gepubliceerd op 30 april 2003
Koninklijk besluit tot opheffing van de artikelen 34, 120, 121, 122 en 123 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, en tot wijziging van de artikelen 27, 40, 41, 78 en 131bis van hetzelfde besluit
8 APRIL 2003. - Koninklijk besluit tot opheffing van de artikelen 34, 120, 121, 122 en 123 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, en tot wijziging van de artikelen 27, 40, 41, 78 en 131bis van hetzelfde besluit (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, i , vervangen bij de wet van 14 februari 1961;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op de artikelen 27, 4°, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 juni 1999, 34, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 1999, 40, 41, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 juni 1992, 78, 120, 121, 122, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juni 1992, 15 december 1992, 26 maart 1996, 20 juli 2000, 13 juli 2001 en 3 februari 2002, 123 en 131bis, § 1, 4°;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, gegeven op 18 juli 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financïen, gegeven op 10 maart 2003;
Gelet op het akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 3 april 2003;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door het feit dat, aangezien het specifiek stelsel van recht op werkloosheidsuitkeringen voor mindervaliden afgeschaft wordt, alle instanties bevoegd voor de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen hiervan zo snel mogelijk op de hoogte gebracht moeten worden, zodat dat zij alle maatregelen kunnen nemen om de uitkeringen op een reglementaire manier te kunnen betalen binnen het kader van het algemeen stelsel;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 27, 4° van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 juni 1991 en in artikel 41 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 juni 1992, worden de woorden « een bijzondere werkloosheidsuitkering voor de mindervalide » geschrapt.
Art. 2.In artikel 40, eerste lid van hetzelfde besluit, worden de woorden « Zij worden tot het recht op de bijzondere werkloosheidsuitkering voor de mindervalide toegelaten indien zij voldoen aan de bepalingen van artikel 34 » geschrapt.
Art. 3.In artikel 131bis , § 1, eerste lid, 4° van hetzelfde besluit, worden de woorden » of op een bruto-maandloon dat minder bedraagt dan het referteloon bedoeld in artikel 34, indien het een mindervalide betreft die tewerkgesteld is een beschermde werkplaats opgericht door de daartoe bevoegde overheid » geschrapt.
Art. 4.Artilkel 34 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 5.In artikel 78 van hetzelfde besluit wordt het laastste lid opgeheven.
Art. 6.« Onderafdeling III. - Bedrag van de bijzondere werkoosheidsuitkering voor de mindervalide » van Afdeling II van de Hoofdstuk IV van Titel II van hetzelfde besluit, bevattende de artikelen 120 tot 123 wordt opgeheven.
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2003.
De mindervalide die wordt gerechtigd is op de bijzondere werkloosheidsuitkering voor de mindervalide bedoeld in artikel 120 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit beschouwd als een werknemer die gerechtigd is op een werkloosheidsuitkering zoals bedoeld in Titel II Hoofdstuk IV, Afdeling II, onderafdeling 1 en 2 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991.
Het bedrag van de daguitkering wordt vastgesteld rekening houdend met het dagloon waarop de bijzondere werkloosheidsuitkering voor de mindervalide werd vastgesteld.
Indien de werkloze op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit besluit een samenwonende werknemer is in de zin van artikel 110, § 3 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991, die sinds ten minste 12 maanden werkloos is, en de toepassing van het vorig lid leidt tot een lager dagbedrag dan het voormalig toegekend bedrag, dan wordt het bedrag van de daguitkering evenwel berekend op een hogere loonschijf.
De in het tweede lid bedoelde werknemer wordt van rechtswege gelijkgesteld met een werknemer die een blijvende graad van arbeidsongeschiktheid heeft van ten minst 33 pct, zoals bedoeld in artikel 114, § 4, tweede lid, van voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991.
Art. 8.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961.
Koninklijk besluit van 25 november 1991, Belgisch Staatsblad van 31 december 1991.
Koninklijk besluit van 3 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 10 juni 1992.
Koninklijk besluit van 29 juni1992, Belgisch Staatsblad van 8 juli 1992.
Koninklijk besluit van 15 december 1992, Belgisch Staatsblad van 29 december 1992.
Koninklijk besluit van 26 maart 1996, Belgisch Staatsblad van 6 avril 1996.
Koninklijk besluit van 30 april 1999, Belgisch Staatsblad van 29 mei 1999.
Koninklijk besluit van 13 juni 1999, Belgisch Staatsblad van 3 juli 1999.
Koninklijk besluit van 20 juli 2000, Belgisch Staatsblad van 30 augustus 2000.
Koninklijk besluit van 13 juli 2001, Belgisch Staatsblad van 11 augustus 2001.
Koninklijk besluit van 3 februari 2002, Belgisch Staatsblad van 13 februari 2002.