gepubliceerd op 24 juni 1999
Ordonnantie betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit
25 MAART 1999. - Ordonnantie betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit (1)
De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene beginselen
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Definities
Art. 2.In deze ordonnantie wordt verstaan onder : 1° lucht : de buitenlucht in de troposfeer, met uitsluiting van de werkplek;2° IRCEL : de Intergewestelijke Cel voor Leefmilieu, opgericht door het samenwerkingsakkoord van 18 mei 1994 tussen het Brusselse, Vlaamse en Waalse Gewest inzake het toezicht op emissies in de lucht en op de structurering van de gegevens;3° Regering : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;4° instituut : het Brussels instituut voor Milieubeheer, opgericht bij koninklijk besluit van 8 maart 1989;5° verontreinigende stof : elke stof die direct of indirect door de mens in de lucht wordt gebracht en die schadelijke gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens of het milieu in zijn geheel en die onder meer schadelijk kan zijn voor de biologische hulpbronnen en de ecosystemen, de klimaatveranderingen kan beïnvloeden, de materiële goederen kan aantasten en buitensporige geurhinder kan veroorzaken;6° niveau : de concentratie van een verontreinigende stof in de lucht of de depositie daarvan op oppervlakken binnen een bepaalde tijd;7° beoordeling : een methode die wordt gebruikt om het niveau van een verontreinigende stof in de lucht te meten, te berekenen, te voorspellen of te ramen;8° grenswaarde : een niveau dat op basis van wetenschappelijke kennis is vastgesteld teneinde schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en/of voor het milieu in zijn geheel te voorkomen, te verhinderen of te verminderen binnen een bepaalde termijn en, eenmaal is bereikt, niet meer mag worden overschreden;9° streefwaarde : een niveau dat is vastgesteld om schadelijke effecten voor de gezondheid van de mens en/of voor het milieu in zijn geheel op lange termijn te vermijden en dat zoveel mogelijk binnen een gegeven periode moet worden bereikt;10° alarmdrempel : een niveau waarboven een kortstondige blootstelling risico's voor de gezondheid van de mens inhoudt en bij overschrijving waarvan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering dringende maatregelen moet nemen;11° Richtlijn 96/62/EG : Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit. Doelstellingen
Art. 3.Deze ordonnantie heeft tot doel : 1° doelstellingen voor de luchtkwaliteit te omschrijven en vast te stellen, teneinde schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en het milieu in zijn geheel te voorkomen of te verminderen;2° de luchtkwaliteit op basis van bepaalde methoden en criteria te beoordelen;3° te beschikken over adequate informatie over de luchtkwaliteit en ervoor te zorgen dat de bevolking daarover wordt ingelicht;4° goede luchtkwaliteit in stand te houden, wanneer ze aan de beoordelingscriteria van deze ordonnantie voldoet, en ze in de andere gevallen te verbeteren;5° de doelstellingen te verwezenlijken van de Protocollen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand inzake de beheersing van emissies van stikstofoxiden of hun grensoverschrijdende stromen, gedaan te Sofia op 1 november 1988, inzake de beheersing van emissies van vluchtige organische stoffen of hun grensoverschrijdende stromen, gedaan te Genève op 15 november 1991 en inzake een verregaande vermindering van zwavelemissies, gedaan te Oslo op 14 juni 1994. HOOFDSTUK II. - Planning Afdeling 1. - Grenswaarden, alarmdrempels, streefwaarde
Algemeenheden
Art. 4.§ 1. De Regering stelt de grenswaarden vast en de termijn waarbinnen ze moeten worden bereikt, evenals de alarmdrempels voor de verontreinigende stoffen die onderworpen zijn aan de in artikel 7 e.v. bedoelde beoordeling. Voor ozon mag een streefwaarde worden vastgesteld ter aanvulling of ter vervanging van de grenswaarde. § 2. De Regering stelt de grenswaarden, de alarmdrempels en de streefwaarde vast die ten minste overeenstemmen met de niveaus die zijn vastgelegd in de Richtlijnen uitgevaardigd ter uitvoering van Richtlijn 96/62/EG rekening houdend met de nieuwste gegevens van het wetenschappelijk onderzoek op epidemiologisch en milieugebied, de meest recente vooruitgang in de metrologie en de mate van blootstelling van de bevolking en met name van kwetsbare subgroepen, alsook in voorkomend geval met : 1° de gesteldheid van het klimaat;2° de kwetsbaarheid van flora en fauna en de habitats daarvan;3° het aan verontreinigende stoffen blootgesteld historisch, cultureel en architecturaal erfgoed;4° de economische en technische haalbaarheid;5° de verplaatsing over lange afstand van verontreinigende stoffen, waaronder secundaire verontreinigende stoffen, inclusief ozon. Overschrijdingsmarge
Art. 5.Om rekening te houden met het werkelijke niveau van een bepaalde verontreinigende stof bij de vaststelling van de grenswaarde en met de tijd die nodig is voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen die ertoe strekken deze grenswaarde te bereiken, kan de Regering een tijdelijke overschrijdingsmarge vaststellen, overeenkomstig de Richtlijnen uitgevaardigd ter uitvoering van Richtlijn 96/62/EG. Deze marge wordt op een door haar vast te stellen wijze verlaagd teneinde de grenswaarde uiterlijk op het einde van de gestelde termijn te bereiken. Afdeling 2. - Programma
voor structurele verbetering van de luchtkwaliteit Beginselen en machtiging
Art. 6.§ 1. Het instituut stelt, in overleg met de betrokken besturen, en in het bijzonder met het Bestuur Uitrustingen en Vervoer, een programma voor structurele verbetering van de luchtkwaliteit op, zodat het mogelijk wordt : 1° de grenswaarde binnen de gestelde termijn te bereiken;2° de schadelijke gevolgen van de verontreinigende stoffen voor de gezondheid van de mens en het milieu te voorkomen, te verhinderen of te verminderen, met inbegrip van die waarvoor geen enkele grenswaarde werd vastgesteld;3° de in artikel 13 bedoelde maatregelen te nemen. § 2. Het programma bestaat uit een globaal plan dat op zijn minst alle in artikel 7 opgesomde verontreinigende stoffen omvat. § 3. De Regering stelt praktische regels op inzake de bekendmaking, de periodiciteit, de goedkeuring en de inhoud van het programma voor structurele verbetering van de luchtkwaliteit.
Het programma bevat op zijn minst volgende informatie : 1° plaats van de overschrijving : - gemeente; - meetstation (kaart, geografische coördinaten); 2° algemene informatie : - soort gebied (stad, industriezone of landelijk gebied); - raming van het verontreinigde gebied (in km2) en van de omvang van de aan de verontreiniging blootgestelde bevolking; - relevante klimatologische gegevens; - relevante topografische gegevens; - voldoende informatie over de doelgroepen in het betrokken gebied die bescherming nodig hebben; 3° aard en bewaking van de verontreiniging : - in de voorgaande jaren waargenomen niveaus (vóór de toepassing van maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit); - sinds de start van het project gemeten concentraties; - technieken die voor de bewaking worden gebruikt; 4° bron van de verontreiniging : - lijst van de belangrijkste emissiebronnen die verantwoordelijk zijn voor de verontreiniging (kaart); - totale emissie van deze bronnen (ton/jaar); - informatie over de verontreiniging vanuit andere Gewesten; 5° analyse van de situatie : - bijzonderheden over de factoren die verantwoordelijk zijn voor de overschrijving (verplaatsing, ook grensoverschrijdende;vorming); - bijzonderheden over mogelijke maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit; 6° informatie over de maatregelen of projecten die reeds bestonden voordat Richtlijn 96/62/EG van kracht werd : - plaatselijke, gewestelijke, nationale en internationale maatregelen; - waargenomen effecten van deze maatregelen; 7° informatie over maatregelen of projecten die ertoe strekken de verontreiniging te verminderen en die genomen zijn nadat Richtlijn 96/62/EG van kracht is geworden : - opsomming en omschrijving van alle in het project opgenomen maatregelen; - tijdschema voor de tenuitvoerlegging; - raming van de verwachte verbetering van de luchtkwaliteit en de tijd die nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken; 8° informatie over de maatregelen of projecten die voor de lange termijn zijn vastgesteld of gepland;9° lijst van publicaties, documenten, werkzaamheden, ter aanvulling van de hierboven gevraagde informatie. De Regering houdt rekening met de aanbevelingen van het in artikel 11 e.v. bedoelde coördinatiecomité. Bovendien wordt de bevolking over dit programma ingelicht. HOOFDSTUK III. - Algemene actiemaatregelen Afdeling 1. - Meting en controle van de luchtkwaliteit
Algemeenheden
Art. 7.Het instituut beoordeelt de luchtkwaliteit op het hele grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en bouwt hiertoe een meetnetwerk uit.
De beoordeling van de luchtkwaliteit betreft de niveaus van volgende verontreinigende stoffen : 1. zwaveldioxide;2. stikstofdioxide;3. fijne deeltjes, zoals roet (inclusief PM 10);4. zwevende stofdeeltjes;5. lood;6. ozon;7. benzeen;8. koolmonoxide;9. polycyclische aromatische koolwaterstoffen;10. cadmium;11. arseen;12. nikkel;13. kwik. Uitbreiding van de controle tot andere verontreinigende stoffen
Art. 8.De Regering kan verontreinigende stoffen aanduiden die niet in artikel 7 vermeld zijn en het voorwerp zullen uitmaken van een soortgelijke controle, en dit onder meer met toepassing van Richtlijnen uitgevaardigd ter uitvoering van Richtlijn 96/62/EG, rekening houdend met de wetenschappelijke vooruitgang en de volgende criteria : 1° mogelijkheid, mate en frequentie van de effecten;met betrekking tot de volksgezondheid en het milieu in zijn geheel moet bijzondere aandacht worden besteed aan de onomkeerbare effecten; 2° algemene aanwezigheid en hoge concentratie van de verontreinigende stof in de lucht;3° milieutransformatie of metabolische omzettingen, aangezien dergelijke wijzigingen tot de vorming van chemische stoffen met een grotere toxiciteit kunnen leiden;4° persistentie in het milieu, met name indien de verontreinigende stof resistent is voor afbraak in het milieu en kan accumuleren in mensen, het milieu of de voedselketen;5° effect van de verontreinigende stof : a) omvang van de blootgestelde bevolking, levende soorten of ecosystemen;b) bestaan van bijzonder gevoelige doelgroepen in het betrokken gebied;6° mogelijkheid om risicobeoordelingsmethodes te gebruiken;7° relevante gevaarcriteria vastgesteld in Richtlijn 67/548/ EEG en opeenvolgende aanpassingen. Beoordeling en machtiging
Art. 9.Overeenkomstig de richtlijnen uitgevaardigd ter uitvoering van Richtlijn 96/62/EG, kan de Regering voor elke verontreinigende stof criteria en technieken bepalen voor : 1° de plaats van de bemonsteringspunten.Er is rekening gehouden met het feit dat de meetstations over het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten worden verspreid volgens de op wetenschappelijke basis vastgestelde representativiteit van de verschillende stedelijke omgevingen; 2° het minimum aantal bemonsteringspunten;3° de referentiemeettechnieken en bemonsteringstechnieken;4° het gebruik van andere technieken voor de beoordeling van de luchtkwaliteit, met name modellen : - de ruimtelijke resolutie voor de modellen en de methoden voor objectieve beoordeling; - de referentietechnieken voor de modellen. Afdeling 2. - Verslag over de luchtkwaliteit
Beginsel
Art. 10.Punt "1.1. Lucht" bedoeld in artikel 3, § 3, van de ordonnantie van 4 juni 1992 tot opstelling van een verslag over de toestand van het Brusselse Leefmilieu bestaat uit een verslag over de luchtkwaliteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat op zijn minst volgende elementen bevat : 1° een beschrijving van het bestaande analysenet;2° de bestaande toestand op het vlak van de luchtkwaliteit;3° een bijgewerkt luchtkadaster, zodat enerzijds voor elke verontreinigende stof het niveau, de kenmerken en de bron van de emissies op grond van de geografische en sectoriële verdeling kunnen worden bepaald en anderzijds de plaatsen kunnen worden onderscheiden waar het immissieniveau : a) hoger ligt dan de grenswaarde, in voorkomend geval verhoogd met de overschrijdingsmarge;b) tussen de grenswaarde en de grenswaarde verhoogd met de overschrijdingsmarge ligt;c) onder de grenswaarde ligt;4° een stand van zaken betreffende de luchtkwaliteit, met de evolutie van de tien voorgaande jaren, zodat de verbetering van de luchtkwaliteit kan worden beoordeeld, evenals een toelichting bij de evolutie sinds de publicatie van het laatste verslag; 5° een beoordeling van de acties van het in artikel 11 e.v. bedoelde coördinatiecomité; 6° een beoordeling van de vervoerplannen die overeenkomstig de artikelen 19 en 20 zijn uitgevoerd;7° een beoordeling van het laatste programma voor structurele verbetering van de luchtkwaliteit. Afdeling 3. - Maatregelen voor naleving van de grenswaarden, het
bereiken van de streefwaarde en het voorkomen en beheren van de alarmdrempels Coördinatiecomité
Art. 11.Er wordt een coördinatiecomité opgericht, dat de Regering helpt bij het nemen van maatregelen voor de naleving van de grenswaarden, het bereiken van de streefwaarde en het voorkomen en beheren van de overschrijdingen van de alarmdrempels.
De Regering stelt het coördinatiecomité samen, evenals de werkgroepen die er deel van uitmaken.
Werkgroepen
Art. 12.In het coördinatiecomité worden op zijn minst twee werkgroepen opgericht.
De werkgroep "Gezondheid" heeft als taak : 1° de gevolgen van de luchtverontreiniging voor de gezondheid te beoordelen;2° aanbevelingen voor te bereiden ten behoeve van de Regering teneinde deze verontreiniging te beperken;3° de informatie van het publiek, de medische kringen en de instanties voor volksgezondheid te verbeteren. De werkgroep "Bronnen" heeft als taak : 1° aanbevelingen voor te bereiden ten behoeve van de Regering met betrekking tot crisisplannen die het mogelijk maken, bij overschrijving van een alarmdrempel, zo snel mogelijk de emissie van verontreinigende stoffen te beperken;2° aanbevelingen voor te bereiden ten behoeve van de Regering met betrekking tot het in artikel 6 bedoelde programma. Maatregelen voor de tenuitvoerlegging op lange termijn van het programma voor structurele verbetering van de luchtkwaliteit - Machtiging
Art. 13.Op basis van het in artikel 6 bedoelde programma en op advies van de werkgroepen Gezondheid en Bronnen vaardigt de Regering maatregelen uit om de luchtverontreiniging structureel te verminderen.
Die maatregelen zijn onder meer bedoeld om : 1° bepaalde vormen van verontreiniging te beperken en in bepaalde gevallen te verbieden;2° het gebruik van toestellen of installaties die verontreiniging kunnen veroorzaken te regelen of te verbieden, met name door het vaststellen van emissienormen voor elke vervuilingsbron die prioritair wordt beschouwd in het kader van het programma voor structurele verbetering van de luchtkwaliteit. De Regering zorgt er met name voor dat die maatregelen : 1° rekening houden met een geïntegreerde aanpak voor de bescherming van lucht, water en bodem;2° geen significante negatieve gevolgen hebben voor het milieu in de andere gewesten en in de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen;3° de beste luchtkwaliteit in stand houden die verenigbaar is met een duurzame ontwikkeling. Maatregelen op korte termijn - Machtiging
Art. 14.Om het hoofd te kunnen bieden aan een dreigende overschrijving of overschrijving van een grenswaarde of alarmdrempel keurt de Regering een actieplan goed dat de volgende maatregelen omvat : 1° elke maatregel die op korte termijn moet worden genomen om de gevolgen van de hoge niveaus van verontreinigende stoffen voor de gezondheid te verminderen;2° elke maatregel die nodig is om zo snel mogelijk de emissies die de hoge niveaus van verontreinigende stoffen veroorzaken, te verminderen. De werkgroepen Gezondheid en Bronnen bezorgen de Regering elk advies betreffende voormelde maatregelen.
Het coördinatiecomité, omgevormd tot crisiscomité, zorgt voor de voorbereiding en de coördinatie van de tenuitvoerlegging van het actieplan door de verschillende overheden.
Soort maatregelen
Art. 15.De in artikel 14 bedoelde maatregelen bestaan onder meer uit : 1° controlemaatregelen;2° maatregelen om de verontreinigende activiteiten en in voorkomend geval ook het autoverkeer te verminderen of stil te leggen, en om de emissies door vaste en verplaatsbare bronnen te verminderen. HOOFDSTUK IV. - Informatie aan de bevolking Continue informatie over de luchtkwaliteit
Art. 16.§ 1. Het instituut zorgt voor doorlopende informatie van de bevolking door de verspreiding van een Bulletin, zodat deze zich voortdurend op de hoogte kan stellen van de luchtkwaliteit. § 2. De Regering kan, met toepassing van de richtlijnen uitgevaardigd ter uitvoering van Richtlijn 96/62/EG de gepaste middelen en de verspreidingswijze van het Bulletin, alsmede de inhoud ervan bepalen.
Fase van aanvullende informatie
Art. 17.§ 1. De Regering kan voor de door haar vastgestelde verontreinigende stoffen een vooralarmdrempel vaststellen. De vooralarmdrempel is een niveau dat strenger is dan de alarmdrempel; bij overschrijving ervan moet aan de bevolking bijkomende informatie worden verstrekt. § 2. Bij overschrijving van een alarmdrempel of, in voorkomend geval, van een vooralarmdrempel, moet aan de bevolking bijkomende informatie worden verstrekt.
Gedurende deze fase bestaat de informatie uit : 1° een persmededeling met : a) een samenvatting van de analyse van de toestand uitgevoerd door het Laboratorium voor Milieu-Onderzoek van het instituut en IRCEL op grond van de gegevens betreffende de luchtkwaliteit in Brussel en de naburige gewesten en landen, de meteorologische gegevens en weersvoorspellingen en de mogelijke oorzaken van de stijging van het verontreinigingsniveau;b) raadgevingen aan de bevolking om de verontreiniging en de gevolgen voor de gezondheid te beperken;2° de aanpassing van het in artikel 16 bedoelde Bulletin : het bericht wordt verschillende keren per dag bijgewerkt en aangevuld met raadgevingen voor de personen uit de gevoelige subgroepen. Bijkomende informatiemaatregelen
Art. 18.Bij overschrijving van een of meer alarmdrempels wordt het persbericht gepubliceerd in twee Franstalige kranten en in twee Nederlandstalige kranten die in het Gewest worden verspreid en officieel op radio en televisie aangekondigd op een uur met grote luister- en kijkdichtheid.
Bovendien kan het coördinatiecomité de Regering bijkomende informatiemaatregelen voorstellen. HOOFDSTUK V. - Diverse maatregelen Vervoerplannen
Art. 19.De privaat- of publiekrechtelijke instellingen die op dezelfde plaats meer dan tweehonderd werknemers tewerkstellen, leggen voor de desbetreffende plaats een vervoerplan vast.
Een aantal van die instellingen die op dezelfde plaats gevestigd zijn kunnen een gemeenschappelijk vervoerplan opstellen.
Het vervoerplan legt de beginselen vast voor de organisatie van het woon-werkverkeer van het personeel, evenals van hun beroepsverplaatsingen.
Het omvat met name : 1° de inventaris van de verplaatsingen van personen en materiaal in het kader van de werking;2° een analyse van de bereikbaarheid op basis van een vervoernetwerkmodel;3° een analyse van de effectieve keuzes die het personeel maakt tussen de verschillende vervoermiddelen;4° een actieplan dat alle maatregelen omvat die moeten worden genomen om de verplaatsingen van de personen en de luchtkwaliteit te verbeteren, bijvoorbeeld : a) door het gebruik van het openbaar vervoer en van milieu- en energievriendelijke vervoermiddelen aan te moedigen;b) door in parkeergelegenheid te voorzien buiten de openbare weg. Het vervoerplan wordt binnen 18 maanden na de inwerkingtreding van deze ordonnantie opgesteld.
Het wordt aan het instituut voorgelegd voor beoordeling en verspreiding in het kader van het verslag over de luchtkwaliteit dat in het verslag over de toestand van het leefmilieu wordt opgenomen.
Het vervoerplan wordt jaarlijks bijgewerkt.
Art. 20.De exploitanten van plaatsen waar evenementen tegen betaling plaatshebben en waar tegelijk meer dan 3 000 mensen aanwezig zijn, stellen een actieplan op om het gebruik van het openbaar vervoer en van energievriendelijke en milieuvriendelijke vervoermiddelen aan te moedigen.
Art. 21.De gewestoverheden en de instellingen die onder hun bevoegdheid of toezicht vallen, nemen de gepaste maatregelen om geregeld en op zijn minst bij elk onderhoud te controleren of de voertuigen van hun wagenpark voldoen aan de vigerende technische voorschriften en aan de reglementering betreffende de te nemen maatregelen tegen luchtverontreiniging door uitlaatgassen van motoren in motorvoertuigen.
Art. 22.§ 1. Behoudens door de Regering toegestane uitzonderingen van technische aard, zien de in artikel 21 bedoelde overheden en instellingen, met uitzondering van de openbare vervoermaatschappijen die van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest afhangen, die als exploitant of opdrachtgever een wagenpark van meer dan vijftig wagens beheren, erop toe dat, binnen een periode van vijf jaar, ten minste 20 % van de voertuigen op milieuvriendelijke technologieën rijden, zoals bepaald door de Regering. § 2. Behoudens de in § 1 bedoelde uitzonderingen, zien de openbare vervoermaatschappijen die van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest afhangen en die als exploitant of opdrachtgever een wagenpark van meer dan vijftig wagens beheren, erop toe dat. binnen een periode van 5 jaar, ten minste 5 % van de voertuigen op milieuvriendelijke technologieën rijden, zoals bepaald door de Regering. § 3. De Regering bepaalt de procedure voor de toekenning van de in de vorige paragrafen bedoelde afwijkingen. Na het verstrijken van de termijn van 5 jaar waarbinnen de in de vorige paragrafen vastgestelde percentages moeten worden bereikt, worden die percentages door de Regering beoordeeld en zo nodig gewijzigd. § 4. De Regering neemt de nodige maatregelen om de gemeentelijke overheden in staat te stellen de in § 1 en § 2 bedoelde doelstellingen te bereiken, in voorkomend geval door premies en subsidies toe te kennen.
Art. 23.Is strafbaar met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een geldboete van 26 frank tot 5 000 frank of enkel met een van deze straffen : 1. wie onroerende of roerende goederen in zijn bezit heeft die ten gevolge van nalatigheid of gebrek aan voorzorg van zijnentwege aan de bron liggen van welke vorm ook van verontreiniging waarop de Regering op grond van artikel 13, eerste lid, 1°, een verbodsbepaling heeft opgelegd;2. wie inbreuk doet op de maatregelen die de Regering op grond van artikel 13, eerste lid, 2°, heeft genomen;3. wie de maatregelen niet naleeft die vervat zijn in het actieplan dat de Regering krachtens de artikelen 14 en 15 heeft vastgelegd. Opheffingsbepaling
Art. 24.De artikelen 1 tot 5 en 10 van de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging worden opgeheven.
Codificatie
Art. 25.Met toepassing van artikel 104 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen kan de Regering de bepalingen van deze ordonnantie in het Brussels Milieuwetboek opnemen.
Art. 26.De artikelen 19, 20 en 22 van deze ordonnantie treden in werking op een door de Regering vast te stellen datum.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 25 maart 1999.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE De Minister belast met Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen, J. CHABERT De Minister belast met Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer, H. HASQUIN De Minister belast met Openbaar Ambt, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. GRIJP De Minister belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid, D. GOSUIN _______ Nota (1) Gewone zitting 1998-1999. Documenten van de Raad. - Ontwerp van ordonnantie, A-314/1. - Verslag (verwijzing), A-314/2.
Volledig verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 12 maart 1999.