Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 januari 1999
gepubliceerd op 06 februari 1999

Koninklijk besluit houdende de bezoldingsregeling voor de assessoren van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot vaststelling van de vergoedingen toegekend aan de leden van de commissies, aan hun plaatsvervangers en aan de leden van het selectiecomité

bron
ministerie van justitie
numac
1999009075
pub.
06/02/1999
prom.
28/01/1999
ELI
eli/besluit/1999/01/28/1999009075/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 JANUARI 1999. - Koninklijk besluit houdende de bezoldingsregeling voor de assessoren van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot vaststelling van de vergoedingen toegekend aan de leden van de commissies, aan hun plaatsvervangers en aan de leden van het selectiecomité


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet ;

Gelet op de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964 ;

Gelet op de wet van 18 maart 1998 tot instelling van de commissies voor voorwaardelijke invrijheidstelling ;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 juli 1998 ;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 16 november 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 16 november 1998;

Gelet op het protocol van het Sectorcomité III - Justitie, van 26 januari 1999 ;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989 ;

Gelet op de hoogdringendheid ;

Overwegende dat de wetten van 5 en 18 maart 1998, hierboven vermeld, in werking treden op 1 maart 1999; overwegende dat de leden van de commissies voor voorwaardelijke invrijheidstelling een opleiding moeten kunnen volgen vanaf 1 februari 1999; overwegende dat bijgevolg de bezoldingsregeling van toepassing moet zijn op die datum;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De bezoldigingsregeling van de assessoren

Artikel 1.§ 1. Onverminderd de door de wet vastgestelde statutaire bepalingen zijn de volgende besluiten, zoals zij gewijzigd zijn, van toepassing op de assessoren : 1° koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten, toegekend aan de leden van het personeel van de ministeries;2° koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten;3° koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries;4° koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag toegekend aan sommige categorieën voor het door de Staat bezoldigd personeel;5° koninklijk besluit van 21 mei 1965 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van een lid van het personeel der ministeries;6° koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries;7° koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van vakantiegeld aan het personeel van `s lands algemeen bestuur;8° koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt;9° koninklijk besluit van 2 juni 1998 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de personeelsleden. § 2. De bepalingen die de voornoemde besluiten mochten wijzigen, aanvullen of vervangen zijn van rechtswege van toepassing op de assessor.

Art. 2.§ 1. De assessor houder van een diploma van niveau 1 wordt gelijkgedteld met een ambtenaar van rang 13 in de hiërarchie van het Rijkspersoneel.

Zijn weddeschaal wordt gelijkgesteld met deze van een ambtenaar van rang 13, zijnde de weddeschaal 13A. Als zijn aanwijzing vernieuwd wordt, geniet hij weddeschaal 13B. § 2. De assessor houder van een diploma van maatschappelijk assistent geniet een weddesupplement gelijk aan het verschil tussen de weddeschalen 26F en 13A. Als zijn aanwijzing vernieuwd wordt, geniet hij een weddesupplement gelijk aan het verschil tussen de weddeschalen 26F en 13B.

Art. 3.Voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit van de assessor, wordt rekening gehouden met de effectieve dienst zoals bepaald in artikel 14 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende de bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries.

Er kan voor de vaststelling van de geldelijke anciëniteit van de assessor tevens rekening worden gehouden met de nuttige professionele ervaring zoals vereist in artikel 5, §§ 1 en 2, van de wet van 18 maart 1998 tot instelling van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een maximale termijn van 6 jaar. HOOFDSTUK II. - Vergoedingen toegekend aan de plaatsvervangers

Art. 4.§ 1. Wanneer de plaatsvervanger, overeenkomstig artikel 14 van de wet van 18 maart 1998 tot instelling van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling, zijn functie moet uitoefenen, krijgt hij een vergoeding per zitting die gelijk is aan de wedde die aan de assessor wordt toegekend, zoals bepaald in artikel 2, § 2, van dit besluit, naar verhouding van de geleverde prestaties, zonder dat deze minder mogen bedragen dan vier uur per zitting. § 2. Wanneer een assessor gedurende meer dan 3 maanden ononderbroken afwezig is, dan zijn vanaf dat ogenblik de bepalingen van Hoofdstuk I van dit besluit van toepassing op de plaatsvervanger die hem vervangt. HOOFDSTUK III. - Leden van de commissie

Art. 5.§ 1. De volgende besluiten zijn, zoals zij gewijzigd zijn, van toepassing op de leden van de commissie voor de voorwaardelijke invrijdheidstelling, op het lid van het openbaar ministerie, op de secretaris en in het voorkomend geval op de plaatsvervangers : 1° koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten, toegekend aan de leden van het personeel van de ministeries;2° koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. § 2. De bepalingen van de in § 1 genoemde besluiten zijn ook van toepassing voor de leden van het selectiecomité die geen ambtenaren zijn. Zij worden gelijkgesteld met ambtenaren van rang 15 voor toepassing van deze bepalingen. § 3. De bepalingen die de voornoemde besluiten mochten wijzigen, aanvullen of vervangen zijn van rechtswege van toepassing op de personen zoals bedoeld in § 1 en 2 van dit artikel.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 1999.

Art. 7.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van het besluit.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^