Etaamb.openjustice.be
Decreet van 12 juni 2003
gepubliceerd op 10 juli 2003

Decreet tot bepaling en organisatie van de deelneming van de studenten aan het leven van de universitaire instellingen en tot instelling van de deelneming van de studenten aan het leven van de gemeenschap

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2003029362
pub.
10/07/2003
prom.
12/06/2003
ELI
eli/decreet/2003/06/12/2003029362/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 JUNI 2003. - Decreet tot bepaling en organisatie van de deelneming van de studenten aan het leven van de universitaire instellingen en tot instelling van de deelneming van de studenten aan het leven van de gemeenschap (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Deelneming aan het leven van de universitaire instellingen

Artikel 1.Titel één van dit decreet is van toepassing op de universitaire instellingen bedoeld bij artikel 1, § 1, van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1997, hierna de universitaire instellingen. HOOFDSTUK I. - De erkende rechten van de studenten

Art. 2.De vertegenwoordigers van de studenten hebben toegang, onder dezelfde voorwaarden als de andere leden van de organen waar zij deel van uitmaken, tot de documenten die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun mandaat, mits inachtneming van de wetten, besluiten en reglementen betreffende de eerbiediging en bescherming van het privé-leven als het om documenten gaat met betrekking tot personen. HOOFDSTUK II. - Opdrachten en rechten van de vertegenwoordigers van de studenten

Art. 3.Worden kiesgerechtigd de studenten die, op 1 december van het academiejaar tijdens hetwelk de verkiezingen plaatsvinden, regelmatig ingeschreven zijn als studenten van de betrokken universitaire instelling.

Art. 4.De overheid van de universitaire instellingen zorgt voor de nodige middelen voor de organisatie van de verkiezingen, die minstens een maal om de twee jaar plaatsgrijpen. Een verkiezingsreglement, waarin de elementen bedoeld bij artikel 5 van dit decreet vervat zijn, wordt opgesteld door een paritair orgaan samengesteld uit vertegenwoordigers van de studentenraad wanneer deze laatste bestaat en van de overheid van de universitaire instellingen.

Art. 5.Het verkiezingsreglement omvat minstens : 1° het principe van de verkiezing van de vertegenwoordigers van de studenten door en onder de studenten van de instelling, na een stemming met een beurt.Een tweede beurt wordt ingericht wanneer het bij artikel 6 bedoeld quorum niet bereikt wordt; 2° de datum(s) van de verkiezingen, die voor 30 april beëindigd moeten zijn;3° de melding van de keuze van de inrichting van de verkiezing van de vertegenwoordigers van de studenten binnen de bij artikel 9 bedoelde organen en van hun plaatsvervangers, en dit hetzij rechtstreeks, hetzij via een studentenraad;4° de keuze van de inrichting van de verkiezingen per faculteit of over het geheel van de instelling;5° de datum van ambtsbekleding van de verkozen vertegenwoordigers;6° de instelling van een kiescommissie belast met het toezicht en het tellen van de stemmen, paritair samengesteld uit studenten die geen kandidaat zijn, enerzijds, en personeelsleden en de overheid van de instelling, anderzijds, waarvan de voorzitter en de ondervoorzitter alternerend een student en een vertegenwoordiger van de overheid van de universitaire instelling zijn;7° het verspreiden van een geïndividualiseerde informatie bij de kiesgerechtigde studenten.

Art. 6.Om geldig te zijn, dient de stemming de deelname van minstens 20 % van de regelmatig ingeschreven studenten voor de eerste en tweede cyclus van de universitaire instelling te hebben bekomen en 25 % van de studenten die regelmatig ingeschreven zijn in de faculteit indien de verkiezing per faculteit ingericht wordt.

Indien het bij lid 1 bedoeld quorum niet bereikt is, worden de studenten die in nuttige orde gerangschikt zijn, aangewezen voor de bij de artikelen 10, 11 en 12 van dit decreet bedoelde organen. Deze vertegenwoordigers worden niet in aanmerking genomen voor het berekenen van de representativiteit bedoeld bij titel II van dit decreet.

Art. 7.De opdracht van de vertegenwoordigers van de studenten bestaat uit : - het vertegenwoordigen van alle studenten van de universitaire instelling; - het verdedigen en het bevorderen van de belangen van de studenten, namelijk omtrent alle vragen inzake onderwijs, pedagogie en het beheer van de instelling; - het aanmoedigen van de actieve participatie van de studenten aan het leven van de instelling met als doel ze de mogelijkheid te bieden hun volle rol van actieve, verantwoordelijke en kritisch ingestelde burger binnen de maatschappij en hun instelling te spelen; - het zorgen voor de circulatie van de informatie tussen de overheid van de instelling en de studenten; - het deelnemen aan de opleiding van de vertegenwoordigers van de studenten om ervoor te zorgen dat de vertegenwoordiging continu verloopt.

Art. 8.Iedere vertegenwoordiger van de studenten die zijn hoedanigheid van regelmatig ingeschreven student verliest of die onverantwoord afwezig is op drie vergaderingen van het orgaan waarin hij moet zetelen, wordt vervangen voor de overige duur van zijn mandaat.

In de universitaire instellingen waarin de vertegenwoordigers verkozen worden via een studentenraad, wordt in deze vervanging voorzien volgens de bij artikel 19 bepaalde procedure.

In de universitaire instellingen waarin de vertegenwoordigers van de studenten rechtstreeks worden verkozen, voor de vertegenwoordigers in de organen bedoeld bij de artikelen 10 en 11, wordt in deze vervanging voorzien volgens de bij artikel 23 bepaalde procedure. Voor de vertegenwoordigers bij de in artikel 9 bepaalde organen, voltooit een plaatsvervanger het mandaat. HOOFDSTUK III. - Deelneming aan het leven van de organen van de universitaire instellingen

Art. 9.Vertegenwoordigers van de studenten zijn stemgerechtigde leden, naar rata van minstens 20 % van de samenstelling van de organen die samengesteld zijn binnen iedere universitaire instelling, die bevoegd zijn voor : 1° het benoemen van het administratief personeel, alsook het gespecialiseerd personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel;2° het vastleggen en goedkeuren van de begrotingen en de rekeningen van de universitaire instelling;3° het beslissen, binnen de perken van de budgettaire kredieten, over onderhoudswerken voor de gebouwen die tot de instelling behoren en het laten uitvoeren ervan binnen de door de wetgeving bepaalde voorwaarden;4° het beschikken over en bestemmen van de kredieten toegewezen aan de inrichting, binnen de voorwaarden bepaald door de wetten, decreten en besluiten;5° het beslissen over de cursussen, werkzaamheden en praktische oefeningen inzake onderwijs, overeenkomstig de wettelijke bepalingen;6° het bepalen van de interne procedure en de nadere regels voor de externe procedure tot evaluatie van het onderwijs en de werking van de inrichting;7° het benoemen van de leden van het wetenschappelijk personeel.

Art. 10.Vertegenwoordigers van de studenten worden stemgerechtigde leden, naar rata van minstens 25 % van de samenstelling van de organen belast binnen iedere universitaire instelling met : 1° het uitbrengen van een advies voor de organen bedoeld bij artikel 9, omtrent elke vraag met betrekking tot het aanwenden van de pedagogische middelen en het bestemmen van human resources;2° het uitbrengen van voorstellen met betrekking tot de studies, de examens en, in het algemeen, de pedagogische inrichting van de instelling.

Art. 11.Vertegenwoordigers van de studenten worden stemgerechtigde leden, naar rata van minstens 50 % van de samenstelling van de organen belast binnen iedere universitaire instelling met het beheer van de jaarlijkse subsidies bedoeld bij artikel 1 van de wet van 3 augustus 1960 houdende toekenning van sociale voordelen aan de universiteiten en gelijkgestelde inrichtingen.

Art. 12.Vertegenwoordigers van de studenten worden stemgerechtigde leden, naar rata van minstens 20 % van de raden van faculteiten of organen samengesteld op het niveau van de verscheidene studiegebieden van iedere universitaire instelling.

Art. 13.Vertegenwoordigers van de studenten, gekozen onder de vertegenwoordigers bij de organen bedoeld bij artikel 9, kunnen lid zijn van de organen samengesteld binnen iedere universitaire instelling, bevoegd voor andere aangelegenheden dan deze bedoeld bij artikel 9 en alsook voor de voorbereiding van de beslissingen met betrekking tot de bij hetzelfde artikel bedoelde aangelegenheden, volgens een verhouding bepaald door deze verscheidene organen.

Art. 14.De autoriteiten van de universitaire instellingen stellen alles in het werk om de deelneming van de studenten in die verschillende organen mogelijk te maken. HOOFDSTUK IV. - De wijze waarop de vertegenwoordigers van de studenten worden aangewezen Afdeling I. - Aanwijzing binnen de bij artikel 9 bedoelde organen

Art. 15.De vertegenwoordigers van de studenten bij de in artikel 9 bedoelde organen kunnen ofwel rechtstreeks verkozen worden ofwel aangewezen worden door een studentenraad samengesteld op het niveau van de universitaire instelling.

Art. 16.De vertegenwoordigers van de studenten die rechtstreeks verkozen worden, kunnen voor het toekennen van de volgende mandaten beslissen over te gaan naar het systeem van de studentenraad.

Om geldig te zijn, dient deze beslissing genomen te worden met minstens twee derde van de vertegenwoordigers van de studenten verkozen voor de organen bedoeld bij artikel 9, ten laatste twee maanden voor de opening van de volgende verkiezingsperiode.

Aan de overheid van de universitaire instelling wordt daarvan schriftelijk kennis gegeven.

Art. 17.De studentenraad kan beslissen, voor de toekenning van de volgende mandaten, over te gaan naar het systeem van de rechtstreekse verkiezing van de vertegenwoordigers van de studenten.

Om geldig te zijn, dient deze beslissing genomen te worden met minstens tweederdemeerderheid van de leden waaruit de studentenraad bestaat, ten laatste twee maanden voor de opening van de volgende verkiezingsperiode.

Aan de overheid van de universitaire instelling wordt daarvan schriftelijk kennis gegeven. Afdeling II. - De studentenraad

Art. 18.Er kan een studentenraad door de studenten samengesteld worden binnen een universitaire instelling.

Om geldig samengesteld te worden, dient de studentenraad aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° verkozen worden door het geheel van de kiesgerechtigde personen bedoeld bij artikel 3;2° minstens 7 leden tellen die verkozen werden tijdens de verkiezingen bedoeld bij artikel 4;3° onder deze minstens een vertegenwoordiger van de studenten tellen die uit iedere faculteit of ieder studiegebied voortkomt voorzover er een vertegenwoordiger werd verkozen.

Art. 19.De studentenraad wijst onder de verkozen leden waaruit hij bestaat de vertegenwoordigers aan van de studenten bij de organen bedoeld bij artikel 9.

De studentenraad wijst onder de bij de universitaire instelling regelmatig ingeschreven studenten de vertegenwoordigers aan van de studenten bij de organen bedoeld in de artikelen 10 en 11.

De aanwijzing van de studenten die bij de in de artikelen 9, 10 en 11 bedoelde organen zetelen wordt gedaan door het geheel van de vertegenwoordigers van de studenten die uit de verkiezingen bedoeld bij artikel 4 voortkomen.

Ze zenden de lijst van deze vertegenwoordigers over naar de overheid van de universitaire instelling alsook de commissaris of afgevaardigde van de Regering bij de universitaire instelling, ten laatste tegen 31 mei. Afdeling III. - Rechtstreekse verkiezing

Art. 20.De studenten die zetelen bij de in artikel 9 bedoelde organen en hun plaatsvervangers kunnen rechtstreeks verkozen worden en onder de studenten overeenkomstig de verkiezingsprocedure bepaald binnen de universitaire instelling, overeenkomstig artikel 5.

Art. 21.Studenten verkozen voor de bij artikel 9 bedoelde organen kunnen zich op lokaal niveau groeperen om een vereniging samen te stellen die de studenten vertegenwoordigt.

Art. 22.Om geldig samengesteld te zijn, dient een vereniging die op lokaal niveau samengesteld wordt om de studenten te vertegenwoordigen, aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° onder de oprichters minstens 35 % leden tellen die effectief verkozen werden binnen de organen bedoeld bij artikel 9;2° ten laatste tegen 31 mei bij de commissaris van de Regering bij de instelling een document indienen waaruit blijkt dat een op lokaal niveau een vereniging ter vertegenwoordiging van de studenten werd samengesteld.

Art. 23.De representatieve vereniging(en) op lokaal niveau samengesteld of, desgevallend, de studenten verkozen voor de organen bedoeld bij artikel 9 wijzen de vertegenwoordigers aan van de studenten bij de organen bedoeld bij de artikelen 10 en 11, evenredig met het aantal rechtstreeks verkozen studenten waaruit zij bestaat.

De lijst van deze vertegenwoordigers wordt overgezonden naar de overheid van de instellingen alsook aan de commissaris van de Regering bij de instelling, ten laatste tegen 31 mei. HOOFDSTUK V. - De middelen die aan de vertegenwoordigers van de studenten toegestaan worden

Art. 24.Naast de kosteloze terbeschikkingstelling van lokalen, kent de universitaire instelling jaarlijks aan de studentenraad of aan de representatieve verenigingen op lokaal niveau samengesteld geldmiddelen bestemd voor hun werking.

Het geheel van toegekende geldmiddelen wordt berekend op basis van het aantal studenten die regelmatig ingeschreven zijn binnen de universitaire instelling tijdens het academiejaar van de verkiezingen, naar rata van minstens 2,5 euro per student en mag niet lager liggen dan 5.000 euros.

Art. 25.De universitaire instellingen stellen personeel ter beschikking van de studentenraad of van de representatieve verenigingen die op lokaal niveau samengesteld werden, naar rata van minstens een halve voltijdse opdrachthouder per begonnen schijf van 10 000 studenten.

TITEL II. - De vertegenwoordiging op gemeenschapsniveau

Art. 26.Titel II van dit decreet is van toepassing op de universitaire instellingen bedoeld bij artikel 1 van het decreet van 5 september 1994, hierna de universitaire instellingen, op de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap bedoeld bij artikel 1, 1°, van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen, hierna hogescholen, op de hogere kunstscholen bedoeld bij artikel 1, § 1, van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hogere kunstonderwijs, hierna hogere kunstscholen, alsook op de hoger instituten voor bouwkunde bedoeld bij artikel 3, § 3, van de wet van 18 februari 1977 betreffende de organisatie van het bouwkundige onderwijs, hierna hogere instituten voor bouwkunde.

Art. 27.§ 1. Onder representatieve vereniging van de studenten op gemeenschappelijk niveau, vereniging of, desgevallend, groep vrijwillige studentenverenigingen die, onder andere, aan de volgende criteria voldoen, dient verstaan te worden : tot opdracht hebben alle studenten te vertegenwoordigen van een hogeschool, een universitaire instelling, een hogere kunstschool en/of een hoger instituut voor bouwkunde; tot doel hebben de belangen van de studenten te verdedigen en te bevorderen, namelijk inzake onderwijs, pedagogie, beheer alsook inzake de voorwaarden voor de toegang tot de hogeschool, de universitaire instelling, de hogere kunstschool of het hogere instituut voor bouwkunde; de actieve medewerking aanmoedigen van de studenten met als doel ze hun volle rol als actieve, verantwoordelijke en kritische burger te laten spelen binnen de maatschappij en hun hogeschool, universitaire instelling, hogere kunstschool of hoger instituut voor bouwkunde; de circulatie van de informatie waarborgen onder en afkomstig van de studenten; de participatie aan de opleiding van de vertegenwoordigers van de studenten. § 2. Binnen de begrotingsperken van de Franse Gemeenschap, wordt een jaarlijkse toelage toegekend aan iedere representatieve organisatie die op gemeenschapsniveau erkend is.

Deze toelage wordt verdeeld onder de op gemeenschapsniveau erkende representatieve organisaties, enerzijds, naar rata van 25 % van het bedrag, op gelijke wijze onder de op gemeenschapsniveau erkende representatieve organisaties, anderzijds, voor het overige deel, in functie van het aantal regelmatig ingeschreven studenten in het geheel van de inrichtingen voor hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap op wie titel II van dit decreet van toepassing is en vertegenwoordigd door de studentenraden en de op gemeenschapsniveau samengestelde representatieve organisaties aangesloten bij iedere gemeenschappelijke representatieve organisatie.

De verantwoording van het aanwenden van de jaarlijkse toelagen wordt gewaarborgd gedurende vijf jaar door de bewaring door de begunstigde organisatie van alle bewijzen en door hun vertoon op iedere aanvraag van de Regering. § 3. De verkiezingen van de leden van iedere representatieve organisatie van de studenten geschieden, om het jaar, vóór 30 juni.

Deze organisaties delen aan de Regering van de Franse Gemeenschap een afschrift mede van hun statuten en reglementen alsook de samenstelling van hun instanties.

Art. 28.Op gemeenschapsniveau wordt een representatieve organisatie van de studenten erkend indien ze op het ogenblik van de erkenning aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° minstens vijf studentenraden of op gemeenschapsniveau samengestelde representatieve organisaties bij elkaar brengen, waaronder minstens een studentenraad bedoeld bij artikel 73 van het decreet van 5 augustus 1995 en minstens een studentenraad bedoeld bij artikel 18 van dit decreet of een op gemeenschapsniveau samengestelde representatieve organisatie bedoeld bij artikel 21 van hetzelfde decreet en, via de studentenraden of de aangesloten op gemeenschapsniveau samengestelde representatieve organisaties, minstens 20 % van de regelmatig ingeschreven studenten voor het geheel van de inrichtingen voor hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, verdeeld over minstens drie zones of provincies;2° in haar statuten voor een evenredige vertegenwoordiging zorgen in haar midden van de studentenraden en/of de op gemeenschapsniveau samengestelde representatieve organisaties van de studenten die er hun vertegenwoordiging aanwijzen overeenkomstig artikel 34 van dit decreet, waarbij wordt gegarandeerd de aanwezigheid van minstens één vertegenwoordiger voor iedere studentenraad en/of op gemeenschapsniveau samengestelde representatieve organisatie; 3° samengesteld worden in de vorm van een v.z.w.; 4° voor het verspreiden van de informaties instaan die bestemd zijn voor de leden alsook de regels voor de aansluiting bij de organisatie en voor de toegang tot haar activiteiten, programma's en diensten;5° zijn zetel hebben in het Franse taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;6° statuten hebben die het decreet naleven;7° een regelmatige boekhouding voeren waarbij het geldelijk toezicht mogelijk wordt gemaakt;8° het nazicht van de conformiteit van haar activiteiten en van haar boekhouding met de voorwaarden voor de toekenning van toelagen aanvaarden, overeenkomstig afdeling III van hoofdstuk III van titel II van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit;9° ten laatste op 15 juli van elk jaar, aan de Regering te hebben medegedeeld de naam et de voornaam van de leden aangewezen door de verscheidene studentenraden en/of de op gemeenschapsniveau samengestelde representatieve organisaties van de studenten binnen de representatieve organisatie, de resoluties tot aansluiting van de verscheidene studentenraden en/of de op gemeenschapsniveau samengestelde representatieve organisaties van de studenten, de samenstelling van deze instanties, alsook de statuten en reglementen, of desgevallend hun wijzigingen;10° een aanvraag tot erkenning te hebben ingediend bij de Regering, ten laatste op 15 juli van het jaar gedurende hetwelk de Regering de lijst vaststelt bedoeld bij artikel 29.

Art. 29.De Regering stelt voor drie jaar de lijst vast van de vanaf 1 september op gemeenschapsniveau erkende representatieve organisaties van de studenten.

Art. 30.De erkenning door de Regering van een op gemeenschapsniveau erkende representatieve organisatie van de studenten machtigt deze ertoe : 1° de jaarlijkse toelage bedoeld bij artikel 27, § 2, van dit decreet te bekomen;2° deel te nemen aan het overleg met de Regering bedoeld bij artikel 32 van dit decreet;3° vertegenwoordigers van de studenten aan te wijzen binnen de verscheidene raden en commissies zoals bepaald in artikel 33 van dit decreet.

Art. 31.De Regering kan de erkenning intrekken van de op gemeenschapsniveau erkende representatieve organisaties als deze ophouden aan de voorwaarden bepaald door dit decreet te voldoen.

Deze procedure tot intrekking wordt voorafgegaan door een verhoor van de vertegenwoordigers van de betrokken vereniging en, indien de op gemeenschapsniveau erkende representatieve organisaties nog steeds niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, door een ingebrekestelling door de Regering. Vanaf deze laatste, beschikt de op gemeenschapsniveau erkende representatieve organisatie over een termijn van dertig dagen om opnieuw aan voornoemde voorwaarden te voldoen.

Art. 32.Met de op gemeenschapsniveau erkende representatieve organisaties wordt overleg gepleegd omtrent elk ontwerp van decreet of reglementair besluit met betrekking tot het hoger onderwijs of de studietoelagen en -leningen. De Regering bepaalt de nadere regels voor dit overleg.

Art. 33.Enkel de op gemeenschapsniveau erkende representatieve organisaties worden ertoe gemachtigd de vertegenwoordigers aan te wijzen van de studenten die binnen de verscheidene raden en commissies zetelen in de Franse Gemeenschap.

Art. 34.Iedere studentenraad of elke op gemeenschapsniveau samengestelde representatieve organisatie van de studenten, naar rata van zijn/haar representativiteit, kan vrij beslissen over de aansluiting bij een op gemeenschapsniveau erkende representatieve organisatie of een op gemeenschapsniveau representatieve organisatie op te richten.

Iedere studentenraad of iedere op gemeenschapsniveau samengestelde representatieve organisatie kan om beurt enkel bij één op gemeenschapsniveau erkende representatieve organisatie aangesloten zijn.

Iedere raad of iedere op gemeenschapsniveau samengestelde representatieve organisatie wijst elk jaar zijn/haar vertegenwoordigers aan binnen de op gemeenschapsniveau representatieve organisatie die hij/zij kiest, mits inachtneming van de statutaire bepalingen van deze.

Art. 35.Er wordt een evaluatie van de uitvoering van dit decreet gedaan ten vroegste na het derde academiejaar volgend op zijn inwerkingtreding.

TITEL III. - Wijzigings-, opheffings- en slotbepalingen

Art. 36.Aan artikel 8, van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 3° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3° elf vertegenwoordigers van het onderwijzend korps, verkozen door de academische raad onder de leden van het onderwijzend korps die er sedert ten minste twee jaar een volledige opdracht vervullen;»; 2° het 4° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° vijf vertegenwoordigers van het wetenschappelijk korps verkozen onder de leden van het wetenschappelijk korps, die er ten minste twee jaar een universitaire beroepsactiviteit uitgeoefend hebben;»; 3° het 5° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 5° drie vertegenwoordigers van het administratief en het gespecialiseerd meesters-, vak- en dienstpersoneel verkozen onder de leden van het personeel die ten minste twee jaar een beroepsactiviteit in dezelfde inrichting uitoefenen;»; 4° het 6° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 6° zeven vertegenwoordigers van de studenten aangewezen overeenkomstig het decreet van 12 juni 2003 tot bepaling en organisatie van de deelneming van de studenten aan het leven van de universitaire instellingen en tot instelling van de deelneming van de studenten aan het leven van de gemeenschap, die er reeds één jaar studie succesvol voltooid hebben; »; 5° het 7° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 7° zeven vertegenwoordigers van de sociale, economische en politieke kringen; ».

Art. 37.In artikel 14 van dezelfde wet van 28 April 1953 wordt een lid 5 luidend als volgt, toegevoegd : « Het vorig lid is niet van toepassing op de vertegenwoordigers van de studenten, voor wie de bepalingen van het decreet van 12 juni 2003 tot bepaling en organisatie van de deelneming van de studenten aan het leven van de universitaire instellingen en tot instelling van de deelneming van de studenten aan het leven van de gemeenschap, geldig zijn. ».

Art. 38.Aan artikel 15 van de voornoemde wet van 28 april 1953 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In lid 1, worden de woorden « met uitzondering van de vertegenwoordigers aangewezen overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 12 juni 2003 tot bepaling en organisatie van de deelneming van de studenten aan het leven van de universitaire instellingen en tot instelling van de deelneming van de studenten aan het leven van de gemeenschap.» toegevoegd na de woorden « de leden van de raad van beheer ». 2° In lid 4, worden de woorden « met uitzondering van de vertegenwoordigers aangewezen overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 12 juni 2003 tot bepaling en organisatie van de deelneming van de studenten aan het leven van de universitaire instellingen en tot instelling van de deelneming van de studenten aan het leven van de gemeenschap.» toegevoegd na de woorden « die zijn aanwijzing hebben gerechtvaardigd ».

Art. 39.In artikel 19bis van de voornoemde wet van 28 april 1953 wordt lid 2 door de volgende bepaling vervangen : « Dit bureau bestaat uit de rector, de vice-rector, twee hoogleraren, een vertegenwoordiger van het wetenschappelijk korps, een vertegenwoordiger van het administratief personeel en van het gespecialiseerd meesters-, vak- en dienstpersoneel, twee vertegenwoordigers van de studenten en twee vertegenwoordigers uit de sociale, economische en politieke kringen. ».

Art. 40.Aan artikel 64bis, § 1, van de voornoemde wet van 28 april 1953 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 3° wordt door de volgende bepaling vervangen : « 3° zes vertegenwoordigers van het onderwijzend korps verkozen door de academische raad onder de leden van het onderwijzend korps en die er sedert minstens twee jaar een ambt met volledige opdracht uitoefenen; »; 2° het 4° wordt door de volgende bepaling vervangen : « 4° drie vertegenwoordigers van het wetenschappelijk korps verkozen onder de leden van het wetenschappelijk korps en die er sedert minstens twee jaar een universitaire beroepsactiviteit uitoefenen;»; 3° het 6° wordt door de volgende bepaling vervangen : « 6° vier vertegenwoordigers van de studenten aangewezen overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 12 juni 2003 tot bepaling en organisatie van de deelneming van de studenten aan het leven van de universitaire instellingen en tot instelling van de deelneming van de studenten aan het leven van de gemeenschap, die er al een studiejaar met succes hebben voltooid;»; 4° het 7° wordt door de volgende bepaling vervangen : « 7° drie vertegenwoordigers uit de sociale, economische en politieke kringen; ».

Art. 41.Artikel 64bis, § 2 van de voornoemde wet van 28 april 1953 wordt door de volgende bepaling vervangen : « § 2. Het bureau van de faculteit bestaat uit de rector, de vice-rector, twee hoogleraren, een vertegenwoordiger van het wetenschappelijk korps, een vertegenwoordiger van het administratief personeel en van het gespecialiseerd meesters-, vak- en dienstpersoneel, twee vertegenwoordigers van de studenten en twee vertegenwoordigers uit de sociale, economische en politieke kringen. »

Art. 42.Er wordt een artikel 4bis, luidend als volgt, ingevoegd in het decreet van 12 juli 1990 op de controle van de universitaire instellingen : « De commissarissen of afgevaardigden van de Regering bij de universitaire instellingen zijn belast met het toezicht op de uitwerking van de deelneming van de studenten aan het universitaire leven en inzonderheid : 1° de conformiteit van het reglement en de verkiezingsprocedure met de bepalingen van het decreet van 12 juni 2003 tot bepaling en organisatie van de deelneming van de studenten aan het leven van de universitaire instellingen en tot instelling van de deelneming van de studenten aan het leven van de gemeenschap;2° de geldigheid van het verloop van het verkiezingsproces;3° de naleving van de quorums inzake deelneming aan de verkiezingen. Bovendien, zijn de commissarissen of afgevaardigden belast met het toezicht op het aanwenden van de middelen toegekend overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de Regering. »

Art. 43.De artikelen 3 tot 9 van het besluit van de Regering van 9 september 1996 tot regeling van de verkiezing van de raad van hogeschoolstudenten en vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de representatieve studentenverbonden op communautair vlak, worden opgeheven.

Art. 44.De voor het academiejaar 2001-2002 op gemeenschapsvlak erkende representatieve organisaties van de studenten worden erkend tot 31 augustus 2004.

Art. 45.Voor het academiejaar 2004-2005, in het geval dat de verkiezingen van de vertegenwoordigers van de studenten niet de quorums bereiken bedoeld bij artikel 6, worden de studenten aangewezen die het merendeel stemmen hebben bekomen, binnen de organen bedoeld bij de artikelen 9, 10, 11 en 12 van dit decreet.

Art. 46.Artikel 32bis van het koninklijk besluit van 23 oktober 1967 houdende het algemeen reglement voor de rijksuniversiteiten en de rijksuniversitaire centra, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 september 1971, wordt vervolledigd door de woorden « met uitzondering van de bij artikel 31 bedoelde quorums ».

Art. 47.Artikel 78 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, wordt opgeheven.

Art. 48.De artikelen 1, 2 en 3 van het decreet van 31 mei 1999 houdende sommige hervormingen in het hoger onderwijs, worden opgeheven.

Art. 49.In artikel 39bis, § 1, van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen, worden de woorden « de studentenraden en de op gemeenschapsniveau representatieve organisaties van de studenten« ingevoegd tussen de woorden « met uitzondering van de studenten » en de woorden « en de personeelsleden ».

Art. 50.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2003, met uitzondering van artikel 44 dat op 1 juli 2002 van kracht wordt.

Kondigen dit decreet af, en bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 12 juni 2003.

De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugd en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, F. DUPUIS De Minister van Kunsten, Letteren en de Audiovisuele Sector, D. DUCARME De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2002 2003. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 406-1.

Commissieamendementen, nr. 406-2. Verslag, nr. 406-3.

Integraal verslag. - Discussie en aanneming. Vergadering van 3 juni 2003.

^