gepubliceerd op 14 augustus 2008
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de steun voor algemene investeringen
26 JUNI 2008. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de steun voor algemene investeringen
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 10 van 13 januari 2001, bl. 33);
Gelet op de Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie van 24 oktober 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op nationale regionale investeringssteun (PB L 302 van 1 november 2006, bl. 29);
Gelet op de aanbeveling 2003/361/EG van 6 mei 2003 van de Commissie betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen;
Gelet op het ontwerp van Europese Verordening betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag waarbij bepaalde categorieën steun compatibel verklaard worden met de gemeenschappelijke markt (PB C 201 van 8 september 2007, bl. 14);
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikel 8, eerste lid;
Gelet op de organieke ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun voor de bevordering van de economische expansie, inzonderheid de artikelen 7 tot 9, 66, 71 en 73;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 oktober 2005 houdende uitvoering van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de gewestelijke steun voor de algemene investeringen ten gunste van de micro-, kleine of middelgrote ondernemingen;
Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 20 maart 2008;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 januari 2008;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 12 februari 2008;
Gelet op het advies nr. 44.498/1 van de Raad van State, gegeven op 20 mei 2008 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Economie;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden
Artikel 1.De in onderhavig besluit voorziene steun wordt toegekend onder de in de Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag betreffende de staatssteun ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen bedoelde voorwaarden.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « organieke ordonnantie » : de organieke ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun voor de bevordering van de economische expansie; 2° « personeelssterkte van de onderneming » : het aantal tewerkgestelde personen dat overeenkomt met het aantal arbeidseenheden per jaar (afgekort AEJ), d.w.z. het aantal werknemers dat gedurende een jaar voltijds in dienst is, waarbij deeltijdarbeid of seizoenarbeid gedeelten van deze AEJ vormen; 3° « uitbreidende onderneming » : de onderneming waarvan de personeelssterkte met meer dan 30 % is toegenomen in de loop van de laatste drie jaren die aan de datum van indiening van de steunaanvraag zijn voorafgegaan;4° « ontwikkelingszone » : de ontwikkelingszone zoals vastgesteld bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 maart 2007, in overeenstemming met de kaart van de regionale steun voor België voor de periode 2007-2013 en goedgekeurd bij beslissing van de Europese Commissie van 22 februari 2007;5° « nieuwe vestiging in de ontwikkelingszone » : eerste vestiging of herlokalisatie van een onderneming in de ontwikkelingszone;6° « nieuwe vestiging buiten de ontwikkelingszone » : eerste vestiging of herlokalisatie van een onderneming in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest buiten de ontwikkelingszone;7° « laag of middelmatig geschoold persoon » : persoon die niet in het bezit is van het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs;8° « verlaging van de sociale bijdragen » : de verlagingen van de sociale zekerheidsbijdragen bedoeld in de onderafdelingen 2 tot 5 van hoofdstuk VII van titel IV van de programmawet van 24 december 2002 en in afdeling 1 van hoofdstuk II van titel III van de programmawet van 27 december 2004 (Werkbonus);9° « prioritaire sector » : de sector waarvan de economische activiteit als prioritair beschouwd wordt en zoals bepaald in artikel 23 van dit besluit;10° « starter » : elke, in de Kruispuntbank van ondernemingen sedert minder dan vier jaar ingeschreven onderneming;11° « NACE-BEL-nomenclatuur » : de door het Nationaal Instituut voor de Statistiek uitgewerkte nomenclatuur van activiteiten in een geharmoniseerd Europees kader, opgelegd door de Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en van de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische nomenclatuur NACE Rev. 2 en tot wijziging van de Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad evenals sommige verordeningen betreffende specifieke statistische domeinen; 12° « Minister » : de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering die bevoegd is voor Economie;13° « Bestuur » : het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;14° « Actiris » : de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, opgericht bij artikel 14, § 1, van de wetten betreffende de afschaffing of herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, gecoördineerd op 13 maart 1991;15° In de zin van onderhavig besluit, worden de woorden « onderneming », « kleine onderneming » en « middelgrote onderneming » opgevat zoals vastgesteld in artikel 2, 2°, van de organieke ordonnantie en in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 juni 2008 betreffende de definitie van de onderneming en van de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen;16° « Vestiging » : a) wanneer het gaat om een rechtspersoon, de maatschappelijke zetel van de rechtspersoon of van elke, van de maatschappelijke zetel van de onderneming gedecentraliseerde economische bedrijfs- of werkingseenheid;b) wanneer het gaat om een natuurlijke persoon, de hoofdplaats van uitoefening van zijn economische activiteiten. De onder de punten a ) en b) bedoelde vestigingen moeten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelegen zijn en over menselijke middelen of goederen beschikken die er specifiek aan toegewezen zijn. 17° « Referentiepercentage » : de in de Mededeling van de Europese Commissie betreffende de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C14 van 14 januari 2008, bl.6) bepaalde interestvoet.
De bepaling bedoel in artikel 2 van de organieke ordonnantie zijn toepassing in de zin van dit besluit.
Art. 3.Binnen de beschikbare begrotingskredieten verleent de Minister steun aan een micro-, kleine of middelgrote onderneming die een investering realiseert op het Brussels Hoofdstedelijk Grondgebied. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden verbonden aan de toekenning en het behoud van de steun Afdeling 1. - Uitgesloten sectoren en investeringen
Art. 4.Worden uitgesloten van het recht op steun voor algemene investeringen, de ondernemingen waarvan de activiteiten ressorteren onder de in bijlage 1 van dit besluit hernomen sectoren; mits een voorafgaande mededeling aan de Regering kan de Minister die bijlage aanpassen in functie van de politieke prioriteiten en de Europese reglementering.
Art. 5.De volgende investeringen zijn uitgesloten van het voordeel van de steun voor algemene investeringen : 1° met uitzondering van onroerende investeringen, investeringen voor vervanging, modernisering of die een eenvoudige aanpassing zijn aan de nieuwe normen en standaarden;2° de investeringen in materieel, roerend of onroerend, bestemd voor de verhuur;3° de luchtvaartuigen;4° de investeringskredieten die dienen voor de terugbetaling van andere kredieten;5° de investeringen in woningen.Evenwel, de investeringen in woningen die door activiteiten van de onderneming gerechtvaardigd zijn, kunnen steun genieten; 6° de verwerving, door een rechtspersoon, van goederen die toebehoren aan een aandeelhouder of aan een andere onderneming die van dezelfde groep deel uitmaakt;7° de overname van handelsfondsen of de verwerving van aandelen van een maatschappij;8° de volgende onroerende investeringen : - de verwerving van een onroerend goed door een aandeelhouder of vennoot, die het aan de maatschappij verhuurt; - de verwerving van een onroerend goed door een rechtspersoon die het verhuurt aan een natuurlijk persoon die aandeelhouder of vennoot is van die rechtspersoon; - elke investering die betrekking heeft op een onroerend goed voor gemengd gebruik, tenzij het gemengd karakter van het onroerend goed in de verkoopakte ingeschreven staat en dat het voor de economische activiteit bestemde gedeelte duidelijk herkenbaar en gevaloriseerd is; - het gedeelte boven de 400.000 euro van elke investering die betrekking heeft op de aankoop, de verbouwing en de renovatie van een onroerend goed, door een onderneming waarvan de activiteiten ressorteren onder een van de in bijlage 2 hernomen sectoren; - de verwerving van een recht op vruchtgebruik, erfpacht of opstal; 9° de investeringen in tweedehandsmeubilair of materieel door ondernemingen die geen starters zijn, in het kader van de overname van een handelsfonds of van een leasing. Afdeling II. - Toelaatbare investeringen
Art. 6.Enkel de investeringen die niet bedoeld zijn in artikel 5, die gerealiseerd zijn door een onderneming die niet actief is in een van de sectoren bedoeld in artikel 4 en die beantwoorden aan de voorwaarden die in deze afdeling vermeld staan, kunnen steun genieten.
Art. 7.Enkel de investering of het investeringsprogramma, materieel of immaterieel, voor de oprichting van een vestiging of voor de uitbreiding van een bestaande vestiging, voor de diversificatie van de productie van een vestiging op nieuwe productmarkten of voor een fundamentele wijziging van het geheel van het productieproces van een bestaande vestiging, is toelaatbaar.
De toelaatbare investeringen worden ingeschreven onder vaste activa in de jaarrekeningen voor de rechtspersonen of in de tabel van de afschrijvingen voor de natuurlijke personen.
Art. 8.Komen in aanmerking, voor de materiële investeringen, de uitgaven verbonden aan activa onder de vorm van terreinen, gebouwen, uitrustingen of machines.
Art. 9.De onroerende investeringen die het voorwerp zijn van een financieringshuurcontract zijn toelaatbaar, voor zover ze hernomen zijn in materiële vaste activa.
Bij gemengd gebruik van het gebouw, zijn enkel de investeringen voor het door de aanvrager gebruikte beroepsgedeelte toelaatbaar.
Art. 10.Voor het niet-rollend materieel en het meubilair, omvat het aanvaard bedrag eveneens de vervoer-, installatie- en montagekosten, voor zover die laatste hernomen zijn in de materiële vaste activa.
Art. 11.Voor de investeringen in rollend materieel worden de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingeschreven en voor het vervoer van goederen of personen ontworpen bedrijfswagens als toelaatbaar beschouwd, d.w.z. : 1° de voertuigen die als bestelwagen of minibus vermeld staan overeenkomstig artikel 4 van het Wetboek van de met de inkomensbelastingen gelijkgestelde belastingen;2° de speciale voertuigen en tuigen die zijn aangepast in functie van de activiteiten van de onderneming. Evenwel, de investeringen van dit type die gerealiseerd worden door een onderneming die tot de transportsector behoort zoals hernomen in de NACE-BEL Code 49.410 en 52.210 kunnen niet in aanmerking genomen worden.
De voorwaarde van de inschrijving van het voertuig is niet van toepassing in het geval van een financieringshuurcontract.
Art. 12.Komen in aanmerking, voor de immateriële investeringen, de uitgaven verbonden aan het neerleggen van octrooien, handelsmerken of modellen.
Om in aanmerking te komen, moeten de immateriële vaste activa aan de volgende voorwaarden beantwoorden : 1° uitsluitend uitgebaat worden in de vestiging van de begunstigde van de steun;2° beschouwd worden als elementen van afschrijfbare activa;3° bij een derde verworven zijn tegen de marktvoorwaarden, zonder dat de koper in de mogelijkheid verkeert een controle uit te oefenen en vice-versa;4° in de activa van de onderneming voorkomen en gedurende minstens vijf jaar in de met de steun begunstigde onderneming blijven.
Art. 13.De investering moet betrekking hebben op een minimumbedrag van : - 15.000 euro voor de micro-ondernemingen; - 30.000 euro voor de kleine ondernemingen; - 100.000 euro voor de middelgrote ondernemingen.
Daarenboven moet het bedrag per factuur gelijk zijn of hoger zijn dan 500 euro. Hogerop bedoelde bedragen evenals, algemeen genomen, alle in het kader van de in dit besluit bedoelde steun in overweging te nemen bedragen zijn exclusief BTW en exclusief belastingen van eender welke aard.
Art. 14.Enkel de investeringen die een noodzakelijk verband hebben met de activiteiten van de onderneming zijn toelaatbaar, gerealiseerd met het oog op een effectieve exploitatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en gebeuren overeenkomstig de heersende wetgeving en verordeningen, met name inzake stedenbouw, ruimtelijke ordening en leefmilieu.
Alle uitgaven met een overbodig karakter zijn uitgesloten. HOOFDSTUK III. - Vorm, intensiteit en bedrag van de steun Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. 15.De steun voor de algemene investeringen omvat een basissteun en, in voorkomend geval, aanvullende steun. De basissteun en de aanvullende steun worden uitgedrukt in percentages van de aanvaarde investering. Zij zijn cumulatief en mogen niet meer bedragen dan, voor : 1° de micro-ondernemingen, 35 % in de ontwikkelingszone en 15 % buiten de ontwikkelingszone;2° voor de kleine ondernemingen, 25 % in de ontwikkelingszone en 15 % buiten de ontwikkelingszone;3° voor de middelgrote ondernemingen, 25 % in de ontwikkelingszone en 7,5 % buiten de ontwikkelingszone; Niettegenstaande de in het tweede lid vastgestelde percentages, wordt het totaalbedrag van de toegekende steun geplafonneerd op 350.000 euro per onderneming en per kalenderjaar, behoudens een met redenen omklede afwijking, die door de Regering wordt toegestaan voor investeringsprojecten in de ontwikkelingszone. Dit plafond dient te worden begrepen exclusief de financiële impact die resulteert uit de vrijstelling van de onroerende voorheffing en de versnelde afschrijvingen. Afdeling 2. - Basissteun
Art. 16.De basissteun wordt als volgt vastgesteld : 1° voor de micro-ondernemingen, 5 % van de investering buiten en 15 % van de investering binnen de ontwikkelingszone;2° voor de kleine ondernemingen, 5 % van de investering buiten en 10 % van de investering binnen de ontwikkelingszone;3° voor de middelgrote ondernemingen, 2,5 % van de investering buiten en 10 % van de investering binnen de ontwikkelingszone. Afdeling 3. - Aanvullende steun gekoppeld aan de doelstellingen
van de Regering inzake tewerkstelling
Art. 17.§ 1. Aanvullende steun wordt toegekend wanneer de onderneming beantwoordt aan de door de Regering inzake werkgelegenheid vastgestelde doelstellingen. § 2. Deze steun kan maximum 7,5 % bereiken voor de micro-ondernemingen, 5 % voor de kleine en 3,5 % voor de middelgrote ondernemingen.
Art. 18.De onderneming die aanvullende steun geniet verbindt zich ertoe, bij rekrutering, bij voorrang een beroep te doen op Actiris.
Art. 19.Voor de micro-ondernemingen : 1° de door de oprichting van een startermicro-onderneming gegenereerde tewerkstelling geeft recht op een vermeerdering van 2,5 %;2° de voltijdse tewerkstelling van minstens een laag- of middengeschoolde persoon voor de datum van het in artikel 32 bedoelde bewijs van ontvangst geeft recht op een vermeerdering van 7,5 %;3° de voltijdse tewerkstelling van minstens een persoon waarvoor de onderneming een vermindering van de sociale bijdragen genoten heeft voor de datum van het in artikel 32 bedoelde bewijs van ontvangst geeft recht op een vermeerdering van 7,5 %;4° een vermeerdering van 7,5 % wordt toegekend wanneer de onderneming uitbreidt;5° een vermeerdering van 7,5 % wordt toegekend wanneer de onderneming via de diensten van Actiris personeel in dienst genomen heeft tijdens het boekhoudkundig jaar dat de aan steunaanvraag voorafgaat of een samenwerkingsakkoord heeft afgesloten met Actiris tijdens de twee jaar die aan de steunaanvraag voorafgaan.
Art. 20.Voor de kleine ondernemingen : 1° een personeelssterkte die, voor de datum van het in artikel 32 bedoelde bewijs van ontvangst, voor meer dan 20 % uit laag- of middengeschoolden bestaat, geeft recht op een vermeerdering van 5 %;2° een personeelssterkte die, voor de datum van het in artikel 32 bedoelde bewijs van ontvangst, voor meer dan 20 % uit personen bestaat waarvoor de onderneming een verlaging van de sociale bijdragen genoten heeft, geeft recht op een vermeerdering van 5 %;3° een vermeerdering van 5 % wordt toegekend wanneer de onderneming uitbreidt;4° een vermeerdering van 5 % wordt toegekend wanneer de onderneming via de diensten van Actiris personeel in dienst genomen heeft tijdens het boekhoudkundig jaar dat aan de steunaanvraag voorafgaat of een samenwerkingsakkoord heeft afgesloten met Actiris tijdens de twee jaar die aan de steunaanvraag voorafgaan.
Art. 21.Voor de middelgrote ondernemingen : 1° een personeelssterkte die, voor de datum van het in artikel 32 bedoelde bewijs van ontvangst, voor meer dan 30 % uit laag- of middengeschoolden bestaat, geeft recht op een vermeerdering van 3,5 %;2° een personeelssterkte die, voor de datum van het in artikel 32 bedoelde bewijs van ontvangst, voor meer dan 30 % uit personen bestaat waarvoor de onderneming een verlaging van de sociale bijdragen genoten heeft, geeft recht op een vermeerdering van 3,5 %;3° een vermeerdering van 3,5 % wordt toegekend wanneer de onderneming uitbreidt;4° een vermeerdering van 3,5 % wordt toegekend wanneer de onderneming via de diensten van Actiris personeel in dienst genomen heeft tijdens het boekhoudkundig jaar dat aan de steunaanvraag voorafgaat of een samenwerkingsakkoord heeft afgesloten met Actiris tijdens de twee jaar die aan de steunaanvraag voorafgaan. Afdeling 4. - Aanvullende steun gekoppeld aan de doelstellingen
van de Regering inzake economisch beleid
Art. 22.§ 1. Een aanvullende steun wordt toegekend wanneer de onderneming beantwoordt aan de doelstellingen van de Regering inzake economisch beleid. § 2. Die steun kan, buiten de ontwikkelingszone, maximum 7,5 % bereiken voor de micro-ondernemingen, 5 % voor de kleine, 3,5 % voor de middelgrote ondernemingen en 12,5 % voor de binnen de ontwikkelingszone gelegen nieuwe vestigingen. § 3. Onder de door de Regering inzake tewerkstelling vastgelegd doelstellingen, mag slechts een criterium worden gebruikt.
Art. 23.De als prioritair beschouwde economische activiteitensectoren zijn de volgende : 1° de industrie en de ambachten, zoals hernomen in de NACE- BEL-nomenclatuur onder de codes 10.110 tot 33.200 en 95; 2° het milieubeheer, zoals hernomen in de NACE-BEL-nomenclatuur onder de code 37.000 tot 39.000. 3° de horeca en het toerisme, zoals hernomen in de NACE- BEL-nomenclatuur onder de codes 55.100 tot 56.309 en 79; 4° de kleinhandel, zoals hernomen in de NACE-BEL-nomenclatuur onder de code 47.111 tot 47.990; 5° de installatie- en voltooiingswerken in het kader van de renovatie van gebouwen, zoals hernomen in de NACE-BEL-nomenclatuur onder de codes 43.211 tot 43.999; 6° de informatie- en communicatietechnologieën (ICT's), zoals hernomen in de NACE-BEL-nomenclatuur onder de codes 59, 60.100 tot 62.090 en 631; 7° het onderzoek en de ontwikkeling, zoals hernomen in de NACE- BEL-nomenclatuur onder de code 72.110 tot 72.200;
Art. 24.Voor de micro-ondernemingen : 1° een vermeerdering van 7,5 % wordt toegekend wanneer de onderneming een starter is;2° een vermeerdering van 7,5 % wordt toegekend voor investeringen door ondernemingen die tot een prioritaire sector behoren;3° een vermeerdering van 7,5 % wordt toegekend aan ondernemingen die een nieuwe vestiging creëren buiten de ontwikkelingszone;4° een vermeerdering van 12,5 % wordt toegekend aan ondernemingen die een nieuwe vestiging creëren binnen de ontwikkelingszone.
Art. 25.Voor de kleine ondernemingen : 1° een vermeerdering van 5 % wordt toegekend voor investeringen door ondernemingen die tot een prioritaire sector behoren;2° een vermeerdering van 5 % wordt toegekend aan ondernemingen die een nieuwe vestiging creëren buiten de ontwikkelingszone;3° een vermeerdering van 12,5 % wordt toegekend aan ondernemingen die een nieuwe vestiging creëren binnen de ontwikkelingszone.
Art. 26.Voor de middelgrote ondernemingen : 1° een vermeerdering van 3,5 % wordt toegekend voor investeringen door ondernemingen die tot een prioritaire sector behoren;2° een vermeerdering van 3,5 % wordt toegekend aan ondernemingen die een nieuwe vestiging creëren buiten de ontwikkelingszone;3° een vermeerdering van 12,5 % wordt toegekend aan ondernemingen die een nieuwe vestiging creëren binnen de ontwikkelingszone.
Art. 27.Een vermeerdering van 3,5 % wordt toegekend aan ondernemingen die, in de loop van de twee jaar die aan de indiening van het dossier voorafgaan, een bedrijfsverkeersplan hebben opgesteld overeenkomstig de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de beoordeling en de verbetering van de luchtkwaliteit en het besluit van de Regering van 5 februari 2004 betreffende de toepassing van een vervoerplan op privaat- of publiekrechtelijke instellingen die op dezelfde plaats meer dan tweehonderd werknemers tewerkstellen. Afdeling 5. - Vormen van de steun
Art. 28.De steun bestaat uit een premie die vereffend wordt overeenkomstig de in Hoofdstuk IV voorziene modaliteiten.
Art. 29.§ 1. Met inachtneming van de in artikel 15 vervatte cumulatieregels kunnen de ondernemingen die steun genoten hebben voor de realisatie van een investering in onroerende goederen, van de onroerende voorheffing op die goederen worden vrijgesteld gedurende een maximumperiode van vijf jaar, met ingang vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar van ingebruikneming van die goederen.
Deze vrijstelling geldt zowel voor de gebouwen en de gronden die daarmee een geheel vormen, als voor het materieel en de uitrusting, onroerend uit hun aard of hun bestemming, die ingeschreven zijn in de kadastrale legger. Ze is beperkt tot het gedeelte van de goederen die werkelijk het voorwerp zijn geweest van de investering.
De vrijstelling van de onroerende voorheffing kan slechts aangevraagd kunnen worden indien de investering waarop ze betrekking heeft een invloed kan hebben op de berekening van het Kadastraal Inkomen.
De vrijstelling heeft enkel betrekking op de op het vlak van het Kadastraal Inkomen vastgestelde verhoging. § 2. De ondernemingen waarvoor de toegekende steun het in het artikel 15, tweede lid, bedoelde plafond niet bereikt, mogen de versnelde afschrijving van hun investeringen aanvragen. HOOFDSTUK IV. - Procedure tot toekenning en vereffening van de steun
Art. 30.De toekenningsprocedure omvat twee fasen : enerzijds de aanvraag voor de voorafgaande toelating en, anderzijds, het onderzoek van het aanvraagdossier.
Art. 31.§ 1. De onderneming dient haar voorafgaande aanvraag om toelating bij het Bestuur in op een door het Bestuur opgesteld typeformulier dat beschikbaar is op de internetsite van het Bestuur. § 2. De voorafgaande aanvraag om toelating moet worden ingediend vóór de tenuitvoerbrenging van het investeringsprogramma d.w.z. vóór het begin van de bouwwerken of voor de eerste verbintenis die juridische verplichtingen creëert om uitrustingen te bestellen, met uitzondering van de voorafgaande haalbaarheidsstudies.
Art. 32.§ 1. Binnen de dertig dagen na ontvangst van de voorafgaande aanvraag om toelating, richt het Bestuur een bewijs van ontvangst aan de aanvrager, waarop de referenties van het dossier, de naam van de behandelende ambtenaar en de al dan niet volledige aard van de aanvraag vermeld staan. § 2. Wanneer de voorafgaande aanvraag om toelating volledig is, bevestigt het bewijs van ontvangst, in voorkomend geval, de aanvaardbaarheid van de aanvraag onder voorbehoud van een grondige controle. Zodra hij dit document ontvangen heeft, mag de aanvrager beginnen met de realisatie van zijn investeringsprogramma.
Wanneer de voorafgaande aanvraag om toelating niet volledig is of dat de aanvraag niet aanvaardbaar is, wordt een beslissing van weigering aan de aanvrager betekend. § 3. Binnen de negentig dagen na de datum van het bewijs van ontvangst waarin de aanvaardbaarheid van de voorafgaande aanvraag om toelating wordt bevestigd, richt de aanvrager een steunaanvraagdossier aangaande het investeringsprogramma aan het Bestuur. Hij voegt er alle nodige gegevens bij voor de berekening van het bedrag van de steun.
Eens de in het eerste lid bedoelde termijn verstreken is, wordt het dossier niet in overweging genomen. Het Bestuur brengt de aanvrager hiervan op de hoogte binnen de dertig dagen na het overschrijden van die termijn.
Binnen de dertig dagen na ontvangst van het aanvraagdossier richt het Bestuur een bewijs van ontvangst aan de aanvrager met betrekking tot het al dan niet volledig karakter van het dossier.
Wanneer het aanvraagdossier volledig is, wordt de beslissing over de aanvraag genomen binnen de negentig dagen na de datum van de verzending van het bewijs van ontvangst. De beslissing wordt aan de onderneming betekend.
In het geval dat die termijn niet geëerbiedigd wordt, maar dat de steun uiteindelijk wordt toegekend, geniet de onderneming, op haar uitdrukkelijk verzoek, een vergoeding die overeenstemt met de verwijlinteresten berekend tegen de referentievoet, op basis van het bedrag van de toegekende steun en dit, voor de periode begrepen tussen de datum van verstrijken van bovengenoemde termijn van negentig dagen en de datum van beslissing. § 4. Wanneer het aanvraagdossier niet volledig is, somt het in paragraaf 3, bedoelde bewijs van ontvangst de ontbrekende elementen op. De aanvrager beschikt over dertig kalenderdagen vanaf de ontvangst van het ontvangstbewijs om zijn dossier volledig te maken.
Wanneer de aanvrager zijn dossier correct vervolledigt, stuurt het Bestuur hem binnen de dertig dagen een bewijs van ontvangst van de ontbrekende elementen. De in de leden 3 en 4, van voorgaande paragraaf beschreven procedure, treden dan in werking.
Wanneer, aan het einde van voornoemde termijn van dertig dagen, het dossier onvolledig blijft of, in geval van stilzwijgen vanwege de aanvrager, wordt de beslissing over de aanvraag genomen op basis van de elementen waarover het Bestuur beschikt.
Art. 33.De vereffening van de premie hangt af van een aanvraag die uitgaat van de begunstigde en dit, uiterlijk binnen de twaalf maanden te tellen vanaf de datum van de beslissing tot toekenning van de steun, op straffe van intrekking. Op aanvraag van de onderneming kan de Minister die termijn verlengen voor naar behoren gerechtvaardigde redenen.
Onverminderd artikel 35, kan de aanvraag om vereffening slechts gebeuren eenmaal het investeringsprogramma volledig gerealiseerd en betaald is.
Deze aanvraag omvat het bewijs van de volledige realisatie van de geplande investering evenals de lokalisatie van de investering.
Art. 34.De steun wordt vereffend volgens de volgende modaliteiten : 1° wanneer het bedrag van de steun lager is dan of gelijk aan 25.000 euro, wordt de premie in een enkele keer vereffend; 2° wanneer het bedrag van de steun hoger is dan 25.000 euro maar lager dan of gelijk aan 100.000 euro, wordt de premie in twee schijven vereffend, gespreid over twee boekhoudkundige jaren; 3° wanneer het bedrag van de steun hoger is dan 100.000 euro, wordt de premie vereffend in drie schijven die respectievelijk 50 %, 30 % en 20 % van de steun voorstellen en die over drie boekhoudkundige jaren gespreid zijn.
Art. 35.Wanneer het investeringsprogramma betrekking heeft op een aanvaardbaar bedrag van minstens 1.000.000 euro kan de onderneming, op voorlegging van een kopie van de oorspronkelijke, op naam van de onderneming opgemaakte facturen en met vermelding van de lokalisatie van de investering, de vereffening vragen van een eerste schijf van 50 % van de steun na de realisatie en betaling van 75 % van het investeringsprogramma.
De vereffening van het saldo hangt af van een aanvraag die uitgaat van de onderneming waarin de realisatie en betaling van het volledig programma aangetoond wordt en van de controle door het Bestuur. HOOFDSTUK V. - Modaliteiten inzake controle en teruggave van de steun
Art. 36.Het Bestuur kan, vanaf de datum van indiening van het aanvraagdossier en tot 31 december van het jaar dat volgt op de vervaltijd van de verplichtingen van de onderneming tegenover het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, overgaan tot : 1° de controle van de realisatie van het steunprogramma, hetzij ter plaatse, hetzij op basis van de door de onderneming overgemaakte bewijsstukken;2° de controle van de naleving, door de onderneming, van de artikelen 60, 62 en 63 van de organieke ordonnantie.
Art. 37.Elke, in toepassing van de organieke ordonnantie aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verschuldigde teruggave of terugbetaling, gebeurt door storting aan het Fonds voor hulp aan de ondernemingen bedoeld in artikel 2, 1°, van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, met uitzondering van de terugbetaling van de vrijstelling van de onroerende voorheffing. HOOFDSTUK VI. - Overgangs, opheffings- en slotbepalingen
Art. 38.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 oktober 2005 houdende uitvoering van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de geweststeun voor algemene investeringen ten gunste van de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, wordt opgeheven.
Evenwel blijft voornoemd besluit van de Regering van 20 oktober 2005 van toepassing voor de aanvragen die ingediend werden voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 39.Dit besluit treedt in werking op 15 augustus 2008.
Evenwel, wat betreft de aanvragen om steun voor investeringen buiten het ontwikkelingsgebied, treden de in de artikelen 31, §§ 1 en 2 en 32, §§ 1 en 2, vervatte regels slechts zes maanden na de bekendmaking van onderhavig besluit in het Belgisch Staatsblad in werking.
In de in voorgaand lid bedoelde tussentijd zullen de investeringen buiten het ontwikkelingsgebied die gefactureerd en betaald zijn vóór de datum van ontvangst door het Bestuur van het aanvraagdossier slechts in overweging genomen worden voor zover zij betrekking hebben op werken of prestaties die teruggaan tot minder dan drie maanden voor de registratiedatum, met uitzondering van de betaling van voorschotten die minder bedragen dan 50 %.
Art. 40.De Minister is belast met de uitvoering van onderhavige beslissing.
Brussel, 26 juni 2008.
Voor de Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister, belast met Werkgelegenheid, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE
Bijlage 1 De ondernemingen die in de hieronder vermelde sectoren thuishoren kunnen geen aanspraak maken op steun voor algemene investeringen : NACE-BEL codeBeschrijving In code A : Landbouw, bosbouw en visvangst, uitgezonderd de ondersteunende activiteiten (01.610 + 01.620) In code B : Winning van delfstoffen In code C (Industrie) : - steenkoolindustrie (19.100) - sector van de synthetische vezels (20.600) - staalindustrie (24.100) - scheepsbouwindustrie (30.110 + 30.120 + 33.150) Code D : Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht In code E : - 36.000 winning, behandeling en distributie van water In code G : - 46.110 à 46.190 Handelsbemiddeling - 47.730 Apotheken In code H : - 52.210 Diensten in verband met vervoer te land 64.110 tot 66.300 Financiële activiteiten en verzekeringen met uitzondering van micro-ondernemingen die starters zijn 68.100 tot 68.322, 41.101 en 41.102 Vastgoedactiviteiten met uitzondering van starters In code M : - 69.102 Activiteiten van notarissen - 69.103 Activiteiten van deurwaarders Evenals de door die personen gevormde verenigingen of maatschappijen, ongeacht hun vorm. - De activiteiten hernomen onder de codes 69.101, 69.109, 70.100, 70.210, 71.201, 75.000, uitgezonderd wanneer het om starters gaat.
O : Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen P : Onderwijs Q : Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, met uitzondering van de beschutte werkplaatsen (88.104, 88.109, 88.992 et 88.995) en de overige maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting (88.911, 88.912, 88.919).
R : Kunst, amusement en recreatie met uitzondering van activiteiten die voornamelijk een commerciële finaliteit hebben (90 tot 93) In code S (Overige diensten) : - verenigingen (94) T : Huishoudens als werkgever; niet-gedifferentieerde productie van goederen en diensten door huishoudens voor eigen gebruik U : Extraterritoriale organisaties en lichamen Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende steun voor algemene investeringen.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister, belast met Werkgelegenheid, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE
Bijlage 2 De investeringen die betrekking hebben op de aankoop, de verbouwing en de renovatie van gebouwen, gerealiseerd door ondernemingen die in de hieronder vermelde sectoren thuishoren, zijn uitgesloten van het voordeel van de steun wat betreft het gedeelte van de investering die 400.000 euro overschrijdt.
NACE-BEL codeBeschrijving 64.110 tot 66.300 Financiële activiteiten en verzekeringen, voor zover het om een micro-starter gaat. 68.100 tot 68.322, 41.101 en 41.102 Vastgoedactiviteiten, voor zover het om een starter gaat.
De activiteiten hernomen onder de codes 69.101, 69.109, 70.100, 70.210, 71.201, 75.000, voor zover het om starters gaat.
Codes 73.110 tot 73.200.
Codes 74,78, 80 tot 82 Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting (88.104, 88.109, 88.992 et 88.995).
R Kunst, amusement en recreatie voor zover het om activiteiten gaat die voornamelijk een commerciële finaliteit hebben (90 tot 93) S 95 tot 96 Verenigingen, overige persoonlijke diensten Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende steun voor algemene investeringen.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister, belast met Werkgelegenheid, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE