Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 01 maart 2002
gepubliceerd op 15 mei 2002

Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002035566
pub.
15/05/2002
prom.
01/03/2002
ELI
eli/besluit/2002/03/01/2002035566/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 MAART 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin, gewijzigd bij de decreten van 3 mei 1989, 23 februari 1994, 24 juni 1997, 7 juli 1998 en 21 februari 2001, inzonderheid artikel 4bis ;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind;

Gelet op het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1999, inzonderheid de artikels 7, § 1, en 8;

Gelet op het sectoraal overleg dat ter uitvoering van artikel 7, § 1, tweede lid, van het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen werd gevoerd;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van Kind en Gezin, gegeven op 12 juli 2000;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 19 februari 2002;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 20 oktober 2000, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 27 februari 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Definities en algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° consultatiebureau : de voorziening waar preventief medisch, psychosociaal en pedagogisch consult wordt verstrekt aan nog niet schoolgaande kinderen en hun gezinnen;2° zitting : de tijdsduur waarin in het consultatiebureau de preventie wordt georganiseerd en die wordt vastgelegd door Kind en Gezin;3° gebruikers : alle kinderen en hun begeleiders die gebruikmaken van het preventieve zorgaanbod op het consultatiebureau;4° medewerkers : vrijwilligers en artsen, werkzaam in een consultatiebureau;5° regio : gebied dat één of meer aan elkaar grenzende gemeenten geheel of gedeeltelijk omvat en dat afgebakend wordt door Kind en Gezin, op basis van onder meer het aantal geboorten, de plaatselijke omstandigheden en de organisatie van de dienstverlening ter plaatse;6° regioteam : team van verpleegkundigen, interculturele medewerkers en ervaringsdeskundigen, onder leiding van een regioteamverantwoordelijke en door Kind en Gezin aangesteld voor het verlenen van het preventieve zorgaanbod in een welbepaalde regio;7° vrijwilliger : vrijwilliger overeenkomstig het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector;8° titularis-arts : arts die normaliter als vaste medewerker medische zittingen op een bepaald consultatiebureau verzorgt met een minimum van gemiddeld 2 zittingen per week in één of meer consultatiebureaus;9° vervangende arts : arts die de medische consulten op het consultatiebureau tijdelijk verzorgt bij afwezigheid van de titularis-arts;10° medische-kwaliteitscoördinator : arts van Kind en Gezin, ingeschakeld voor de kwaliteitsbewaking en de bevordering van het medisch-preventieve zorgaanbod;11° Medisch College : medisch advies- en beslissingsorgaan van Kind en Gezin, dat tevens toeziet op het kwaliteitsvol functioneren van de consultatiebureau-artsen en hun naleving van de gedragsrichtlijnen;12° kandidatenlijst : lijst van artsen die zich kandidaat stellen om consulten in het consultatiebureau te verzorgen en die bovendien voldoen aan de in dit besluit vastgelegde voorwaarden;13° principieel akkoord : beslissing waarbij Kind en Gezin de toestemming geeft tot het oprichten van een consultatiebureau in een welbepaalde regio;14° erkenning : beslissing waarbij Kind en Gezin het principieel akkoord bevestigt en die recht geeft op een subsidiëring van de werking van een consultatiebureau;15° aanmelding : elk bezoek van een kind aan een consultatiebureau voor een verpleegkundig en/of medisch consult;16° bezetting : aantal aanmeldingen per zitting.

Art. 2.§ 1. De consultatiebureaus worden erkend voorzover ze beantwoorden aan de voorwaarden, bepaald in titel II van dit besluit. § 2. De erkenning gebeurt door Kind en Gezin volgens de procedure, beschreven in titel III van dit besluit.

Art. 3.§ 1. Erkende consultatiebureaus worden gesubsidieerd volgens de bepalingen, vermeld in titel V van dit besluit. § 2. Kind en Gezin subsidieert afhankelijk van de beschikbare kredieten op de begroting.

TITEL II. - Erkenningsvoorwaarden HOOFDSTUK I. - Minimale kwaliteitseisen Afdeling I. - Algemeen

Art. 4.Het consultatiebureau wordt georganiseerd door een organiserend bestuur. De lagere openbare besturen, de universitaire instellingen of de verenigingen zonder winstoogmerk, mogen als zodanig als organiserend bestuur optreden.

Art. 5.Iedere gebruiker wordt gelijkwaardig bediend. Het consultatiebureau getuigt van openheid en respect voor de verschillende godsdiensten, culturen, maatschappelijke afkomst, ideologische en filosofische overtuiging.

Art. 6.Het organiserend bestuur zorgt voor de naleving van de protocollen die het afsluit met Kind en Gezin en waarin wederzijdse verantwoordelijkheden en afspraken met betrekking tot de gezamenlijke organisatie van de consultatiebureaus worden vastgelegd. Afdeling 2. - Werking en dienstverlening

Art. 7.§ 1. Het consultatiebureau wordt georganiseerd in lokalen die voldoende ruim, kindvriendelijk, bereikbaar, veilig gelegen en toegankelijk zijn. Het consultatiebureau houdt daarbij rekening met de behoeften van de gebruikers en de medewerkers. § 2. Het consultatiebureau zorgt voor voldoende verwarming en verluchting zodat de gezondheid en het comfort van de gebruikers en de medewerkers niet in het gedrang komen. § 3. De lokalen moeten bovendien functioneel zijn, de uitvoering van het door Kind en Gezin voorgeschreven programma en de consultstructuur mogelijk maken en op die manier zijn ingericht dat ze de privacy van de gebruikers waarborgen. § 4. Het consultatiebureau houdt bij aankoop, gebruik, onderhoud, bewaring en afvalverwerking rekening met de wettelijke vereisten op het gebied van veiligheid, hygiëne en milieu. Ze houdt hierbij tevens rekening met de voorschriften die na overleg met de sector door Kind en Gezin worden vastgelegd. § 5. Op verzoek van Kind en Gezin en indien dit mogelijk is, brengt het organiserend bestuur de identificatiegegevens en/of logo's aan bij het consultatiebureau.

Art. 8.§ 1. Naargelang van de cliënteel en het behaalde bezettingsgemiddelde van het verstreken jaar bepaalt Kind en Gezin jaarlijks het aantal zittingen dat ieder afzonderlijk consultatiebureau kan organiseren. Het minimumaantal zittingen bedraagt twee per week, het maximumaantal negen. § 2. Consultatiebureaus die wegens hun beperkte doelgroep niet kunnen voldoen aan het in § 1 genoemde minimumaantal zittingen, maar waar toch de nood bestaat aan een georganiseerd aanbod preventieve zorg, kunnen bij uitzondering van Kind en Gezin de toestemming krijgen om een minimum van slechts 1 zitting per week te organiseren. § 3. Voor de uitbreiding van het aantal zittingen moet het consultatiebureau voldoen aan de door Kind en Gezin jaarlijks vastgelegde algemene bezettingsnormen. Ligt haar jaargemiddelde lager, dan wordt het aantal toegestane zittingen in het daaropvolgende jaar verminderd met inachtname van de in § 1 en § 2 genoemde minima.

Deze aanpassingen gebeuren in beide gevallen verhoudingsgewijs met het aantal georganiseerde zittingen en de afwijking van het te behalen gemiddelde.

Het jaarlijkse bezettingsgemiddelde van het consultatiebureau wordt berekend op basis van de resultaten van de laatste twee kwartalen van het voorgaande kalenderjaar en de eerste twee kwartalen van het lopende kalenderjaar. § 4. Voor een consultatiebureau waarvan het jaarlijks bezettingsgemiddelde minder dan 10 consulten per zitting bedraagt, kan door Kind en Gezin ofwel de toestemming worden verleend om conform § 2 een minimum van slechts 1 zitting per week te organiseren ofwel de erkenning worden ingetrokken. § 5. Het consultatiebureau maakt jaarlijks in overleg met het regioteam in kwestie een planning op van de te organiseren zittingen naargelang van de doelgroep. Ze bezorgt deze planning uiterlijk op 1 november aan Kind en Gezin voor het volgende kalenderjaar. § 6. Het consultatiebureau is gesloten op de wettelijke feestdagen, op 11 juli, 2 november, 15 november en 26 december, alsook tussen 26 december en 1 januari ter compensatie van de voornoemde dagen die in het weekend vallen. Daarenboven is het consultatiebureau jaarlijks 1 week gesloten. De week is vrij te bepalen. De zittingen die op bovengenoemde dagen zouden plaatshebben, vervallen, evenals de middag- en avondzitting op 24 december.

Art. 9.Het consultatiebureau zorgt voor aangepaste openingsuren zodat alle gebruikers en potentiële gebruikers de mogelijkheid hebben om naar het consultatiebureau te komen. Ze zorgt ervoor dat wekelijks zowel dag- als avondzittingen (tussen 17 en 21uur) worden georganiseerd. Bij consultatiebureaus met minder dan 2 zittingen per week worden dag- en avondzittingen afgewisseld. Hierop kunnen enkel uitzonderingen worden toegestaan naar gelang van de doelgroep en met toestemming van Kind en Gezin.

Art. 10.Het consultatiebureau waarborgt de continuïteit van de dienstverlening en ziet erop toe dat de uitvoering van het door Kind en Gezin voorgeschreven consultschema gewaarborgd is door : 1° een goede planning en organisatie van het aantal zittingen en de spreiding ervan.Ze houdt hierbij rekening met objectieve gegevens zoals feestdagen en gegevens die door Kind en Gezin worden verstrekt; 2° de aanwezigheid van een arts en voldoende vrijwilligers per zitting.Ze streeft hierbij naar continuïteit in de persoon van de arts; 3° een aangepast beleid voor gebouwen en materiaal.

Art. 11.Het consultatiebureau houdt een boekhouding bij volgens de richtlijnen van Kind en Gezin.

Art. 12.Het consultatiebureau bezorgt Kind en Gezin tijdig de gegevens die belangrijk zijn voor de beoordeling van de resultaten en de bijsturing van het beleid. Ze doet dit overeenkomstig de in artikel 52 gestelde voorwaarden.

Art. 13.Het consultatiebureau is verantwoordelijk voor het beheer van gegevens die ze binnen het consultatiebureau verzamelt in opdracht van Kind en Gezin. Ze waakt over de geheimhouding en de bewaring ervan conform de richtlijnen van Kind en Gezin.

Art. 14.Het consultatiebureau voert een actief informatie- en communicatiebeleid ten aanzien van de gebruikers en de potentiële gebruikers met betrekking tot de werking van het consultatiebureau zodat die zich een duidelijk beeld kunnen vormen van wat ze kunnen verwachten.

Art. 15.Het consultatiebureau staat in voor een doeltreffende behandeling van klachten die betrekking hebben op haar bevoegdheid. De gebruiker krijgt hierbij de garantie dat zijn klacht wordt genoteerd, geanalyseerd en beantwoord. Het consultatiebureau staat tevens in voor de doorzending van klachten die buiten haar bevoegdheid vallen, aan de klachtendienst van Kind en Gezin. Afdeling 3. - Medewerkers

Art. 16.Het consultatiebureau werkt een methode van aanpak uit met betrekking tot de rekrutering van alle medewerkers. Ze houdt hierbij rekening met de door Kind en Gezin vooropgestelde functieomschrijving en - vereisten en, voor de vrijwilligers, met het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector.

Art. 17.§ 1. De vrijwilliger is meerderjarig, verzekerbaar en beschikt over al zijn burgerrechten. Behoudens de uitzonderingen, bepaald in artikel 23 van het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin, beschikt de vrijwilliger over een grondige kennis van het Nederlands. § 2. De vrijwilliger levert bij zijn organiserend bestuur een attest in dat zijn goede algemene gezondheidstoestand voor de uit te voeren taken bevestigt.

Art. 18.§ 1. Wanneer in een consultatiebureau een vacante betrekking van arts ontstaat, stelt het organiserend bestuur een arts aan, te kiezen uit een kandidatenlijst die door het Medisch College wordt beheerd. § 2. Om in de kandidatenlijst te worden opgenomen, moet de arts voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° De arts legt een door een Nederlandstalige universiteit afgeleverd diploma voor van, hetzij huisarts met specialisatie in de jeugdgezondheidszorg of met een aanvullende opleiding van soortgelijke inhoud, hetzij geneesheer-specialist in de kindergeneeskunde.Als de arts het aanvullend diploma van jeugdgezondheidszorg of gelijkgestelde opleiding niet bezit, heeft hij vier jaar de tijd om dat certificaat te behalen, te rekenen vanaf de datum dat zijn naam in de kandidatenlijst wordt opgenomen. In uitzonderlijke gevallen kan het Medisch College een gegronde individuele aanvraag tot verlenging van deze termijn inwilligen. Behoudens de uitzonderingen, bepaald in artikel 23 van het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin, moet de arts van wie het diploma niet door een Nederlandstalige universiteit werd afgeleverd, zijn grondige kennis van het Nederlands bewijzen door te slagen voor een taalexamen, georganiseerd door het Selectiebureau van de Federale Overheid; 2° Indien de arts onder aannemingscontract wil worden aangesteld, moet hij het bewijs van zijn verzekering burgerlijke aansprakelijkheid voorleggen;3° De arts mag de leeftijd van 65 jaar nog niet hebben bereikt.Om enkel als vervangende arts op te treden kan Kind en Gezin hierop uitzonderingen toestaan; 4° De arts moet een goede algemene gezondheid bezitten voor de uit te voeren opdracht;5° De arts moet in het bezit zijn van zijn politieke en burgerlijke rechten;6° De arts vervult zijn preventieve opdracht met inachtname van de deontologische regels die hem door de Orde van Geneesheren worden opgelegd;7° De arts verzorgt het medisch consult volgens het programma, de richtlijnen en de aanbevelingen van Kind en Gezin.De arts die medisch consult doet, volgt de door Kind en Gezin opgelegde inscholings- en bijscholingscursussen, neemt deel aan overlegmomenten en is betrokken bij zijn preventieve opdracht; 8° De arts getuigt in de uitoefening van zijn taak van openheid en respect voor de verschillende godsdiensten, culturen, maatschappelijke afkomsten, ideologische en filosofische overtuigingen;9° De arts verbindt er zich toe de gedragsrichtlijnen voor consultatiebureau-artsen na te leven. § 3. De bevoegde medische-kwaliteitscoördinator ziet toe op de naleving van de gestelde voorwaarden en kan, na schriftelijk advies van het organiserend bestuur in kwestie, de arts van de kandidatenlijst schrappen.

Dit advies is niet bindend en moet worden gegeven binnen 15 kalenderdagen, te rekenen vanaf het schriftelijke verzoek om advies. § 4. De schrapping van de lijst gebeurt volgens een procedure, vastgelegd door Kind en Gezin, waarbij de rechten van de verdediging gewaarborgd worden. § 5. De organiserende besturen die de betrokken arts tewerkstellen, worden door Kind en Gezin tijdig schriftelijk op de hoogte gebracht van de schrapping. § 6. De geschrapte arts heeft het recht binnen 15 kalenderdagen na kennisgeving van de beslissing met betrekking tot de schrapping, per aangetekende brief beroep aan te tekenen bij de voorzitter van het Medisch College. De datum van de poststempel geldt als bewijs. § 7. Het ingediende beroep schorst de genomen beslissing niet. § 8. De voorzitter van het Medisch College of zijn vervanger zal de betrokken arts horen en hierover verslag uitbrengen bij het Medisch College. § 9. De betrokken arts of zijn vertegenwoordiger kan op zijn verzoek vooraf inzage krijgen in het dossier. § 10. Het Medisch College beschikt over een termijn van 90 kalenderdagen vanaf het indienen van het beroep om een beslissing te nemen. Bij deze beslissing kan de betrokken medische-kwaliteitscoördinator enkel met adviserende stem optreden. § 11. Na deze termijn en als er geen beslissing is, wordt het beroep geacht gegrond te zijn en wordt de arts opnieuw op de kandidatenlijst geplaatst. § 12. Het Medisch College stelt zowel de arts als de organiserende besturen die de betrokken arts tewerkstelden schriftelijk in kennis van de beslissing, uiterlijk 15 kalenderdagen na de beslissing.

Art. 19.§ 1. Bij vervanging van de arts van een consultatiebureau wordt er in de eerste plaats contact opgenomen met de artsen van de kandidatenlijst. Wanneer geen van deze artsen in de mogelijkheid is in de vervanging te voorzien, kan een arts die niet op de kandidatenlijst voorkomt voor een maximumaantal zittingen per jaar worden ingeschakeld. Dat maximumaantal wordt jaarlijks door het Medisch College vastgesteld en geëvalueerd op basis van de evolutie in het aantal beschikbare artsen. § 2. Als het organiserend bestuur voor een vervanging van een arts een beroep doet op een arts die niet voorkomt op de kandidatenlijst, ziet het organiserend bestuur erop toe dat de arts voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° Hij beschikt minstens over een basisdiploma van arts of doctor in de genees-, heel- en verloskunde.Het basisdiploma moet zijn afgeleverd door een Nederlandstalige universiteit. Behoudens de uitzonderingen, bepaald in artikel 23 van het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin, moet de arts van wie het diploma niet door een Nederlandstalige universiteit werd afgeleverd, zijn grondige kennis van het Nederlands bewijzen door te slagen voor een taalexamen, georganiseerd door het Selectiebureau van de Federale Overheid; 2° De arts moet verzekerd zijn voor burgerlijke aansprakelijkheid en legt hiervan het bewijs voor aan het organiserend bestuur;3° De arts vervult zijn preventieve opdracht met inachtname van de deontologische regels die hem door de Orde van Geneesheren worden opgelegd;4° De arts is bereid het medisch consult te verzorgen volgens het programma, de richtlijnen en de aanbevelingen van Kind en Gezin;5° De arts werd niet eerder van de kandidatenlijst geschrapt op grond van disciplinaire redenen, tenzij hij achteraf opnieuw op de lijst werd toegelaten.

Art. 20.Het consultatiebureau neemt maatregelen om de medewerkers te informeren over de missie, de visie, het beleid, de waarden, de doelstellingen, de organisatie en de strategie van Kind en Gezin en hun eigen bestuur en de positie die zijzelf daarin innemen.

Art. 21.Het consultatiebureau zorgt voor de organisatie van de vorming en bijscholing van de vrijwilligers waarbij de nadruk wordt gelegd op het vergroten van de technische en interpersoonlijke vaardigheden die nodig zijn voor het uitvoeren van de opdracht. Kind en Gezin staat in voor de organisatie van de in- en bijscholing van de artsen.

Art. 22.Het consultatiebureau organiseert op een gestructureerde wijze intern overleg met alle medewerkers met de bedoeling de werking te volgen en het eigen initiatief en de inspraak in het beleid van het consultatiebureau te stimuleren.

Art. 23.Het consultatiebureau volgt het functioneren van haar medewerkers. Dat functioneren wordt tijdens het intern overleg besproken en, indien nodig, bijgestuurd. Voor de artsen gebeurt dit, voor de medische en deontologische aspecten, in samenspraak met de bevoegde medische- kwaliteitscoördinator.

Art. 24.Het consultatiebureau ziet erop toe dat haar medewerkers op sensitieve wijze omgaan met alle gebruikers en getuigen van inlevingsvermogen, aanvaarding en een onvoorwaardelijke positieve ingesteldheid. Afdeling 4. - Verzekering

Art. 25.Naast de wettelijk verplichte verzekeringen sluit het organiserend bestuur de volgende verzekeringen af : 1° de burgerlijke aansprakelijkheid van het organiserend bestuur;2° de burgerlijke aansprakelijkheid van elke vrijwilliger, arts of elke andere persoon die op voorwaarde van uitdrukkelijke toestemming van het organiserend bestuur een activiteit opneemt in het kader van het consultatiebureau.Die verzekering dekt schade die berokkend werd aan derden (cliënten, toevallige aanwezigen) en ontstaan is uit de activiteiten van het consultatiebureau. Artsen onder aannemingscontract moeten een eigen verzekering burgerlijke aansprakelijkheid bezitten. Hiervoor hoeft het organiserend bestuur geen extra soortgelijke verzekering af te sluiten; 3° de lichamelijke schade, geleden door de vrijwilligers tijdens de activiteiten van het consultatiebureau, alsmede op de weg tussen de woonplaats en het consultatiebureau;4° een brandpolis voor het gebouw en de inboedel, aangevuld met een verzekering tegen storm- en waterschade, hetzij als eigenaar, hetzij als gebruiker of huurder. De vrijwilligers moeten onderling als derden, zoals bedoeld in het eerste lid, 2°, beschouwd worden. HOOFDSTUK II. - Kwaliteitszorg

Art. 26.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, legt de bepalingen vast voor de minimale elementen van kwaliteitszorg waaraan het consultatiebureau moet voldoen.

TITEL III. - Procedure HOOFDSTUK I. - Principieel akkoord

Art. 27.§ 1. De beslissing om in een welbepaalde regio een consultatiebureau op te richten, wordt door Kind en Gezin genomen op eigen initiatief of na gemotiveerde aanvraag van een kandidaat- organiserend bestuur. § 2. Die beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan alle organiserende besturen, actief in de regio, en het in § 1 vermelde kandidaat-organiserend bestuur. Van de lagere openbare besturen worden alleen die van de gemeente in kwestie aangeschreven. § 3. De geïnteresseerde organiserende besturen kunnen zich daarna binnen een door Kind en Gezin bepaalde termijn kandidaat stellen voor de oprichting en het beheer van het consultatiebureau door een aanvraag tot principieel akkoord. § 4. De aanvraag tot principieel akkoord moet door het organiserend bestuur per aangetekende brief bij Kind en Gezin worden voorgelegd en vermeldt op straffe van niet-ontvankelijkheid de volgende gegevens : 1° de identiteit van de aanvrager(s);2° het organiserend bestuur;3° alle gegevens inzake de opportuniteit van het initiatief, nl. sociaal-economische gegevens, de vestigingsplaats of gebiedsomschrijving, de vermoedelijke startdatum, een raming van de behoefte aan zittingen.

Art. 28.§ 1. Kind en Gezin stuurt na ontvangst van de aanvraag onmiddellijk een ontvangstmelding en laat weten of het dossier al dan niet volledig is. § 2. Kind en Gezin neemt binnen 90 kalenderdagen na ontvangst van het volledige dossier een gemotiveerde beslissing over de aanvraag en betekent onmiddellijk die beslissing aan het kandidaat-organiserend bestuur.

Art. 29.§ 1. Het principieel akkoord bevat een raming van het aantal zittingen per week, het vermeldt de datum waarop ten vroegste een erkenning kan worden toegestaan en de geldigheidsduur van het principieel akkoord. § 2. Op basis van het principieel akkoord mag het consultatiebureau geen consulten organiseren. § 3. Het principieel akkoord geeft geen recht op erkenning en subsidiëring van het consultatiebureau.

Art. 30.§ 1. Wanneer er elementen van de aanvraag wijzigen, moet dat onmiddellijk schriftelijk meegedeeld worden aan Kind en Gezin. § 2. Kind en Gezin kan het principieel akkoord intrekken : 1° als de elementen van de aanvraag grondig wijzigen;2° op verzoek van het organiserend bestuur. HOOFDSTUK II. - Erkenning

Art. 31.§ 1. Het organiserend bestuur dient per aangetekende brief de erkenningsaanvraag in bij Kind en Gezin binnen de geldigheidsduur van het principieel akkoord. § 2. De erkenningsaanvraag bevat op straffe van niet-ontvankelijkheid : 1° de nodige documenten, statuten of ontwerpstatuten waaruit blijkt dat het organiserend bestuur hetzij een lager openbaar bestuur, een v.z.w. of een universitaire instelling is; 2° een lijst van vrijwilligers met vermelding van hun naam, adres en geboortedatum;3° het correspondentieadres met naam en telefoonnummer van de contactpersoon;4° een verklaring dat de nodige verzekeringen werden afgesloten;5° het adres van het consultatiebureau;6° een duidelijke schets van de lokalen;7° de naam van de arts die in dienst zal worden genomen.

Art. 32.§ 1. Kind en Gezin stuurt na ontvangst van de aanvraag onmiddellijk een ontvangstmelding en laat weten of het dossier ontvankelijk is. § 2. Kind en Gezin bezoekt na toezending van het volledige dossier de lokalen en brengt het organiserend bestuur op de hoogte van eventuele op- en aanmerkingen.

Het organiserend bestuur beschikt over maximaal één maand vanaf de kennisname van die op- of aanmerkingen om een gemotiveerd antwoord hierop te formuleren. § 3. Uiterlijk 120 kalenderdagen na toezending van de ontvankelijke erkenningsaanvraag neemt Kind en Gezin een gemotiveerde beslissing over de erkenning. De postdatum geldt als bewijs. Kind en Gezin brengt het organiserend bestuur daarvan per aangetekende brief op de hoogte. § 4. De erkenningsbeslissing bepaalt de ingangsdatum van de erkenning en het aantal zittingen. § 5. De erkenningsbeslissing kan voorwaardelijk zijn. In dat geval bevat ze een of meer voorwaarden die vóór de ingangsdatum van de erkenning vervuld moeten zijn. Het organiserend bestuur brengt dan uiterlijk 1 maand vóór de ingangsdatum Kind en Gezin op de hoogte van de verwezenlijkingen aangaande de voorwaarden. Indien Kind en Gezin vaststelt dat aan de vooropgestelde voorwaarden niet werd voldaan, kan het de voorwaardelijke erkenningsbeslissing intrekken.

De ingangsdatum van de erkenning kan evenwel op gemotiveerd verzoek van het organiserend bestuur eenmalig worden uitgesteld. Kind en Gezin bepaalt in dat geval een nieuwe ingangsdatum. Het organiserend bestuur brengt opnieuw uiterlijk 1 maand vóór de nieuwe ingangsdatum Kind en Gezin op de hoogte van de verwezenlijkingen aangaande de voorwaarden.

Indien Kind en Gezin vaststelt dat aan de vooropgestelde voorwaarden niet werd voldaan, kan het de erkenningsbeslissing intrekken.

Art. 33.De erkenning geeft recht op subsidiëring conform artikel 3.

Art. 34.De erkenning geldt voor onbepaalde tijd.

Art. 35.De erkenning kan ten allen tijde worden ingetrokken wanneer één of meer van de voor de erkenning vastgestelde voorwaarden niet meer vervuld zijn, of de door Kind en Gezin gegeven richtlijnen voor de uitvoering daarvan niet nageleefd worden.

Kind en Gezin kan de erkenning onmiddellijk intrekken wanneer er ernstige redenen zijn die het normaal functioneren van het consultatiebureau in het gedrang brengen.

Art. 36.Wanneer er elementen van het goedgekeurde dossier wijzigen, stelt het organiserend bestuur Kind en Gezin daarvan onmiddellijk schriftelijk in kennis.

Art. 37.Wanneer een organiserend bestuur besluit zijn activiteiten in een consultatiebureau stop te zetten, moet dit minimaal zes maanden vóór de werkelijke stopzetting per aangetekende brief aan Kind en Gezin gemeld worden. Het consultatiebureau staat tot de stopzetting in voor de continuïteit van de dienstverlening.

Tijdens deze termijn van zes maanden beslist Kind en Gezin over de verdere wenselijkheid van een consultatiebureau in de regio in kwestie en start, in voorkomend geval, de procedure tot het verkrijgen van het principieel akkoord en de erkenning van een nieuw consultatiebureau zoals beschreven in deze titel.

TITEL IV. - Beroepsprocedure

Art. 38.Het organiserend bestuur of het kandidaat-organiserend bestuur kan beroep aantekenen bij Kind en Gezin tegen de volgende beslissingen : 1° de weigering en de intrekking van het principieel akkoord;2° de weigering en de intrekking van de erkenning of voorlopige erkenning;3° de weigering van verlenging van de erkenning;4° een formeel betekend voornemen tot het nemen van een dergelijke beslissing.

Art. 39.Het organiserend bestuur dient in dat geval op straffe van niet-ontvankelijkheid uiterlijk 15 kalenderdagen na kennisneming van een beslissing als bedoeld in artikel 38 een gemotiveerd beroepschrift in bij Kind en Gezin.

Art. 40.Het beroepschrift bevat eveneens op straffe van niet-ontvankelijkheid de volgende elementen : 1° naam en adres van het organiserend bestuur;2° datum van ontvangst van de betwiste beslissing;3° een referte of kopie van de betwiste beslissing;4° een uitvoerige motivering van het beroep;5° naam en handtekening van de voorzitter van het organiserend bestuur;6° datum van instelling van het beroep.

Art. 41.Kind en Gezin beslist binnen 10 kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift over de ontvankelijkheid van het beroep, motiveert die beslissing en brengt het organiserend bestuur daarvan onmiddellijk per aangetekende brief op de hoogte.

Art. 42.§ 1. Het beroep is schorsend. § 2. In afwijking van § 1 kan Kind en Gezin bij een beroep tegen de intrekking van de erkenning binnen 10 kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift beslissen dat het beroep geen schorsend karakter heeft. Die mogelijkheid wordt beperkt tot de gevallen waarbij een ernstig gevaar dreigt voor de veiligheid en de gezondheid van cliënteel en medewerkers. § 3. Als besloten wordt dat het beroep niet schorsend is, verstuurt Kind en Gezin de gemotiveerde beslissing onmiddellijk per aangetekende brief aan het organiserend bestuur.

Art. 43.§ 1. Overeenkomstig artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, bezorgt Kind en Gezin het ontvankelijke beroepschrift samen met het volledige administratieve dossier en eventuele verweermiddelen aan de commissie.

Kind en Gezin bezorgt tegelijkertijd een kopie van het beroepschrift aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. § 2. Het beroep wordt verder behandeld volgens de procedure, bedoeld in het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden.

TITEL V. - Subsidiëring HOOFDSTUK I. - Eenmalige kosten

Art. 44.§ 1. Bij de erkenning wordt een eenmalige subsidie toegekend voor de aansluiting van nutsconsultatiebureaus en de aanschaf van niet-medisch materiaal ten bedrage van 1.859,20 euro. Dat bedrag wordt niet geïndexeerd. § 2. Kind en Gezin stelt het consultatiebureau bij de oprichting in het bezit van een basisuitrusting meubilair en van het medisch uitrustingsmateriaal overeenkomstig de door de Kind en Gezin goedgekeurde normen. § 3. Binnen het jaar na de erkenning kan Kind en Gezin de geleverde basisuitrusting terugvorderen, wanneer blijkt dat het consultatiebureau zijn activiteiten heeft stopgezet. HOOFDSTUK II. - Functioneringskosten

Art. 45.§ 1. Kind en Gezin verleent vanaf de oprichting een subsidie voor de functioneringskosten, waaronder kosten voor huur en onderhoud van de lokalen, het verbruik van gas, water, stookolie en elektriciteit, telefoon, de medische verbruiksgoederen voor het consultatiebureau en voor het huisbezoek, verzekeringen en verplaatsingskosten van vrijwilligers alsmede afschrijvingskosten.

Die subsidie bedraagt 65,30 euro per zitting. § 2. Voor de vorming van de vrijwilligers verleent Kind en Gezin 4,80 euro per zitting. HOOFDSTUK III. - Kosten voor de medewerking van de artsen

Art. 46.§ 1. De subsidie voor de kosten voor medewerking van de artsen hangt af van het feit of de arts als zelfstandige of als bediende werkt. § 2. Voor de arts die zelfstandig is, wordt een forfaitaire subsidie verleend van 31,28 euro per uur, om te zetten in een honorarium. § 3. Voor de arts die bediende is, wordt per consultuur een subsidie verleend van 1/1405 van het jaarbedrag zoals hierna bepaald.

Het jaarbedrag, genoemd in het eerste lid, bestaat uit : 1° een brutojaarloon voor voltijdse dienst volgens de salarisschalen in de bijlage, gevoegd bij dit besluit, rekening houdend met de anciënniteit van de titularis-arts, zoals bepaald in artikel 47;2° de werkgeversbijdrage voor de sociale zekerheid van de werknemers die jaarlijks door Kind en Gezin wordt herzien;3° 2 % van dat brutoloon forfaitair voor de werkelijke lasten buiten de RSZ;4° vakantiegeld, nl.90 % van 1/12 van het hierboven genoemde bruto jaarloon; 5° eindejaarsuitkering, berekend zoals in artikel XIII 86, § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen en vermeerderd met de hierboven genoemde werkgeversbijdrage, alsook 2 %, forfaitair voor de werkelijke lasten buiten de R.S.Z. Dat houdt in dat het organiserend bestuur de arts-bediende in dienst neemt voor 1/9 prestatie per wekelijkse zitting met een brutojaarloon dat minimaal overeenkomt met wat vastgelegd is in de salarisschaal in de bijlage en volgens de anciënniteitsberekening overeenkomstig artikel 47. § 4. Voor elk van de door Kind en Gezin opgelegde momenten van vorming en overleg kent Kind en Gezin een aantal bonuspunten toe. Elk punt komt overeen met een extra subsidie van 31,28 euro, door het organiserend bestuur om te zetten in een vormingspremie voor de arts-bediende en in een honorarium voor de zelfstandige arts.

Jaarlijks, en na neerlegging van het bewijs van deelname aan de vormings- en/of overlegmomenten, maakt Kind en Gezin een afrekening.

Kind en Gezin legt vast op welke manier dit bewijs wordt geleverd. § 5. Kind en Gezin kent aan de arts-bediende een subsidie toe van 0,2636 euro per kilometer, als tegemoetkoming in de verplaatsingskosten voor zittingen en overlegmomenten. Het organiserend bestuur bezorgt Kind en Gezin per kwartaal, samen met de zittingstabellen, een overzicht van het totaal van de verplaatsingskosten per arts.

De arts kan de volgende verplaatsingen aanrekenen : 1° de verplaatsing van zijn woonplaats naar het consultatiebureau/overlegmoment en terug;2° de verplaatsing tussen twee consultatiebureaus wanneer de zittingen elkaar opvolgen;wanneer het tweede consultatiebureau wordt georganiseerd door een ander organiserend bestuur dan het eerste, betaalt het tweede organiserend bestuur de kosten van de verplaatsing tussen de twee consultatiebureaus, evenals de terugweg naar zijn woonplaats; 3° de verplaatsing tussen een zitting en een overlegmoment wanneer deze elkaar opvolgen. De arts mag in geen geval eenzelfde verplaatsing tweemaal aanrekenen.

Fraude kan leiden tot het schrappen van de arts van de kandidatenlijst. § 6. Bij een vervanging wegens ziekte van een titularis-arts die bediende is, wordt gedurende de eerste 30 dagen ziekteverlof niet alleen de vervangende arts maar ook de titularis-arts gesubsidieerd. HOOFDSTUK IV. - Anciënniteitsberekening

Art. 47.§ 1. Voor een arts met bediendecontract worden voorafgaande prestaties vóór 1 januari 1996 gevaloriseerd wanneer het gaat om : 1° prestaties die in een door Kind en Gezin erkende instelling zijn geleverd.Daarbij wordt de berekening gemaakt vanaf de datum van de eerste zitting die door de betrokken arts werd verzorgd en worden 90 zittingen gelijkgesteld met één jaar. Het totaal aantal jaren anciënniteit kan niet meer bedragen dan het aantal volle kalenderjaren dat verstreken is tussen de startdatum en 1 januari 1996; 2° prestaties als bediende die gezien kunnen worden als nuttige ervaring.Het Medisch College beslist of een prestatie als nuttige ervaring kan worden beschouwd. Deeltijdse prestaties geven recht op een evenredige anciënniteit volgens de volgende percentages : a) voor prestaties van 50 % tot en met 79 % : 50 % anciënniteit;b) voor prestaties van 80 % tot en met 89 % : 80 % anciënniteit;c) voor prestaties van 90 % tot en met 99 % : 90 % anciënniteit. Cumul van deeltijdse prestaties wordt toegelaten met een maximum van 100 %.

De prestaties moeten door de betrokken arts worden bewezen door middel van geldige attesten van de voormalige werkgever(s). § 2. Voor een arts met een bediendecontract worden prestaties van na 1 januari 1996 gevaloriseerd wanneer het gaat om : 1° prestaties als bediende in een door Kind en Gezin erkende instelling, vanaf de datum van de werkelijke indiensttreding, onafhankelijk van het feit of hij deeltijdse of voltijdse prestaties levert, maar met een minimum van 90 zittingen per dienstjaar;2° prestaties als bediende buiten een door Kind en Gezin erkende instelling op basis van de voorwaarden die in § 1, 2°, vermeld staan. § 3. Het totaal van de in aanmerking genomen jaren en maanden wordt afgesloten op de datum van de indiensttreding als bediende bij een consultatiebureau en wordt afgerond naar het aantal volledige jaren dat werd gepresteerd. HOOFDSTUK V. - Indexering en uitbetaling van subsidies

Art. 48.§ 1. De bedragen, opgenomen in de bijlage, gevoegd bij dit besluit, zijn uitgedrukt tegen 100 %, en worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 (102,02).

Ze volgen de evolutie van het gezondheidsindexcijfer, overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. § 2. De andere subsidiebedragen, vermeld in dit besluit, met uitzondering van het in artikel 44, § 1, vermelde bedrag, worden jaarlijks, en voor het eerst op 1 januari 2002, gekoppeld aan het indexcijfer dat berekend en benoemd wordt met toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 om het concurrentievermogen te vrijwaren.

Art. 49.§ 1. Per kwartaal en uiterlijk op het einde van de eerste maand van het betreffende kwartaal keert Kind en Gezin voorschotten uit.

Het bedrag van die voorschotten wordt vastgelegd op maximaal een vierde van 90 % van de geraamde jaarlijkse subsidiabele kosten.

Subsidies voor vorming, overleg en verplaatsingskosten van de artsen-bedienden worden in de berekening van de voorschotten niet in aanmerking genomen. § 2. De subsidies worden definitief vastgelegd door het bepalen van een regularisatiebedrag, na het kalenderjaar waarin de voorschotten van het consultatiebureau, bedoeld in § 1, werden uitgekeerd bij het voorleggen van de door Kind en Gezin voorgeschreven staten.

Art. 50.Elke zitting die niet plaatsvindt of plaatsvindt zonder arts, wordt niet gesubsidieerd.

Kind en Gezin kan hierop uitzonderingen toestaan wanneer het oordeelt dat het gaat om een geval van overmacht, waarvoor op geen enkele manier tijdig een oplossing kon worden gevonden. Het organiserend bestuur moet in voorkomend geval hiervan het bewijs leveren.

TITEL VI. - Boekhouding en controle

Art. 51.De boekhouding van het organiserend bestuur van een consultatiebureau volgt de richtlijnen van Kind en Gezin.

Art. 52.§ 1. Het organiserend bestuur legt na het verstreken kalenderjaar een activiteitenverslag voor aan Kind en Gezin. Dat verslag wordt opgesteld volgens de richtlijnen van Kind en Gezin en wordt voorgelegd binnen een termijn van maximaal 1 maand na het verstreken kalenderjaar. § 2. Kind en Gezin houdt toezicht op de besteding van de subsidies door het organiserend bestuur van het consultatiebureau.

Daartoe hebben de ambtenaren van Kind en Gezin, die daarvoor zijn aangewezen, toegang tot de boekhouding en tot alle relevante documenten.

Art. 53.§ 1. De aangewezen medewerkers van Kind en Gezin hebben toegang tot de lokalen van het consultatiebureau op elk moment van de zitting.

Zij kunnen ter plaatse alle documenten inzien en informatie inwinnen, zowel bij de personen die bij de werking van het consultatiebureau betrokken zijn als bij de cliënten. De conclusies van het bezoek worden aan het organiserend bestuur meegedeeld. § 2. De medische-kwaliteitscoördinatoren staan in voor de kwaliteitsbewaking en -bevordering van de medische prestaties in de consultatiebureaus. Ze delen hun bevindingen mee aan het organiserend bestuur, met uitzondering van de gegevens die onder het medisch beroepsgeheim vallen.

TITEL VII. - Slotbepalingen

Art. 54.Het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind wordt opgeheven.

Art. 55.De consultatiebureaus die op 31 december 2001 in de vorm van steunpunt functioneerden worden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit omgevormd tot consultatiebureaus waaraan conform artikel 8, § 2, de bijzondere toestemming wordt verleend om minimaal 1 zitting per week te organiseren.

Art. 56.§ 1. In afwijking van artikel 18, § 2, geldt de voorwaarde voor een aanvullend certificaat voor huisartsen niet voor de artsen die kunnen aantonen dat zij op 1 januari 1996 een nuttige ervaring van ten minste 2 jaar in een consultatiebureau van Kind en Gezin hadden, als minstens één wekelijkse zitting werd waargenomen, en van vijf jaar als minstens één maandelijkse zitting werd waargenomen. § 2. De artsen leggen een geschreven verklaring op erewoord af dat zij voldoen aan de voorwaarden van § 1.

Art. 57.§ 1. De reeds erkende consultatiebureaus moeten voldoen aan de erkenningsvoorwaarden, genoemd in titel II van dit besluit, uiterlijk binnen drie jaar na de datum van de inwerkingtreding van dit besluit. § 2. Tijdens de driejarige overgangsperiode, genoemd in § 1, behouden de reeds erkende consultatiebureaus hun erkenning of kan hun erkenning al dan niet verlengd worden op basis van de voorwaarden waarop ze erkend werden tot het moment waarop ze verklaren te voldoen aan de erkenningsvoorwaarden in dit besluit. Deze verklaring gebeurt per aangetekende brief en is gericht aan Kind en Gezin. § 3. De overgangsbepalingen, genoemd in § 1 en § 2, gelden niet voor artikel 8, 9, 18 en 19. Hieraan moet worden voldaan vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit. § 4. De erkenningen en de verlengingen van erkenningen die gebeuren vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit vallen volledig onder dit besluit.

Art. 58.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Art. 59.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 1 maart 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Gezondheid, Welzijn en Gelijke Kansen, M. VOGELS

Bijlage Tabel van de salarisschalen van de artsen Salarisschaal 2 De anciënniteit wordt opgebouwd vanaf de leeftijd van 24 jaar Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De artsen gaan na 9 jaar anciënniteit over van salarisschaal 2 naar salarisschaal 1.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2002 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind.

Brussel, 1 maart 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Gezondheid, Welzijn en Gelijke Kansen, M. VOGELS

^