Etaamb.openjustice.be
Wet van 31 juli 2009
gepubliceerd op 27 augustus 2009

Wet betreffende diverse bepalingen met betrekking tot het Centraal Strafregister

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2009009602
pub.
27/08/2009
prom.
31/07/2009
ELI
eli/wet/2009/07/31/2009009602/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

31 JULI 2009. - Wet betreffende diverse bepalingen met betrekking tot het Centraal Strafregister (1)


Advies van de Raad van State nr. 45.929/2 van 2 maart 2009 De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 2 februari 2009 door de Minister van Justitie verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een voorontwerp van wet « betreffende de aflevering van uittreksels uit het Strafregister aan particulieren en tot wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van strafvordering met betrekking tot het Centraal Strafregister », heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het vervangen is bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie sluiten, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het voorontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het voorontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Opschrift Het opschrift komt niet voldoende overeen met het onderwerp van het voorontwerp dat, met uitzondering van de overgangsbepalingen, geen enkele op zichzelf staande bepaling bevat en niet alleen het Wetboek van Strafvordering wijzigt, maar eveneens de wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 24/08/2001 numac 2001009578 bron ministerie van justitie Wet betreffende het Centraal Strafregister sluiten betreffende het Centraal Strafregister en de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis (1).

De gemachtigde ambtenaar heeft ermee ingestemd het opschrift dienovereenkomstig aan te passen.

Dispositief Artikel 2 1. Er is een tegenstrijdigheid tussen de Franse tekst van de bespreking van het ontworpen eerste lid, 17°, waarin uiteengezet wordt dat het de voorwaarden bepaalt waaraan de vermeldingen op de onderscheiden uittreksels van de veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring moeten voldoen, en de ontworpen tekst waarin niets in dat verband wordt bepaald. De gemachtigde ambtenaar heeft ermee ingestemd de bespreking dienovereenkomstig aan te passen.

Aangezien het voorontwerp ertoe strekt aan de lijst van geregistreerde inlichtingen in het Strafregister de vermelding toe te voegen van de veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring uitgesproken bij toepassing van artikel 21ter van de wet van 17 april 1978 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, is er geen reden om de aldus veroordeelde personen uit te sluiten van het voordeel van de gevolgen van de uitwissing, die van toepassing is op veroordelingen tot politiestraffen, of van de gevolgen van het herstel in eer en rechten, dat van toepassing is op personen die veroordeeld zijn tot criminele of correctionele straffen. Die gevolgen worden opgesomd in artikel 634 van het Wetboek van Strafvordering. Het is immers niet voldoende dat de inlichting betreffende de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring na drie jaar niet meer vermeld mag worden op de uittreksels uit het Strafregister die opgevraagd worden door de openbare overheden (ontworpen artikel 594 van het Wetboek van Strafvordering) of door de belanghebbende zelf (ontworpen artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering); het is de bedoeling, zoals dat reeds het geval is voor de personen die veroordeeld zijn tot straffen, alle gevolgen van de veroordeling voor de toekomst te doen vervallen en inzonderheid geen melding meer te maken van die veroordeling in de uittreksels uit het Strafregister die overgelegd worden door de gerechtelijke overheden bij latere vervolgingen wegens nieuwe strafbare feiten. De steller van het ontwerp dient er dan ook op toe te zien dat ofwel artikel 619 van het Wetboek van Strafvordering, ofwel artikel 620 van het Wetboek van Strafvordering wordt aangevuld, waarbij hij dient te verantwoorden waarom hij kiest voor de ene, dan wel voor de andere bepaling. Daarbij verdient het aanbeveling eveneens na te gaan of de procedure van de uitwissing van veroordelingen of die van het herstel in eer en rechten ook niet dient te kunnen worden toegepast op bepaalde beslissingen of op bepaalde maatregelen waarop deze of gene procedure thans niet van toepassing is. 2. Uit het ontworpen eerste lid, 18°, blijkt dat de verboden bedoeld in artikel 35, § 1, tweede lid van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis, namelijk de verboden om een activiteit uit te oefenen waarbij de betrokkenen in aanraking komen met minderjarigen, enkel vermeld zullen worden in het centrale Strafregister (hierna « strafregister » genoemd) « wanneer het personen betreft dewelke geen woon- of verblijfplaats in België hebben ».Zoals immers uitgelegd wordt in de artikelsgewijze bespreking, moeten de betrokkenen zich in dat geval wenden tot de dienst van het strafregister van het Ministerie van Justitie om hun uittreksel uit het strafregister te verkrijgen. Wanneer de betrokkene een woonplaats of verblijfplaats heeft in België, richt hij zich tot het gemeentebestuur van de plaats van die woon- of verblijfplaats. Teneinde de inlichting te verkrijgen betreffende een mogelijk verbod met toepassing van het voornoemde ontworpen artikel 35, § 1, tweede lid, wendt dat bestuur zich tot de lokale politiedienst, overeenkomstig het ontworpen artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Die dienst beschikt over de inlichting, daar het ontworpen artikel 37 van de voornoemde wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten (artikel 9 van het voorontwerp) bepaalt dat « de beslissingen genomen in toepassing van (het voornoemde) artikel 35, § 1, tweede lid, alsook de beslissingen tot intrekking, wijziging of verlenging van deze beslissingen worden overgemaakt aan de politiedienst van de gemeente waar de betrokkene zijn woon- of verblijfplaats heeft ».

De Raad van State vraagt zich af waarom deze situatie niet vereenvoudigd wordt door in het strafregister alle verboden te registreren waarvan sprake is in het ontworpen artikel 35, § 1, tweede lid, met dien verstande dat daarvan enkel melding zal worden gemaakt in de uittreksels die gevraagd worden teneinde toegang te krijgen tot een activiteit die onder opvoeding, psycho-medische-sociale begeleiding, hulpverlening aan de jeugd, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen valt (de zogeheten uittreksels « model 2 »).

De gemachtigde ambtenaar heeft daarover het volgende gezegd : « Il est vrai que la situation serait plus simple si l'information était transmise directement au Casier judiciaire central. Toutefois, il y a lieu de tenir compte de la période transitoire pendant laquelle les communes n'auront pas accès aux données du Casier judiciaire central (cfr. Article 10). Pendant cette période, les administrations communales doivent être informées de ces décisions ».

Zulk een regeling zou dan ook moeten opgenomen worden in de overgangsbepalingen van het voorontwerp.

Bovendien vloeit uit de opgezette regeling voort dat alleen de lokale politie van de plaats waar de betrokkene zijn woon- of verblijfplaats heeft op het ogenblik dat de beslissing houdende het verbod genomen wordt, ingelicht zal worden. Het zou derhalve absoluut noodzakelijk zijn te voorzien in een procedure waarbij de inlichting doorgestuurd kan worden indien de betrokkene van woon- of verblijfplaats verandert.

Artikel 3 In punt 3° is het begrip « dienst » niet geschikt voor alle opgesomde overheden.

De tekst zou bijgevolg moeten worden aangepast.

Artikel 4 1. Artikel 594, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is niet gewijzigd bij de wetten van 17 april 2002 en 15 mei 2006.De inleidende zin behoort dienovereenkomstig te worden aangepast. 2. Onderdeel 2° dient onderdeel 1° te worden en onderdeel 1° moet onderdeel 2° worden.3. Onderdeel 2°, dat onderdeel 1° wordt, behoort als volgt te worden geredigeerd : « 1° de woorden « veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring, veroordelingen » worden ingevoegd tussen de woorden « tot gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden, » en de woorden « tot geldboete van ten hoogste 500 frank ».4. Zoals artikel 594, tweede lid, bij het voorontwerp gewijzigd wordt, zal deze bepaling betrekking hebben op de veroordelingen tot bepaalde gevangenisstraffen of tot geldboeten alsook op de veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring.Bestaat er geen grond om ze eveneens betrekking te laten hebben op de veroordelingen tot een werkstraf ? Deze opmerking geldt eveneens voor het ontworpen artikel 595, tweede lid.

Artikel 5 1. Artikel 595, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is niet gewijzigd bij de wetten van 17 april 2002 en 15 mei 2006.De inleidende zin behoort dienovereenkomstig te worden aangepast. 2. Onderdeel 2° dient onderdeel 1° te worden en onderdeel 1° moet onderdeel 2° worden.3. Onderdeel 2°, dat onderdeel 1° wordt, behoort als volgt te worden geredigeerd : « 1° de woorden « de veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring, veroordelingen » worden ingevoegd tussen de woorden « tot gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden, » en de woorden « tot geldboete van ten hoogste 500 frank ». Artikel 6 1. De ontworpen tekst is niet duidelijk genoeg. Zoals die tekst gesteld is, zou de indruk kunnen ontstaan dat in een uittreksel uit het Strafregister dat wordt aangevraagd teneinde toegang te krijgen tot een activiteit die onder opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, hulpverlening aan de jeugd, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen valt (het zogeheten uittreksel « model 2 »), alleen melding wordt gemaakt van de veroordelingen en bepaalde beslissingen (die bedoeld in artikel 590, 2°, 4°,5°, 16° en 17°) voor feiten opgesomd in bepaalde artikelen van het Strafwetboek indien zij gepleegd werden ten aanzien van een minderjarige en dit een bestanddeel van het strafbaar feit is of de straf verzwaart. Daardoor zou het uittreksel uit het Strafregister « model 2 » minder gegevens bevatten dan het gewone uittreksel uit het Strafregister (het zogeheten « model 1 »), dat overeenkomstig artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering een overzicht bevat van de daarin opgenomen persoonsgegevens, onder voorbehoud van bepaalde uitzonderingen (cf. infra, punt 2). Zulks is uiteraard niet de bedoeling van de steller van het voorontwerp.

In feite heeft artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering betrekking op de vermeldingen die in alle uittreksels uit het Strafregister moeten voorkomen. Artikel 596 van datzelfde Wetboek heeft betrekking op de aanvullende vermeldingen die moeten voorkomen hetzij in uittreksels die worden aangevraagd teneinde toegang te krijgen tot een activiteit waarvan de toegangs- of uitoefeningsvoorwaarden bij wets- of verordeningsbepalingen zijn vastgesteld (artikel 596, eerste lid), hetzij in uittreksels die worden aangevraagd teneinde toegang te krijgen tot een activiteit die onder opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, hulpverlening aan de jeugd, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen valt (artikel 596, tweede lid).

Het voorontwerp behoort aldus te worden aangepast dat de bedoeling van de steller ervan duidelijk tot uiting komt. 2. Wanneer het ontworpen tweede lid bepaalt dat het uittreksel « alle veroordelingen en de beslissingen bedoeld in artikel 590, 2°, 4°, 5°, 16° en 17° » vermeldt, moet dit dus zo worden verstaan dat het woord « alle » een uitbreiding invoert ten opzichte van het uittreksel genoemd in artikel 595, dat het niet heeft over alle veroordelingen en beslissingen aangezien het voorziet in twee reeksen van uitzonderingen : a) enerzijds, de drie uitzonderingen genoemd in artikel 595, eerste lid, namelijk de in artikel 594, eerste lid, 1° tot 4° bedoelde veroordelingen, beslissingen en maatregelen, de maatregelen getroffen ten aanzien van abnormalen op grond van de wet van 1 juli 1964 (2), en de ontzettingen en maatregelen bedoeld in artikel 63 van de voornoemde wet van 8 april 1965;b) anderzijds, de uitzondering genoemd in artikel 595, tweede lid, dat bepaalt dat sommige veroordelingen, inzonderheid de veroordelingen tot gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden, niet meer worden vermeld na een termijn van drie jaar te rekenen van de dag van de definitieve rechterlijke beslissing waarbij de veroordeling is uitgesproken. De uitbreiding is evenwel beperkt, aangezien ze alleen geldt voor de veroordelingen en beslissingen genoemd in artikel 590, 2°, 4°, 5°, 16° en 17° en enkel voor feiten genoemd in bepaalde artikelen van het Strafwetboek, indien ze gepleegd zijn ten aanzien van een minderjarige en dat gegeven mede het strafbaar feit uitmaakt of de straf daarop verzwaart.

De Raad van State vraagt zich af of het wel de bedoeling was van de steller van het voorontwerp om in het uittreksel van het strafregister « model 2 » de beslissingen te vermelden bedoeld in artikel 595, eerste lid, 1°, namelijk de veroordelingen waarvoor amnestie is verleend, de beslissingen vernietigd op grond van artikelen 416 tot 442 of artikelen 443 tot 447bis van het Wetboek van Strafvordering en de beslissingen tot intrekking genomen op grond van de artikelen 10 tot 14 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof. De gemachtigde ambtenaar heeft beaamd dat dat niet zo is. De tekst van het voorontwerp moet dus gewijzigd worden.

Voor het overige lijkt de uitbreiding tot gevolg te hebben dat het attest « model 2 », wanneer het gaat om feiten bedoeld in de genoemde artikelen van het Strafwetboek die gepleegd worden ten aanzien van een minderjarige en dat gegeven mede het strafbaar feit uitmaakt of de straf daarop verzwaart, twee soorten vermeldingen zal bevatten die niet op het attest « model 1 » staan, namelijk : 1° beslissingen genomen ten aanzien van abnormalen (3) overeenkomstig de wet van 1 juli 1964 (4);2° veroordelingen tot criminele, correctionele of politiestraffen wanneer de definitieve rechterlijke beslissing, waarbij een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden wordt uitgesproken, een geldboete van ten hoogste 500 euro, of een geldboete opgelegd met toepassing van de wetten die gecoördineerd zijn bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, dateert van meer dan drie jaar geleden. De steller van het voorontwerp moet ervoor zorgen dat de redactie van het ontworpen tweede lid preciezer is. 3. Ter wille van de duidelijkheid wordt, met goedvinden van de gemachtigde ambtenaar, voorgesteld te schrijven : « ... worden de veroordelingen genoemd in artikel 590, eerste lid, 1° en 17°, en de beslissingen genoemd in artikel 590, eerste lid, 2°, 4°, 5°, en 16°, voor feiten bedoeld in de artikelen (...) van het Strafwetboek, in het uittreksel vermeld indien zij gepleegd zijn ten aanzien van een minderjarige en dat gegeven mede het strafbaar feit uitmaakt of de straf op het strafbaar feit verzwaart ». Van de franse versie van de voorgestelde tekst wordt verwezen naar de franse versie van dit advies. 4.1. De extra vermeldingen waarin het ontworpen artikel 596, tweede lid, voorziet, hebben enkel betrekking op de feiten genoemd in bepaalde artikelen van het Strafwetboek waarbij aan twee voorwaarden moet zijn voldaan : a) ze zijn gepleegd ten aanzien van een minderjarige;b) de omstandigheid dat de feiten gepleegd zijn ten aanzien van een minderjarige maakt mede het strafbaar feit uit of verzwaart de straf. Die voorwaarden vloeien automatisch voort uit de bepaling van het Strafwetboek dat het strafbaar feit omschrijft of uit een daaropvolgende bepaling die voorziet in de verzwarende omstandigheid.

De woorden « indien zij gepleegd werden ten aanzien van een minderjarige en dit een constitutief element van de inbreuk is of de straf verzwaart » zijn dan ook overbodig. Ze vormen slechts één van de criteria die de keuze van de strafbare feiten opgesomd in het voorontwerp hebben bepaald. De toelichting die daarmee zou worden gegeven bij die keuze hoort enkel thuis in de memorie van toelichting.

Gezien het bovenstaande wordt de steller van het voorontwerp verzocht de lijst met de genoemde bepalingen opnieuw te bekijken, en daarbij nauwkeuriger de bepalingen te vermelden : a) waarin het strafbaar feit wordt omschreven in de gevallen dat de omstandigheid dat het gepleegd is ten aanzien van een minderjarige mede het strafbaar feit uitmaakt;b) waarin staat dat er sprake is van een verzwarende omstandigheid wanneer het gegeven dat het strafbaar feit ten aanzien van een minderjarige is gepleegd, de straf verzwaart;c) waarin de poging om het strafbaar feit te plegen strafbaar wordt gesteld en in andere verzwarende omstandigheden (55) wordt voorzien die van toepassing kunnen zijn wanneer het strafbaar feit ten aanzien van een minderjarige is gepleegd (voorbeeld : artikel 376 van het Strafwetboek dat voorziet in een aantal verzwarende omstandigheden bij verkrachting en aanranding van de eerbaarheid). Zo nodig worden alleen bepaalde paragrafen of leden genoemd.

Ten slotte behoort ook naar artikel 396 van het Strafwetboek betreffende kindermoord te worden verwezen, aangezien het gaat om een strafbaar feit dat onderstelt dat het gepleegd is « op een kind bij de geboorte of dadelijk daarna ». 4.2. In het voorontwerp is er ook sprake van het strafbaar feit van kwaadwillige belemmering van het verkeer (artikelen 406 en 408 van het Strafwetboek), waarbij, in tegenstelling tot bij de overige genoemde strafbare feiten, de minderjarigheid van het slachtoffer geen gegeven is dat mede het strafbaar feit uitmaakt, noch een verzwarende omstandigheid.

Niets belet de steller van het voorontwerp te bepalen dat dat strafbaar feit, wanneer het gepleegd is ten aanzien van een minderjarige, in het uittreksel uit het strafregister « model 2 » moet worden vermeld. Het gaat evenwel om een geval dat verschilt van dat beschreven in punt 4.1. Daarvoor is dus een afzonderlijke bepaling nodig, waarin, aangezien zulks niet blijkt uit de artikelen 406 tot 408 van het Strafwetboek, uitdrukkelijk gesteld wordt dat in het uittreksel uit het strafregister « model 2 » alleen melding wordt gemaakt van het strafbaar feit indien het gepleegd is ten aanzien van een minderjarige.

De steller van het voorontwerp moet de keuze voor dat strafbaar feit kunnen rechtvaardigen (6).

De Raad van State vraagt zich bovendien af of op basis van de vonnissen afdoende uitgemaakt kan worden of de feiten die ten grondslag liggen aan de veroordeling ten aanzien van een minderjarige zijn gepleegd; zo niet, is de geplande regeling onwerkbaar. 5. In het tweede lid staat onder meer dat het verbod op het uittreksel vermeld moet worden totdat het daaropvolgende vonnis kracht van gewijsde heeft. Het spreekt evenwel vanzelf dat het verbod niet meer vermeld hoeft te worden indien het is ingetrokken en de vermelding gewijzigd moet worden indien het verbod gewijzigd is, of nog indien daaromtrent een gerechtelijke beslissing is genomen met een soortgelijk gevolg (bij voorbeeld : een beschikking van buitenvervolgingstelling van de raadkamer).

Het spreekt ook vanzelf dat indien in het vonnis een dergelijke verbodsmaatregel wordt uitgesproken, deze ook zal moeten worden vermeld.

De tekst moet dienovereenkomstig worden herzien. 6. Het zou goed zijn dat de verschillen tussen de huidige tekst van artikel 596 van het Wetboek van Strafvordering en de ontworpen tekst, wat betreft de bepalingen van het Strafwetboek waarnaar wordt verwezen, nader toegelicht worden in de bespreking van het artikel. Artikel 8 De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat de nog geldende wijzigingen aangebracht in artikel 35, § 1, van de voornoemde wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, vermeld moeten worden.

Artikelen 10 en 11 Uit artikel 589 van het Wetboek van Strafvordering blijkt dat de uittreksels uit het strafregister bedoeld in de ontworpen artikelen 595 en 596 hoe dan ook uittreksels zijn uit het centraal strafregister. Het is dan ook tegenstrijdig dat de artikelen 595 en 596 van het Wetboek van Strafvordering in werking worden gesteld en bepaald wordt dat de uittreksels uit het strafregister pas vanaf 31 december 2012 afgegeven worden op basis van de informatie vervat in het centraal strafregister. In het voorontwerp wordt bovendien niet gepreciseerd op basis van welke informatie de uittreksels vóór die datum worden afgegeven.

De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat in de tekst van het voorontwerp moet worden aangegeven dat, in afwijking van de regel vervat in de voornoemde artikelen, de uittreksels die vóór 31 december 2012 worden afgegeven, afgegeven worden op basis van de informatie vervat in de gemeentelijke strafregisters.

Artikel 11 Het is de Raad van State niet duidelijk waarom artikel 11 alleen van toepassing is voor de uittreksels genoemd in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, terwijl opschortingen van uitspraak van de veroordeling en veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring ook vermeld moeten worden in de uittreksels bedoeld in artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering.

De kamer was samengesteld uit : de heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;

P. Vandernoot; Mevr. M. Baguet, staatsraden; de heer H. Bosly, assessor van de afdeling wetgeving;

Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. A. Lefebvre, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. P. Vandernoot.

De griffier, A.-C. VAN GEERSDAELE. De voorzitter, Y. KREINS. _______ Nota's (1) Waarin een bepaling wordt ingevoegd waarvan de draagwijdte verder reikt dan de kwestie van het Centraal Strafregister.(2) Het is niet duidelijk op welke beslissingen deze bepaling doelt, vergeleken met de lijst van artikel 590 van het Strafwetboek.Men stelt in ieder geval vast dat artikel 595, eerste lid, 2°, in tegenstelling tot artikel 590, niet aangepast is aan de wet van 21 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/04/2007 pub. 13/07/2007 numac 2007009524 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen met een geestesstoornis sluiten betreffende de internering van personen met een geestesstoornis (een aanpassing die evenwel nog niet van kracht is geworden). (3) Ongeacht overigens hoe lang geleden die beslissing is genomen (4) Zie voetnoot 2.(5) of verzachtende omstandigheden, zoals in het geval van artikel 430 van het Strafwetboek, waarnaar dan ook in het voorontwerp verwezen zou moeten worden.(6) Indien de steller van het voorontwerp van wet die weg inslaat, ziet de Raad van State geen reden waarom niet ook zulke zware strafbare feiten als moord of doodslag zouden worden vermeld wanneer ze gepleegd zijn ten aanzien van een minderjarige.Gezien de doelstelling die de wetgever nastreeft, zou in dat geval ook artikel 417quinquies van het Strafwetboek moeten worden vermeld.

31 JULI 2009. - Wet betreffende diverse bepalingen met betrekking tot het Centraal Strafregister (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering

Art. 2.In artikel 590 van het Wetboek van strafvordering, hersteld bij de wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 24/08/2001 numac 2001009578 bron ministerie van justitie Wet betreffende het Centraal Strafregister sluiten en gewijzigd bij de wet van 7 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°het eerste lid, 7°, wordt vervangen als volgt : « 7° de ontzettingen uit de ouderlijke macht en herstel ervan, de maatregelen uitgesproken ten aanzien van minderjarigen opgesomd in artikel 63 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, alsook opheffingen of wijzigingen van die maatregelen die met toepassing van artikel 60 van dezelfde wet door de jeugdrechtbank worden uitgesproken; »; 2° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « 17° de veroordelingen met eenvoudige schuldigverklaring uitgesproken met toepassing van artikel 21ter van de wet van 17 april 1878, houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering;18° het in artikel 35, § 1, tweede lid, van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis bedoelde verbod, wanneer het personen betreft die geen woon- of verblijfplaats in België hebben.»

Art. 3.In artikel 593 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 24/08/2001 numac 2001009578 bron ministerie van justitie Wet betreffende het Centraal Strafregister sluiten en gewijzigd bij de wet van 21 juni 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « de rechters en de assessoren van de strafuitvoeringsrechtbanken, » na de woorden « de onderzoeksrechters, » ingevoegd;2° in het eerste lid, worden de woorden « niveau 1 » vervangen door de woorden « niveau A »;3° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De in het eerste lid bedoelde magistraten van het openbaar ministerie, onderzoeksrechters, rechters en assessoren van de strafuitvoeringsrechtbanken, en ambtenaren van niveau A, kunnen deze bevoegdheid overdragen aan één of meer schriftelijk en bij naam aangewezen personen die onder hun gezag ressorteren.»

Art. 4.In artikel 594, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 24/08/2001 numac 2001009578 bron ministerie van justitie Wet betreffende het Centraal Strafregister sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « , tot veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring » worden ingevoegd tussen de woorden « tot gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden » en de woorden « tot geldboete van ten hoogste 500 frank »;2° de woorden « 500 frank » worden vervangen door de woorden « 500 euro ».

Art. 5.In artikel 595, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 24/08/2001 numac 2001009578 bron ministerie van justitie Wet betreffende het Centraal Strafregister sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « , veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring, en veroordelingen » worden ingevoegd tussen de woorden « tot gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden » en de woorden « tot geldboete van ten hoogste 500 frank »;2° de woorden « 500 frank » worden vervangen door de woorden « 500 euro ».

Art. 6.In artikel 596 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 24/08/2001 numac 2001009578 bron ministerie van justitie Wet betreffende het Centraal Strafregister sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Wanneer het uittreksel wordt aangevraagd ten einde toegang te krijgen tot een activiteit die onder opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, hulpverlening aan de jeugd, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen valt, vermeldt het uittreksel behalve de veroordelingen en de beslissingen bedoeld in het eerste lid, ook de veroordelingen bedoeld in artikel 590, eerste lid, 1° en 17°, en de beslissingen bedoeld in artikel 590, eerste lid, 2°, 4°, 5° en 16°, voor feiten gepleegd ten aanzien van een minderjarige en voor zover dit een constitutief element van de inbreuk is of de straf verzwaart. De gemeentelijke administratie vermeldt bovendien of de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een verbod om een activiteit uit te oefenen die hem in contact zou brengen met minderjarigen, uitgesproken door een rechter of een onderzoeksgerecht met toepassing van artikel 35, § 1, tweede lid, van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis. Het verbod dient op het uittreksel te worden vermeld tot op het moment dat de daarop volgende rechterlijke uitspraak kracht van gewijsde heeft verkregen. Teneinde deze informatie te verkrijgen, wendt de gemeentelijke administratie zich tot de lokale politiedienst. »; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : « Het in het tweede lid bedoelde uittreksel mag niet worden afgeleverd aan een persoon die zich in voorlopige hechtenis bevindt.» HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 24/08/2001 numac 2001009578 bron ministerie van justitie Wet betreffende het Centraal Strafregister sluiten betreffende het Centraal Strafregister

Art. 7.Artikel 29 van de wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 24/08/2001 numac 2001009578 bron ministerie van justitie Wet betreffende het Centraal Strafregister sluiten betreffende het Centraal Strafregister wordt opgeheven. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis

Art. 8.In artikel 35, § 1, van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis, gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : « Hij kan de betrokkene verbieden om een activiteit uit te oefenen waarbij hij in contact zou komen met minderjarigen. »

Art. 9.Artikel 37 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : « De beslissingen genomen met toepassing van artikel 35, § 1, tweede lid, alsook de beslissingen tot intrekking, wijziging of verlenging van deze beslissingen worden overgezonden aan de politiedienst van de gemeente waar de betrokkene zijn woon- of verblijfplaats heeft.

Wanneer de betrokkene geen woon- of verblijfplaats in België heeft, wordt deze informatie overgezonden aan het Centraal Strafregister. » HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepaling en inwerkingtreding

Art. 10.Tot 31 december 2012, en in afwijking van de artikelen 595 en 596 van het Wetboek van strafvordering geven de gemeentelijke administraties de uittreksels uit het strafregister af op basis van de in de gemeentelijke strafregisters opgenomen gegevens.

Daartoe zenden de griffiers aan de gemeentelijke administratie van de woon- of verblijfplaats van de persoon die het voorwerp heeft uitgemaakt van de beslissing eveneens de opschortingen over van de uitspraak van de veroordeling alsmede de tegen hem uitgesproken eenvoudige schuldigverklaringen.

Art. 11.Deze wet heeft uitwerking met ingang van 30 juni 2009.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Trapani, 31 juli 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCQ Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCQ _______ Nota (1) Sessie : 2008/2009. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire documenten. - Wetsontwerp, nr. 1997/1. - Amendementen, nr. 1997/2. - Verslag, nr. 1997/3. - Tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie, nr. 1997/4. - Amendement aangenomen in plenaire vergadering, n° 1997/5. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 1997/6. Parlementaire handelingen. 25 en 2 juni 2009.

Senaat.

Parlementaire documenten. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 4-1387/1. - Amendementen, nr. 4-1387/2. - Verslag namens de commissie voor de Justitie, nr. 4-1387/3. - Tekst verbeterd door de commissie van Justitie, nr. 4-1387/4. Beslissing om niet te amenderen, nr. 4-1387/5. Senaat handelingen. 15 en 16 juli 2009.

^