Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03 juli 2003
gepubliceerd op 06 augustus 2003

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen in installaties voor de vervaardiging van vernis, lak, verf, inkt en pigmenten die gebruik maken van oplosmiddelen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2003031372
pub.
06/08/2003
prom.
03/07/2003
ELI
eli/besluit/2003/07/03/2003031372/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 JULI 2003. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen in installaties voor de vervaardiging van vernis, lak, verf, inkt en pigmenten die gebruik maken van oplosmiddelen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, inzonderheid op artikel 6, § 1;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor installaties voor de vervaardiging van vernis, lak, verf, inkt en pigmenten;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van 8 januari 2003;

Gelet op de beslissing van de Regering over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies 34.776/3 van de Raad van State, gegeven op 3 juni 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Minister van Leefmilieu, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden Doel en toepassingsgebied

Artikel 1.Dit besluit heeft de omzetting tot doel van richtlijn 1999/13/EG van de Raad van 11 maart 1999 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties. Het heeft tot doel de directe en indirecte effecten van de emissie van vluchtige organische stoffen in het milieu, voornamelijk de lucht, en de mogelijke risico's voor de menselijke gezondheid te voorkomen of te verminderen door maatregelen vast te stellen en procedures in te voeren voor de installaties die opgenomen zijn in rubriek 155 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, met name werkplaatsen voor de productie van vernis, lak, drukinkt en/of pigmenten waarvan de drijfkracht meer dan 20 kW bedraagt of waarvan het jaarlijkse verbruik van organische oplosmiddelen meer dan 100 ton per jaar bedraagt.

Definities

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° installatie : een vaste technische eenheid waar een of meer van de onder artikel 1 vallende activiteiten plaatsvinden, en alle andere daar rechtstreeks mee samenhangende activiteiten die technisch verband houden met de op die locatie verrichte activiteiten en van invloed kunnen zijn op emissies;2° bestaande installatie : een installatie in bedrijf of een installatie waarvoor een milieuvergunning is verleend of waarvoor een volledige aanvraag om een vergunning is ingediend, mits de installatie uiterlijk op 1 april 2002 in gebruik is genomen;3° belangrijke wijziging : - voor installaties met een verbruikscapaciteit van meer dan 150 kg oplosmiddel per uur of meer dan 200 ton/jaar : een wijziging van de exploitatie die naar de mening van het Brussels Instituut voor Milieubeheer aanzienlijke negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu kan hebben; - voor alle andere installaties : een verandering van de nominale capaciteit die leidt tot een toename van de emissies van vluchtige organische stoffen met meer dan 10 %, of iedere verandering die naar de mening van het Brussels Instituut voor Milieubeheer aanzienlijke negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu kan hebben; 4° Instituut : Brussels Instituut voor Milieubeheer, opgericht bij het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer;5° emissie : de uitstoot van vluchtige organische stoffen uit een installatie in het milieu;6° diffuse emissies : emissies, in een andere vorm dan van afgassen, van vluchtige organische stoffen in lucht, bodem of water alsmede oplosmiddelen die zich in enig product bevinden.Hieronder zijn begrepen de niet opgevangen emissies die via ramen, deuren, ventilatiekanalen, ontluchtingen en soortgelijke openingen in het milieu terechtkomen; 7° afgassen : de uiteindelijke uitworp in de lucht van gassen met vluchtige organische stoffen of andere verontreinigende stoffen uit een afgaskanaal of uit nabehandelingsapparatuur in de lucht.Het volumetrisch debiet wordt uitgedrukt in m3/uur bij normale omstandigheden; 8° totale emissie : de som van diffuse emissies en emissies van afgassen;9° emissiegrenswaarde : de massa vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als bepaalde specifieke parameters, concentratie, percentage en/of niveau van een emissie, berekend in standaardomstandigheden (N) die gedurende een of meer periodes niet overschreden mogen worden;10° stoffen : chemische elementen en hun verbindingen die in de natuur voorkomen of door de industrie worden geproduceerd, in vaste of vloeibare of gasvorm;11° preparaat : een mengsel of oplossing, bestaande uit twee of meer stoffen;12° organische verbinding : een verbinding die ten minste het element koolstof bevat en daarnaast een of meer van de volgende elementen : waterstof, halogenen, zuurstof, zwavel, fosfor, silicium en stikstof, met uitzondering van koolstofoxiden en anorganische carbonaten en bicarbonaten;13° vluchtige organische stof (VOS) : een organische verbinding die bij 293,15 K een dampspanning van 0,01 kPa of meer of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft.Voor de toepassing van dit besluit wordt de fractie creosoot die deze dampspanning overschrijdt bij 293,15 K, beschouwd als een VOS; 14° organisch oplosmiddel : een vluchtige organische stof die alleen of in combinatie met andere stoffen en zonder een chemische verandering te ondergaan wordt gebruikt om grondstoffen, producten of afvalmaterialen op te lossen of als schoonmaakmiddel om verontreinigingen op te lossen, dan wel als verdunner, als dispergeermiddel, om de viscositeit aan te passen, om de oppervlaktespanning aan te passen, als weekmaker of als conserveermiddel;15° gehalogeneerd organisch oplosmiddel : een organisch oplosmiddel dat ten minste één broom-, chloor-, fluor- of iodiumatoom per molecuul bevat;16° verbruik : de totale input van organische oplosmiddelen per kalenderjaar of een andere periode van twaalf maanden in een installatie, verminderd met eventuele VOS die voor hergebruik worden teruggewonnen;17° input : de hoeveelheid organische oplosmiddelen en de hoeveelheid daarvan in preparaten die tijdens het uitoefenen van een activiteit worden gebruikt, met inbegrip van de gerecycleerde oplosmiddelen, binnen en buiten de installatie, die telkens worden meegerekend wanneer zij worden gebruikt om de activiteit uit te oefenen;18° hergebruik van organische oplosmiddelen : het gebruik van uit een installatie teruggewonnen organische oplosmiddelen voor elk technisch of commercieel doel, met inbegrip van het gebruik als brandstof maar met uitzondering van de definitieve verwijdering van deze teruggewonnen organische oplosmiddelen als afval;19° massastroom : de hoeveelheid vrijgekomen VOS in eenheden of massa/uur;20° nominale capaciteit : de massa van de organische oplosmiddelen die een installatie gemiddeld over één dag maximaal als input gebruikt, als de installatie onder normale bedrijfsomstandigheden bij de ontwerpoutput functioneert;21° gesloten systeem : een systeem dat zodanig functioneert dat de uit de activiteit vrijkomende VOS beheerst worden afgevangen en uitgestoten, hetzij via een afgaskanaal of via nabehandelingsapparatuur, en derhalve niet volledig diffuus zijn;22° normale omstandigheden : een temperatuur van 273,15 Kelvin en een druk van 101,3 kPa;23° inkt : een preparaat, met inbegrip van alle voor een juist gebruik benodigde organische oplosmiddelen of preparaten die organische oplosmiddelen bevatten, dat bij een drukactiviteit wordt gebruikt om een tekst of afbeeldingen op een oppervlak af te drukken;24° lak : een doorzichtige coating; 25° A.R.E.I. : Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard en koninklijk besluit van 2 september 1981 houdende wijziging van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties en houdende bindendverklaring ervan op de elektrische installaties in inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het ARAB); 26° erkend orgaan : natuurlijke of rechtspersoon die aan de voorschriften van artikel 275 van het AREI voldoet;27° gemiddelde over 24 uur : het rekenkundig gemiddelde van alle valide waarden die gedurende een periode van 24 uur bij normale exploitatie zijn geregistreerd;28° opstarten en stilleggen : activiteiten die worden uitgevoerd wanneer een activiteit, een deel van de installatie of een reservoir in of buiten bedrijf wordt gesteld of in of uit de onbelaste toestand wordt gebracht.Regelmatig oscillerende activiteitenfasen worden niet als opstarten of stilleggen beschouwd; 29° vervaardiging van coatingpreparaten, lak, inkt en kleefstoffen : de vervaardiging van bovengenoemde eindproducten en, wanneer dit in dezelfde installatie gebeurt, van halffabrikaten door het mengen van pigmenten, hars en kleefstoffen met organische oplosmiddelen of andere draagstoffen, waaronder dispergeren en predispergeren, aanpassen van de viscositeit en de kleur en bewerkingen om de verpakking te vullen met het eindproduct. HOOFDSTUK II. - Emissienormen Emissienormen voor VOS in de afgassen

Art. 3.§ 1. Voor installaties met een massastroom VOS van meer dan 10 kg/u moeten de concentraties VOS in de afgassen doorlopend worden gemeten.

Geen van de gemiddelden over 24 uur bedrijf mag hoger zijn dan 150 mgC/Nm3.

Geen van de uurgemiddelden mag hoger zijn dan 225 mgC/Nm3. § 2. De andere installaties moeten voldoen aan de voorschriften van § 1 of minstens eenmaal per jaar het voorwerp uitmaken van een meetcampagne van de concentraties VOS in de afgassen. Elke meetcampagne moet minstens drie uurmetingen omvatten.

Het gemiddelde van alle metingen tijdens de toezichtcampagne mag niet hoger zijn dan 150 mgC/Nm3.

Geen van de uurgemiddelden mag hoger zijn dan 225 mgC/Nm3. § 3. De toepassingsvoorschriften van de §§ 1 en 2 maken volledig deel uit van de exploitatievoorwaarden en worden in de milieuvergunning opgenomen.

Gasvolumes mogen worden toegevoegd om de afgassen af te koelen of te verdunnen indien dit technisch gerechtvaardigd is, maar worden niet meegeteld bij het vaststellen van de massaconcentratie van de verontreinigende stof in het afgas.

Emissienormen voor VOS in de diffuse en totale emissies

Art. 4.Voor installaties met een verbruik van 100 tot 1 000 ton oplosmiddel per jaar, mogen de diffuse en totale emissies niet hoger zijn dan 5 % van het oplosmiddelenverbruik.

Voor installaties met een verbruik van meer dan 1 000 ton oplosmiddel per jaar mogen de diffuse en totale emissies niet hoger zijn dan 3 % van het oplosmiddelenverbruik.

De diffuse en totale emissies worden berekend overeenkomstig bijlage II van dit besluit. HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke verplichtingen Belangrijke wijziging

Art. 5.Indien een installatie een belangrijke wijziging ondergaat of na een belangrijke wijziging voor het eerst onder dit besluit valt, wordt het deel van de installatie dat de belangrijke wijziging ondergaat behandeld als nieuwe installatie.

Meldingsplicht

Art. 6.De exploitanten moeten het Instituut, uiterlijk binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit, de in bijlage I vermelde gegevens verstrekken.

De exploitanten van de in artikel 1 bedoelde installaties moeten het Instituut elk jaar uiterlijk op 31 maart de in bijlage II opgesomde gegevens verstrekken, en dit vanaf het jaar 2004. De gegevens slaan op het vorige kalenderjaar.

Emissies van gevaarlijke VOS

Art. 7.§ 1. Zijn verboden : stoffen of preparaten waaraan, wegens hun gehalte aan VOS die als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting zijn ingedeeld, een of meer van de volgende risicozinnen is of zijn toegekend of die van deze zinnen moeten zijn voorzien : R45 - Kan kanker veroorzaken R46 - Kan erfelijke genetische schade veroorzaken R49 - Kan kanker veroorzaken bij inademing R60 - Kan de vruchtbaarheid schaden R61 - Kan het ongeboren kind schaden De milieuvergunning kan evenwel het gebruik van die stoffen of preparaten toestaan. In dat geval bepaalt de milieuvergunning vanaf welke datum ze door minder schadelijke stoffen of preparaten moeten worden vervangen. § 2. Voor de uitstoot van de in § 1 vermelde VOS, waarbij de massastroom van de stoffen waarvoor de in die paragraaf vermelde etikettering verplicht is, in totaal 10 g/uur of meer bedraagt, moet een emissiegrenswaarde van 2 mg/nm3 in acht worden genomen. De emissiegrenswaarde geldt voor de totale massa van de betrokken stoffen. § 3. Voor de uitstoot van gehalogeneerde VOS waaraan de risicozin R40 is toegekend, waarbij de massastroom van de stoffen waarvoor de vermelding van R40 verplicht is, in totaal 100 g/uur of meer bedraagt, moet een emissiegrenswaarde van 20 mg/nm3 in acht worden genomen. De emissiegrenswaarde geldt voor de totale massa van de betrokken stoffen.

Niet-naleving

Art. 8.Wanneer wordt vastgesteld dat niet aan de eisen van dit besluit is voldaan, nemen de personeelsleden die overeenkomstig de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu met het toezicht belast zijn, alle nodige maatregelen, of leggen ze die zelfs mondeling op, om ervoor te zorgen dat op een zo kort mogelijke termijn weer aan de eisen van dit besluit wordt voldaan.

Indien de niet-naleving een direct gevaar voor de menselijke gezondheid oplevert, wordt de de opschorting van de activiteit bevolen.

Verandering van exploitant

Art. 9.Naast de verplichting voor de overlater en de overnemer om onverwijld elke verandering van exploitant aan het Instituut mee te delen, moet elke persoon die zijn exploitatie overlaat de overnemer wijzen op zijn milieuverplichtingen.

Meer bepaald bezorgt hij hem een kopie van alle vergunningen en beslissingen betreffende de betrokken installaties, een kopie van alle vorige aangiften die krachtens dit besluit zijn vereist, alsook een kopie van de briefwisseling met het Instituut over het in overeenstemming brengen van de installaties met de bepalingen van dit besluit. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen Overgangsbepaling

Art. 10.De bestaande installaties moeten uiterlijk op 31 december 2007 aan de eisen van de artikelen 3 en 4 voldoen.

De artikelen 3 en 4 zijn vanaf de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing op de nieuwe installaties.

Artikel 7, § 1, is van toepassing zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit. Artikel 7, §§ 2 en 3 is van toepassing twaalf maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.

Opheffingsbepaling

Art. 11.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor installaties voor de vervaardiging van vernis, lak, verf, inkt en pigmenten wordt opgeheven.

Inwerkingtreding

Art. 12.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Uitvoering

Art. 13.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 3 juli 2003.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, D. DUCARME De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN

Bijlage I Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen in installaties voor de vervaardiging van vernis, lak, verf, inkt en pigmenten die gebruik maken van oplosmiddelen.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, D. DUCARME De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN

Bijlage II. - Berekening van het percentage diffuse en totale emissie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen in installaties voor de vervaardiging van vernis, lak, verf, inkt en pigmenten die gebruik maken van oplosmiddelen.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, D. DUCARME De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN

^