gepubliceerd op 05 mei 2009
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de steun voor de productie van eco-producten
2 APRIL 2009. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de steun voor de productie van eco-producten
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de brusselse Instellingen, artikel 8, eerste lid;
Gelet op de organieke ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun tot bevordering van de economische expansie, artikelen 46 à 49, 66, 71, 73 en 77;
Overwegende de EG-Verordening nr 1998/2006 van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag betreffende de de-minimis-steun (PB L 379 van 28 december 2006, p. 5-10 en PB L 314/M van 1.12.2007, p. 654-659);
Overwegende de Aanbeveling 2003/361/EG van 6 mei 2003 van de Commissie betreffende de definitie van de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 juli 2008;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 17 juli 2008;
Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 16 oktober 2008;
Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 08 oktober 2008;
Gelet op het advies nr 45.744/1 van de Raad van State, gegeven op 13 januari 2009, in toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering die bevoegd is voor Economie;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemeenheden
Artikel 1.Voor de toepassing van onderhavig besluit verstaat men onder : 1° « organieke ordonnantie » : de organieke ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun tot bevordering van de economische expansie;2° « onderneming » : de onderneming zoals gedefinieerd in artikel 2, 2° van de organieke ordonnantie en door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 juni 2008 betreffende de definities van de onderneming en van de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen;3° « NACE BEL-nomenclatuur » : de nomenclatuur van activiteiten opgesteld door het Nationaal Instituut voor de Statistiek in een geharmoniseerd Europees kader, opgelegd door de Verordening (EG) nr 1893/2006 van het Europees Parlement en van de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten NACE Rev.2 en tot wijziging van de Verordening (EEG) nr 3037/90 van de Raad, evenals van sommige verordeningen (EG) betreffende specifieke statistische gebieden; 4° « Minister » : de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Economie;5° « Bestuur » : het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;6° « Vestiging » : een in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelegen vestiging die beschikt over menselijke middelen of over goederen die haar specifiek zijn toegewezen en die beantwoorden aan : a) hetzij de maatschappelijke zetel van de rechtspersoon of elke economische eenheid voor exploitatie of werking die geografisch verschillend is van de maatschappelijke zetel van de onderneming;b) hetzij, in geval van een fysiek persoon, de hoofdplaats van de uitoefening van haar economische activiteiten;7° « Referentiepercentage » : de in de Mededeling van de Europese Commissie betreffende de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C14 van 14 januari 2008, p.6) bepaalde interestvoet. 8° « starter » : elke, in de Kruispuntbank van Ondernemingen sedert minder dan vier jaar ingeschreven onderneming; De in artikel 2 van de organieke ordonnantie vermelde definities zijn van toepassing op de bewoordingen van onderhavig besluit. HOOFDSTUK II. - Beginsel en toepassingsvoorwaarden Afdeling 1. - Algemeen beginsel
Art. 2.Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten kent de Minister de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen investeringssteun toe met het oog op de productie van ecoproducten, steun zoals bedoeld in artikel 46 van de organieke ordonnantie. Afdeling 2. - Voorwaarden voor de toepassing van de steun
Subafdeling 1. - Aanvaardbare begunstigden
Art. 3.Om de steun te genieten, moet de onderneming voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° geen onderneming zijn waarvan 25 % of meer van het maatschappelijk kapitaal of van de stemmen rechtstreeks of onrechtstreeks in handen zijn van een publiekrechtelijk rechtspersoon;2° geen onderneming in moeilijkheden zijn in de zin van de communautaire richtlijnen betreffende de staatssteun tot redding en tot herstructurering;3° niet in gebreke zijn wat betreft de teruggave van steun die onrechtmatig werd ontvangen krachtens artikel 67 van de ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun tot bevordering van de economische expansie. Subafdeling 2. - Uitgesloten begunstigden
Art. 4.Zijn uitgesloten van het genot van de steun, de ondernemingen waarvan de activiteiten ressorteren onder de in bijlage 1 bij onderhavig besluit vermelde sectoren; mits een voorafgaande mededeling aan de Regering kan de Minister deze bijlage aanpassen in functie van de beleidsprioriteiten en de Europese reglementering.
Subafdeling 3. - Aanvaardbare investeringen
Art. 5.§ 1 Is enkel aanvaardbaar, de materiële of immateriële investering of het materiële of immateriële investeringsprogramma, gekoppeld aan het fabricageproces van een eco-product. Ten opzichte van vergelijkbare producten, moet dit laatste, - op het vlak van zijn ontwerp, een optimalisering van zijn impact op het milieu, een informatie van de verbruikers en een naleving van de geldende milieunormen inhouden; - een voorbeeld vormen van kwaliteit wat betreft het geheel van zijn productie- en gebruiksproces (subproducten, afval, verbruikte energie, levensduur...); - optimale voorwaarden inzake vervoer, opslag en bewaring respecteren; - na gebruik, mogelijkheden bieden tot hergebruik, recyclage, energetische valorisatie...; § 2 Om aanvaardbaar te zijn, moet de investering het voorwerp hebben uitgemaakt van een voorafgaande vergunningsaanvraag, overeenkomstig artikel 20 en beschouwd worden als aanvaardbaar volgens artikel 21.
Art. 6.De aanvaardbare investeringen worden als activa ingeschreven in de jaarrekeningen voor de rechtspersonen of in de tabel van de afschrijvingen voor de fysieke personen.
Art. 7.Voor het meubilair en het materieel omvat het aanvaard bedrag eveneens de kosten voor vervoer, installatie en montage, voor zover deze zijn opgenomen als materiële activa.
Art. 8.Om aanvaardbaar te zijn, moeten de immateriële investeringen voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° uitsluitend geëxploiteerd worden in de vestiging die de begunstigde is van de steun;2° beschouwd worden als elementen van activa die kunnen worden afgeschreven;3° verworven zijn bij een derde tegen de marktvoorwaarden, zonder dat de koper zich in een positie bevindt waarin hij een controle kan uitvoeren, of omgekeerd;4° vermeld staan in de activa van de onderneming en ten minste vijf jaar in de vestiging blijven die de begunstigde is van de steun;
Art. 9.De aanvaardbare investering moet betrekking hebben op een bedrag van tenminste 7.500 euro. Het bedrag per factuur moet bovendien gelijk zijn of hoger dan 500 euro.
De hierboven bedoelde bedragen evenals B over het algemeen B alle bedragen die in aanmerking dienen te worden genomen in het kader van de in onderhavig besluit bedoelde steun omvatten geen BTW noch enige andere belasting van welke aard ook.
Art. 10.Zijn enkel aanvaardbaar, de investeringen die een noodzakelijk verband vertonen met de activiteiten van de onderneming, verricht met het oog op een daadwerkelijke exploitatie door de onderneming in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en gerealiseerd overeenkomstig de geldende wetgeving en reglementen, met name inzake stedenbouw, ruimtelijke ordening en leefmilieu.
Subafdeling 4. - Uitgesloten investeringen
Art. 11.Zijn uitgesloten van het genot van de steun, de volgende investeringen : 1° de investeringen in materieel, meubilair of vastgoed bestemd om te worden verhuurd;2° luchtvaartuigen en wegvoertuigen;3° de investeringen in gronden en/of gebouwen, behalve indien deze absoluut noodzakelijk zijn om te voldoen aan de milieunormen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor zover ze in volle eigendom verworven zijn;4° de investeringen in tweedehands meubilair of materieel, uitgezonderd de investering in tweedehandsmaterieel, verkocht door een professional uit de sector en met een garantie van minimum 6 maanden. HOOFDSTUK III. - Vorm, omvang en bedrag van de steun Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. 12.De steun omvat een basissteun en desgevallend een aanvullende steun.
De basissteun en de aanvullende steun worden uitgedrukt in percentages van de aanvaarde investering. Deze steun is cumulatief, zonder evenwel 40 % te mogen overschrijden van het bedrag van de aanvaardbare investering.
Art. 13.Niettegenstaande de in artikel 22 vastgestelde percentages, wordt het totaalbedrag van de toegekende steun geplafonneerd op 80.000 euro per onderneming en per kalenderjaar. Gecumuleerd met de andere de-minimis-steun die de onderneming verkregen heeft, mag de totale steun het bij de Europese verordening betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de-minimis-steun vastgesteld maximumbedrag niet overschrijden.
Een afwijking van het jaarlijks plafond van 80.000 euro kan worden toegestaan, mits een met redenen omklede motivering, voor een door een onderneming ingediend specifiek investeringsproject van gewestelijk belang.
Art. 14.Het gedeelte van het investeringsprogramma waarvan de kostprijs niet in aanmerking werden genomen in het kader van onderhavig besluit kan het voorwerp uitmaken van steun, in toepassing van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 juni 2008 betreffende de steun voor algemene investeringen, voor zover dat het voldoet aan de voorwaarden van dat besluit.
De keuze van het gevraagde type van steun wordt overgelaten aan de aanvragers, voor zover eenzelfde investering niet de toepassing geniet van de twee besluiten. Afdeling 2. - Basissteun
Art. 15.De basissteun wordt vastgesteld op 35 % van het bedrag van de aanvaardbare investering. Afdeling 3. - Bijkomende steun gekoppeld aan de doelstellingen van de
regering inzake de erkenning van systemen voor het beheer van het leefmilieu
Art. 16.Er wordt aanvullende steun verleend aan de ondernemingen die een erkenning kunnen inroepen inzake het beheer van het leefmilieu, zoals het label van ecologisch dynamische onderneming dat door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt toegekend, de EMAS-certificatie en ISO 14.000.
Deze bijkomende steun vertegenwoordigt 5 % van het bedrag van de aanvaardbare investering. Afdeling 4. - Vormen van de steun
Art. 17.De verleende steun bestaat uit een premie die wordt uitgekeerd overeenkomstig de in Hoofdstuk IV voorziene modaliteiten. Afdeling 5. - Voorwaarden voor het behoud van de steun
Art. 18.Om het behoud van de steun te kunnen genieten, moet de onderneming de bepalingen naleven van de organieke ordonnantie en van onderhavig besluit.
De toekenning van de premie laat de onderneming niet toe er gebruik van te maken voor ecologisch getinte commerciële promotiedoeleinden, noch om zich erop te beroepen als enigerlei vorm van milieulabel. HOOFDSTUK IV. - Procedure tot toekenning en vereffening van de steun
Art. 19.De toekenningsprocedure omvat twee fasen : enerzijds de aanvraag van de voorafgaande toelating en, anderzijds, het onderzoek van het aanvraagdossier.
Art. 20.§ 1. De onderneming dient haar voorafgaande aanvraag om toelating bij het Bestuur in op een door het Bestuur opgesteld typeformulier dat beschikbaar is op de internetsite van het Bestuur.
Zij voegt hierbij de vereiste bijlagen en met name een document waarop het geheel van de de-minimis-steun wordt vermeld die is bekomen door de onderneming tijdens het betrokken belastingsjaar en voor de twee vorige belastingsjaren. § 2. De voorafgaande toelatingsaanvraag omvat tenminste : - een bewijs van de conformiteit ervan wat betreft de eisen van de artikelen 46 tot 49 van de organieke ordonnantie van 13 december 2007 en de eisen van onderhavig besluit; - Het verslag van een externe consultant met daarin : 1) een beschrijving van de uit te voeren investeringen en van hun verband met de verhoopte resultaten;2) een analyse van de levenscyclus van het eco-product of een equivalente analyse;3) een evaluatie van de conformiteit van het project van ecoproduct met artikel 5, op basis van het evaluatierooster dat voorkomt in bijlage 2;de evaluatie omvat een raming, in percenten, van de naleving van onderstaande criteria : Eco-ontwerp : het product moet ecologisch pertinent zijn, de impact op het leefmilieu moet geïdentificeerd en geoptimaliseerd zijn en de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geldende milieunormen naleven. Het moet daarenboven voldoende beantwoorden aan de vraag naar informatie van de verbruiker.
Eco-productie : het product moet een voorbeeld van kwaliteit zijn in verhouding tot een gelijkaardig productieproces, op het vlak van het verbruik van grondstoffen en energie, uitstoot van effluenten, uitstoten, verwerking, subproducten...
Eco-distributie : het product moet voldoen aan optimale voorwaarden inzake verpakking, opslag en bewaring, transport.
Eco-gebruik : het product moet gebruiksvoordelen bieden tegenover vergelijkbare producten, op het vlak van levensduur, afval en noodzakelijke energie tijdens zijn gebruik, gebruiksvriendelijkheid, onderhoud en herstelling, impact op de gezondheid, veiligheid en leefmilieu.
Eco-afval : het product moet aan het einde van zijn levensduur voldoende mogelijkheden bieden tot hergebruik, recyclage, energetische valorisatie, vernietiging tegen een lage kostprijs en tot demontage van zijn componenten.
De Minister is ertoe gemachtigd de bijlage te wijzigen.
De externe consultant moet de volgende voorwaarden naleven : - gespecialiseerd zijn op het betrokken gebied en zijn activiteiten uitoefenen sedert tenminste twee jaar; - het bewijs leveren van een voldoende bekende deskundigheid, op basis van een lijst van referenties; - onafhankelijk zijn van de aanvrager. § 3. De voorafgaande aanvraag om toelating moet worden ingediend vóór de tenuitvoerbrenging van het investeringsprogramma, d.w.z. vóór het begin van de bouwwerken of voor de eerste verbintenis die juridische verplichtingen creëert om uitrustingen te bestellen, met uitzondering van de voorafgaande haalbaarheidsstudies.
Art. 21.§ 1. Binnen de dertig dagen na ontvangst van de voorafgaande aanvraag om toelating, richt het Bestuur een bewijs van ontvangst aan de aanvrager, waarop de referenties van het dossier, de naam van de behandelende ambtenaar en de al dan niet volledige aard van de aanvraag vermeld staan. § 2. Wanneer de voorafgaande aanvraag om toelating volledig is, bevestigt het bewijs van ontvangst, in voorkomend geval, de aanvaardbaarheid van de aanvraag onder voorbehoud van een grondige controle. Zodra hij dit document ontvangen heeft, mag de aanvrager beginnen met de realisatie van zijn investeringsprogramma.
Wanneer de voorafgaande aanvraag om toelating niet volledig is of dat de aanvraag niet aanvaardbaar is, wordt een beslissing van weigering aan de aanvrager betekend. § 3. Binnen de honderdtachtig dagen na de datum van het bewijs van ontvangst waarin de aanvaardbaarheid van de voorafgaande aanvraag om toelating wordt bevestigd, richt de aanvrager een steunaanvraagdossier aangaande het investeringsprogramma aan het Bestuur. Hij voegt er alle nodige gegevens bij voor de berekening van het bedrag van de steun.
Eens de in het eerste lid bedoelde termijn verstreken is, wordt het dossier niet in overweging genomen. Het Bestuur brengt de aanvrager hiervan op de hoogte binnen de dertig dagen na de overschrijding van die termijn.
Binnen de dertig dagen na ontvangst van het aanvraagdossier richt het Bestuur een bewijs van ontvangst aan de aanvrager.
De beslissing tot toekenning wordt genomen binnen de negentig dagen na de datum van verzending van het ontvangstbewijs op basis van de elementen waarover het Bestuur beschikt. Van deze beslissing wordt aan de onderneming kennis gegeven binnen de dertig dagen.
Wanneer de aanvraag de raadpleging vereist van een aan het Bestuur externe dienst, dan wordt deze termijn op 120 dagen gebracht. In dit geval verwittigt het Bestuur de aanvrager over de verlenging van de termijn, binnen de 45 dagen na de datum van verzending van het bewijs van ontvangst.
In het geval dat die termijn niet geëerbiedigd wordt, maar dat de steun uiteindelijk wordt toegekend, geniet de onderneming, op haar uitdrukkelijk verzoek, een vergoeding die overeenstemt met de verwijlinteresten berekend tegen de referentiepercentage, op basis van het bedrag van de toegekende steun en dit voor de periode begrepen tussen de beslissing en de datum van verstrijken van bovengenoemde termijn van 90 of 120 dagen. § 4. In afwijking op § 3, neemt de beslissing van het Bestuur de vorm aan van een pricipebeslissing wanneer de voor een beslissing tot toekenning noodzakelijke elementen niet in het dossier vorkomen om de volgende redenen : 1° de stedenbouwkundige vergunning of de milieuvergunning of eender welke andere officiële toelating voor de realisatie of de exploitatie van de investering is nog niet uitgereikt, voor zover er aangetoond wordt dat een procedure voor het verkrijgen ervan aan de gang is; 2° de facturen en bewijzen van inschrijving in vastleggingen, of ten minste een deel ervan zijn niet beschikbaar, voor zover : a) de voorziene duur van het investeringsprogramma 180 dagen overschrijdt, of b) het Bestuur over overtuigende en de onderneming juridisch bindende documenten beschikt, die het mogelijk maken het totaalbedrag van de investering te bepalen (bestekken, bestelbonnen,...).
De onderneming wordt binnen de dertig dagen op de hoogte gebracht van deze principebeslissing.
In dat geval beschikt de aanvrager over een termijn van 24 maanden vanaf de datum van de principebeslissing om zijn dossier definitief af te sluiten. Op verzoek van de onderneming kan de Minister die termijn verlengen om behoorlijk gerechtvaardigde redenen.
Aan het einde van die termijn van 24 maanden of zodra de aanvrager zijn dossier heeft afgesloten, wordt een beslissing tot toekenning genomen binnen de negentig dagen. De onderneming wordt binnen de dertig dagen op de hoogte gebracht van de beslissing tot toekenning.
Art. 22.De vereffening van de premie, of van de eerste schijf in het geval van een vereffening in meerdere schijven, is afhankelijk van een aanvraag die uitgaat van de begunstigde van de steun, uiterlijk binnen de twee jaar vanaf de datum van de beslissing tot toekenning van de steun, op straffe van intrekking.
Art. 23.De steun wordt vereffend volgens de volgende modaliteiten : 1° wanneer het bedrag van de steun lager is dan of gelijk aan 25.000 euro, wordt de premie in een enkele keer vereffend; 2° wanneer het bedrag van de steun hoger is dan 25.000 euro maar lager dan of gelijk aan 100.000 euro, wordt de premie in twee schijven vereffend, gespreid over twee boekhoudkundige jaren; 3° wanneer het bedrag van de steun hoger is dan 100.000 euro, wordt de premie vereffend in drie schijven die respectievelijk 50 %, 30 % en 20 % van de steun voorstellen en die over drie boekhoudkundige jaren gespreid zijn.
Art. 24.Wanneer een investeringsprogramma betrekking heeft op een aanvaardbaar bedrag van minstens 1.000.000 euro kan de onderneming, op voorlegging van een kopie van de oorspronkelijke, op naam van de onderneming opgemaakte facturen en met vermelding van de lokalisatie van de investering, de vereffening vragen van een eerste schijf van 50 % van de steun na de realisatie en betaling van 75 % van het investeringsprogramma.
De vereffening van het saldo hangt af van een aanvraag die uitgaat van de onderneming waarin de realisatie en betaling van het volledig investeringsprogramma aangetoond wordt en van de controle door het Bestuur. HOOFDSTUK V. - Modaliteiten inzake controle en teruggave van de steun
Art. 25.Het Bestuur kan, vanaf de datum van indiening van het aanvraagdossier en tot 31 december van het jaar dat volgt op de vervaltijd van de verplichtingen van de onderneming tegenover het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, overgaan tot : 1° de controle van de realisatie van het steunprogramma, hetzij ter plaatse, hetzij op basis van de door de onderneming overgemaakte bewijsstukken;2° de controle van de naleving, door de onderneming, van de artikelen 60, 62 en 63 van de organieke ordonnantie.
Art. 26.Elke, in toepassing van de organieke ordonnantie aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verschuldigde teruggave of terugbetaling, gebeurt door storting aan het Fonds voor hulp aan de ondernemingen bedoeld in artikel 2, 1°, van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, met uitzondering van de terugbetaling van de vrijstelling van de onroerende voorheffing. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 27.Onderhavig besluit treedt in werking op 18 mei 2009
Art. 28.De Minister is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.
Brussel, 2 april 2009.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE
Bijlage 1 De volgende sectoren zijn uitgesloten uit onderhavig besluit : NACE BEL-code Beschrijving In code A : Landbouw, bosbouw en visvangst, uitgezonderd de ondersteunende activiteiten (01.610 + 01.620) In code B : Winning van delfstoffen In code C (Industrie) : steenkoolindustrie (19.100) sector van de synthetische vezels (20.600) staalindustrie (24.100) scheepsbouwindustrie (30.110 + 30.120 + 33.150) Code D Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht In code E - 36.000 winning, behandeling en distributie van water In code G 46.110 à 46.190 Handelsbemiddeling 47.730 Apotheken In code H 52.210 Diensten in verband met vervoer te land 64.110 tot 66.300 Financiële activiteiten en verzekeringen met uitzondering van micro-ondernemingen die starters zijn 68.100 tot 68.322, 41.101 en 41.102 Vastgoedactiviteiten met uitzondering van starters In code M 69.102 Activiteiten van notarissen 69.103 Activiteiten van deurwaarders Evenals de door die personen gevormde verenigingen of maatschappijen, ongeacht hun vorm.
De activiteiten hernomen onder de codes 69.101, 69.109, 70.100, 70.210, 71.201, 75.000, uitgezonderd wanneer het om starters gaat.
O Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen P Onderwijs Q Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, met uitzondering van de beschutte werkplaatsen (88.104, 88.109, 88.992 et 88.995) en de overige maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting (88.911, 88.912, 88.919).
R Kunst, amusement en recreatie met uitzondering van activiteiten die voornamelijk een commerciële finaliteit hebben (90 tot 93) In code S (Overige diensten) : - verenigingen (94) T Huishoudens als werkgever; niet-gedifferentieerde productie van goederen en diensten door huishoudens voor eigen gebruik U Extraterritoriale organisaties en lichamen Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende steun tot bescherming van het leefmilieu.
Voor de Regering : De Minister-Voorzitter belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld