gepubliceerd op 21 december 2018
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de erkenning en de subsidiëring van consultatiebureaus en de erkenning van consultatiebureauartsen
12 OKTOBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de erkenning en de subsidiëring van consultatiebureaus en de erkenning van consultatiebureauartsen
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen, artikel 14, gewijzigd bij de decreten van 20 april 2012, 29 juni 2012 en 15 juli 2016;
Gelet op het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning, artikel 8, derde lid, en 20, eerste lid;
Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, 12, 13, § 4, eerste lid, en 24 gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006;
Gelet op het decreet van 8 juli 2011 houdende de regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, artikel 57;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 13 juli 2018;
Gelet op advies 64.063/1/V van de Raad van State, gegeven op 21 september 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit : TITEL 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, vermeld in artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin;2° consultaanbod: een aanbod van geijkte momenten waarop preventief medisch, psychosociaal of pedagogisch consult of begeleiding uitgevoerd wordt door een consultatiebureauarts en een verpleegkundige, die een medewerker is van het agentschap, aan aanstaande ouders en kinderen tussen nul en drie jaar of tot schoolgaande leeftijd en hun gezin;3° consultatiebureau: de voorziening waar het preventief of prenataal consultaanbod wordt verstrekt aan aanstaande ouders en kinderen tussen nul en drie jaar of tot schoolgaande leeftijd en hun gezin;4° consultatiebureauarts: een arts die conform artikel 65 een erkenning als consultatiebureauarts heeft;5° gebruikers: de aanstaande ouders en kinderen tussen nul en drie jaar of tot schoolgaande leeftijd en hun gezin, die gebruik maken van het prenataal of preventief consultaanbod van het agentschap;6° medewerkers van het consultatiebureau: medewerkers van het agentschap, medewerkers van de organisator en consultatiebureauartsen, die samen zorgen voor de werking van een consultatiebureau;7° medewerkers van de organisator: de medewerkers die aangestuurd worden door de organisator en die vrijwilligers of betaalde krachten zijn;8° medisch prenataal consultaanbod: het medisch en psychosociaal consultaanbod dat wordt uitgevoerd door een consultatiebureauarts en een verpleegkundige, die een medewerker is van het agentschap;9° medisch preventief consultaanbod: het consultaanbod op geijkte leeftijdsmomenten van kinderen, dat wordt uitgevoerd door een consultatiebureauarts en een verpleegkundige, die een medewerker is van het agentschap.De leeftijdsmomenten zijn opgesteld volgens wetenschappelijke aanbevelingen in de jeugdgezondheidszorg; 10° mentorarts: een consultatiebureauarts die een toelating van het agentschap heeft om een andere startende of herstartende consultatiebureauarts, te ondersteunen en te begeleiden tijdens een zitting;11° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;12° organisator: de rechtspersoon die instaat voor de organisatie en het beheer van een consultatiebureau en aan wie de erkenning voor een consultatiebureau wordt verleend;13° prenataal consultaanbod: een aanbod van geijkte momenten waarop kwetsbare zwangeren uitgenodigd worden op het prenataal consultatiebureau, voor medische en psychosociale begeleiding en opvolging tijdens de zwangerschap.Het is een vangnet voor zwangere vrouwen die niet in het regulier circuit terecht kunnen voor in de eerste plaats medische opvolging van de zwangerschap door een consultatiebureauarts of verpleegkundige, die een medewerker is van het agentschap; 14° preventief consultaanbod: een aanbod van geijkte momenten waarbij preventief medisch, psychosociaal en pedagogisch consult wordt verstrekt aan niet-schoolgaande kinderen en hun gezinnen;15° programma: het aanbod dat wordt bepaald door het agentschap op preventief, psychosociaal, medisch en pedagogisch vlak, naar gezinnen toe en dat het agentschap wil realiseren door zowel medewerkers van het agentschap als door samenwerking met partners;16° vergelijkende procedure: de procedure waarbij de aanvragen met elkaar worden vergeleken op basis van de in de oproep vermelde criteria om zo tot een rangschikking te komen;17° werkdag: elke dag met uitzondering van zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen;18° zitting: een of meer opeenvolgende uren waarop het preventief of het prenataal consultaanbod wordt uitgevoerd en gebruikers worden ontvangen. TITEL 2. - Consultatiebureaus HOOFDSTUK 1. - Erkenning voor een consultatiebureau Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 2.Een organisator kan een erkenning krijgen voor een consultatiebureau. Meer specifiek gaat het om een erkenning voor: 1° een regulier consultatiebureau;2° een consultatiebureau in een Opvangcentrum voor asielzoekers;3° een prenataal consultatiebureau in de grootstad Antwerpen of Gent, of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Bij de erkenning wordt automatisch een bijbehorende subsidie toegekend. De erkenning geldt voor maximaal tien jaar. Als de erkenning niet langer geldig is, wordt de bijbehorende subsidie niet langer toegekend.
In afwijking van het tweede lid, geldt de erkenning voor een prenataal consultatiebureau, vermeld in het eerste lid, 3°, voor drie jaar.
Art. 3.De erkenning voor een consultatiebureau kan alleen in overeenstemming met de programmatie voor de inplanting van de consultatiebureaus. De programmatie houdt rekening met een optimale spreiding van het preventief consultaanbod en het prenataal consultaanbod, en is gericht op de behoeften van de gebruikers.
Het agentschap stelt de programmatie, vermeld in het eerste lid, op, binnen de perken van de begrotingskredieten, en kan de programmatie jaarlijks herzien.
Art. 4.De organisator voldoet bij de aanvraag van een erkenning voor een consultatiebureau aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5 tot en met 8.
De organisator voldoet aan de erkenningsvoorschriften, vermeld in artikel 9 tot en met 36, om de erkenning voor een consultatiebureau te behouden. Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden
Art. 5.De organisator heeft kennisgenomen van de voorschriften die op hem van toepassing zijn conform artikel 4, tweede lid, en verbindt zich ertoe om aan die voorschriften te voldoen zodra het consultaanbod van start gaat op het consultatiebureau.
Art. 6.De organisator heeft een visie over de organisatie en het beheer van een consultatiebureau, vermeld in artikel 10, en over de medewerkers, vermeld in artikel 31.
Art. 7.De organisator is een lokaal bestuur, universitaire instelling of is opgericht als vereniging zonder winstoogmerk conform de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen.
De organisator heeft de geschiktheid en integriteit om op een rechtmatige manier, rekening houdend met geldende normen en waarden, kwaliteitsvol een consultatiebureau te organiseren en te beheren. De organisator doet aan goed bestuur.
Art. 8.De organisator heeft de infrastructuur die voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 14, 1°, 6° en 7°.
Voor een consultatiebureau in een Opvangcentrum voor asielzoekers, vermeld in artikel 2, 2°, bevindt de infrastructuur, vermeld in het eerste lid, zich in een Opvangcentrum voor asielzoekers. De organisator kan na toestemming van het agentschap afwijken van de voorwaarden voor de infrastructuur conform artikel 16.
Voor een prenataal consultatiebureau, vermeld in artikel 2, 3°, bevindt de infrastructuur, vermeld in het eerste lid, zich op een locatie waar de organisator al een regulier consultatiebureau als vermeld in artikel 2, 1°, heeft. Afdeling 3. - Erkenningsvoorschriften
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 9.De organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7.
Art. 10.De organisator is verantwoordelijk voor de organisatie en het beheer van het consultatiebureau.
In het eerste lid wordt verstaan onder de organisatie en het beheer van een consultatiebureau: 1° de infrastructuur, vermeld in artikel 14, en het benodigde materiaal, vermeld in artikel 15, van het consultatiebureau ter beschikking stellen en houden;2° het onthaal en de toegankelijkheid van het consultatiebureau, vermeld in artikel 17 tot en met 20, organiseren;3° het consultaanbod op het consultatiebureau, vermeld in artikel 21 tot en met 25, organiseren;4° samenwerken met derden en het consultatiebureau profileren in het ruime preventieve ondersteuningsaanbod ten aanzien van de gebruikers, potentiële gebruikers, partners en potentiële partners als vermeld in artikel 26 tot en met 28;5° bijdragen aan de inhoudelijke, methodische doelstellingen en de uitvoering van het programma van het agentschap, om zo het vooropgestelde kwaliteitskader van het agentschap te realiseren;6° de opdrachten, vermeld in artikel 30 tot en met 36.
Art. 11.De organisator organiseert en beheert het consultatiebureau zonder te discrimineren op basis van geslacht, seksuele geaardheid, nationaliteit, taal, vermogen, religieuze, ideologische, filosofische en politieke overtuiging, en culturele, maatschappelijke of sociale afkomst.
Art. 12.De organisator levert maximale inspanningen om grensoverschrijdend gedrag en gevaarsituaties ten aanzien van de gebruikers van het consultatiebureau te vermijden en in voorkomend geval aan te pakken.
De organisator heeft een procedure over grensoverschrijdend gedrag en een procedure voor gevaarsituaties, met aandacht voor detectie, reactie en preventie.
De organisator meldt elke gevaarsituatie en situatie van grensoverschrijdend gedrag zo snel mogelijk aan het agentschap.
Art. 13.Als meerdere organisatoren een erkenning voor een consultatiebureau hebben op dezelfde locatie, organiseren en beheren ze het consultatiebureau gezamenlijk en voeren zij eenzelfde beleid rond de voorschriften, vermeld in artikel 10 en 12, en artikel 14 tot en met 36.
Onderafdeling 2. - Infrastructuur en materiaal
Art. 14.De organisator stelt op de locatie van het consultatiebureau een infrastructuur ter beschikking, die geschikt is om het consultaanbod kwaliteitsvol uit te voeren. De infrastructuur van het consultatiebureau: 1° is vlot en veilig bereikbaar en toegankelijk voor de gebruikers;2° is herkenbaar, duidelijk aangegeven en uitnodigend;3° heeft de identificatiegegevens en het logo van het agentschap;4° is kindvriendelijk en borstvoedingsvriendelijk ingericht;5° is gericht op de behoeften van de gebruikers en de medewerkers van het consultatiebureau.De organisator houdt daarbij rekening met hun veiligheid, gezondheid, comfort, privacy, ergonomie en de hygiëne; 6° is voorzien van de mogelijkheid om veilig te evacueren en neemt maatregelen voor brandpreventie;7° heeft voldoende ruime en functionele lokalen, die de uitvoering van het programma en consultaanbod mogelijk maakt;8° heeft een functionele toegang tot internet.
Art. 15.De organisator stelt het materiaal op het consultatiebureau ter beschikking dat nodig is om het consultaanbod kwaliteitsvol uit te voeren. De organisator is verantwoordelijk voor de aankoop, de installatie, het onderhoud, de bewaring en de afvalverwerking van het materiaal. De organisator houdt daarbij rekening met de wettelijke vereisten op het gebied van veiligheid, hygiëne en milieu.
Art. 16.De organisator kan voor een consultatiebureau in een Opvangcentrum voor asielzoekers als vermeld in artikel 2, 2°, na toestemming van het agentschap, afwijken van de voorschriften voor de infrastructuur, vermeld in artikel 14, en het materiaal, vermeld in artikel 15.
Onderafdeling 3. - Onthaal en toegankelijkheid
Art. 17.De organisator is verantwoordelijk voor het onthaal op het consultatiebureau bij het consultaanbod, waaronder het verwelkomen van de gebruikers, het wegen en meten van de kinderen en de wachtzaalfunctie.
Art. 18.De organisator is verantwoordelijk voor een maximale toegankelijkheid en laagdrempeligheid van het consultatiebureau voor de gebruikers en potentiële gebruikers met het oog op een maximaal doelbereik van het preventief en prenataal consultaanbod.
Voor een prenataal consultatiebureau als vermeld in artikel 2, 3°, ontwikkelt en past de organisator drempelverlagende strategieën toe om kwetsbare zwangeren zo maximaal mogelijk toe te leiden naar de medische reguliere sector.
In het tweede lid wordt verstaan onder medische reguliere sector: gynaecologen, huisartsen, vroedvrouwen en wijkgezondheidscentra.
Art. 19.De organisator voert de opdrachten in het kader van de organisatie en het beheer van het consultatiebureau gratis uit.
Art. 20.De organisator is verantwoordelijk voor de behandeling van elke klacht over de organisatie en het beheer van het consultatiebureau. Die behandeling van een klacht houdt minstens in dat de klacht wordt geregistreerd, geanalyseerd, beantwoord, en dat er een passend gevolg aan wordt gegeven.
Onderafdeling 4. - Organisatie van het consultaanbod
Art. 21.De organisator organiseert het consultaanbod met minstens het aantal uren, berekend conform artikel 40.
Art. 22.§ 1. De organisator heeft voor een regulier consultatiebureau als vermeld in artikel 2, 1°, minstens 210 uren per jaar behaald, berekend op basis van de parameters, vermeld in artikel 40.
Als de organisator voor een regulier consultatiebureau als vermeld in artikel 2, 1°, twee opeenvolgende jaren minder dan 210 uren behaalt, kan het agentschap de erkenning opheffen. Het agentschap kan afwijken van de beslissing om de erkenning op te heffen, als de organisator daarvoor een gemotiveerde aanvraag indient.
Als op dezelfde locatie meerdere reguliere consultatiebureaus als vermeld in artikel 2, 1°, zijn, worden de uren van de organisatoren voor alle reguliere consultatiebureaus op die locatie samengeteld. Het totaal aantal uren op die locatie, mag twee opeenvolgende jaren niet minder dan 210 uren zijn. § 2. Het prenataal consultatiebureau, vermeld in artikel 2, 3°, heeft jaarlijks vijftig nieuwe ingeschreven kwetsbare zwangeren.
In het eerste lid wordt verstaan onder nieuwe ingeschreven kwetsbare zwangere: elke zwangere persoon die zich voor een eerste keer aanmeldt of aanbiedt op het prenataal consultatiebureau.
Art. 23.Als het aantal uren, berekend conform artikel 40, niet volstaat om het preventief consultaanbod te organiseren, kan de organisator die verschillende reguliere consultatiebureaus als vermeld in artikel 2, 1°, heeft, uren overdragen van het ene consultatiebureau op het andere. De organisator zorgt daarbij voor de continuïteit van het preventief consultaanbod op de consultatiebureaus.
Als de organisator met verschillende consultatiebureaus geen of onvoldoende overblijvende uren op een ander consultatiebureau heeft, of als de organisator maar één consultatiebureau heeft, kan de organisator meer uren aanvragen bij het agentschap.
Art. 24.De organisator werkt, samen met de andere medewerkers van het consultatiebureau, mee aan het opmaken van een planning voor het komende jaar. De planning voldoet aan de volgende voorwaarden: 1° het omvat het uit te voeren consultaanbod, volgens het aantal uren, berekend conform artikel 40;2° het is opgemaakt in overleg met de medewerkers van het consultatiebureau in kwestie;3° het houdt rekening met voldoende spreiding van het consultaanbod over het jaar;4° het zorgt voor de continuïteit en de kwaliteit van het consultaanbod;5° het is gericht op de noden van de gebruikers;6° het voorziet in aangepaste openingsuren per week.
Art. 25.Het agentschap kan tijdelijk extra uren toekennen om voor specifieke doelgroepen een preventief consultaanbod te organiseren op een locatie buiten het consultatiebureau. De uren worden toegekend aan de organisator van een nabijgelegen consultatiebureau als vermeld in artikel 2, 1° en 2°. Als er dichtbij die locatie meerdere consultatiebureaus zijn die georganiseerd worden door verschillende organisatoren, contacteert het agentschap de organisatoren die in onderling akkoord bepalen aan wie de extra uren worden toegekend. Als ze niet tot een akkoord komen, beslist het agentschap op basis van afstand.
Onderafdeling 5. - Samenwerking en profilering
Art. 26.De organisator voert een actief informatie- en communicatiebeleid over zijn rol en werking, de werking van het consultatiebureau en het programma van het agentschap. Het informatie- en communicatiebeleid is afgestemd op zowel de gebruikers van het consultatiebureau als op partners in het preventieve ondersteuningsaanbod.
Art. 27.De organisator van een consultatiebureau als vermeld in artikel 2, 1° en 3°, van dit besluit, maakt deel uit van het samenwerkingsverband Huis van het Kind, vermeld in artikel 7, eerste lid, van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning, waarvan het werkingsgebied de plaats omvat waar het consultatiebureau gelegen is.
De organisator, vermeld in het eerste lid, maakt ook deel uit van elk ander samenwerkingsverband Huis van het Kind met een ander werkingsgebied, als minstens 20% van het aantal gebruikers die wonen in dat ander werkingsgebied, gebruik maakt van het consultaanbod in het consultatiebureau van de organisator.
Art. 28.De organisator werkt samen met de lokale actoren in preventieve gezinsondersteuning en sluit zo veel mogelijk aan bij de wijze waarop de lokale besturen het lokaal sociaal beleid vormgeven.
De organisator van een consultatiebureau in een Opvangcentrum voor asielzoekers als vermeld in artikel 2, 2°, werkt samen met het Opvangcentrum voor asielzoekers en maakt afspraken met dat Opvangcentrum over de organisatie van het preventief consultaanbod.
Onderafdeling 6. - Opvolging kwaliteitsindicatoren
Art. 29.De organisator draagt bij aan de inhoudelijke, methodische doelstellingen en de uitvoering van het programma van het agentschap, om zo het vooropgestelde kwaliteitskader van het agentschap te realiseren.
Onderafdeling 7. - Medewerkers
Art. 30.De organisator kan voor het beheer en de organisatie van het consultatiebureau medewerkers hebben. De organisator is verantwoordelijk voor zijn medewerkers.
Art. 31.De organisator voert een beleid voor de medewerkers van de organisator dat afgestemd is op de gebruikers van het consultatiebureau. Dat beleid bestaat uit: 1° de vorming en bijscholing van de medewerkers van de organisator, waarbij de nadruk wordt gelegd op het vergroten van de technische, communicatieve en sociale vaardigheden die nodig zijn om de opdracht uit te voeren;2° het informeren en opvolgen van de medewerkers van de organisator over de missie, de visie, het beleid, de waarden, de doelstellingen, de organisatie en de strategie van het agentschap en de positie, rol en het eigen beleid van de organisator;3° de actieve communicatie en ondersteuning van de medewerkers van de organisator;4° de aanwezigheid van voldoende medewerkers van de organisator bij het uitvoeren van de opdrachten.
Art. 32.De organisator kan aan de medewerkers van de organisator, bij twijfel over de goede gezondheidstoestand van een medewerker, een medisch attest vragen dat de goede algemene gezondheidstoestand van die medewerker, voor de uit te voeren taken, bevestigt.
De organisator vraagt aan de medewerkers van de organisator die direct contact hebben met minderjarige kinderen op het consultatiebureau en betaalde krachten zijn, een uittreksel uit het strafregister als vermeld in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering voor te leggen. De organisator kan aan de andere medewerkers van de organisator vragen om het voormelde uittreksel voor te leggen.
Onderafdeling 8. - Verzekeringen
Art. 33.De organisator heeft een verzekering voor: 1° de burgerlijke aansprakelijkheid van de organisator;2° de burgerlijke aansprakelijkheid van de medewerkers van de organisator en elke andere persoon die, met uitdrukkelijke toestemming van de organisator, een activiteit opneemt in het kader van de opdrachten voor de organisatie en het beheer van een consultatiebureau, voor schade die wordt toegebracht aan de organisator, aan een andere medewerker, aan de gebruikers van het consultatiebureau of aan derden tijdens het uitvoeren van de opdrachten voor het consultatiebureau;3° de lichamelijke ongevallen van de gebruikers van het consultatiebureau en derden tijdens de activiteiten op het consultatiebureau. Onderafdeling 9. - Rapportage
Art. 34.De organisator rapporteert jaarlijks over de realisatie, de kwaliteitszorg en de aanwending van de subsidie voor de organisatie en het beheer van het consultatiebureau waarvoor hij erkend is.
De minister bepaalt de nadere regels met betrekking tot de rapportage, waaronder de categorieën van gegevens die gevraagd zullen worden.
Onderafdeling 10. - Boekhouding
Art. 35.De organisator voert een boekhouding overeenkomstig de toepasselijke regelgeving.
De organisator hanteert een boekhouding die inkomsten en uitgaven die verband houden met de activiteiten van het consultatiebureau, voor de toerekening van de kosten en inkomsten, transparant afzondert.
Art. 36.De organisator bezorgt het agentschap jaarlijks en uiterlijk zeven maanden na het afsluiten van het boekjaar een financieel verslag over het voorgaande werkingsjaar. Het financieel verslag bevat de volgende gegevens: 1° de goedgekeurde jaarrekening van de organisator;2° een overzicht van alle kosten en opbrengsten van de organisatie en het beheer van het consultatiebureau. Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, volstaat ook een overzicht van alle inkomsten en uitgaven voor het consultaanbod als de organisator volgens de toepasselijke boekhoudregelgeving een vereenvoudigde boekhouding voert. HOOFDSTUK 2. - Subsidie voor een consultatiebureau Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 37.Een organisator van een erkend consultatiebureau, ontvangt binnen de perken van de begrotingskredieten een jaarlijkse subsidie voor de organisatie en het beheer van het consultatiebureau.
De subsidie wordt toegekend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.
Art. 38.De subsidie wordt aangewend voor de organisatie en het beheer van het consultatiebureau, vermeld in artikel 10. De subsidie geldt als een algemene werkingssubsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van personeels- en werkingskosten.
Art. 39.§ 1. Een reserve kan gebruikt worden ter compensatie van een tekort.
De organisator kan op de volgende wijze reserves opbouwen met de subsidies, vermeld in artikel 37: 1° de reserves worden aangewend om de opdrachten, vermeld in artikel 10, te kunnen realiseren;2° maximaal 10% van de jaarlijkse subsidiebedragen, vermeld in artikel 41, kan als reserve overgedragen worden naar het volgende kalenderjaar;3° de gecumuleerde reserve, opgebouwd uit de jaarlijkse subsidiebedragen, vermeld in punt 2°, is maximaal 20% van de jaarlijkse subsidiebedragen, vermeld in punt 2° ;4° als het maximum, vermeld in punt 2° en 3°, overschreden wordt, wordt het overschreden bedrag teruggestort aan het agentschap, tenzij de organisator een aanwendingsplan of aanzuiveringsplan heeft dat voldoet aan een aantal criteria, waaronder de goedkeuring van de Inspectie van Financiën van de Vlaamse overheid. De minister bepaalt de nadere regels, onder meer de criteria waaraan het aanwendingsplan of aanzuiveringsplan moet voldoen. § 2. Na de verwerking van het financieel verslag, vermeld in artikel 36, wordt de gecumuleerde reserve ten laste van de subsidie door het agentschap berekend en bijgehouden, en wordt ze jaarlijks uiterlijk op het einde van het derde kwartaal ter kennis gebracht van de organisator. Afdeling 2. - Bedrag van de subsidie, voorschot en saldoafrekening
Art. 40.§ 1. Het agentschap kent jaarlijks per erkend regulier consultatiebureau als vermeld in artikel 2, 1°, een aantal uren toe voor het daaropvolgende jaar, waarmee de organisator het preventief consultaanbod organiseert op het consultatiebureau. Het agentschap bepaalt het aantal uren op basis van de volgende parameters: 1° het aantal aanmeldingen op het consultatiebureau gedurende de referentieperiode;2° de algemene bezettingsnorm berekend over alle erkende consultatiebureaus heen, jaarlijks berekend op basis van de resultaten van de referentieperiode door het agentschap;3° de beschikbare cijfers over de kansarmoedekenmerken en de dienstverleningstaal van de gezinnen op het consultatiebureau gedurende de referentieperiode;4° de vereisten van het programma van het agentschap;5° de eventuele afwijkingen op het programma van het agentschap en het aantal vruchteloze consulten op het consultatiebureau gedurende de referentieperiode;6° de organisatie van overleg tussen de medewerkers van het consultatiebureau. In het eerste lid wordt verstaan onder: 1° aanmelding: elk bezoek van een kind aan een consultatiebureau voor een verpleegkundig of medisch consult;2° referentieperiode: het eerste en tweede kwartaal van het voorgaande jaar en het derde en vierde kwartaal van het jaar voorafgaand aan het voorgaande jaar. Het aantal uren kan in de loop van het jaar door het agentschap gewijzigd worden, naar aanleiding van een wijziging aan het programma, vermeld in het eerste lid, 4°. § 2. Voor het jaar waarin de erkenning wordt opgestart, wordt in de plaats van de parameter, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, rekening gehouden met het geboortecijfer en het aantal kinderen tot drie jaar in het gebied waar het consultatiebureau ligt. Voor de parameters, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3° en 5°, wordt rekening gehouden met de best passende gegevens.
Voor het jaar waarin de erkenning wordt opgestart en voor het jaar waarin de erkenning wordt opgeheven, wordt het aantal uren preventief consultaanbod dat bepaald zou worden voor een volledig jaar, verminderd in evenredigheid met de werkelijke duur van het kalenderjaar waarin de erkenning wordt opgestart of opgeheven. § 3. Het agentschap kent jaarlijks per consultatiebureau in een Opvangcentrum voor asielzoekers, vermeld in artikel 2, 2°, een aantal uren toe voor het daaropvolgende jaar, waarmee de organisator het preventief consultaanbod organiseert op het consultatiebureau. Het agentschap bepaalt het aantal uren op basis van de aangetoonde nood en het aantal kinderen die aanwezig zijn in het Opvangcentrum voor asielzoekers.
Het agentschap kent jaarlijks per prenataal consultatiebureau, vermeld in artikel 2, 3°, een aantal uren toe voor het daaropvolgende jaar, waarmee de organisator het prenataal consultaanbod organiseert op het consultatiebureau. Het agentschap bepaalt het aantal uren op basis van de aangetoonde nood en het aantal kwetsbare zwangeren in de grootstad in kwestie of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Art. 41.§ 1. Het bedrag van de subsidie bestaat uit de volgende componenten: 1° een vaste component van 1326 euro per jaar voor personeelskosten;2° een variabele component voor werkingskosten die als volgt wordt berekend: a) een bedrag van 27,07 euro per toegekend uur voor de organisatie van het preventief consultaanbod;b) het bedrag berekend conform punt a), wordt verhoogd met 17,5% voor een kwaliteitsvolle werking. Voor de organisatie en het beheer van het preventief consultaanbod in een Opvangcentrum voor asielzoekers of op een locatie buiten het consultatiebureau conform artikel 25, en voor de organisatie en het beheer van het prenataal consultaanbod bestaat het subsidiebedrag alleen uit de variabele component, vermeld in het eerste lid, 2°, a).
De bedragen, vermeld in het eerste lid, zijn uitgedrukt tegen 100% en worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 105,10.
Ze worden gekoppeld aan de afgevlakte gezondheidsindex, vermeld in artikel 2, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, die wordt berekend en toegepast conform artikel 2 tot en met 2 quater van het voormelde besluit.
De aanpassing van de bedragen gebeurt telkens twee maanden nadat de afgevlakte gezondheidsindex een bepaalde drempelwaarde overschrijdt. § 2. Het agentschap maakt jaarlijks per consultatiebureau een raming van het subsidiebedrag op basis van het aantal toegekende uren dat bepaald is conform artikel 40, en op basis van de componenten, vermeld in paragraaf 1.
Art. 42.Het agentschap betaalt uiterlijk op het einde van het eerste kwartaal van het jaar een voorschot uit van 80% van het geraamde subsidiebedrag van dat jaar. Voor het jaar waarin de erkenning wordt opgestart, wordt het voorschot uitbetaald na de beslissing tot toekenning van de erkenning.
Na de afloop van het jaar wordt op basis van het definitief bepaalde aantal georganiseerde uren het definitieve subsidiebedrag voor de organisator berekend. De organisator wordt op de hoogte gebracht van de saldoafrekening. Het agentschap betaalt het eventuele saldo uiterlijk op het einde van het eerste kwartaal van het daaropvolgende jaar, of vordert het terug. Afdeling 3. - Rechtzetting
Art. 43.De organisator kan, na de saldoafrekening, vermeld in artikel 42, tweede lid, het agentschap om een rechtzetting verzoeken over het definitieve subsidiebedrag van het voorgaande jaar. De organisator bezorgt de nodige gegevens uiterlijk op 30 november van het jaar waarin de saldoafrekening werd gemaakt, aan het agentschap.
Na onderzoek van de gegevens, vermeld in het eerste lid, betaalt het agentschap de eventuele rechtzetting uiterlijk bij het voorschot op het einde van het eerste kwartaal van het daaropvolgende jaar of vordert het agentschap de eventuele rechtzetting terug. HOOFDSTUK 3. - Toezicht en handhaving Afdeling 1. - Toezicht
Art. 44.Het agentschap volgt jaarlijks de werking van het consultatiebureau en de aanwending van de toegekende subsidie op aan de hand van de rapportage, vermeld in artikel 34, en het financieel verslag, vermeld in artikel 36.
Naast de controle, vermeld in het eerste lid, evalueert het agentschap minstens om de vijf jaar de naleving van de erkenningsvoorschriften, vermeld in artikel 9 tot en met 36, en de aanwending van de subsidie.
Het agentschap kan daarvoor aan de organisator alle stukken opvragen die verband houden met de voormelde erkenningsvoorschriften en de aanwending van de subsidie.
Het agentschap bespreekt het resultaat van de evaluatie, vermeld in het tweede lid, met de organisator. Op basis van die bespreking kan het agentschap in voorkomend geval gebruikmaken van de handhavingsinstrumenten, vermeld in artikel 46 tot en met 49.
Art. 45.Het agentschap geeft Zorginspectie de opdracht om binnen het jaar na de start of na een wijziging van de locatie van het consultatiebureau, het consultatiebureau te bezoeken en ter plaatse na te gaan of er voldaan is aan de erkenningsvoorwaarden en -voorschriften, vermeld in artikel 5 tot en met 36.
In het eerste lid wordt verstaan onder Zorginspectie: Zorginspectie van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 3, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat beleidsdomein. Afdeling 2. - Aanmaning, opheffing of onmiddellijke schorsing van de
erkenning en subsidiëring
Art. 46.Als uit het toezicht, vermeld in artikel 44 en 45, blijkt dat de organisator niet meer aan een of meer erkenningsvoorschriften voldoet, als de subsidie niet aangewend wordt waarvoor ze wordt verleend, of als de organisator niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht of de uitoefening van het toezicht belemmert, maant het agentschap de organisator met een aangetekende brief aan om de tekorten weg te werken.
De aanmaning vermeldt: 1° de identificatie- en contactgegevens van het consultatiebureau en de organisator;2° de feiten die aan de basis liggen van de aanmaning;3° de tekorten en de termijn waarin de tekorten weggewerkt moeten worden.
Art. 47.§ 1. Als de organisator de tekorten niet weggewerkt heeft binnen de vooropgestelde termijn, vermeld in de aanmaning, vermeld in artikel 46, of als de organisator de medewerking aan de uitoefening van het toezicht blijft weigeren of belemmeren, kan het agentschap na afloop van de termijn die is vastgelegd in de aanmaning, het voornemen tot opheffing van de erkenning formuleren.
Het voornemen tot opheffing van de erkenning kan gecombineerd worden met een voornemen tot gehele of gedeeltelijke schorsing van de subsidie.
Het voornemen tot opheffing van de erkenning wordt met een aangetekende brief bezorgd aan de organisator. De aangetekende brief bevat de informatie over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen. § 2. Als de organisator binnen de termijn, vermeld in artikel 59, geen bezwaarschrift indient, wordt, nadat die termijn verstreken is, het voornemen van het agentschap omgezet in een beslissing tot opheffing van de erkenning. De organisator wordt van de voormelde beslissing op de hoogte gebracht met een aangetekende brief.
Als de organisator een ontvankelijk bezwaarschrift heeft ingediend, conform de bezwaarprocedure, vermeld in artikel 58 tot en met 63 van dit besluit, wordt de beslissing over de opheffing van de erkenning genomen na het doorlopen van de bezwaarprocedure conform de regels die zijn vastgesteld bij of krachtens hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.
Art. 48.Het agentschap kan de erkenning van de organisator onmiddellijk schorsen als de integriteit of de veiligheid van de gebruikers of de medewerkers van het consultatiebureau door de werking van het consultatiebureau aangetast wordt. De schorsing heeft directe uitwerking.
Het agentschap hoort zo snel mogelijk en uiterlijk binnen vijf werkdagen de organisator en neemt op basis daarvan een beslissing over de erkenning en de subsidie. De beslissing heeft betrekking op: 1° het opheffen van de schorsing en een eventuele terugvordering van de subsidie, in voorkomend geval met naleving van de gemaakte afspraken met het oog op de naleving van de erkenningsvoorschriften, vermeld in artikel 9 tot en met 36;2° het voornemen tot opheffing van de erkenning en subsidie, vermeld in artikel 47, en de eventuele terugvordering van de subsidie. Het agentschap brengt de organisator met een aangetekende brief op de hoogte van de beslissing, vermeld in het tweede lid.
Gedurende de schorsingstermijn wordt de subsidie geheel of gedeeltelijk geschorst. Afdeling 3. - Terugvordering van de subsidie
Art. 49.De subsidie wordt teruggevorderd in de gevallen, vermeld in artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. Daarnaast kan het agentschap na de uitvoering van de aanmaningsprocedure de subsidie terugvorderen: 1° in de gevallen, vermeld in artikel 39 van dit besluit;2° als de subsidie wordt stopgezet.In dat geval wordt het bedrag ten belope van de gecumuleerde reserves teruggevorderd, met uitzondering van het sociaal passief.
De beslissing over de terugvordering van de subsidie wordt met een aangetekende brief bezorgd aan de organisator. HOOFDSTUK 4. - Procedures consultatiebureau Afdeling 1. - Erkenningsprocedure
Art. 50.De erkenning voor een consultatiebureau, vermeld in artikel 2, kan alleen worden verleend als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° er is een oproep van het agentschap tot aanvraag van een erkenning;2° er is een ontvankelijke aanvraag ingediend;3° er is voldaan aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4, eerste lid. Als meerdere organisatoren voor eenzelfde consultatiebureau een aanvraag indienen, wordt een vergelijkende procedure toegepast waarbij de erkenning aan de hoogst gerangschikte kandidaat toegekend wordt.
Art. 51.Het agentschap doet op basis van de programmatie, vermeld in artikel 3, een oproep tot aanvraag van een erkenning voor een consultatiebureau. De oproep bevat de volgende gegevens: 1° een toelichting over de gewone erkenningsprocedure en de vergelijkende procedure;2° het beslissingskader dat in de vergelijkende procedure wordt toegepast voor het vaststellen van de rangorde tussen de aanvragers;3° de regio waarin een organisator een erkenning kan krijgen voor een consultatiebureau;4° de ontvankelijkheids- en gegrondheidscriteria;5° de beslissingstermijnen;6° een aanvraagformulier. Het agentschap bezorgt de oproep elektronisch aan de lokale besturen van de gemeentes in de regio zoals opgenomen in de oproep, het Huis van het Kind waarvan het werkingsgebied de locatie van het consultatiebureau omvat en alle organisatoren die actief zijn in de regio. De oproep wordt via de elektronische communicatiekanalen van het agentschap kenbaar gemaakt.
De organisator dient de aanvraag van erkenning binnen de indieningstermijn, vermeld in de oproep, elektronisch in bij het agentschap met het aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt. De aanvraag bevat minstens de volgende gegevens: 1° alle nodige gegevens van de organisator, waaronder de naam, het ondernemingsnummer en het adres;2° de voor- en achternaam, het e-mailadres en het telefoonnummer van de rekeninghouder en de financiële contactpersoon van de organisator;3° de voor- en achternaam, het e-mailadres en het telefoonnummer van de contactpersoon van de organisator;4° het adres van het consultatiebureau waarvoor een erkenning wordt aangevraagd;5° de visie en het plan van aanpak voor de organisatie en het beheer, vermeld in artikel 6;6° de visie en het plan van aanpak voor het medewerkersbeleid, vermeld in artikel 6;7° een voldoende gedetailleerde tekening van de lokalen met minimaal de afmeting, de bestemming, de indeling en de oppervlakte van de verschillende ruimtes die voor het consultatiebureau zullen worden gebruikt;8° de datum waarop de activiteiten kunnen worden opgestart;9° de naam en de handtekening van een persoon die gemachtigd is om te handelen in naam van de organisator.
Art. 52.§ 1. Het agentschap stuurt na de ontvangst van de aanvraag een elektronische ontvangstmelding aan de aanvrager. § 2. Het agentschap beslist uiterlijk dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag over de ontvankelijkheid en deelt aan de aanvrager mee of de aanvraag ontvankelijk is.
De aanvraag van een erkenning is ontvankelijk als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de aanvraag is volledig ingevuld en ondertekend;2° de aanvraag is tijdig ingediend;3° de aanvraag voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria, vermeld in de oproep. Als de aanvraag onvolledig is, meldt het agentschap dat zo snel mogelijk elektronisch aan de organisator. Vanaf die melding wordt de termijn, vermeld in het eerste lid, geschorst voor maximaal vijftien kalenderdagen, zodat de organisator de aanvraag binnen die termijn kan vervolledigen. Als binnen die termijn de aanvraag niet vervolledigd elektronisch aan het agentschap wordt bezorgd, is de aanvraag onontvankelijk.
Als de vergelijkende procedure wordt toegepast en het agentschap aan een of meer aanvragers de termijn toekent voor de indiening van een vervolledigde aanvraag, vermeld in het tweede lid, wordt de beslissingstermijn voor de ontvankelijkheid voor al de erkenningsaanvragen verlengd met een termijn van 15 kalenderdagen, zoals vermeld in het tweede lid. Die verlenging wordt aan al de aanvragers elektronisch bekendgemaakt. § 3. Het agentschap beslist over de erkenning van de ontvankelijke aanvraag binnen drie maanden na ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.
Het agentschap kan aanvullende informatie vragen aan de aanvrager. De aanvrager bezorgt de gevraagde aanvullende informatie aan het agentschap binnen dertig dagen. De beslissingstermijn wordt niet geschorst.
Art. 53.§ 1. Het agentschap bezorgt de beslissing over de aanvraag van een erkenning voor een consultatiebureau na afloop van de termijn, vermeld in artikel 52, § 3, eerste lid, aan de aanvrager. De beslissing heeft betrekking op: 1° de toekenning of het voornemen tot toekenning van de erkenning;2° het voornemen tot weigering van de erkenning. Als de vergelijkende procedure van toepassing is, wordt, in afwijking van het eerste lid, gelijktijdig voor alle erkenningsaanvragen het voornemen tot toekenning of tot weigering van een erkenning aan de aanvragers bezorgd.
De beslissing wordt met een aangetekende brief bezorgd aan de aanvrager. De kennisgeving van de beslissing bevat in het geval van een voornemen tot weigering van de erkenning de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen. § 2. Als de aanvrager binnen de termijn, vermeld in artikel 59, geen bezwaarschrift indient, wordt, nadat die termijn verstreken is, het voornemen van het agentschap van rechtswege omgezet in een beslissing tot weigering van de erkenning. De beslissing tot weigering van de erkenning wordt van rechtswege geacht te zijn meegedeeld.
De beslissing tot toekenning van de erkenning wordt elektronisch bezorgd aan de organisator en bepaalt de ingangsdatum van de erkenning. § 3. Als de aanvrager een ontvankelijk bezwaarschrift heeft ingediend, conform de bezwaarprocedure, vermeld in artikel 58 tot en met 63 van dit besluit, wordt de beslissing over de toekenning en de weigering van de erkenning genomen na het doorlopen van de bezwaarprocedure conform de regels die zijn vastgesteld bij of krachtens hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.
De beslissing wordt elektronisch aan de organisator in kwestie bezorgd. De erkenningsbeslissing bepaalt de ingangsdatum van de erkenning.
Als de vergelijkende procedure van toepassing is, wordt, de definitieve beslissing van de minister of de administrateur-generaal van het agentschap tot toekenning of tot weigering van een erkenning gelijktijdig aan alle aanvragers bezorgd na de ontvangst van het advies van de adviescommissie. Afdeling 2. - Verlenging van de erkenning
Art. 54.Als bij het aflopen van de tienjarige erkenningstermijn uit de evaluatie, vermeld in artikel 44, tweede lid, een positieve beoordeling volgt, wordt de erkenning van de organisator van rechtswege verlengd voor tien jaar. Afdeling 3. - Aanvraag van extra uren
Art. 55.De organisator kan met toepassing van artikel 23, tweede lid, meer uren aanvragen bij het agentschap, als het aantal uren, berekend conform artikel 40, niet volstaat om het preventief of prenataal consultaanbod te organiseren.
De organisator dient de aanvraag van extra uren elektronisch in bij het agentschap met het aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt. De aanvraag bevat minstens de volgende gegevens: 1° de identificatiegegevens van de organisator;2° de identificatiegegevens van de contactpersoon van de organisator;3° het adres van het consultatiebureau waarvoor de extra uren worden aangevraagd. Het agentschap behandelt de aanvraag binnen vijftien werkdagen na de ontvangst van de aanvraag. Afdeling 4. - Wijziging van de locatie
Art. 56.De organisator kan de locatie van een consultatiebureau alleen wijzigen na voorafgaande goedkeuring door het agentschap.
De organisator dient een aanvraag van wijziging van de locatie in bij het agentschap uiterlijk drie maanden voor de gewenste ingebruikname van de nieuwe locatie.
De aanvraag bevat minimaal: 1° het adres van de nieuwe locatie van het consultatiebureau;2° een voldoende gedetailleerde tekening van de lokalen met minimaal de afmeting, bestemming, indeling en oppervlakte van de verschillende ruimtes die voor het consultatiebureau gebruikt zullen worden;3° de datum waarop de activiteiten kunnen starten op de nieuwe locatie. Het agentschap beoordeelt de aanvraag, rekening houdend met het feit of de nieuwe vestigingsplaats voldoende bereikbaar is voor de beoogde doelgroep en in overeenstemming is met programmatie voor de inplanting van de consultatiebureaus als vermeld in artikel 3. Het agentschap houdt rekening met het advies van de medewerkers van het agentschap die de lokale realiteit kennen door hun activiteit in het consultatiebureau. Het agentschap weigert een wijziging van de locatie bij een negatief advies van de betrokken medewerkers van het agentschap. Afdeling 5. - Programmatie
Art. 57.Als de locatie van een consultatiebureau niet meer in overeenstemming is met de geldende programmatie, vermeld in artikel 3, bepaalt het agentschap, na overleg met de organisator, de termijn waarbinnen het consultatiebureau nog op die locatie georganiseerd wordt. Die termijn bedraagt maximaal één jaar. Bij het verstrijken van de vastgelegde termijn wordt de erkenning op die locatie opgeheven.
De organisator kan een aanvraag van wijziging van de locatie bij het agentschap indienen conform de procedure, vermeld in artikel 56. Afdeling 6. - Bezwaarprocedure
Art. 58.De organisator kan bezwaar aantekenen bij het agentschap tegen het voornemen tot het nemen van een beslissing tot weigering en de opheffing van de erkenning.
Art. 59.De organisator dient in dat geval op straffe van niet-ontvankelijkheid uiterlijk dertig kalenderdagen na de kennisgeving van een voornemen tot het nemen van een beslissing als vermeld in artikel 58, een gemotiveerd bezwaarschrift in bij het agentschap met een aangetekende brief.
Art. 60.Het bezwaarschrift bevat op straffe van niet-ontvankelijkheid al de volgende elementen: 1° de naam en het adres van de organisator;2° het dossiernummer van het betwiste voornemen;3° een motivering van het bezwaar;4° de naam en de handtekening van de voorzitter van de organisator;5° de datum van het bezwaar.
Art. 61.Het agentschap beslist binnen tien kalenderdagen na de ontvangst van het bezwaarschrift over de ontvankelijkheid van het bezwaar en brengt de organisator daarvan onmiddellijk met een aangetekende brief op de hoogte.
Art. 62.Het bezwaar is schorsend.
In afwijking van het eerste lid, kan het agentschap bij een bezwaar tegen het voornemen tot opheffing van de erkenning binnen tien kalenderdagen na de ontvangst van het bezwaarschrift beslissen dat het bezwaar geen schorsend karakter heeft. Die mogelijkheid wordt beperkt tot de gevallen waarbij een ernstig gevaar dreigt voor de veiligheid en de gezondheid van de gebruikers en de medewerkers van het consultatiebureau.
Als besloten wordt dat het bezwaar niet schorsend is, verstuurt het agentschap de gemotiveerde beslissing onmiddellijk met een aangetekende brief aan de organisator.
Art. 63.Het bezwaar wordt behandeld conform de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers. Afdeling 7. - Vrijwillige stopzetting
Art. 64.Als een organisator besluit zijn activiteiten in een consultatiebureau stop te zetten, meldt hij dat minimaal zes maanden vóór de werkelijke stopzetting elektronisch aan het agentschap. De organisator staat tot de stopzetting in voor de continuïteit van het preventief consultaanbod op het consultatiebureau.
Tijdens de termijn van zes maanden, vermeld in het eerste lid, beslist het agentschap over de verdere wenselijkheid van een consultatiebureau in de regio in kwestie en start, in voorkomend geval, de procedure tot het verkrijgen van de erkenning voor een nieuw consultatiebureau conform artikel 50 tot en met 53.
TITEL 3. - Consultatiebureauartsen HOOFDSTUK 1. - Erkenning Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 65.Een arts kan een erkenning als consultatiebureauarts krijgen.
Als erkende consultatiebureauarts kan hij het medisch preventief of het medisch prenataal consultaanbod van het agentschap uitvoeren.
De erkenning is drie jaar geldig. Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden
Art. 66.Een arts moet aan al de volgende voorwaarden voldoen om als consultatiebureauarts erkend te worden: 1° beschikken over een diploma master in de geneeskunde of over een gelijkwaardigheidserkenning voor een buitenlands diploma;2° ingeschreven zijn op de lijst van de Orde der artsen van de provincie waar de arts zijn voornaamste medische activiteit uitoefent;3° beschikken over een RIZIV-nummer of dat aanvragen;4° een uittreksel uit het strafregister als vermeld in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, of een gelijkwaardig document voor wie niet in België gedomicilieerd is, niet ouder dan een maand, kunnen voorleggen waaruit onberispelijk gedrag voor het optreden als consultatiebureauarts blijkt;5° beschikken over een goede algemene gezondheid voor de uit te voeren opdrachten.De betrokkene legt op vraag van het agentschap een medisch attest voor dat is geschreven door een andere arts en dat zijn goede algemene gezondheidstoestand voor de uit te voeren opdrachten bevestigt; 6° voldoende verzekerd zijn voor burgerlijke aansprakelijkheid en beroepsaansprakelijkheid;7° verklaren kennisgenomen te hebben van de opdracht in het medisch preventief of prenataal consultaanbod en de bepalingen van dit besluit die op hem van toepassing zijn, via het doorlopen van een digitaal startpakket;8° niet het voorwerp geweest zijn van een opheffing van zijn erkenning als consultatiebureauarts binnen vijf jaar die voorafgaan aan het jaar waarin de aanvraag van erkenning gebeurt.
Art. 67.Als de arts zijn geattesteerde kennis van het Nederlands niet door middel van een studiebewijs van het genoten onderwijs kan aantonen, overeenkomstig artikel 24 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, dient hij zijn kennis van het Nederlands te bewijzen door het voorleggen van een attest van actieve kennis van het Nederlands waaruit blijkt dat het behaalde taalvaardigheidsniveau voor luisteren en gesprekken voeren en voor het lezen en schrijven het ERK-niveau C1 is.
De minister bepaalt wie de uitreikende instanties van het attest zijn of de voorwaarden waaraan de instanties moeten voldoen. Afdeling 3. - Erkenningsvoorschriften
Art. 68.Een consultatiebureauarts kan pas zelfstandig medisch preventieve of prenatale consulten uitvoeren op een consultatiebureau nadat hij een aantal zittingen, bepaald door het agentschap, heeft bijgewoond of uitgevoerd onder begeleiding van een mentorarts.
Art. 69.De arts voldoet aan al de volgende voorschriften om de erkenning als consultatiebureauarts te behouden of te verlengen: 1° de arts vervult zijn opdrachten in het medisch preventief of prenataal consultaanbod conform de wetenschappelijke aanbevelingen en bevindingen in de preventieve jeugdgezondheidszorg, met inachtneming van de code van de geneeskundige plichtenleer.Het agentschap verstrekt daarvoor de nodige informatie en aanbevelingen; 2° de arts volgt in het eerste jaar van de erkenning een vormingstraject, dat aangeboden wordt door het agentschap en gebaseerd is op de wetenschappelijke bevindingen en aanbevelingen in de preventieve jeugdgezondheidszorg;3° de arts neemt bij de uitvoering van zijn opdracht de inhoudelijke en methodische doelstellingen die het agentschap ter uitvoering van zijn decretaal bepaalde kerntaak van preventieve gezinsondersteuning en gezondheidszorg voor het jonge kind nastreeft, in acht en hij geeft zo mee vorm aan het kwaliteitskader van het agentschap;4° de arts blijft voldoen aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 66, 1° tot en met 6°, en 8°, en de erkenningsvoorschriften, vermeld in artikel 70 tot en met 73;5° de arts houdt het agentschap op de hoogte van elke wijziging van gegevens die relevant zijn voor de erkenning.
Art. 70.De consultatiebureauarts voert de opdrachten in het medisch preventief of prenataal consultaanbod uit op een erkend consultatiebureau. De opdracht in het medisch preventief en prenataal consultaanbod omvat: 1° het uitvoeren van een zitting, bestaande uit medische consulten van gebruikers;2° het overleg met de medewerkers van het agentschap en de medewerkers van de organisator. Naast de uitvoering van de opdrachten in het medisch preventief of prenataal consultaanbod, kan de consultatiebureauarts na een oproep door het agentschap: 1° optreden als mentorarts;2° andere opdrachten in het medisch preventief of prenataal consultaanbod uitvoeren.
Art. 71.Als de consultatiebureauarts de opdrachten in het medisch preventief of prenataal consultaanbod, vermeld in artikel 70, uitvoert, voldoet hij aan de volgende vereisten. De consultatiebureauarts: 1° verricht zijn opdrachten voor het agentschap op zelfstandige basis;2° voert de opdrachten in het medisch consultaanbod uit zonder te discrimineren op basis van geslacht, seksuele geaardheid, nationaliteit, taal, vermogen, religieuze, ideologische, filosofische en politieke overtuiging, en culturele, maatschappelijk of sociale afkomst;3° maakt gebruik van het geïntegreerd elektronisch dossier waarin het agentschap voorziet;4° communiceert correct, volledig en gericht op de behoeften en noden van de gebruikers van het consultatiebureau;5° werkt voor de uitvoering van zijn opdrachten samen met de medewerkers van het agentschap en de medewerkers van de organisator;6° schoolt zich bij in relevante onderwerpen in de preventieve zorg van kinderen;7° werkt alleen mee aan wetenschappelijk onderzoek op het consultatiebureau na toestemming van het agentschap daarvoor.
Art. 72.De consultatiebureauarts krijgt via het elektronisch portaal dat door het agentschap wordt voorzien, een opdracht in het medisch preventief of prenataal consultaanbod als vermeld in artikel 70, in een bepaald consultatiebureau. Het agentschap wijst die opdracht toe op basis van de planning, vermeld in artikel 24.
Bij het opmaken van de planning, vermeld in het eerste lid, kiest de consultatiebureauarts zelf op welk consultatiebureau hij de opdracht tot uitvoering van een bepaalde zitting wil uitvoeren en welke opdrachten tot uitvoering van een bepaalde zitting hij kan opnemen.
Bij onenigheid tussen verschillende beschikbare consultatiebureauartsen krijgt de consultatiebureauarts voorrang, die, in dalende rangorde: 1° over specifieke competenties beschikt die gericht zijn op de noden en behoeften van de gebruikers van dat consultatiebureau;2° over de meeste ervaring beschikt in dat consultatiebureau;3° de continuïteit van het consultaanbod kan garanderen door een grote hoeveelheid opdrachten in het medisch preventief consultaanbod op te nemen in dat consultatiebureau. Voor het uitvoeren van een opdracht in het prenataal consultaanbod in een prenataal consultatiebureau als vermeld in artikel 2, 3°, krijgt de consultatiebureauarts met een geldig diploma van geneesheer-specialist in de gynaecologie en vervolgens met een geldig diploma van huisarts voorrang.
Bij een afwijking van de planning, vermeld in het eerste lid, wijst het agentschap de opdracht tot uitvoering van een bepaalde zitting op een consultatiebureau toe aan een consultatiebureauarts, rekening houdend met de competenties die gericht zijn op de behoeften van de gebruikers van het consultatiebureau en de ervaring in dat consultatiebureau.
Een dagzitting op het consultatiebureau begint na 8 uur en voor 16 uur. Een avondzitting op het consultatiebureau begint na 16 uur en voor 23 uur.
Art. 73.Het agentschap behandelt samen met de consultatiebureauarts de klachten die het over de consultatiebureauarts krijgt. HOOFDSTUK 2. - Vergoeding
Art. 74.De consultatiebureauarts krijgt maandelijks een vergoeding van het agentschap voor: 1° de door hem in de afgelopen maand uitgevoerde opdrachten in het medisch preventief of prenataal consultaanbod;2° de andere opdrachten vermeld in artikel 70, tweede lid;3° de door hem gevolgde opleidingen waarvan het agentschap heeft bepaald dat het die vergoedt. De consultatiebureauarts beheert zijn opdrachten, opleidingen en vergoedingen in het elektronisch portaal, vermeld in artikel 72. De consultatiebureauarts kan tot tien dagen na afloop van elke maand rechtzettingen doorgeven op de opdrachten en opleidingen van de afgelopen maand die in het voormelde portaal zijn geregistreerd.
Art. 75.De vergoeding van de consultatiebureauarts bedraagt: 1° voor de opdrachten in het medisch preventief of prenataal consultaanbod, vermeld in artikel 70, eerste lid: a) voor een dagzitting: 65,32 euro per uur;b) voor een avondzitting: 75,11 euro per uur;c) voor een zitting onder begeleiding van een mentorarts als vermeld in artikel 68: 32,66 euro per uur;2° voor het begeleiden van een zitting als mentorarts, vermeld in artikel 70, tweede lid, 1° : het bedrag als vermeld in punt 1°, a) of b), verhoogd met 32, 66 euro per uur;3° voor het uitvoeren van andere opdrachten in het medisch preventief of prenataal consultaanbod, vermeld in artikel 70, tweede lid, 2° : 65,32 euro per uur;4° voor de door hem gevolgde opleidingen waarvan het agentschap heeft bepaald dat het die vergoedt, vermeld in artikel 74, eerste lid, 3° : 65,32 euro per uur. De bedragen, vermeld in het eerste lid, zijn uitgedrukt tegen 100% en worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 105,10.
Ze worden gekoppeld aan de afgevlakte gezondheidsindex, vermeld in artikel 2, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, die wordt berekend en toegepast conform artikel 2 tot en met 2 quater van het voormelde besluit.
De aanpassing van de bedragen gebeurt telkens twee maanden nadat de afgevlakte gezondheidsindex een bepaalde drempelwaarde overschrijdt. HOOFDSTUK 3. - Schorsing of opheffing van de erkenning
Art. 76.Het agentschap volgt de naleving van de erkenningsvoorwaarden en erkenningsvoorschriften, vermeld in artikel 66 tot en met 73, op en kan daarvoor de nodige stukken opvragen aan de consultatiebureauarts.
Art. 77.Als wordt vastgesteld dat een consultatiebureauarts de erkenningsvoorwaarden en erkenningsvoorschriften, vermeld in artikel 66 tot en met 73, niet naleeft, of het onmogelijk of moeilijk maakt die naleving op te volgen, wordt, behalve bij dringende noodzakelijkheid, de consultatiebureauarts uitgenodigd voor een gesprek met het agentschap.
Het agentschap geeft de consultatiebureauarts informatie over de bepalingen en voorschriften die de arts niet heeft nageleefd.
Het agentschap waarschuwt de consultatiebureauarts voor de mogelijke schorsing of opheffing van zijn erkenning bij blijvende niet-naleving.
Art. 78.Het agentschap kan in de volgende gevallen beslissen om de erkenning te schorsen: 1° als een inbreuk op de erkenningsvoorwaarden en -voorschriften op korte termijn weggewerkt kan worden;2° uit voorzorg, als er ernstige indicaties zijn dat er een inbreuk is op de erkenningsvoorwaarden en -voorschriften en dat daardoor de veiligheid en gezondheid van de gebruikers en medewerkers van het agentschap en de medewerkers van de organisator in het gedrang komen, of bij dringende noodzakelijkheid;3° als de consultatiebureauarts de opvolging van de naleving van de erkenningsvoorwaarden en -voorschriften bemoeilijkt of verhindert. Het agentschap hoort zo snel mogelijk en uiterlijk binnen vijf werkdagen de consultatiebureauarts en neemt op basis daarvan een beslissing over de erkenning. De beslissing heeft betrekking op: 1° het opheffen van de schorsing, in voorkomend geval met naleving van de gemaakte afspraken met het oog op de naleving van de erkenningsvoorwaarden en -voorschriften;2° het voornemen tot opheffing van de erkenning, vermeld in artikel 79. Het agentschap brengt de consultatiebureauarts met een aangetekende brief op de hoogte van de beslissing, vermeld in het tweede lid.
Art. 79.§ 1. Het agentschap kan in de volgende gevallen beslissen om een voornemen tot opheffing van de erkenning te formuleren: 1° als een inbreuk op de erkenningsvoorwaarden en -voorschriften niet op korte termijn weggewerkt kan worden;2° als een inbreuk die aan de basis lag van een schorsing van de erkenning, niet weggewerkt is binnen de termijn die bepaald is in de beslissing tot die schorsing;3° als de consultatiebureauarts op basis van onjuiste gegevens een erkenning verkregen heeft. Het voornemen tot opheffing van de erkenning wordt met een aangetekende brief bezorgd aan de consultatiebureauarts. De aangetekende brief bevat de informatie over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen. § 2. Als de consultatiebureauarts binnen de termijn, vermeld in artikel 88, geen bezwaarschrift indient, wordt, nadat die termijn verstreken is, het voornemen van het agentschap omgezet in een beslissing tot opheffing van de erkenning. De consultatiebureauarts wordt van de voormelde beslissing op de hoogte gebracht met een aangetekende brief.
Als de consultatiebureauarts een ontvankelijk bezwaarschrift heeft ingediend, conform de bezwaarprocedure, vermeld in artikel 87 tot en met 92, wordt de beslissing over de opheffing van de erkenning genomen na het doorlopen van de bezwaarprocedure conform de regels die zijn vastgesteld bij of krachtens hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers. HOOFDSTUK 4. - Procedures consultatiebureauarts Afdeling 1. - Erkenningsprocedure
Art. 80.De erkenning als consultatiebureauarts in het medisch preventief of prenataal consultaanbod van het agentschap kan alleen worden verleend als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° er is een ontvankelijke aanvraag ingediend;2° er is voldaan aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 66.
Art. 81.De betrokkene dient de aanvraag van erkenning elektronisch in bij het agentschap met het aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt en vermeldt op straffe van niet-ontvankelijkheid de volgende gegevens: 1° de voor- en achternaam, het e-mailadres, het correspondentieadres en het telefoonnummer van de aanvrager;2° het rijksregisternummer en het RIZIV-nummer van de aanvrager;3° alle nodige gegevens over de accreditering bij het RIZIV;4° één Belgisch ondernemingsnummer en de daaraan gekoppelde rechtsvorm waaronder de aanvrager zijn activiteiten zal uitoefenen;5° het rekeningnummer dat gekoppeld is aan het opgegeven ondernemingsnummer;6° de nodige gegevens om te beoordelen of is voldaan aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 66.
Art. 82.§ 1. Het agentschap stuurt na de ontvangst van de aanvraag een elektronische ontvangstmelding aan de aanvrager. § 2. Binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag deelt het agentschap aan de aanvrager mee of de aanvraag ontvankelijk is.
Als de aanvraag niet ontvankelijk is omdat een of meer gegevens als vermeld in artikel 81, ontbreken, vraagt het agentschap de ontbrekende gegevens op. De termijn voor de indiening van de gegevens of stukken bedraagt vijftien dagen. Tijdens die periode wordt de beslissingstermijn voor de ontvankelijkheid geschorst. Als er binnen die termijn geen gegevens of stukken elektronisch aan het agentschap worden bezorgd, is de aanvraag onontvankelijk. § 3. Het agentschap behandelt de ontvankelijke aanvraag binnen drie maanden na ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.
Het agentschap kan aanvullende informatie vragen aan de aanvrager. De aanvrager bezorgt de gevraagde aanvullende informatie aan het agentschap binnen dertig dagen. De beslissingstermijn wordt niet geschorst.
Art. 83.Het agentschap bezorgt de beslissing over de aanvraag van erkenning als consultatiebureauarts uiterlijk na afloop van de termijn, vermeld in artikel 82, § 3, eerste lid, aan de aanvrager. De beslissing heeft betrekking op een van de volgende beslissingen: 1° de toekenning van de erkenning;2° het voornemen tot weigering van de erkenning. De beslissing tot toekenning van de erkenning wordt elektronisch bezorgd aan de aanvrager en bepaalt de ingangsdatum van de erkenning.
De aanvrager wordt met een aangetekende brief op de hoogte gebracht van het voornemen tot weigering van de erkenning. De kennisgeving van de beslissing bevat, in voorkomend geval, de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen.
Als de aanvrager binnen de termijn, vermeld in artikel 88, geen bezwaarschrift indient, wordt, nadat die termijn verstreken is, het voornemen van het agentschap van rechtswege omgezet in een beslissing tot weigering van de erkenning. De beslissing tot weigering van de erkenning wordt van rechtswege geacht te zijn meegedeeld.
Als de aanvrager een ontvankelijk bezwaarschrift heeft ingediend conform de bezwaarprocedure, vermeld in artikel 87 tot en met 92 van dit besluit, wordt de beslissing over de toekenning of de weigering van de erkenning genomen na het doorlopen van de bezwaarprocedure conform de regels die zijn vastgesteld bij of krachtens hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers. Afdeling 2. - Verlenging van de erkenning
Art. 84.De erkenning van de consultatiebureauarts wordt van rechtswege verlengd met drie jaar, als er geen indicaties zijn dat hij de erkenningsvoorschriften niet naleeft. Afdeling 3. - Oproep mentorartsen en uitvoering van andere opdrachten
Art. 85.§ 1. Het agentschap kan een oproep doen, gericht aan de erkende consultatiebureauartsen, om op te treden als mentorarts. De oproep bevat minstens de volgende gegevens: 1° de periode van indiening van de aanvraag;2° de vergelijkende procedure en het beslissingskader dat in de vergelijkende procedure wordt toegepast om de rangorde tussen de verschillende kandidaten vast te stellen;3° de vereiste criteria en de competenties waaraan de consultatiebureauarts moet voldoen om te kunnen optreden als mentorarts;4° de beslissingstermijn;5° een aanvraagformulier. De oproep wordt via de elektronische communicatiekanalen van het agentschap kenbaar gemaakt. § 2. De geïnteresseerde consultatiebureauartsen dienen de aanvraag binnen de indieningstermijn, vermeld in de oproep, elektronisch in bij het agentschap met het aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt.
Het agentschap neemt binnen de termijn, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 4°, een beslissing overeenkomstig de vergelijkende procedure en het beslissingskader, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°. Het agentschap bezorgt elektronisch aan elke aanvrager de beslissing over zijn aanvraag.
Art. 86.§ 1. Het agentschap kan een oproep doen, gericht aan de erkende consultatiebureauartsen, met de vraag om andere opdrachten uit te voeren in het medisch preventief of prenataal consultaanbod. De oproep bevat minstens de volgende gegevens: 1° een omschrijving van de uit te voeren opdracht in het medisch preventief of prenataal consultaanbod;2° de periode waarin de aanvraag moet worden ingediend;3° de vergelijkende procedure en het beslissingskader dat in de vergelijkende procedure wordt toegepast om de rangorde tussen de verschillende kandidaten vast te stellen;4° de vereiste criteria en de competenties waaraan de consultatiebureauarts moet voldoen;5° de beslissingstermijn;6° een aanvraagformulier. De oproep wordt via de elektronische communicatiekanalen van het agentschap kenbaar gemaakt. § 2. De geïnteresseerde consultatiebureauartsen dienen de aanvraag binnen de indieningstermijn, vermeld in de oproep, elektronisch in bij het agentschap met het aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt.
Het agentschap neemt binnen de termijn, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 5°, een beslissing overeenkomstig de vergelijkende procedure en het beslissingskader, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°. Het agentschap bezorgt elektronisch aan elke aanvrager de beslissing over zijn aanvraag. Afdeling 4. - Bezwaarprocedure
Art. 87.De aanvrager of de consultatiebureauarts kan bezwaar aantekenen bij het agentschap tegen het voornemen tot weigering, vermeld in artikel 83, en het voornemen tot opheffing van de erkenning, vermeld in artikel 79.
Art. 88.De aanvrager of consultatiebureauarts dient in dat geval op straffe van niet-ontvankelijkheid uiterlijk dertig kalenderdagen na kennisgeving van een voornemen tot beslissing als vermeld in artikel 87, een gemotiveerd bezwaarschrift in bij het agentschap met een aangetekende brief.
Art. 89.Het bezwaarschrift bevat op straffe van niet-ontvankelijkheid al de volgende elementen: 1° de naam en het adres van de aanvrager of de consultatiebureauarts;2° het dossiernummer van het betwiste voornemen;3° een motivering van het bezwaar;4° de datum van het bezwaar.
Art. 90.Het agentschap beslist uiterlijk tien kalenderdagen na de ontvangst van het bezwaarschrift over de ontvankelijkheid van het bezwaar, en brengt de aanvrager of de consultatiebureauarts daarvan onmiddellijk op de hoogte met een aangetekende brief.
Art. 91.Het bezwaar is schorsend.
In afwijking van het eerste lid kan het agentschap bij een bezwaar tegen het voornemen tot opheffing van de erkenning uiterlijk tien kalenderdagen na de ontvangst van het bezwaarschrift beslissen dat het bezwaar geen schorsend karakter heeft. Die mogelijkheid wordt beperkt tot de gevallen waarbij een ernstig gevaar dreigt voor de veiligheid en de gezondheid van de gebruikers en de medewerkers van het consultatiebureau.
Als besloten wordt dat het bezwaar niet schorsend is, verstuurt het agentschap de beslissing onmiddellijk met een aangetekende brief aan de consultatiebureauarts.
Art. 92.Het bezwaar wordt behandeld conform de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers. Afdeling 5. - Vrijwillige stopzetting
Art. 93.Een consultatiebureauarts die besluit zijn activiteiten in een consultatiebureau stop te zetten, meldt dat zo snel mogelijk elektronisch aan het agentschap. Het agentschap zet de erkenning stop vanaf de opgegeven stopzettingsdatum.
TITEL 4. - Slotbepalingen
Art. 94.Het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind wordt opgeheven.
Art. 95.De erkenning van de organisatoren die conform het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind, zoals van kracht op 31 december 2018, een of meer erkende consultatiebureaus, vermeld in artikel 2, § 1, van het voormelde besluit, organiseren, wordt op 1 januari 2019 automatisch omgezet in een erkenning voor een consultatiebureau voor elk erkend consultatiebureau waarvoor de organisator minstens 210 uren zou behalen voor de organisatie van het preventief consultaanbod conform artikel 40 van dit besluit. Het agentschap kan hiervan afwijken en alsnog een erkenning toekennen, als de organisator daarvoor een gemotiveerde aanvraag indient.
In afwijking van het eerste lid wordt de erkenning van de organisatoren die conform het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind, zoals van kracht op 31 december 2018, een of meer erkende consultatiebureaus, vermeld in artikel 2, § 1, van het voormelde besluit, organiseren in een Opvangcentrum voor asielzoekers of daarvoor de toelating verkregen, op 1 januari 2019 automatisch omgezet in een erkenning voor een consultatiebureau in een Opvangcentrum voor asielzoekers voor elk erkend of toegelaten consultatiebureau dat wordt georganiseerd in een Opvangcentrum voor asielzoekers.
Art. 96.In afwijking van artikel 95 van dit besluit, wordt de erkenning van de organisatoren die conform het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind, zoals van kracht op 31 december 2018, een of meer erkende consultatiebureaus, vermeld in artikel 2, § 1, van het voormelde besluit, organiseren in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad op 1 januari 2019 automatisch omgezet in een voorlopige erkenning voor drie jaar voor een consultatiebureau voor elk consultatiebureau waarvoor de organisator minstens 91 uren zou behalen voor de organisatie van het preventief consultaanbod conform artikel 40 van dit besluit. Het agentschap kan hiervan afwijken en alsnog een voorlopige erkenning voor drie jaar toekennen, als de organisator daarvoor een gemotiveerde aanvraag indient.
De organisatoren met een voorlopige erkenning voor een consultatiebureau in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad werken gedurende de drie jaar, vermeld in het eerste lid, samen met de lokale actoren in de preventieve gezinsondersteuning aan een plan van aanpak om te komen tot een optimale spreiding van het preventief consultaanbod in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Vanaf 1 januari 2019 krijgt elke organisator met een erkenning voor een consultatiebureau in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gedurende drie jaar een door het agentschap bepaald percentage extra uren bovenop het aantal toegekende uren, vermeld in artikel 40.
Vanaf 1 januari 2019 krijgt elke organisator met een erkenning voor een consultatiebureau in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gedurende drie jaar bovenop de subsidie, vermeld in artikel 41, een jaarlijkse bijkomende subsidie van 1.000 euro per consultatiebureau gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voor de verdere uitbouw van een kwaliteitsvol preventief consultaanbod in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
De subsidie wordt toegekend voor een periode van drie jaar te rekenen vanaf 1 januari 2019.
Art. 97.Het agentschap kent aan de volgende organisatoren een erkenning voor drie jaar toe voor de organisatie en het beheer van een prenataal consultatiebureau: 1° vzw CAW Antwerpen voor het prenataal consultatiebureau gelegen op het Willy Vandersteenplein 1 in 2060 Antwerpen;2° vzw Thuishulp voor het prenataal consultatiebureau gelegen in de Atletenstraat 80 in 2020 Antwerpen;3° vzw Kind en Preventie voor het prenataal consultatiebureau gelegen in de Pothoekstraat 112 in 2060 Antwerpen en het prenataal consultatiebureau gelegen in de Bevrijdingslaan 88 in 9000 Gent.
Art. 98.Artsen krijgen op 1 januari 2019 een erkenning, zoals vermeld artikel 65, voor drie jaar als ze aan al de volgende voorwaarden voldoen: 1° sinds 1 januari 2017 minstens één zitting hebben uitgevoerd op een consultatiebureau van het agentschap;2° niet het voorwerp zijn van ontslag als consultatiebureauarts of de beëindiging van de samenwerking als zelfstandig consultatiebureauarts om functionele redenen door een organisator;3° de organisator heeft geen negatief advies verkregen over de arts van het agentschap overeenkomstig artikel 19bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind, zoals van kracht op 31 december 2018. De arts die de erkenning, vermeld in het eerste lid, niet wenst, meldt dit elektronisch aan het agentschap. Het agentschap verleent in dat geval geen erkenning aan de arts.
De artsen die op 1 januari 2019 geen erkenning krijgen door de bepalingen opgenomen in het eerste lid, 2° en 3°, kunnen gedurende drie jaar geen aanvraag tot erkenning als consultatiebureauarts indienen bij het agentschap.
De consultatiebureauarts, vermeld in het eerste lid, heeft drie jaar de tijd om te voldoen aan de erkenningsvoorwaarde, vermeld in artikel 67.
De consultatiebureauartsen die door het agentschap zijn aangewezen als mentorarts, conform artikel 46bis, § 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidiëring van de consultatiebureaus voor het jonge kind, zoals van kracht op 31 december 2018, kunnen tot aan de beslissing, vermeld in artikel 85, § 2, tweede lid van dit besluit, en uiterlijk gedurende maximaal één jaar optreden als mentorarts vanaf 1 januari 2019.
Art. 99.§ 1. Een consultatiebureauarts, als vermeld in artikel 98, kan vanaf 1 januari 2019, in uitzondering op artikel 71, 1°, nog voor vijf jaar als arts-bediende door een organisator worden aangesteld, op voorwaarde dat de arts op 31 december 2018 door dezelfde organisator als arts-bediende was aangesteld.
In afwijking van artikel 93 meldt de organisator, vermeld in het eerste lid, de stopzetting van de activiteiten van een arts-bediende in een consultatiebureau uiterlijk drie maanden voor de effectieve stopzetting.
De organisator, vermeld in het eerste lid, krijgt een maandelijkse subsidie die gelijk is aan de vergoeding voor artsen, vermeld in artikel 75 van dit besluit. § 2. Bovenop de subsidies, vermeld in paragraaf 1, krijgt de organisator, vermeld in paragraaf 1, met arts-bedienden nog een bijkomende subsidie tot uitvoering van het vierde Vlaamse Intersectoraal Akkoord van 2 december 2011 voor de private social- en non-profitsectoren voor de periode 2011 tot 2015, voor de managementondersteuning en de eindejaarspremie voor werknemers in een regulier statuut, namelijk de arts-bedienden.
De subsidie, vermeld in het eerste lid, bedraagt 2,54 euro per uur uitgevoerd door een arts-bediende. Dat bedrag wordt geïndexeerd conform artikel 41, § 1, derde lid. § 3. De organisatoren die een beroep willen doen op de overgangsbepaling, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, melden dat uiterlijk vóór 1 februari 2019 aan het agentschap. Als er een einde komt aan hun overeenkomst met de arts-bediende, melden ze dat onmiddellijk aan het agentschap. Vanaf 1 januari 2019 mogen geen nieuwe bediendencontracten met artsen afgesloten worden.
Art. 100.Het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen treedt voor de consultatiebureaus in werking op 1 januari 2019.
Art. 101.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.
Art. 102.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 12 oktober 2018.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN