Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 juni 1998
gepubliceerd op 11 juni 1998

Koninklijk besluit tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de personeelsleden

bron
ministerie van ambtenarenzaken
numac
1998002062
pub.
11/06/1998
prom.
02/06/1998
ELI
eli/besluit/1998/06/02/1998002062/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 JUNI 1998. - Koninklijk besluit tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de personeelsleden


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 1967 en 2 maart 1989;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1;

Gelet op de herstelwet van 31 juli 1984, inzonderheid op artikel 16, § 4, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op de wet van 19 december 1980 betreffende de geldelijke rechten der militairen, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, inzonderheid op artikel 11;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, inzonderheid op artikel 21;

Gelet op het protocol van nr.264 van 4 juli 1997 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 juli 1996, 10 oktober 1997 en 24 november 1997;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 30 september 1997 en 22 december 1997;

Gelet op het protocol nr. 293 van 9 maart 1998 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 48/1 van 27 februari 1998 van het onderhandelingscomité van het rijkswachtpersoneel;

Gelet op het protocol van 16 april 1998 van het onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat voorzien werd dat het besluit uitwerking heeft met ingang van 1 april 1998;

Overwegende dat inmiddels een conventie met de NMBS werd afgesloten die sedert deze zelfde datum wordt toegepast;

Overwegende dat de afschaffing van de minimumafstanden eveneens vanaf 1 april 1998 toepasselijk is en bijgevolg elk verder uitstel tot een toestand van rechtsonzekerheid zal leiden;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister, van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel, van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, van Onze Minister van Wetenschapsbeleid, van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, van Onze Minister van Sociale Zaken, van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, van Onze Minister van Vervoer, van Onze Minister van Ambtenarenzaken, van Onze Minister van Landsverdediging, van Onze Minister van Justitie, van Onze Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, van Onze Staatssecretaris voor Veiligheid en voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Recht op tegemoetkoming

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van : 1° de ministeries en de andere diensten van de ministeries;2° de volgende openbare instellingen die onder het gezag, de controle of het toezicht van de Staat vallen: - het Hulp- en informatiebureau voor gezinnen van militairen; - de Regie der gebouwen; - de Regie voor maritiem transport; - het Instituut voor veterinaire keuring; - de Dienst voor regeling der binnenvaart; - het Nationaal onderzoeksinstituut voor arbeidsomstandigheden; - het Belgisch instituut voor postdiensten en telecommunicatie; - het Federaal planbureau; - de Belgische dienst voor de buitenlandse handel; - het Belgisch interventie- en restitutiebureau; - het Belgisch instituut voor normalisatie; - de Centrale dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap; - het Nationaal geografisch instituut; - het Nationaal instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers; - het Nationaal orkest van België; - de Koninklijke Muntschouwburg; - het Paleis voor schone kunsten; - de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen; - de Controledienst voor de verzekeringen; - het Federaal agentschap voor nucleaire controle; - de Bijzondere verrekenkas voor gezinsvergoedingen ten bate van de arbeiders der diamantnijverheid; - de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid; - het Fonds voor arbeidsongevallen; - het Fonds voor beroepsziekten; - de Hulp- en voorzorgskas voor zeevarenden; - de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen; - de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering; - het Nationaal pensioenfonds voor mijnwerkers; - de Pool van de zeelieden ter koopvaardij; - de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers; - de Rijksdienst voor sociale zekerheid; - de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten; - het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen; - het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering; - de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie; - de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening; - de Rijksdienst voor pensioenen; - de Kruispuntbank van de sociale zekerheid; 3° het secretariaat van de Hoge raad voor de middenstand;4° het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding;5° de openbare instellingen van sociale zekerheid;6° de rijkswacht, met inbegrip van de militairen die naar de rijkswacht overgeplaatst zouden worden;7° de krijgsmacht;8° de gerechtelijke politie bij de parketten;9° de rechterlijke orde, met inbegrip van de personeelsleden van de strafbemiddeling.

Art. 2.Om geregeld een verplaatsing te maken van hun verblijfplaats naar de plaats van hun werk, en omgekeerd, wordt aan de in artikel 1 bedoelde personeelsleden die van een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruik maken, een tegemoetkoming in de door hen gedragen kosten van het abonnement verstrekt. HOOFDSTUK II. - Gemeenschappelijk openbaar treinvervoer

Art. 3.Voor het vervoer georganiseerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen is de tegemoetkoming in de prijs van de treinkaart, geldend als sociaal abonnement, gelijk aan het bedrag opgenomen in de tabel gevoegd bij het koninklijk besluit ter uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden. HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijk openbaar vervoer, ander dan het treinvervoer

Art. 4.Voor het stads- en streekvervoer georganiseerd door de gewestelijke maatschappijen voor openbaar vervoer wordt de tegemoetkoming in de prijs van het abonnement, evenredig aan de afstand en ongeacht of deze in kilometers of in zones wordt bepaald, vastgesteld overeenkomstig de regels opgenomen in artikel 3.

Bij vast tarief, ongeacht de afstand, wordt de tegemoetkoming forfaitair vastgesteld op 50 pct van de door het personeelslid werkelijk betaalde prijs. HOOFDSTUK IV. - Gecombineerd gemeenschappelijk openbaar vervoer

Art. 5.Wanneer het personeelslid verscheidene gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen gebruikt om zich van zijn verblijfplaats naar de plaats van zijn werk, en omgekeerd, te begeven, waarbij één vervoersbewijs wordt afgeleverd voor het geheel van de afstand, is de tegemoetkoming gelijk aan het bedrag van de bijdrage in de prijs van de treinkaart, geldend als sociaal abonnement.

Art. 6.In alle andere gevallen dan bedoeld in artikel 5, of wanneer bij aflevering van één vervoersbewijs de volledig afgelegde afstand niet wordt vermeld, is de globale tegemoetkoming voor het geheel van de afstand gelijk aan de som van de onderscheiden tegemoetkomingen vastgesteld overeenkomstig de regels bepaald in de artikelen 3, 4 en 5 van dit besluit. HOOFDSTUK V. - Terugbetalingsmodaliteiten

Art. 7.De tegemoetkoming in de door de personeelsleden gedragen vervoerskosten wordt uitbetaald bij het verstrijken van de geldigheidsduur van het vervoersbewijs, uitgereikt door de maatschappijen die het gemeenschappelijk openbaar vervoer organiseren, tegen afgifte van dit bewijs.

Art. 8.De in artikel 1 vermelde overheidsdiensten kunnen evenwel overeenkomsten afsluiten met de onderscheiden federale en gewestelijke maatschappijen voor gemeenschappelijk openbaar vervoer, zodat de personeelsleden van deze diensten bij de aankoop of verlenging van een abonnement, nog slechts het eigen deel in de prijs aan het loket van de betrokken maatschappij moeten betalen en waarbij de overheid het deel tegemoetkoming in de prijs rechtstreeks overmaakt aan dezelfde maatschappij volgens de overeengekomen modaliteiten.

Art. 9.De Minister die, hetzij de hiërarchische bevoegdheid, hetzij de controlemacht uitoefent, regelt, met instemming van de Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort, de gevallen die een zodanig aspect vertonen dat een aangepaste oplossing verantwoord is. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 10.Worden opgeheven : - het koninklijk besluit van 18 november 1991 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige instellingen van openbaar nut in de vervoerkosten van de personeelsleden, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993; - het koninklijk besluit van 1 oktober 1992 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat in de vervoerkosten van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht; - het koninklijk besluit van 1 maart 1993 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat in de vervoerkosten van de personeelsleden van de land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst.

Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1998.

Art. 12.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 juni 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, L. TOBBACK De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Wetenschapsbeleid, Y. YLIEFF De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN De Minister van Vervoer, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET De Minister van Justitie, T. VAN PARYS De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, R. MOREELS De Staatssecretaris voor Veiligheid en voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, J. PEETERS

^