gepubliceerd op 31 oktober 2008
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende werkervaring
10 JULI 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende werkervaring
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen, artikel 11, § 5, vervangen bij het decreet van 8 december 2000;
Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap « Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding », artikel 5, § 1, 1°, d) en § 2;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 maart 1998, 27 oktober 1998, 8 juni 1999, 14 mei 2004, 10 juni 2005 en 8 juli 2005;
Gelet op de Beschikking 2005/842/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 28 november 2005 betreffende de toepassing van artikel 86, tweede lid, van het EG-verdrag op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst die aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen wordt toegekend, en alle latere wijzigingen ervan;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 8 mei 2008;
Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), gegeven op 21 mei 2008.
Gelet op het advies 44.679/1 van de Raad Van State, gegeven op 24 juni 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Tewerkstellingsbeleid;2° promotor : de instellingen en de verenigingen, vermeld in artikel 3;3° doelgroepwerknemer : de personen, vermeld in artikel 2;4° VDAB : Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;5° leerwerkbedrijf : de promotor die of het samenwerkingsverband van promotoren dat in het ambtsgebied van het RESOC zowel de werkervaringsmodule als de inschakelingsmodule aan de doelgroepwerknemers aanbiedt;6° Subsidieagentschap : het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2005;7° sui-generisafdeling : afdeling binnen de organisatie van de promotor of het leerwerkbedrijf die aan al de volgende voorwaarden voldoet : a) er is een specifieke verantwoordelijke voor de afdeling;b) de afdeling is duidelijk identificeerbaar in alle communicatie en publiciteit;c) de inhoudelijke en financiële activiteiten van de afdeling worden afzonderlijk geregistreerd voor de sociale overlegstructuren binnen de organisatie en de sociale inspectie;8° RESOC : Regionaal Sociaal-Economisch Overlegcomité als vermeld in artikel 18 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités;9° NT2 : Nederlands tweede taal;10° rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp : personen van vreemde nationaliteit, die zijn ingeschreven in het vreemdelingenregister met een machtiging tot verblijf voor onbeperkte tijd, en die vanwege hun nationaliteit geen aanspraak kunnen maken op het recht op maatschappelijke integratie maar wel recht hebben op financiële maatschappelijke hulp;11° instroom- en uitstroomprofiel : beschrijving van de vaardigheden die de doelgroepwerknemer heeft en van de vaardigheden die hij door werkervaring zou moeten verwerven, met inbegrip van het beoogde jobdoel;12° diversiteitstoets : de methodiek die als plannings- en organisatie-instrument wordt toegepast ter uitvoering van het beleid inzake evenredige participatie van kansengroepen;13° integratie-uitkering;het geactiveerde gedeelte van de werkloosheidsuitkering of van het leefloon in het kader van de doorstromingsprogramma's; 14° werkgever-gebruiker : de werkgever aan wie de doelgroepwerknemer ter beschikking wordt gesteld als vermeld in artikel 8, § 2 en § 3. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2.§ 1. Voor de uitvoering van werkervaring neemt de promotor personen in dienst die op de dag voor hun indiensttreding behoren tot een van de hiernavolgende categorieën : 1° langdurige werklozen, die aan één van de hiernavolgende voorwaarde voldoen : a) zonder onderbreking minstens 24 maanden volledig vergoede werkloze zijn;b) zonder onderbreking minstens 12 maanden een leefloon genieten en ingeschreven zijn als werkzoekende;c) zonder onderbreking minstens 12 maanden recht hebben op financiële maatschappelijke hulp en ingeschreven zijn als werkzoekende;d) als niet-werkende werkzoekende gedurende minstens 24 maanden ingeschreven zijn bij de VDAB.De niet-werkende werkzoekende is gedurende deze periode geen volledig vergoede werkloze geweest, en heeft niet in loondienst gewerkt of een zelfstandig beroep uitgeoefend. 2° niet-werkende werkzoekende deeltijds lerenden met draaglast;3° niet-werkende werkzoekenden met een psychologische, psychiatrische, medische, mentale of sociale beperking;4° andere leefloongerechtigden en gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp, dan die vermeld in punt 1°, b) en c) en die niet-werkend werkzoekend zijn. § 2. De personen bedoeld in § 1, 2°, 3°, 4°, kunnen door de promotor slechts in dienst worden genomen ten belope van tien procent van het totale aantal werkervaringsplaatsen, na voorafgaande goedkeuring door de VDAB. § 3. De minister kan de periodes bepalen die gelijkgesteld worden met een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid.
Art. 3.Overeenkomstig artikel 11, § 3, van het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen, kunnen de hiernavolgende promotoren doelgroepwerknemers in dienst nemen voor de uitvoering van werkervaring : 1° verenigingen zonder winstoogmerk, waarin de plaatselijke overheid een overwegende rol speelt bij de oprichting of de leiding ervan;2° gemeenten en districten;3° autonome gemeentebedrijven;4° gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen in privaatrechtelijke vorm met uitzondering van vennootschappen;5° dienstverlenende verenigingen en opdrachthoudende verenigingen, als vermeld in artikel 12, § 2, 2° en 3°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;6° de verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales;7° openbare centra voor maatschappelijk welzijn;8° verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn;9° provincies;10° autonome provinciebedrijven;11° provinciale extern verzelfstandigde agentschappen in privaatrechtelijke vorm met uitzondering van vennootschappen;12° het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap;13° de door de Vlaamse Gemeenschap opgerichte, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstellingen;14° de instellingen van openbaar nut die afhangen van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap;15° de instellingen van openbaar nut en de verenigingen zonder winstoogmerk beheerst door de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, en die een sociaal, humanitair of cultureel doel nastreven;16° erkende sociale huisvestingsmaatschappijen zoals bedoeld in artikel 40 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;17° de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen;18° de kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten. HOOFDSTUK III. - Werkervaring
Art. 4.Werkervaring bestaat uit een werkervaringsmodule en een inschakelingsmodule die gericht is op de duurzame uitstroom van de doelgroepwerknemer naar de reguliere arbeidsmarkt.
Art. 5.§ 1. De werkervaringsmodule omvat een door de promotor aan de door VDAB toegeleide doelgroepwerknemer aangeboden begeleiding, waarbij de promotor : 1° een kwalitatieve en competentieversterkende leerwerkervaring aanbiedt aan de doelgroepwerknemer gedurende minimaal zes maanden en maximaal twaalf maanden;2° ingaat op elk aanbod om de competenties van de doelgroepwerknemer te versterken, zowel basiscompetenties inzake NT2, computervaardigheden en sociale vaardigheden, als specifieke technische competenties, als competenties die gericht zijn op het zoeken naar een job op de reguliere arbeidsmarkt;3° tijdens de duurtijd van de werkervaring optreedt als werkgever van de doelgroepwerknemer. § 2. De VDAB kan in afwijking van § 1, 1°, en in overleg met de promotor en het leerwerkbedrijf de duur van de werkervaringsmodule verlengen tot maximaal achttien maanden indien zij oordeelt dat de doelgroepwerknemer nog niet voldoende arbeidsmarktrijp is.
Art. 6.§ 1. De inschakelingsmodule is een door een leerwerkbedrijf begeleide module die complementair is aan de werkervaringsmodule en die gericht is op het versterken van de generieke competenties van de doelgroepwerknemer met het oog op de uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt, waarbij het leerwerkbedrijf : 1° een instroom- en uitstroomprofiel opmaakt voor de doelgroepwerknemer;2° ondersteuning verleent aan de promotor bij de opmaak van het individuele begeleidingsplan;3° de door de doelgroepwerknemer verworven competenties opvolgt en valideert;4° aanvullende opleidingen aanbiedt aan de doelgroepwerknemer in het verlengde van de werkervaring en van de verdere arbeidsperspectieven;5° de doelgroepwerknemers individueel opvolgt en begeleidt;6° sollicitatietraining aanbiedt aan de doelgroepwerknemer;7° een individueel en tijdelijk nazorgtraject aanbiedt aan de doelgroepwerknemer gedurende zes maanden na het beëindigen van de werkervaringsmodule.Dat nazorgtraject omvat onder meer een begeleiding op de nieuwe werkplaats of een intensieve zoektocht naar een geschikte werkplaats, waarbij de promotor eveneens in administratieve ondersteuning voorziet.
De inschakelingsmodule heeft een looptijd van maximaal achttien maanden. § 2. De minister kan nadere regels bepalen voor het valideren van de verworven competenties. HOOFDSTUK IV. - Toeleiding
Art. 7.De VDAB zorgt voor de toeleiding van de doelgroepwerknemer naar werkervaring. De toeleiding houdt rekening met het uit te voeren takenpakket, het functionele profiel dat de promotor vraagt, en met de karakteristieken van de regionale arbeidsmarkt.
De VDAB attesteert dat de doelgroepwerknemer voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 2. De VDAB valideert dat werkervaring zinvol is in het traject van de doelgroepwerknemer.
De VDAB pleegt op regelmatige basis structureel overleg met de promotoren over de organisatie van de regionale toeleiding van doelgroepwerknemers. HOOFDSTUK V. - Subsidiëring van werkervaring Afdeling I. - Subsidiëringsvoorwaarden
Art. 8.§ 1. De promotor kan voor de aanwerving van een doelgroepwerknemer aanspraak maken op een subsidiëring in het kader van de werkervaringsmodule, als hij de hiernavolgende verbintenissen onderschrijft en naleeft : 1° de promotor biedt aan de door VDAB toegeleide doelgroepwerknemers een werkervaringsmodule aan;2° de promotor sluit met een leerwerkbedrijf een samenwerkingsovereenkomst, waarin minstens afspraken worden vastgelegd over : a) de opmaak van een instroom- en uitstroomprofiel voor elke deelnemer;b) de opmaak van een individueel begeleidingsplan, als vermeld in punt 6;c) de begeleiding van elke deelnemer;d) de voortgangscontrole van de verworven competenties van elke deelnemer;3° de promotor staat toe dat de deelnemers tijdens de reguliere arbeidsuren een inschakelingsmodule volgen bij een leerwerkbedrijf;4° de promotor staat toe om tijdens de reguliere arbeidsuren een opleiding te volgen op verzoek van het leerwerkbedrijf;5° de promotor maakt een algemeen begeleidingsplan op.Het algemene begeleidingsplan omvat minimaal een omschrijving van de functie-inhoud en van de technische, attitudegerichte en generieke begeleiding en opleiding van de deelnemers; 6° de promotor maakt een individueel begeleidingsplan op voor elke deelnemer.Het individuele begeleidingsplan omvat de geplande technische, attitudegerichte en generieke begeleidingen en opleidingen met het oog op het gewenste uitstroomprofiel; 7° de promotor biedt een werkervaringsmodule aan die aansluit bij de behoeften van de regionale arbeidsmarkt, met bijzondere aandacht voor knelpuntberoepen, op basis van het jaaractieplan en meerjarenondernemingsplan van de VDAB;8° de promotor neemt de doelgroepwerknemer in dienst met een arbeidsovereenkomst waarvan de duurtijd overeenstemt met de duurtijd van de werkervaring.De promotor creëert een arbeidsomgeving die rekening houdt met de behoeften en het profiel van de werknemer, waarbij specifieke aandacht gaat naar billijke arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden, arbeidsinhoud en arbeidsverhoudingen. De aanvrager betaalt de in de sector vigerende lonen uit; 9° de promotor stelt de doelgroepwerknemer contractueel te werk tijdens de duurtijd van de werkervaringsmodule;10° de promotor laat de deelnemers alleen werkzaamheden verrichten in de niet-commerciële sector.Daaronder worden activiteiten verstaan die tegelijkertijd : a) van sociaal belang of van openbaar nut of van cultureel belang zijn, of die voldoen aan collectieve behoeften waaraan anders niet voldaan had kunnen worden;b) geen winst beogen;11° in afwijking van punt 10° kan, onder de voorwaarden, vermeld in § 2, een deelnemer ter beschikking worden gesteld in het normale economische circuit als de terbeschikkingstelling gericht is op competentieversterking en uitstroom naar werk;12° de promotor werkt als sui-generis-afdeling als hij nog andere activiteiten verricht dan de activiteiten in het kader van de werkervaring. § 2. In overleg tussen de promotor, het leerwerkbedrijf, de deelnemer en de werkgever-gebruiker kan de deelnemer tijdens zijn werkervaring ter beschikking gesteld worden bij een werkgever-gebruiker onder de voorwaarden vermeld in het koninklijk besluit van 19 februari 2003 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder werknemers ter beschikking kunnen worden gesteld van gebruikers in het kader van doorstromingsprogramma's.
De maximale duur van de periodes van terbeschikkingstelling bedraagt in totaal zes maanden.
De promotor, het leerwerkbedrijf, de deelnemer en de werkgever-gebruiker sluiten voorafgaand aan de terbeschikkingstelling een overeenkomst, die minstens de volgende elementen omvat : 1° de voorwaarden van de terbeschikkingstelling;2° de duur van de terbeschikkingstelling;3° het takenpakket van de doelgroepwerknemer;4° de contactpersoon bij vragen of problemen;5° de voorwaarden voor een eventuele voortijdige beëindiging van de terbeschikkingstelling. Al de ondertekenende partijen ontvangen een origineel ondertekend exemplaar van de overeenkomst.
De promotor verbindt zich ertoe tijdens de terbeschikkingstelling aan de doelgroepwerknemer minstens het loon, de vergoedingen en de voordelen toe te kennen die werknemers ontvangen die dezelfde functie bij de werkgever-gebruiker uitoefenen.
De promotor verbindt zich er eveneens toe tijdens de terbeschikkingstelling aan de doelgroepwerknemer minstens hetzelfde loon uit te betalen dat die zou genieten als hij bij hem tewerkgesteld zou zijn.
De werkgever-gebruiker verbindt zich ertoe : 1° de deelnemer een werkervaring te bieden die beantwoordt aan zijn bekwaamheden en verwachtingen;2° in de nodige begeleiding op de werkvloer van de deelnemer te voorzien;3° de deelnemer niet in te schakelen ter vervanging van eigen personeel;4° tijdens de periode van de terbeschikkingstelling de prestatiestaten van de deelnemer in te vullen;5° het leerwerkbedrijf te verwittigen bij afwezigheid van de doelgroepwerknemer.
Art. 9.Het leerwerkbedrijf kan voor de aanwerving van een doelgroepwerknemer aanspraak maken op een subsidiëring in het kader van de inschakelingsmodule, vermeld in artikel 6, 1° tot met 6°, als het leerwerkbedrijf met behoud van de voorwaarden, vermeld in artikel 8, de hiernavolgende verbintenissen onderschrijft en naleeft : 1° het leerwerkbedrijf sluit met een promotor een samenwerkingsovereenkomst, waarin minstens afspraken worden vastgelegd over : a) de opmaak van een instroom- en uitstroomprofiel voor elke deelnemer;b) de opmaak van een individueel begeleidingsplan, als vermeld in punt 6;c) de begeleiding van elke deelnemer;d) de voortgangscontrole van de verworven competenties van elke deelnemer;2° het leerwerkbedrijf voorziet binnen het ambtsgebied van het RESOC in een voldoende gediversifieerd aanbod aan externe werkplekken in diverse sectoren en aan potentiële werkgevers.Het aanbod wordt aangepast aan de socio-economische behoeften van de regio; 3° het leerwerkbedrijf organiseert individuele nazorgtrajecten die gericht zijn op werk gedurende een periode van zes maanden die volgt op de werkervaringsmodule.Die behelzen minstens actieve begeleiding van de deelnemer bij de zoektocht naar een job en begeleiding op de nieuwe werkplek; 4° het leerwerkbedrijf beschikt over knowhow en ervaring inzake competentieversterking van werkzoekenden uit de kansengroepen;5° het leerwerkbedrijf beschikt over knowhow op het vlak van humanresourcesbeleid in organisaties;6° het leerwerkbedrijf beschikt over een netwerk van bedrijven waarmee het samenwerkt;7° het leerwerkbedrijf verbindt zich ertoe om uit de groep van de door de VDAB toegeleide werkzoekenden de personen met de grootste afstand tot de arbeidsmarkt op te nemen in de eigen werkervaringsprojecten en zorgt daarbij voor een intensieve begeleiding;8° het leerwerkbedrijf biedt de inschakelingsmodule aan voor minimaal 40 voltijds equivalente deelnemers uit eigen werkervaringsplaatsen en voor minimaal 40 voltijds equivalente deelnemers uit niet-eigen werkervaringsplaatsen.Het leerwerkbedrijf toont aan dat het daartoe over een voldoende uitgebreid netwerk aan promotoren beschikt; 9° het leerwerkbedrijf verbindt zich ertoe om op verzoek van de minister en met toepassing van artikel 29 de inschakelingsmodule te verzorgen voor deelnemers uit niet-eigen werkervaringsplaatsen;10° het leerwerkbedrijf beschikt over een recent kwaliteitscertificaat dat garant staat voor een minimale kwaliteitsbedrijfsvoering.De minister kan voorwaarden stellen aan het kwaliteitscertificaat; 11° het leerwerkbedrijf werkt als sui-generis-afdeling als het leerwerkbedrijf andere activiteiten verricht dan de activiteiten in het kader van de werkervaring.
Art. 10.De promotoren, vermeld in artikel 3, 12°, 13° en 14°, kunnen uitsluitend doelgroepwerknemers in dienst nemen om één van de volgende redenen : 1° om aan uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften te voldoen voor in de tijd beperkte acties of voor een buitengewone toename van het werk;2° om bijkomende of specifieke opdrachten te vervullen. Afdeling II. - Vaststelling van de premie
Art. 11.Binnen de perken van het daartoe bestemde begrotingskrediet bedraagt, voor de deelnemers onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit, de loonpremie per doelgroepwerknemer jaarlijks : 1° maximaal 8.600 euro bij een tewerkstelling waarvan de uurregeling minstens halftijds is, evenwel verminderd met het bedrag van de integratie-uitkering; 2° maximaal 13.760 euro bij een tewerkstelling die minstens vier vijfde bedraagt van de voltijdse uurregeling, evenwel verminderd met het bedrag van de integratie-uitkering; 3° maximaal 17.200 euro bij een voltijdse tewerkstelling op basis van één arbeidsovereenkomst, evenwel verminderd met het bedrag van de integratie-uitkering.
Art. 12.§ 1. De minister kent binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet per doelgroepwerknemer een omkaderingspremie toe aan de promotoren, ten bedrage van maximaal 25 % van de loonpremie, vermeld in artikel 11. § 2. De minister kent binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet per doelgroepwerknemer een aanvullende omkaderingspremie toe aan de leerwerkbedrijven.
De aanvullende omkaderingspremie bedraagt jaarlijks : 1° maximaal 1.000 euro bij een tewerkstelling waarvan de uurregeling minstens halftijds is; 2° maximaal 1.600 euro bij een tewerkstelling die minstens vier vijfde bedraagt van de voltijdse uurregeling; 3° maximaal 2.000 euro bij een voltijdse tewerkstelling op basis van één arbeidsovereenkomst. § 3. De omkaderingspremie en de aanvullende omkaderingspremie kunnen slechts worden toegekend als het algemene begeleidingsplan en het geïndividualiseerde begeleidingsplan worden opgemaakt en goedgekeurd.
Alleen de omkaderingsuitgaven voor de opleiding en de begeleiding van de doelgroepwerknemers, waarvoor een bewijs wordt geleverd en die voor de promotor een meerkost betekenen, worden aanvaard.
De promotor bezorgt op straffe van terugvordering de bewijzen van de omkaderingsuitgaven van ieder kalenderjaar aan het Subsidieagentschap voor 31 januari van het daaropvolgende burgerlijk jaar.
Art. 13.§ 1. De minister kent binnen de perken van het daartoe bestemd begrotingskrediet per doelgroepwerknemer een vergoeding voor de inschakelingsmodule, vermeld in artikel 6, 1° tot en met 6°, toe aan de leerwerkbedrijven. § 2. Deze vergoeding bedraagt jaarlijks : 1° maximaal 1.500 euro bij een tewerkstelling waarvan de uurregeling minstens halftijds is; 2° maximaal 2.400 euro bij een tewerkstelling die minstens vier vijfde bedraagt van de voltijdse uurregeling; 3° maximaal 3.000 euro bij een voltijdse tewerkstelling op basis van één arbeidsovereenkomst. § 3. Een vergoeding voor de inschakelingsmodule, vermeld in artikel 6, 1° tot en met 6°, kan alleen worden toegekend voor de doelgroepwerknemers die bij het leerwerkbedrijf de inschakelingsmodule hebben gevolgd. Alleen de uitgaven voor de inschakelingsmodule van de doelgroepwerknemers, waarvoor een bewijs wordt geleverd en die voor het leerwerkbedrijf een meerkost betekenen, worden aanvaard.
Het leerwerkbedrijf bezorgt op straffe van terugvordering de bewijzen van de inschakelingsuitgaven van ieder kalenderjaar aan het Subsidieagentschap voor 31 januari van het daaropvolgende burgerlijk jaar.
Art. 14.§ 1. De minister kent binnen de perken van het daartoe bestemde begrotingskrediet een nazorgvergoeding toe aan de leerwerkbedrijven voor elke doelgroepwerknemer die bij het leerwerkbedrijf de inschakelingsmodule heeft gevolgd en die zes maanden na het einde van de werkervaring minstens twee maanden ononderbroken in het reguliere arbeidscircuit gewerkt heeft. § 2. Het bedrag van die vergoeding wordt vastgesteld op 1.000 euro. § 3. Alleen de uitgaven voor de nazorg van de doelgroepwerknemers, waarvoor een bewijs wordt geleverd en die voor het leerwerkbedrijf een meerkost betekenen, worden aanvaard.
Het leerwerkbedrijf bezorgt op straffe van terugvordering de bewijzen van de inschakelingsuitgaven van ieder kalenderjaar aan het Subsidieagentschap voor 31 januari van het daaropvolgende burgerlijk jaar.
Art. 15.De promotor brengt het Subsidieagentschap onmiddellijk op de hoogte als hij een andere tegemoetkoming in de loonkosten van een doelgroepwerknemer ontvangt.
Art. 16.De minister kan een premiebedrag toekennen dat lager is dan het bedrag vermeld in artikel 11 als de promotor door middel van tewerkstelling van doelgroepwerknemers inkomsten verwerft. Het verlaagde premiebedrag dient in verhouding te zijn met de verworven inkomsten.
Art. 17.Voor de promotoren, vermeld in artikel 3, 15° tot en met 18°, evolueert het bedrag van de loonpremie en de omkaderingspremie, met uitzondering van de aanvullende omkaderingspremie en van het premiebedrag, vermeld in artikel 16, op dezelfde wijze en in dezelfde mate als de gezondheidsindex.
Art. 18.De subsidie kan slechts worden toegewezen aan de promotor of het leerwerkbedrijf onder de voorwaarden vermeld in de Beschikking 2005/842/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 28 november 2005 betreffende de toepassing van artikel 86, tweede lid, van het EG-verdrag op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst die aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen wordt toegekend. HOOFDSTUK VI. - Procedure
Art. 19.§ 1. De promotor die doelgroepwerknemers in dienst wil nemen in het kader van werkervaring, richt een aanvraag tot het Subsidieagentschap. Het Subsidieagentschap stelt een modelformulier en een handleiding ter beschikking van de promotor. § 2. Het Subsidieagentschap verklaart de aanvraag ontvankelijk als ze voldoet aan de vormvereisten, zoals vastgelegd in het modelformulier. § 3. Indien nodig vraagt het Subsidieagentschap aanvullende informatie op bij de promotor. Als het Subsidieagentschap die informatie niet ontvangt binnen een termijn van veertien kalenderdagen na de datum van de verzending, wordt de subsidieaanvraag onontvankelijk verklaard, behalve als het Subsidieagentschap schriftelijk een verlenging van de termijn heeft toegekend. § 4. Het Subsidieagentschap brengt advies uit over de ontvankelijk verklaarde aanvraag. § 5. Het Subsidieagentschap bezorgt de ontvankelijk verklaarde aanvraag voor advies aan de VDAB en aan het RESOC in wiens ambtsgebied de plaats van tewerkstelling van de doelgroepwerknemers ligt. § 6. Binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesvraag werd verstuurd, bezorgt VDAB een schriftelijk en gemotiveerd advies aan het Subsidieagentschap. Dat advies heeft inzonderheid betrekking op de aansluiting van het aanbod werkervaring bij de behoeften van de regionale arbeidsmarkt, op de beschikbaarheid van de doelgroepwerknemers, op de doorstromingskansen op de lokale en regionale arbeidsmarkt en op de afstemming met het lokale en regionale werkgelegenheidsbeleid.
Als het advies niet binnen die termijn wordt uitgebracht, wordt het geacht gunstig te zijn. § 7. Binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesvraag werd verstuurd, bezorgt het RESOC een schriftelijk en gemotiveerd advies aan het Subsidieagentschap. Dat advies heeft inzonderheid betrekking op het belang van het project in het kader van het regionale tewerkstellingsbeleid, op de waarborgen voor een goede voltooiing van de geplande werkzaamheden, op het eventueel samenvallen of de eventuele concurrentie van de werkzaamheden met andere regionale initiatieven en met de commerciële sector, op de complementariteit van het project met andere herinschakelingsinitiatieven, op het algemene begeleidingsplan, en op de verhoging van de doorstromingskansen naar de reguliere arbeidsmarkt.
Als het advies niet binnen die termijn wordt uitgebracht, wordt het geacht gunstig te zijn. § 8. Het advies van het Subsidieagentschap heeft betrekking op het onderzoek van de aanvraag op het vlak van de door de promotor na te leven en te onderschrijven verbintenissen, vermeld in hoofdstuk V. § 9. Binnen vijftig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de subsidieaanvraag ontvankelijk verklaard werd, bezorgt het Subsidieagentschap een schriftelijk en gemotiveerd advies aan de minister. Het advies van het RESOC wordt bij dat advies gevoegd.
Art. 20.De minister houdt in zijn beslissing rekening met een evenredige spreiding van de doelgroepwerknemers over alle RESOC's in verhouding tot het aandeel van de werkzoekenden, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, van elke RESOC in het totaal aantal werkzoekenden, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, van het Vlaamse Gewest.
Art. 21.§ 1. De minister beslist binnen twintig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag van ontvangst van de adviezen, vermeld in artikel 19, § 6 tot en met § 8, op basis van alle beschikbare informatie of het werkervaringsproject van de promotor al dan niet wordt goedgekeurd. § 2. De beslissing tot goedkeuring omvat de hiernavolgende bepalingen : 1° de naam en de adresgegevens van de promotor;2° de aard en de duur van het werkervaringsproject;3° eventueel de aard van alle uitsluitende of bijzondere rechten die aan de promotor in het kader van het werkervaringsproject worden toegekend;4° de parameters voor de berekening, de controle en de herziening van de financiering van de werkervaring;5° de regeling om overcompensatie te vermijden en terug te betalen;6° het contingent doelgroepwerknemers en omkadering. § 3. De minister deelt de beslissing mee aan het Subsidieagentschap. § 4. Het Subsidieagentschap stelt de promotor met een brief op de hoogte van de beslissing tot het al dan niet goedkeuren en de toewijzing van het contingent doelgroepwerknemers en omkadering. § 5. Het Subsidieagentschap deelt de beslissing tot goedkeuring of niet-goedkeuring mee aan het RESOC.
Art. 22.De beslissing tot goedkeuring van het werkervaringsproject geldt voor een periode van vier jaar.
Art. 23.De promotor dient een aanvraag in voor elke wijziging van de goedgekeurde aanvraag en voor elke geplande wijziging van de werkervaring. Bij die aanvraag wordt de procedure, vermeld in artikelen 19 tot en met 21, toegepast.
Art. 24.De minister stelt het bedrag vast dat het Subsidieagentschap stort voor de tiende van de lopende kalendermaand.
De uitbetaling van de loonpremie, de omkaderingspremie, de aanvullende omkaderingspremie en de vergoeding voor de inschakelingsmodule geschiedt in verhouding tot de duur van de arbeidsovereenkomst, de loonkosten en het arbeidsstelsel. Dat bedrag wordt verrekend op basis van de effectieve tewerkstelling binnen het kader van de toegekende premies voor de maand in kwestie. De promotor heeft alleen recht op een loonpremie voor de werkelijk gepresteerde en daarmee gelijkgestelde arbeidsdagen. De uitbetaalde loonpremie mag de loonkosten niet overschrijden.
De uitbetaling van de inschakelingsmodule wordt verrekend op basis van de effectieve tewerkstelling en geschiedt in verhouding tot de duur van de arbeidsovereenkomst en het arbeidsstelsel.
Art. 25.De doelgroepwerknemers worden in dienst genomen binnen zes maanden te rekenen vanaf de betekening van de beslissing. Als de tewerkstelling in verscheidene fasen plaatsvindt, gaat de indienstnemingstermijn pas in op de in de beslissing aangegeven data.
Na die termijn vervalt het recht op de toegekende premie voor de arbeidsplaatsen die niet zijn ingenomen.
Met iedere wijziging van de beslissing gaat een nieuwe aanwervings- of vervangingstermijn in van zes maanden voor alle arbeidsplaatsen waarop de wijziging betrekking heeft. Bij verlenging van het project gaat een nieuwe aanwervings- of vervangingstermijn in van drie maanden voor alle arbeidsplaatsen.
Een uit dienst getreden doelgroepwerknemer kan, met behoud van de toegekende premie, worden vervangen als deze vervanging gebeurt binnen zes maanden te rekenen vanaf de dag van de uitdiensttreding van de te vervangen werknemer.
Art. 26.De promotor vult bij de aanwerving van iedere doelgroepwerknemer een door het Subsidieagentschap ter beschikking gesteld inlichtingenblad in en bezorgt dat aan het Subsidieagentschap.
Als de verstrekte gegevens wijzigen, bezorgt de promotor onmiddellijk een vervangend inlichtingenblad. HOOFDSTUK VII. - Garantiebepalingen voor de doelgroepwerknemers
Art. 27.De doelgroepwerknemers behouden hun loon als ze afwezig zijn om in te gaan op een werkaanbieding. In dat geval leggen zij een bewijs van de werkaanbieding voor met vermelding van de naam en contactgegevens van de potentiële werkgever en van het tijdstip van het sollicitatiegesprek.
Art. 28.Met behoud van de toepassing van de wettelijke, reglementaire en conventionele bepalingen die de voorrang regelen van de werknemers met een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid of met een arbeidsovereenkomst voor tewerkstelling van huisarbeiders, moeten de promotoren, vermeld in artikel 3, 15° tot en met 18°, een vacant verklaarde voltijdse of deeltijdse betrekking in een overeenstemmende functie bij voorrang laten innemen door een bij hen tewerkgestelde doelgroepwerknemer.
Art. 29.Als het volgen van de inschakelingsmodule niet verzekerd is voor alle doelgroepwerknemers van een promotor, dan kan de minister één of meer leerwerkbedrijven ermee belasten de inschakelingsmodule voor de doelgroepwerknemers te verzorgen totdat de promotor een samenwerkingsovereenkomst als vermeld in artikel 8, § 1, 2°, heeft gesloten. HOOFDSTUK VIII. - Evaluatie
Art. 30.Het Subsidieagentschap evalueert jaarlijks de promotor die werkervaring aanbiedt. Die evaluatie omvat minstens : 1° de naleving van de reglementering inzake werkervaring;2° de besteding van de door de promotor ontvangen subsidiemiddelen;3° het bereik van de kansengroepen en het effect voor hen;4° de beoordeling van de evaluatie door VDAB, vermeld in artikel 31. Het Subsidieagentschap bezorgt de evaluatie voor advies aan de minister.
Art. 31.De VDAB evalueert jaarlijks de promotor die werkervaring aanbiedt. Die evaluatie omvat minstens : 1° het door de promotor behaalde percentage van de doelgroepwerknemers die zijn doorgestroomd naar de reguliere arbeidsmarkt;2° de opgave van het aantal personen die door de promotor werden geweigerd tot werkervaring, met opsomming van de redenen tot weigering;3° de mate waarin de door de promotor aangeboden werkervaring aansluit bij het jaaractieplan en het meerjarenondernemingsplan van de VDAB;4° de opmerkingen over en de aanbevelingen tot bijsturing van de door de promotor aangeboden werkervaring. Die evaluatie wordt bezorgd aan het Subsidieagentschap.
Art. 32.§ 1. De minister kan op basis van het jaarlijkse advies van het Subsidieagentschap beslissen de subsidie geheel of gedeeltelijk stop te zetten.
De minister kan de toekenning van de subsidie afhankelijk stellen van een bijsturing van de door de promotor aangeboden werkervaring. § 2. De minister deelt de beslissing mee aan het Subsidieagentschap.
Het Subsidieagentschap brengt de promotor op de hoogte van die beslissing. Het Subsidieagentschap deelt de beslissing mee aan de VDAB en het RESOC.
Art. 33.Na afloop van de periode waarvoor het werkervaringsproject is goedgekeurd, vermeld in artikel 22, bezorgt het Subsidieagentschap op basis van de jaarlijkse evaluaties, vermeld in artikelen 30 en 31, een eindrapport aan de minister.
Het eindrapport, vermeld in het eerste lid, wordt verwerkt in het advies van het Subsidieagentschap, vermeld in artikel 19, § 8, als de promotor na afloop van het werkervaringsproject een nieuwe aanvraag tot subsidiëring indient. HOOFDSTUK IX. - Toezicht en controle
Art. 34.De sociaalrechtelijke inspecteurs van de afdeling Inspectie van het Departement Werk en Sociale Economie zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Art. 35.Bij dringende en dwingende omstandigheden kunnen de sociaalrechtelijke inspecteurs van het Departement Werk en Sociale Economie als voorlopig bewarende maatregel beslissen de niet-ingenomen arbeidsplaatsen binnen werkervaring niet meer te laten opvullen. Die maatregel wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de minister en het Subsidieagentschap en blijft gelden tot op de datum waarop de minister over de grond van de bewarende maatregelen een beslissing neemt.
Art. 36.Het ambtelijk bevoegde RESOC kan op elk moment een verzoek tot controle richten tot het Departement Werk en Sociale Economie.
Art. 37.De minister kan beslissen de subsidiëring van het werkervaringsproject te beëindigen of te verminderen, als vastgesteld wordt dat de promotor de subsidiëringvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk V, afdeling I, niet naleeft.
De minister kan de subsidiëring van het werkervaringsproject beëindigen als vastgesteld wordt dat de werkgever zware of herhaalde inbreuken heeft gepleegd op de regels van de arbeidswetgeving en de sociale wetgeving.
Art. 38.De minister kan het werkervaringsproject beëindigen mits een opzegtermijn van zes maanden in acht wordt genomen.
Art. 39.De minister betekent de beslissing tot beëindiging of vermindering van de subsidiëring van het werkervaringsproject aan de promotor en aan het Subsidieagentschap.
Het Subsidieagentschap deelt die beslissing mee aan de VDAB en aan het RESOC.
Art. 40.Onrechtmatig verkregen premies worden ingevorderd of ingehouden op de later aan de promotor verschuldigde bedragen. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen
Art. 41.Het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 maart 1998, 27 oktober 1998, 8 juni 1999, 14 mei 2004, 10 juni 2005 en 8 juli 2005, wordt opgeheven.
Art. 42.De premies, vermeld in hoofdstuk IV van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten, die werden toegekend voor de doelgroepwerknemer met een arbeidsovereenkomst die gesloten is voor 1 januari 2009, blijven onveranderd verschuldigd tot aan zijn uitdiensttreding.
Art. 43.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.
Art. 44.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 juli 2008.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE