 2ter, § 2, eerste lid wordt aangevuld met de woorden : « of voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000 en dit voor de werknemers die in de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000 56 jaar of ouder zijn ». HOOFDSTUK II Bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage
Art. 3.Het bedrag van de in artikel 111 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende die verse bepalingen, bedoelde bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage is gelijk aan 50 % van de aanvullende vergoeding voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 2, § 1, derde lid van het voornoemde koninklijke besluit van 7 december 1992.
Indien de bruggepensioneerde vervangen wordt door een werkloze die sedert tenminste 1 jaar volledig uitkeringsgerechtigd is, wordt het in het vorig lid vermelde percentage van 50 % teruggebracht tot 33 %.
Deze bijzondere compenserende maandelijkse bijdrage is verschuldigd tot en met de maand waarin de conventioneel bruggepensioneerde de leeftijd van 58 jaar heeft bereikt.
Art. 4.Indien de betaling van de aanvullende vergoeding slechts gedeeltelijk wordt verricht door het Fonds voor Bestaanszekerheid waaronder de werkgever ressorteert, dient de bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage bedoeld in artikel 111, § 1, van bovengenoemde wet van 26 maart 1999 integraal te worden betaald door de werkgever zelf.
De regel van het eerste lid is eveneens van toepassing indien de betaling van de aanvullende vergoeding slechts gedeeltelijk wordt verricht door een persoon of een instelling die in de verplichtingen van de werkgever treedt inzake de betaling van de aanvullende vergoeding.
Van de regeling bedoeld in het eerste en tweede lid kan worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het paritair comité waaronder de werkgever ressorteert. Deze collectieve arbeidsovereenkomst dient door de voorzitter van het paritair comité aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid te worden overgemaakt.
Art. 5.Wanneer de aanvullende vergoeding ten gevolge van twee deeltijdse betrekkingen verschuldigd is door twee verschillende werkgevers, wordt het volgens artikel 111 van bovengenoemde wet van 26 maart 1999 verschuldigd bedrag van de bijzondere werkgeversbijdrage door ieder van deze werkgevers afzonderlijk betaald en dit berekend op het bedrag van de aanvullende vergoeding dat door ieder van hen verschuldigd is.
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.
Art. 7.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET