Etaamb.openjustice.be
Wet van 26 april 2010
gepubliceerd op 28 mei 2010

Wet houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2010024147
pub.
28/05/2010
prom.
26/04/2010
ELI
eli/wet/2010/04/26/2010024147/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

26 APRIL 2010. - Wet houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL 1. - Voorafgaande bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL 2. - Wijzigingen van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen

Art. 2.In artikel 3 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gewijzigd bij de wetten van 12 augustus 2000 en 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het eerste en het tweede lid worden twee leden ingevoegd, luidende : « De diensten bedoeld onder het eerste lid, b) of c), zijn verrichtingen in de zin van artikel 2, 2, b), van de eerste richtlijn van de Raad tot coördinatie van de wettelijke bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (73/239/EEG) en moeten beantwoorden aan de criteria opgenomen in artikel 67, eerste lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I). De ziekenfondsen kunnen geen diensten inrichten die ziekteverzekeringen zijn in de zin van tak 2 van bijlage I van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, noch een dekking organiseren van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage I van voornoemd koninklijk besluit. »; 2° in het vroegere tweede lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden « bedoeld onder a) en minstens een van de diensten bedoeld onder b) inrichten » vervangen door de woorden « bedoeld in het eerste lid, a) en minstens een dienst bedoeld in het eerste lid, b) inrichten ».3° een vijfde lid wordt ingevoegd luidende : « De diensten bedoeld in het eerste lid, a), b) en c) zijn diensten van algemeen belang.»

Art. 3.Artikel 6, § 6, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 12 augustus 2000, wordt vervangen als volgt : « De maatschappijen van onderlinge bijstand, bedoeld in de artikelen 43bis, §§ 1 en 5, en 70, § 7, worden, in geval van ontbinding van de landsbond waarbij het ziekenfonds of de ziekenfondsen zijn aangesloten die de betreffende maatschappij van onderlinge bijstand hebben opgericht, van rechtswege ontbonden op de datum bepaald door de Controledienst, behalve wanneer al de aangesloten ziekenfondsen naar dezelfde landsbond muteren. Artikel 47, § 1, tweede en derde lid, is in dat geval van toepassing. ».

Art. 4.In artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.De landsbonden kunnen voor de leden van alle of van sommige bij hen aangesloten ziekenfondsen één of meer diensten inrichten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van deze wet en in artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I). De ziekenfondsen zijn gehouden de beslissingen genomen door de landsbonden betreffende genoemde diensten na te leven.

De landsbonden kunnen geen diensten inrichten die ziekteverzekeringen zijn in de zin van tak 2 van bijlage I van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen noch een dekking organiseren van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage I van voornoemd koninklijk besluit. »; 2° paragraaf 4 wordt aangevuld met vier leden, luidende : « De landsbonden zijn verplicht reservefondsen aan te leggen voor het voorhuwelijkssparen. Op advies van de Controledienst bepaalt de Koning, bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het niveau dat deze reservefondsen in verhouding tot de aangegane verbintenissen moeten bereiken.

Deze reservefondsen moeten door gelijkwaardige activa worden gedekt.

De Controledienst bepaalt de berekeningswijze van deze reservefondsen, de in acht te nemen parameters, alsmede wat dient verstaan te worden onder gelijkwaardige activa. »

Art. 5.In artikel 9 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 27 december 2004 en 11 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, 4°, wordt aangevuld met de volgende zin : « Wat de diensten betreft bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van deze wet en in artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I), moeten de statuten vermelden dat de prestaties volgens de beschikbare middelen zullen aangeboden worden; »; 2° in paragraaf 1bis : a) worden in het eerste lid de woorden « , artikel 33 » geschrapt;b) wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Bovendien mag een ziekenfonds of een landsbond de aansluiting bij een dienst bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), die hij organiseert, niet weigeren van een persoon die aan de wettelijke en reglementaire voorwaarden voldoet om lid te zijn van deze entiteit.»; c) wordt het derde lid opgeheven;d) in het vroegere vierde lid dat het derde lid wordt, worden de woorden « artikel 3ter, 2° of 3° », vervangen door de woorden « artikel 3ter, 1° of 2°, »;3° in paragraaf 1ter, worden de woorden « 1bis, » geschrapt;4° in paragraaf 1quater worden het eerste tot en met het zesde lid opgeheven;5° in paragraaf 1quinquies worden het eerste tot en met het vierde lid opgeheven;6° paragraaf 1sexies wordt opgeheven;7° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 1septies, luidende : « § 1septies.De maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in artikel 70, §§ 6, 7 en 8, hebben rechtspersoonlijkheid. Deze is verkregen vanaf de dag waarop hun statuten worden bekendgemaakt op de wijze bepaald in het derde lid.

De statuten van dergelijke maatschappij van onderlinge bijstand moeten vermelden : 1° de door de maatschappij van onderlinge bijstand aangenomen naam, alsmede de plaats van haar zetel;2° het doel van de maatschappij van onderlinge bijstand;3° alle ziekenfondsen die erbij aangesloten zijn of er een afdeling van vormen en de landsbond waarbij deze ziekenfondsen zijn aangesloten, indien het om een maatschappij van onderlinge bijstand gaat die opgericht is in toepassing van artikel 43bis, § 5, die bedoeld is in artikel 70, § 7, of die bedoeld is in artikel 70, § 1, eerste lid, a), 3°, die in toepassing van artikel 70, § 6, beslist heeft om uitsluitend verzekeringen aan te bieden; 4° de volgende bewoording : « Onderneming toegelaten door de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen bij beslissing(en) van ... om ziekteverzekeringen in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen aan te bieden, alsook om, op bijkomende wijze, risico's te dekken die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit », gevolgd door de datum waarop de aangehaalde beslissing(en) (is/zijn) bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, alsmede het identificatienummer dat aan de maatschappij van onderlinge bijstand werd gegeven door de Controledienst; 5° de voorwaarden en de procedure van toelating, ontslag en uitsluiting van de aangesloten personen;6° de verzekeringen die worden aangeboden, de voordelen die toegekend worden en de voorwaarden volgens welke deze voordelen toegekend worden, het bedrag van de te betalen bijdragen inbegrepen;7° de wijze van vaststelling en inning van de bijdragen;8° de duur van de aansluiting bij de aangeboden verzekeringen;9° de wijze waarop een aangesloten persoon zijn aansluiting kan opzeggen, alsook de aanvangsdatum van deze opzegging;10° de voorwaarden waaraan de leden en de personen te hunnen laste dienen te voldoen om stemgerechtigd te zijn;11° de procedureregeling in verband met de stemming;12° de procedure van verkiezing van de leden van de algemene vergadering en van de raad van bestuur;13° de organisatie van de maatschappij van onderlinge bijstand, de bevoegdheden van de bestuurders en de duur van hun mandaat;14° de vergoedingen die eventueel aan de bestuurders worden toegekend;15° de wijze waarop de rekeningen worden opgemaakt en goedgekeurd;16° de procedure in geval van wijziging van de statuten en van vereffening van de maatschappij van onderlinge bijstand. De statuten en de wijzigingen ervan moeten in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt, behoudens voor de statutaire bepalingen bedoeld in punten 3°, 5°, 6°, 8°, 9°, 10°, 11°, 12° en 14° van het tweede lid.

De lijst van de bestuurders en de wijzigingen aan deze lijst worden overgemaakt aan de Controledienst binnen de dertig kalenderdagen vanaf de datum van de verkiezing van de bestuurders of, indien het de vervanging van een bestuurder vóór het einde van het mandaat van deze laatste betreft, binnen de dertig kalenderdagen vanaf de inwerkingtreding van de wijzigingen van de samenstelling van de raad van bestuur.

De maatschappij van onderlinge bijstand dient in alle reglementen, akten en overeenkomsten te vermelden dat zij een verzekeringsonderneming is en dat zij onderworpen is aan deze wet, evenals, in de mate waarin dit in deze wetten wordt vermeld, aan de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, aan de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en aan de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen. » 8° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 1octies, luidende : « § 1octies.De §§ 1 tot en met 1quinquies zijn niet van toepassing op de maatschappijen van onderlinge bijstand, bedoeld in de artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6, 7 en 8. »

Art. 6.In artikel 11 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 22 februari 1998 en gewijzigd bij de wetten van 12 augustus 2000 en 11 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « De statuten, de lijst van de bestuurders » vervangen door de woorden « De lijst van de bestuurders van de ziekenfondsen en van de landsbonden, de statuten van deze entiteiten »;2° in paragraaf 2 : a) worden de woorden « van de ziekenfondsen en van de landsbonden » ingevoegd tussen de woorden « De statutaire bepalingen » en de woorden « en hun wijzigingen »;b) de bepaling onder 2° wordt opgeheven;c) worden, in de vroegere bepaling onder 3°, die de bepaling onder 2° wordt, de woorden « vijfde lid » vervangen door de woorden « eerste lid »;d) worden, in de vroegere bepaling onder 4°, die de bepaling onder 3° wordt, de woorden « zevende lid » vervangen door de woorden « derde lid ».

Art. 7.Artikel 19, tweede lid, van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende zin : « Indien het vereiste aanwezigheidsquorum tijdens de algemene vergadering niet is bereikt, is artikel 18, § 1, tweede lid, van toepassing. »

Art. 8.In artikel 27 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het enige lid, dat het eerste lid wordt, wordt aangevuld met de woorden « en in artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) »;2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : « De maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in artikel 70, §§ 6, 7 en 8 mogen voor de verzekeringen die zij aanbieden geen tussenkomsten van openbare overheden ontvangen.»

Art. 9.Artikel 28 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 12 augustus 2000, 2 augustus 2002 en 22 december 2003, wordt opgeheven.

Art. 10.In artikel 29 van dezelfde wet, gewijzigd door de wetten van 2 augustus 2002 en 22 december 2003 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met de woorden « en in artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) »;2° in paragraaf 3 : a) wordt het woord « verrichtingen » telkens vervangen door het woord « inboekingen »;b) worden in 2° de woorden « artikelen 3, eerste lid, b), en 7, § 4 en de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, c) » vervangen door de woorden « artikelen 3, eerste lid, b), en 7, § 4, van deze wet, de diensten bedoeld in artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) en de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, c), van deze wet »;3° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden « artikelen 3, b) en c), en 7, §§ 2 en 4 » vervangen door de woorden « artikelen 3, eerste lid, b) en c), en 7, §§ 2 en 4, van deze wet en de diensten bedoeld in artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) ».

Art. 11.In artikel 34, § 1, van dezelfde wet gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 2° worden de woorden « en van de interne controle » vervangen door de woorden « , evenals van het systeem van interne controle en interne audit »;2° in 3° worden de woorden « bedoeld in artikel 28, § 1 » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 7, § 4 ».

Art. 12.In artikel 43, § 2, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12 augustus 2000, worden de woorden « artikelen 3, eerste lid, b) en c) en 7, §§ 2 en 4 » vervangen door de woorden « artikelen 3, eerste lid, b) en c), en 7, §§ 2 en 4, van deze wet en de diensten bedoeld in artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) ».

Art. 13.In artikel 43bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 februari 1998 en gewijzigd bij de wet 12 augustus 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « Ziekenfondsen die deel uitmaken van éénzelfde landsbond kunnen zonder afbreuk te doen aan artikel 3, vierde lid, bepaalde diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van deze wet en in artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) samen organiseren of groeperen in een nieuwe op te richten entiteit onder de vorm van een maatschappij van onderlinge bijstand. »; 2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende : « § 5.Bovendien kan een maatschappij van onderlinge bijstand opgericht worden door één of meerdere ziekenfondsen die bij eenzelfde landsbond aangesloten zijn, teneinde uitsluitend aan hun leden ziekteverzekeringen aan te bieden in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, alsook, op bijkomende wijze, een dekking van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit. Deze maatschappij van onderlinge bijstand heeft een burgerlijk karakter en streeft geen winstoogmerk na.

Bovendien kan een ander ziekenfonds dat aangesloten is bij dezelfde landsbond beslissen om zich na de oprichting van deze maatschappij van onderlinge bijstand bij deze aan te sluiten.

De oprichting van dergelijke maatschappij van onderlinge bijstand vereist een beraadslaging van de algemene vergadering van de betrokken ziekenfondsen die hiertoe speciaal wordt bijeengeroepen. Artikelen 10 en 12, § 1, tweede lid, zijn van toepassing.

De aansluiting bij dergelijke maatschappij van onderlinge bijstand vereist een beraadslaging van de algemene vergadering van de betrokken ziekenfondsen en van de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand die hiertoe speciaal worden bijeengeroepen.

Artikelen 10 en 12, § 1, tweede lid, zijn van toepassing. ».

Art. 14.In artikel 43quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12 augustus 2000 en gewijzigd door de wet van 22 december 2003, worden de woorden « artikel 3, eerste lid, b) en c), en 7, § 4, » en de woorden « artikelen 3, eerste lid, b) en c), en 7, § 2, » telkens gewijzigd door de woorden « artikelen 3, eerste lid, b) en c), en 7, §§ 2 en 4, van deze wet en 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) ».

Art. 15.In artikel 43quinquies van dezelfde wet, ingevoegd bij wet van 12 augustus 2000 en gewijzigd door de wet van 2 augustus 2002, worden de woorden « artikelen 3, eerste lid, b) en c), en 7, § 4, » vervangen door de woorden « artikelen 3, eerste lid, b) en c), en 7, §§ 2 en 4, van deze wet en 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) ».

Art. 16.In dezelfde wet wordt een artikel 44bis ingevoegd, luidende : «

Art. 44bis.§ 1. De maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in artikel 70, § 7, kunnen onderling fuseren voor zover de erbij aangesloten ziekenfondsen tot dezelfde landsbond behoren.

De maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 1, eerste lid, b), en deze bedoeld in artikel 70, § 2, eerste lid, die in toepassing van artikel 70, § 6, beslissen om ziekteverzekeringen aan te bieden in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en in voorkomend geval een dekking, op bijkomende wijze, van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit, kunnen onderling fuseren voor zover zij aangesloten zijn bij eenzelfde ziekenfonds of verbonden zijn aan hetzelfde ziekenfonds.

De maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 1, eerste lid, a), 3°, die in toepassing van artikel 70, § 6, beslissen om ziekteverzekeringen aan te bieden in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en in voorkomend geval een dekking, op bijkomende wijze, van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit, kunnen fuseren : 1° met de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in artikel 70, § 7, waarbij ziekenfondsen zijn aangesloten van de landsbond waarvan alle ziekenfondsen op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze bepaling afdelingen uitmaken van de maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 1, eerste lid, a), 3°;2° met de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in artikel 70, § 7, waarbij ziekenfondsen zijn aangesloten van de landsbond die gefuseerd is met de landsbond waarvan alle ziekenfondsen op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze bepaling afdelingen uitmaken van de maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 1, eerste lid, a), 3°. De fusie maakt het voorwerp uit van een beraadslaging van de algemene vergadering van de betrokken maatschappijen van onderlinge bijstand, die hiertoe speciaal wordt bijeengeroepen.

De bepalingen van de artikelen 10 en 12, § 1, tweede lid, zijn hierop van toepassing.

Het bericht tot bijeenroeping moet worden verzonden naar de leden van de algemene vergadering ten laatste zes weken vóór de datum van de algemene vergadering die zich over het fusievoorstel moet uitspreken.

Dit bericht vermeldt : 1° de redenen van de fusie;2° de rechten en verplichtingen van de betrokken maatschappijen van onderlinge bijstand, van hun leden en van de personen te hunnen laste;3° de bestemming van de maatschappelijke fondsen;4° de statutenwijzigingen of de nieuwe statuten, naargelang het de overnemende of de overgenomen maatschappij van onderlinge bijstand betreft;5° de vormen en de voorwaarden van de fusie. § 2. In elke betrokken maatschappij van onderlinge bijstand moet de aangewezen revisor schriftelijk verslag uitbrengen over de financiële gevolgen van de fusie voor de leden van deze maatschappij van onderlinge bijstand.

Dit verslag wordt verzonden naar de leden van de algemene vergadering binnen de termijn bedoeld in § 1, zesde lid, en moet ten minste : 1° aangeven of de financiële en boekhoudkundige gegevens in het bericht van bijeenroeping bedoeld in § 1, waarheidsgetrouw en toereikend zijn om de algemene vergadering die zich over het fusievoorstel moet uitspreken, duidelijkheid te verschaffen;2° beschrijven welke gevolgen de fusie heeft met betrekking tot de rechten en plichten van de leden en hun personen ten laste. § 3. In elke betrokken maatschappij van onderlinge bijstand worden de notulen van de algemene vergadering waarin tot de fusie wordt besloten op straffe van nietigheid opgesteld bij authentieke akte.

In de akte wordt de conclusie opgenomen van het in § 2 bedoelde verslag.

De notaris moet na onderzoek het bestaan en zowel de interne als de externe wettigheid bevestigen van de rechtshandelingen en formaliteiten waartoe de maatschappij van onderlinge bijstand waarbij hij optreedt, gehouden is. § 4. De regels van afdeling 2 van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in § 1 die ingevolge fusie ontbonden worden. § 5. De overnemende maatschappij van onderlinge bijstand dient geen nieuwe aanvraag tot toelating aan de Controledienst over te maken. § 6. De fusie van maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in § 1 treedt in werking op 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op de goedkeuring door de Controledienst. § 7. De algemene vergadering en de raad van bestuur van de overnemende maatschappij van onderlinge bijstand ontstaan door fusie zijn tot de volgende verkiezingen die plaatsvinden in toepassing van artikel 70, § 9, samengesteld uit de leden van respectievelijk de algemene vergadering en de raad van bestuur van de fuserende entiteiten.

In afwijking van artikel 18, § 1, kunnen de statuten van de overnemende maatschappij van onderlinge bijstand voorzien dat, gedurende een periode van ten hoogste twee jaar doch uiterlijk tot de eerstvolgende mutualistische verkiezingen, een aanwezigheidsquorum en stemmingsmeerderheid zoals bedoeld in de artikelen 18, § 1, en 19, tweede lid, wordt vereist van zowel het geheel der leden van de algemene vergadering als van de groepen gevormd door de leden van de algemene vergaderingen van de fuserende entiteiten. ».

Art. 17.In artikel 48 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 14 januari 2002 en gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.In geval van stopzetting van één of meerdere diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van deze wet en in artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I), worden de overblijvende activa bij voorrang aangewend voor de betaling van de voordelen ten gunste van de leden.

De beslissingen van de algemene vergadering betreffende de stopzetting van diensten en de bestemming van hun overblijvende activa vallen onder de toepassing van de artikelen 10, 11 en 12, § 1, derde lid. »; 2° een paragraaf 1bis wordt ingevoegd, luidende : « § 1bis.In geval van stopzetting van een dienst bedoeld in artikel 7, § 4, beslist de algemene vergadering van de landsbond over de bestemming van de reservefondsen van deze dienst.

Deze reservefondsen moeten evenwel bij voorrang aangewend worden ten gunste van de leden van wie het recht op prestaties bestaat op het ogenblik van de stopzetting van deze dienst.

De beslissingen van de algemene vergadering betreffende de stopzetting van deze dienst en de bestemming van de reservefondsen vallen onder de toepassing van de artikelen 10, 11 en 12, § 1, derde lid. »; 3° in paragraaf 2, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « In geval van ontbinding van een ziekenfonds of een landsbond, worden de overblijvende activa van zijn diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van deze wet en in artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I), bij voorrang aangewend voor de betaling van de voordelen ten gunste van de leden.»; 4° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2bis, luidende : « § 2bis.In geval van ontbinding van een landsbond, beslist de algemene vergadering van deze landsbond over de aanwending van de reservefondsen van de dienst bedoeld in artikel 7, § 4.

Deze reservefondsen moeten evenwel bij voorrang aangewend worden ten gunste van de leden van wie het recht op prestaties bestaat op het ogenblik van de stopzetting van deze dienst.

Indien uit de rekeningen van de vereffening blijkt dat na de betaling van alle schulden en de consignatie van de gelden verschuldigd aan sommige schuldeisers er overblijvende activa zijn, krijgen deze de bestemming zoals beslist overeenkomstig artikel 46, § 4. ».

Art. 18.In artikel 48bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12 augustus 2000 en gewijzigd bij de wetten van 14 januari 2002 en van 2 augustus 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 : a) wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De vordering tot betaling van tegemoetkomingen in het kader van de diensten bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, b) en c), van deze wet en in artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I), verjaart twee jaar nadat zich de gebeurtenis heeft voorgedaan die krachtens de statuten aanleiding kan geven tot uitkering van een voordeel »;b) in het tweede lid worden de woorden « artikelen 3, eerste lid, b) en c), en 7, § 2 » vervangen door de woorden « artikelen 3, eerste lid, b) en c), en 7, § 2, van deze wet en in artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) »;2° in de tweede, derde en vierde paragraaf worden de woorden « artikelen 3, eerste lid, b) en c), en 7, § 2 » telkens vervangen door de woorden « artikelen 3, eerste lid, b) en c) en 7, § 2, van deze wet en in artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) ».

Art. 19.In artikel 50 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De werkingskosten van de Controledienst omvatten de kosten voortspruitend uit de uitoefening van zijn taken op het vlak van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, de mutualistische aanvullende ziekenfondsverzekering, de ziekteverzekeringen in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, de dekkingen, op bijkomende wijze, van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit, evenals de kosten voortvloeiend uit de buitengewone taken die de Controledienst aan de revisoren kan opdragen. »; 2° paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « De werkingskosten van de Controledienst vallen ten laste van de ziekenfondsen, van de landsbonden en van de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in artikel 70, §§ 6, 7 en 8, en dit volgens de modaliteiten en tot een bedrag jaarlijks vastgesteld door de Koning.».

Art. 20.In artikel 51, § 1, van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « - een lid door de Bankcommissie voorgedragen » worden opgeheven;2° de woorden « drie leden » worden vervangen door de woorden « vier leden ».

Art. 21.In artikel 52 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 12 augustus 2000, 2 augustus 2002 en 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het vroegere enige lid, dat het eerste lid wordt, wordt aangevuld met de bepalingen onder 11° en 12° luidende : « 11° de toelating te verlenen aan de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in artikel 70, §§ 6, 7 en 8, en er op toe te zien dat zij handelen volgens de bepalingen van de wetten van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, die op hen van toepassing zijn, de uitvoeringsmaatregelen ervan, evenals de bepalingen van deze wet en de bepalingen ter uitvoering ervan die op hen van toepassing zijn;12° de verzekeringstussenpersonen bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I), in te schrijven in een specifiek register, er op toe te zien dat zij handelen volgens de bepalingen van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen die op hen van toepassing zijn en de uitvoeringsmaatregelen ervan, en er eveneens op toe te zien dat de verzekeringstussenpersonen bedoeld in artikel 68, eerste lid, 2°, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) volgens artikel 68, tweede lid, van voornoemde wet handelen.»; 2° de bepaling wordt aangevuld met twee leden, luidende : « De Controledienst en de CBFA sluiten een samenwerkingsovereenkomst betreffende de materie van de aanvullende ziekteverzekering door de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5 of in artikel 70, §§ 6, 7 of 8. De samenwerkingsovereenkomst regelt onder meer de uitwisseling van informatie en de eenvormige toepassing van de betrokken wetgeving. ».

Art. 22.In artikel 53 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « van één of meer diensten van een ziekenfonds of » vervangen door de woorden « van de dienst bedoeld in artikel 7, § 4, » en worden de woorden « het ziekenfonds of » geschrapt;2° in het tweede lid, worden de woorden « het ziekenfonds of » geschrapt.

Art. 23.Artikel 55 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000 en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, bekrachtigd bij de programmawet van 27 december 2004, wordt aangevuld met een lid luidende : « De Minister van Sociale Zaken en de Minister bevoegd voor verzekeringen kunnen bovendien, op voorstel van de CBFA, gezamenlijk een waarnemer van deze instelling aanstellen voor de materies bedoeld in artikel 52, eerste lid, 11° en 12°. ».

Art. 24.In artikel 59 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, wordt het tweede lid aangevuld met de bepaling onder 9°, luidende : « 9° vertrouwelijke gegevens meedeelt aan de CBFA met betrekking tot de activiteiten van de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in de artikelen 43bis, § 5 en 70, §§ 6, 7 en 8. ».

Art. 25.Het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk VII wordt vervangen als volgt : « Administratieve sancties uitgesproken wegens inbreuken in hoofde van ziekenfondsen, landsbonden van ziekenfondsen en maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, §§ 1 en 2, eerste en tweede lid ».

Art. 26.In artikel 60bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12 augustus 2000, vervangen bij de wet van 2 augustus 2002 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 2003, 27 december 2004 en 26 maart 2007 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, worden de woorden « 28, § 4, tweede lid, » geschrapt;2° het zesde lid wordt aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende : « 3° voor elke maand waarin een ziekenfonds of een landsbond, in strijd met de bepalingen van respectievelijk artikel 3, derde lid, en artikel 7, § 2, tweede lid, een ziekteverzekering in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen of een dekking van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit heeft georganiseerd.».

Art. 27.In artikel 60quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12 augustus 2000 en gewijzigd bij de wetten van 2 augustus 2002 en 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord « wet » vervangen door het woord « afdeling »; 2° in het derde lid worden de woorden « 20.000 euro » vervangen door de woorden « 25.000 euro ».

Art. 28.Een nieuwe afdeling 2, luidend als volgt, wordt ingevoegd na artikel 62 van dezelfde wet en vóór de oude afdelingen 2 en 3, die respectievelijk de afdelingen 3 en 4 worden : « Afdeling 2. - Andere administratieve sancties Onderafdeling 1. - Administratieve sancties uitgesproken tegen een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, §§ 6, 7 of 8

Art. 62bis.Wanneer de Raad van de Controledienst vaststelt dat een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, §§ 6, 7 of 8, niet handelt overeenkomstig de verplichtingen, die op haar rusten in toepassing of in uitvoering van bepalingen van deze wet die uitdrukkelijk deze maatschappij van onderlinge bijstand beogen of in toepassing of uitvoering van artikel 70, § 9, kan hij, bij gemotiveerde beslissing, in functie van de aard en de ernst van de inbreuk, beslissen om één of meerdere hieronder bedoelde maatregelen te treffen : 1° de stopzetting van de vastgestelde laakbare handelswijze, en in voorkomend geval, de regularisatie van de toestand eisen, en dit binnen een termijn waarvan hij de duur vastlegt.Indien na afloop van deze termijn geen einde werd gesteld aan de laakbare handelswijze of niet werd overgegaan tot de gevraagde regularisatie, kan aan de maatschappij van onderlinge bijstand een administratieve geldboete worden opgelegd van 12,50 tot 125 euro per dag, te rekenen vanaf de dag na het verstrijken van voormelde termijn en tot de volledige stopzetting of regularisatie; 2° een administratieve geldboete bedoeld in artikel 62ter uitspreken. Indien door dit artikel voor de betrokken inbreuk geen specifieke geldboete is voorzien, kan de Raad een administratieve geldboete uitspreken van 100 tot 500 euro. 3° een bijzondere commissaris benoemen waarvan de bezoldiging wordt vastgesteld door de Controledienst en wordt gedragen door de betrokken maatschappij van onderlinge bijstand.De bepalingen van artikel 61, §§ 1 en 2 zijn in dat geval van toepassing; 4° de toelating intrekken met betrekking tot het aanbieden van ziekteverzekeringen in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, evenals met betrekking tot de dekking, op bijkomende wijze, van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit.

Art. 62ter.§ 1. Een administratieve geldboete van 1.500 euro tot 7.500 euro kan door de Raad van de Controledienst worden uitgesproken ten laste van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, §§ 6, 7 of 8 : 1° in geval van toekenning aan een bestuurder van een vergoeding waarvan de aard niet opgenomen werd in de statuten in miskenning van artikel 9, § 1septies, tweede lid, 14°;2° in geval van toekenning aan een bestuurder van een bezoldiging met miskenning van artikel 22;3° in geval van een door artikel 43, § 2, tweede lid, verboden samenwerking met een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon;4° wanneer de raad van bestuur in strijd met artikel 43, § 4, eerste lid, niet ten minste eenmaal per jaar verslag uitbrengt aan de algemene vergadering over de uitvoering van de gesloten samenwerkingsakkoorden, alsook over de wijze van aanwending van de middelen die werden ingebracht;5° wanneer de inhoud van het verslag van de raad van bestuur aan de algemene vergadering over de uitvoering van de gesloten samenwerkingsakkoorden en de wijze van aanwending van de middelen die door het ziekenfonds of door de maatschappij van onderlinge bijstand werden ingebracht niet voldoet aan de bepalingen van het artikel 43, § 4, tweede lid. § 2. Een administratieve geldboete van 2.500 euro tot 12.500 euro per maand kan worden uitgesproken door de Raad van de Controledienst ten laste van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, §§ 6, 7 of 8, per maand tijdens dewelke zij ziekteverzekeringen in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen of een dekking, op bijkomende wijze, van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit, aanbiedt aan andere personen dan diegenen tot wie zij zich in toepassing van deze wet kan richten.

Art. 62quater.Wanneer de Raad van de Controledienst vaststelt dat een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, §§ 6, 7 of 8, niet handelt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen of haar uitvoeringsmaatregelen of de bepalingen van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen of haar uitvoeringsmaatregelen, kan hij, onverminderd artikel 62septies, ten laste van deze maatschappij van onderlinge bijstand, de door deze wetten voorziene sancties in geval van niet-naleving van de betreffende bepalingen uitspreken.

Onderafdeling 2. - Administratieve sancties uitgesproken ten laste van de verzekeringstussenpersonen bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I).

Artikel 62quinquies.Onverminderd artikel 62septies kan door de Raad van de Controledienst een administratieve geldboete van 1.500 euro tot 7.500 euro worden uitgesproken ten laste van verzekeringstussenpersonen bedoeld in artikel 68, eerste lid, 2°, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) voor elke inbreuk bedoeld in artikel 68, tweede lid, van voornoemde wet.

Art. 62sexies.Wanneer de Raad van de Controledienst vaststelt dat een verzekeringstussenpersoon bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) niet handelt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen of van haar uitvoeringsmaatregelen, kan hij, ten laste van deze tussenpersoon de door deze wet voorziene sancties in geval van niet-naleving van de betreffende bepalingen uitspreken.

Onderafdeling 3. - Minnelijke schikking

Art. 62septies.In de plaats van het uitspreken van een administratieve geldboete of van een dwangsom bedoeld in de artikelen 62quater en 62quinquies, kan de Raad van de Controledienst, wanneer de feitelijke elementen niet betwist worden, aan de dader van de inbreuk een minnelijke schikking voorstellen.

Onderafdeling 4. - De procedure met betrekking tot het uitspreken van administratieve sancties bedoeld in afdeling 2

Art. 62octies.Artikel 60quater, eerste, tweede en zesde lid, is van toepassing op de dwangsommen en de administratieve geldboetes bedoeld in de artikelen 62bis, 62ter, 62quater, 62quinquies en 62sexies, alsook op de minnelijke schikkingen bedoeld in artikel 62septies.

Art. 62novies.De administratieve geldboetes en de dwangsommen bedoeld in artikel 62octies uitgesproken door de Raad van de Controledienst en de minnelijke schikkingen die de Raad van de Controledienst in toepassing van artikel 62septies heeft afgesloten, die definitief zijn geworden vooraleer de strafrechter zich definitief over dezelfde feiten of samenhangende feiten heeft uitgesproken, worden aangerekend op het bedrag van elke strafboete die voor deze feiten ten aanzien van dezelfde persoon wordt uitgesproken.

Onderafdeling 5. - Beroepen

Art. 62decies.Tegen de minnelijke schikkingen bedoeld in artikel 62nonies is geen beroep mogelijk. »

Art. 29.In artikel 70 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 12 augustus 2000 en gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste paragraaf, wordt het eerste lid, a), 3°, vervangen als volgt : « 3° hetzij tot de leden van de op 10 september 2000 bij de maatschappij aangesloten ziekenfondsen en tot hun personen ten laste, tot de personeelsleden, aangesloten op 10 september 2000, van ondernemingen tot wie deze maatschappij zich op voornoemde datum richt en tot hun echtgeno(o)t(e) en hun personen ten laste, tot de echtgeno(o)t(e) en de personen ten laste van de andere personen die aangesloten zijn bij deze maatschappij op voornoemde datum, alsook tot de leden van alle andere ziekenfondsen die zich aansluiten bij de landsbond waarvan alle ziekenfondsen afdelingen uitmaakten van de maatschappij op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze bepaling.»; 2° in paragraaf 2 : a) worden in het tweede lid, de woorden » artikel 43bis » vervangen door de woorden « artikel 43bis, § 1, »;b) wordt de bepaling aangevuld met een lid, luidende : « Verkrijgt eveneens de hoedanigheid van « maatschappij van onderlinge bijstand », de entiteit opgericht in toepassing van artikel 43bis, § 5, die de toelating van de Controledienst heeft bekomen om ziekteverzekeringen aan te bieden in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, alsook om, op bijkomende wijze, risico's te dekken die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit.»; 3° in paragraaf 3, derde lid, worden de woorden « De hoedanigheid van « maatschappij van onderlinge bijstand » zoals bedoeld in § 2 » vervangen door de woorden « De hoedanigheid van « maatschappij van onderlinge bijstand » zoals bedoeld in § 2, eerste en tweede lid, »;4° in paragraaf 4, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De bepalingen van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing op de andere maatschappijen van onderlinge bijstand dan deze bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in §§ 6, 7 en 8 van dit artikel »;5° in paragraaf 5, worden de woorden « De maatschappijen van onderlinge bijstand » vervangen door de woorden « De maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in §§ 1 en 2, eerste en tweede lid, »;6° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 6, 7, 8 en 9, luidende : « § 6.In afwijking van § 1, kunnen de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in §§ 1, eerste lid, a), 3°, en b), en 2, eerste lid, met behoud van deze hoedanigheid, uitsluitend aan de personen tot wie zij zich kunnen richten in toepassing van artikelen 2, § 3, tweede lid, en 70, §§ 1, eerste lid, a), 3°, en b), en 2, eerste lid, ziekteverzekeringen aanbieden in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, evenals een dekking, op bijkomende wijze, van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit, op voorwaarde dat zij voorafgaandelijk hiertoe de toelating door de Controledienst bekomen en dat zij geen andere activiteiten uitoefenen. § 7. De maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in § 2, tweede lid, kunnen, met behoud van deze hoedanigheid, uitsluitend aan de personen tot wie zij zich kunnen richten in toepassing van artikelen 2, § 3, tweede lid, en 70, § 2, tweede lid, ziekteverzekeringen aanbieden in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, evenals een dekking, op bijkomende wijze, van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit, op voorwaarde dat zij voorafgaandelijk hiertoe de toelating door de Controledienst bekomen en dat zij geen andere activiteiten uitoefenen. § 8. In afwijking van § 1, kunnen de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in § 1, eerste lid, a), 1° en 2°, tot 31 december 2014, met behoud van deze hoedanigheid, uitsluitend aan de personen tot wie zij zich kunnen richten in toepassing van artikelen 2, § 3, tweede lid, en 70, § 1, eerste lid, a), 1° en 2°, ziekteverzekeringen aanbieden in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, evenals een dekking, op bijkomende wijze, van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit, op voorwaarde dat zij voorafgaandelijk hiertoe de toelating door de Controledienst bekomen en dat zij geen andere activiteiten uitoefenen. § 9. Behoudens de bepalingen van deze wet die uitdrukkelijk betrekking hebben op de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6, 7 of 8, zijn de volgende bepalingen van deze wet die betrekking hebben op ziekenfondsen en landsbonden eveneens van toepassing op deze maatschappijen van onderlinge bijstand : artikelen 1, 2, §§ 1 en 3, 3bis, met dien verstande dat wat het derde lid betreft, in geval van overlijden, de bijdragen voor de overleden persoon onverschuldigd zijn vanaf de dag volgend op het overlijden, 3ter, 10, 12, § 1, tweede lid, 13, 14, § 1, indien het een maatschappij van onderlinge bijstand betreft bedoeld in §§ 6 of 8, 14, § 2bis, indien het een maatschappij van onderlinge bijstand betreft bedoeld in artikelen 43bis, § 5, of 70, § 7, 14, § 3, 15, § 1, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6° en 9°, 15, § 3, eerste en tweede lid, 16, 17, 18, § 1 behalve indien deze wet, een andere wetsbepaling van toepassing op de betreffende maatschappijen van onderlinge bijstand of de statuten ervan een strengere meerderheid of quorum voorzien, 18, § 2, 19, 20, §§ 1 en 2, 21, 22, 23, 24, 38bis, 39, § 1, 43, 45, § 1, waarbij de woorden « artikelen 10, 11, en 12, § 1, derde lid » vervangen worden door de woorden « artikel 10 », 45, § 2, 46, §§ 2 en 4, 46bis, 49 tot en met 51, 52, eerste lid, 2°, 4°, 6° en 10°, onverminderd evenwel de klachten waarvan de behandeling tot de bevoegdheid behoort van de Ombudsdienst Verzekeringen bedoeld in artikel 15bis van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, 59, 76 en 77. » TITEL 3. - Wijzigingen van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen

Art. 30.In artikel 2 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een paragraaf 1ter ingevoegd, luidende : « § 1ter.In afwijking van de eerste paragraaf is artikel 36 van deze wet niet van toepassing op de maatschappijen van onderlinge bijstand, bedoeld in artikelen 43bis, § 5 en 70, §§ 6, 7 en 8 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.

Deze ondernemingen beperken hun activiteiten tot de ziekteverzekeringen in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en op bijkomende wijze tot het verzekeren van de risico's die behoren tot de hulpverlening, zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit.

Aansluiting bij deze verzekering is voorbehouden aan de volgende personen : 1° wat de met toepassing van artikel 43bis, § 5, van de voormelde wet van 6 augustus 1990 opgerichte maatschappijen van onderlinge bijstand betreft, de personen die zijn aangesloten bij het ziekenfonds of de ziekenfondsen die zijn aangesloten bij de maatschappij van onderlinge bijstand;2° wat de met toepassing van artikel 70, §§ 6, 7 en 8, van de voormelde wet van 6 augustus 1990 opgerichte maatschappijen van onderlinge bijstand betreft, de in diezelfde paragrafen bedoelde personen. De Koning kan, bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en op advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen en de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, deze maatschappijen van onderlinge bijstand vrijstellen van de toepassing van een aantal bepalingen van deze wet en aangeven welke bepalingen in plaats daarvan van toepassing zijn. »; 2° er wordt een paragraaf 1quater ingevoegd, luidende : « § 1quater.De Koning kan de onderlinge verzekeringsverenigingen en de coöperatieve vennootschappen die hun verzekeringsbedrijvigheid beperken tot de gemeente waar hun maatschappelijke zetel is gevestigd of tot die gemeente en de omliggende gemeenten, en die voldoen aan de bijkomende voorwaarden die Hij bepaalt, vrijstellen van de gehele of gedeeltelijke toepassing van deze wet. De Koning stelt de bijzondere regels en modaliteiten vast waaraan deze ondernemingen onderworpen zijn. »; 3° in paragraaf 2, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 9 september 1988 en de wet van 10 augustus 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het 1° wordt als volgt vervangen : « 1° de maatschappijen van onderlinge bijstand die zijn erkend overeenkomstig de wet van 23 juni 1894 en niet onder de voormelde wet van 6 augustus 1990 vallen;»; b) een 1bis ° wordt ingevoegd, luidende : « 1bis.de ziekenfondsen, de landsbonden van ziekenfondsen en de maatschappijen van onderlinge bijstand als bedoeld in de voormelde wet van 6 augustus 1990, die geen verzekeringen mogen aanbieden en waarvan de diensten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van die wet, voldoen aan alle in artikel 67, eerste lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) gestelde voorwaarden; »; 4° in paragraaf 3, zoals laatst gewijzigd bij de wet van 27 oktober 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht;a) in het eerste lid wordt het 1° geschrapt;b) het tweede en derde lid worden geschrapt.5° in paragraaf 6, wordt het 13° aangevuld met de volgende zin : « Voor de maatschappijen van onderlinge bijstand dienen de woorden « de CBFA » gelezen te worden als « de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen » zoals bedoeld in artikel 49 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, behalve in de artikelen 14ter, zesde lid, 21, § 1, tweede lid, 38, eerste lid, 40, 40quinquies, tweede lid, 82, § 1, en 90, § 4, derde lid;».

Art. 31.Artikel 9, § 1, van dezelfde wet, zoals gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, wordt aangevuld met een derde lid, luidende : « In afwijking van het eerste lid mogen verzekeringsondernemingen naar Belgisch recht worden opgericht in de vorm van een maatschappij van onderlinge bijstand, met toepassing van artikel 43bis, § 5 of 70, §§ 6, 7 of 8 van de voormelde wet van 6 augustus 1990. ».

Art. 32.In artikel 10 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 30 januari 2001, worden de woorden « krachtens de artikelen 58, 67, 68, 73, 74, 75, 76, 89, 98, 100, 101, 102, 173, 179, 195, 342, 513, 644, en 874 van het Wetboek van vennootschappen » vervangen door de woorden « krachtens de artikelen 67, 68, 73, 74, 75, 76, 98, 100, 101, 102, 173, 179, 195, en 1012 van het Wetboek van Vennootschappen »;2° het tweede lid, zoals gewijzigd bij de wet van 19 juli 1991, wordt aangevuld met de woorden « en de maatschappijen van onderlinge bijstand ».

Art. 33.In artikel 16 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden tussen de woorden « gesloten verzekeringscontracten » en « als voor de toepassing » de woorden « en verrichtingen » toegevoegd;2° in paragraaf 2, eerste lid, zoals gewijzigd door de wet van 19 juli 1991, worden tussen de woorden « verzekeringsovereenkomsten » en « en de verplichtingen » de woorden « , de verrichtingen » ingevoegd.

Art. 34.In artikel 77, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, wordt de tweede zin als volgt vervangen : « Die opzegging gaat in op de laatste dag van de maand volgend op de maand waarin de opzegbrief werd verzonden of op de jaarlijkse premievervaldag indien die vroeger valt ».

Art. 35.In artikel 78bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 3 mei 1999, worden de woorden « artikel 165 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » vervangen door de woorden « artikel 774 en 775 van het Wetboek van vennootschappen » en de woorden « artikelen 166 tot 174 van diezelfde wetten » worden vervangen door « artikelen 776 tot 788 van hetzelfde wetboek ».

Art. 36.In artikel 78sexies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 3 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 worden de woorden « artikel 10, § 1, eerste en tweede lid, en §§ 2 en 3, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » vervangen door de woorden « artikelen 67, §§ 1 tot 3, en 73 van het Wetboek van vennootschappen » en de woorden « artikelen 6 en 9 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » worden vervangen door de woorden « artikelen 67 tot 69 en 72 van hetzelfde Wetboek »;2° in paragraaf 3 worden de woorden « artikel 10, § 4, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » vervangen door de woorden « artikel 76 van het Wetboek van vennootschappen »;3° in paragraaf 4 worden de woorden « artikel 10, § 2, tweede en derde lid, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » vervangen door de woorden « artikel 67, § 3, van het Wetboek van vennootschappen ».

Art. 37.Artikel 78septies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 3 mei 1999, wordt als volgt vervangen : «

Artikel 78septies.De bepalingen van artikel 784 van het Wetboek van vennootschappen zijn van toepassing met uitzondering van het eerste lid. ».

Art. 38.In artikel 78octies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 3 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° worden de woorden « de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » vervangen door de woorden « het Wetboek van vennootschappen »;2° in 3° worden de woorden « artikel 13ter, eerste lid, 2° tot 4°, of artikel 144, derde lid, 1° tot 3°, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » vervangen door de woorden « de artikelen 403, 2° tot 4° en 454, 2° tot 4° van het Wetboek van vennootschappen » en de woorden « artikel 30, eerste lid, met uitzondering van 11°, en 15° tot 18°, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » door « artikel 453, eerste lid, met uitzondering van 6° en 9° tot 12° van hetzelfde Wetboek ».

Art. 39.Artikel 90, § 4, zevende lid, van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende zin : « De personen die deelnemen aan de effectieve leiding van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 2, § 1ter, mogen daarenboven deelnemen aan het dagelijks bestuur van een ziekenfonds, van een landsbond van ziekenfondsen of van een andere maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld door voormelde wet van 6 augustus 1990 waarbij de leden van de maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 2, § 1ter, kunnen aansluiten. »

Art. 40.In artikel 96, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, zoals vervangen door de wet van 27 oktober 2006 worden de woorden « artikel 36 » vervangen door de woorden « artikel 2, § 1ter, en 36 ».

TITEL 4. - Wijzigingen van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst

Art. 41.In artikel 2 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst wordt gewijzigd bij de wet van 16 maart 1994 een § 3 ingevoegd, luidende : « § 3. Deze wet is van toepassing op de maatschappijen van onderlinge bijstand, zoals bedoeld in de artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6, 7 en 8, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.

Om rekening te houden met de bijzondere kenmerken van deze verzekeringsvorm kan de Koning evenwel de bepalingen aangeven die niet op die maatschappijen van toepassing zijn en de wijze verduidelijken waarop andere bepalingen dat wel zijn. »

Art. 42.Artikel 140 van dezelfde wet vervangen bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003 wordt vervangen als volgt : «

Art. 140.Toezicht op de naleving van de wet De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, wordt belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.

In afwijking van het vorige lid wordt de Controledienst voor de ziekenfondsen, bedoeld in artikel 49 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten op de maatschappijen van onderlinge bijstand, zoals bedoeld in artikel 43bis, § 5, en 70, §§ 6, 7 en 8, van de wet 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.

De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen en de Controledienst voor de ziekenfondsen sluiten een samenwerkingsovereenkomst. De samenwerkingsovereenkomst regelt onder meer de uitwisseling van informatie en de eenvormige toepassing van de wet. »

Art. 43.Artikel 141, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « De koninklijke besluiten ter uitvoering van deze wet worden genomen op gezamenlijke voordracht van de Minister van Justitie en van de Minister die de verzekeringen in zijn bevoegdheid heeft. »

Art. 44.In artikel 141 van dezelfde wet wordt een derde lid ingevoegd : « Evenwel worden de koninklijke besluiten ter uitvoering van artikel 2, § 3 van deze wet, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, genomen op gezamenlijke voordracht van de Minister van Justitie, de Minister die de verzekeringen in zijn bevoegdheid heeft en de Minister van Sociale Zaken. ».

TITEL 5. - Wijzigingen van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen

Art. 45.Artikel 1 van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, ingevoegd bij de wet van 22 februari 2006 en gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, wordt aangevuld met de bepaling onder 21°, luidende : « 21° CDZ : Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen bedoeld in artikel 49 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. ».

Art. 46.Artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 februari 2006, wordt vervangen als volgt : «

Art. 4.De verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en de verzekeringsondernemingen wijzen een of meer natuurlijke personen aan als verantwoordelijken voor de distributie. Het aantal verantwoordelijken voor de distributie is aangepast aan de organisatie en de activiteiten van de tussenpersoon of de onderneming. De Koning stelt dit aantal vast op gezamenlijk voorstel van de Minister die de Verzekeringen in zijn bevoegdheid heeft en van de Minister van Sociale Zaken. ».

Art. 47.In artikel 5 van dezelfde wet, vervangen door de wet van 22 februari 2006, wordt een § 3 ingevoegd, luidende : « § 3. In afwijking van de bepalingen in § 1 worden de verzekeringstussenpersonen zoals bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) ingeschreven in het register bijgehouden door de CDZ. De Koning bepaalt, op advies van de CDZ, de modaliteiten volgens dewelke deze registerinschrijving moet gebeuren.

De koninklijke besluiten ter uitvoering van artikel 5, § 3, worden genomen op gezamenlijke voordracht van de Minister die de Verzekeringen in zijn bevoegdheid heeft en de Minister van Sociale Zaken. ».

Art. 48.In artikel 9 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 2 augustus 2002, 22 februari 2006 en 1 maart 2007 en het koninklijk besluit van 25 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid van paragraaf 2 wordt het woord « lijst » vervangen door het woord « lijsten »;2° aan het eerste lid van paragraaf 2 wordt de volgende zin toegevoegd : « De lijst van de bij de CDZ ingeschreven verzekeringstussenpersonen is toegankelijk via de website van de CBFA.»; 3° in het tweede lid van paragraaf 2 wordt in de laatste zin na de woorden « de CBFA » de woorden « en de CDZ voor wat de verzekeringstussenpersonen zoals bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) », ingevoegd.

Art. 49.In artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, en bij de wetten van 22 februari 2006, 1 maart 2007 en 31 juli 2009, wordt een § 4ter ingevoegd, luidende : « § 4ter. In afwijking van de bepalingen in de §§ 3, 4 en 4bis, kunnen de examens met betrekking tot het bewijs van de vereiste beroepskennis door de verzekeringstussenpersonen, zoals bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I), en door hun verantwoordelijken voor de distributie, alsook door hun personeel in contact met het publiek, alsook de examens met betrekking tot het bewijs van de vereiste beroepskennis door de verantwoordelijken voor de distributie, alsook door het personeel in contact met het publiek van de maatschappijen voor onderlinge bijstand, zoals bedoeld in artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6, 7 en 8, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, georganiseerd worden door het Nationaal Intermutualistisch College, door een voormelde maatschappij van onderlinge bijstand, of door een ziekenfonds. Deze examens dienen te worden erkend door de CDZ. De CDZ bepaalt de modaliteiten waaraan deze examens moet voldoen. »

Art. 50.In artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 februari 2006, wordt een § 4 ingevoegd, luidende : « § 4. In afwijking van de bepalingen in § 1 wordt de CDZ belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze wet met betrekking tot de verzekeringstussenpersonen zoals bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I). ».

Art. 51.In artikel 13ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 februari 2006 worden de woorden « artikel 26, § 4 » vervangen door de woorden « artikel 26, § 1 ».

TITEL 6. - Wijzigingen van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

Art. 52.Artikel 45, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 2003 en bij wetten van 20 juli 2004, 27 oktober 2006 en 16 februari 2009, wordt aangevuld met een lid, luidende : « In afwijking van de punten 6°, 7° en 9° van het voorgaande lid, behoort het toezicht op de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in de artikelen 43bis, § 5 en 70, §§ 6, 7 en 8, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, alsook op hun verrichtingen, tot de bevoegdheden van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. ».

Art. 53.Artikel 75, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003 en bij de wet van 20 juli 2006, wordt aangevuld met de bepaling onder 19°, luidende : « 19° aan de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen in zijn hoedanigheid van toezichthouder op de maatschappijen voor onderlinge bijstand zoals bedoeld in de artikelen 43bis, § 5 en 70, §§ 6, 7 en 8, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen alsook op hun verrichtingen. ».

Art. 54.In dezelfde wet wordt een artikel 77quater ingevoegd, luidende : «

Art. 77quater.Onverminderd de artikelen 74 tot 76 en de bepalingen in bijzondere wetten sluiten de CBFA en de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen een samenwerkingsovereenkomst betreffende de materie van de aanvullende ziekteverzekering door de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in de artikelen 43bis, § 5 en 70, § § 6, 7 en 8, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. De samenwerkingsovereenkomst regelt onder meer de uitwisseling van informatie en de eenvormige toepassing van de betrokken wetgeving. » TITEL 7. - Wijziging van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

Art. 55.In artikel 191, eerste lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt de bepaling onder 28°, ingevoegd bij de wet van 22 december 2003 en gewijzigd bij de wet van 26 maart 2007, vervangen als volgt : « 28° de opbrengst van de minnelijke schikkingen, dwangsommen en administratieve geldboetes door de Raad van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen uitgesproken in toepassing van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen en de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, die het Instituut van de Controledienst ontvangt. » TITEL 8. - Omzetting van de maatschappijen van onderlinge bijstand die verzekeringsproducten aanbieden in een andere vorm van verzekeringsonderneming Afdeling 1. - Omzetting van bepaalde maatschappijen van onderlinge

bijstand in een andere verzekeringonderneming dan een onderlinge verzekeringsvereniging

Art. 56.Een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, §§ 6, 7 of 8, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, hierna genoemd « de wet van 6 augustus 1990 » kan omgezet worden in een van de vormen van handelsvennootschappen bedoeld in artikel 9, § 1, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, hierna genoemd « de wet van 9 juli 1975 ».

Art. 57.§ 1. Het voorstel tot omzetting wordt toegelicht in een verslag dat door de raad van bestuur van de maatschappij van onderlinge bijstand wordt opgemaakt en wordt toegevoegd aan het bericht tot bijeenroeping van de algemene vergadering die een besluit moet nemen omtrent de omzetting.

Dit verslag omvat een nauwkeurige beschrijving en een verantwoording van de voorziene regels betreffende de rechten van de leden van de maatschappij van onderlinge bijstand in de nieuwe vennootschap, de eventuele statutaire aanpassingen bedoeld in artikel 58, § 2, om de omzetting toe te laten, de wijzigingen die in verband met de dekking dienen te worden aangebracht en die zullen ingevoegd worden in de verzekeringspolissen die van toepassing zijn voor de personen die wensen dat hun dekking voortgezet wordt in de nieuwe vennootschap, alsook de voorgestelde maatregelen opdat de nieuwe vennootschap de toelating van de maatschappij van onderlinge bijstand zou behouden en een beschrijving en verantwoording van de verdeelwijze van de aandelen of de deelbewijzen die het maatschappelijk kapitaal van de nieuwe vennootschap vertegenwoordigen.

Voor de toepassing van het vorige lid en van de artikelen 58, § 4, 1° en 2°, 63, § 1, tweede lid, en 64, § 4, 1° en 2°, wordt verstaan onder leden van de maatschappij van onderlinge bijstand : 1° de ziekenfondsen die aangesloten waren bij de maatschappij van onderlinge bijstand of die er een afdeling van vormden, indien het gaat hetzij om een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5 of in artikel 70, § 7, van de wet van 6 augustus 1990 hetzij een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 1, eerste lid, a), 3°, van voornoemde wet, die in toepassing van artikel 70, § 6, van voornoemde wet, beslist om ziekteverzekeringen aan te bieden in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen;2° de personen die aangesloten zijn bij de maatschappij van onderlinge bijstand, indien het gaat om een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 8, van de wet van 6 augustus 1990 of om een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 6, van voornoemde wet die niet bedoeld is in 1°. Bij dat verslag worden ook ontwerpstatuten gevoegd van de nieuwe vennootschap en een staat van activa en de passiva van de maatschappij van onderlinge bijstand, die niet meer dan drie maanden voordien is vastgesteld en waarin aangegeven wordt hoeveel het maatschappelijk kapitaal van de maatschappij van onderlinge bijstand na haar omzetting in een vennootschap bedraagt. Het maatschappelijk kapitaal mag niet hoger zijn dan het netto-actief, zoals dit uit voornoemd verslag volgt. § 2. De revisor of de revisoren van de maatschappij van onderlinge bijstand brengen over deze staat verslag uit en vermelden inzonderheid of deze de toestand van de maatschappij van onderlinge bijstand op volledige, getrouwe en juiste wijze weergeeft. § 3. De ontwerpen van de verslagen bedoeld in voornoemde §§ 1 en 2 worden overgemaakt aan de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, hierna genoemd « de Controledienst » en aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, hierna genoemd « de CBFA ». Binnen de drie daaropvolgende weken, dienen de Controledienst en de CBFA hun mogelijke opmerkingen met betrekking tot het ontwerp tot omzetting uit te wisselen. Binnen de drie weken na afloop van deze termijn, dienen de Controledienst en de CBFA hun mogelijke opmerkingen met betrekking tot het voorstel tot omzetting mee te delen aan de maatschappij van onderlinge bijstand.

Indien geen rekening wordt gehouden met deze opmerkingen en de Controledienst of de CBFA dit wenselijk acht, mag de Controledienst of de CBFA vereisen dat deze opmerkingen ter kennis van de algemene vergadering worden gebracht. Deze opmerkingen en de antwoorden erop dienen genotuleerd te worden. § 4. De leden van de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand worden, ten laatste zes weken voor de vastgestelde datum, opgeroepen tot een algemene vergadering die zal beraadslagen over de beslissing tot omzetting. Een afschrift van de verslagen van de raad van bestuur en van de revisor(en) wordt gevoegd bij de oproepingsbrief.

Art. 58.§ 1. Tot omzetting van maatschappij van onderlinge bijstand wordt besloten door de algemene vergadering. De algemene vergadering kan enkel geldig beraadslagen indien minstens de helft van de leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn op de vergadering en indien de beslissing minstens vier vijfden van de uitgebrachte stemmen verkrijgt. Indien het quorum van aanwezigheid niet wordt bereikt, is een tweede bijeenroeping nodig. De tweede oproeping zal moeten voldoen aan de regels bedoeld in artikel 57, § 4. De tweede algemene vergadering beraadslaagt, ongeacht het aanwezige of vertegenwoordigde aantal leden die over een stemrecht beschikken, volgens dezelfde stemvereisten. In de oproepingsbrief tot de algemene vergadering wordt de tekst van deze paragraaf opgenomen. § 2. De omzetting vereist de eenparige instemming van de leden die stemrecht hebben in de maatschappij van onderlinge bijstand indien deze niet ten minste twee jaar bestaat of indien in de statuten is bepaald dat zij geen andere rechtsvorm mag aannemen. Een dergelijke bepaling van de statuten kan enkel onder dezelfde voorwaarden worden gewijzigd. § 3. Onmiddellijk na het besluit tot omzetting worden de statuten van de nieuwe vennootschap, met inbegrip van de bepalingen tot wijziging van haar maatschappelijk doel alsook de oorspronkelijke samenstelling van de organen, vastgesteld volgens dezelfde vereisten van aanwezigheid en meerderheid als die voor de omzetting voorgeschreven zijn. Gebeurt dit niet, dan blijft de omzetting zonder gevolg. § 4. Van zodra de besluiten, bedoeld in §§ 1 tot 3, goedgekeurd zijn : 1° is de maatschappij van onderlinge bijstand omgezet en worden haar leden, in de zin van artikel 57, § 1, derde lid, behoudens tegenstrijdige beslissing van hunnentwege indien het een maatschappijen van onderlinge bijstand betreft bedoeld in artikel 57, § 1, derde lid, 2°, van rechtswege en met onmiddellijke uitwerking aandeelhouders of vennoten van de nieuwe vennootschap, op de manier voorgesteld in het verslag bedoeld in artikel 57, § 1, waarbij de leden geacht worden van rechtswege te genieten van alle machtigingen die eventueel vereist zijn om vennoot of aandeelhouder van de nieuwe vennootschap te worden. De leden van de algemene vergadering van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 57, § 1, derde lid, 2°, beëindigen hun mandaat in de schoot van de algemene vergadering van de verzekeringsonderneming ontstaan uit de omzetting; 2° verliezen de leden van de maatschappij van onderlinge bijstand in de zin van artikel 57, § 1, tweede lid, zonder afbreuk te doen aan het punt 3°, alle rechten die zij nog zouden kunnen hebben, zelfs voor de toekomst of onder voorwaarde, ingevolge hun vroegere hoedanigheid van lid; 3 °behouden de aangesloten personen, indien zij wensen dat deze dekking wordt voortgezet in de nieuwe vennootschap, hun op die dag in het kader van hun dekking verworven rechten; deze worden voor de toekomst van rechtswege aangepast op de wijze voorgesteld in het verslag bedoeld in artikel 57, § 1; 4° zal de nieuwe vennootschap, voor zover zij de toepasselijke wettelijke en reglementaire voorwaarden vervult of blijft vervullen, erkend worden door de CBFA voor de uitoefening van verzekeringsactiviteiten waarvan de maatschappij van onderlinge bijstand vóór haar omzetting titularis was.

Art. 59.§ 1. Ieder besluit tot omzetting wordt, op straffe van nietigheid, bij authentieke akte vastgesteld. In die authentieke akte wordt de conclusie overgenomen van het verslag opgemaakt door de revisor(en) overeenkomstig artikel 57. § 2. Onverminderd de onmiddellijke tegenstelbaarheid van de aanpassingen van de dekking bedoeld in artikel 58, § 4, 2°, kan de omzetting aan derden worden tegengeworpen volgens de bepalingen van artikel 76 van het Wetboek van vennootschappen. § 3. Van de volmachten, alsook van de verslagen van de raad van bestuur en de revisor(en) van de maatschappij van onderlinge bijstand, wordt het origineel dan wel een expeditie neergelegd tegelijk met de akte waarop zij betrekking hebben. Eenieder kan daarvan kennisnemen of een afschrift verkrijgen volgens de voorwaarden van artikel 67, § 3 van het Wetboek van vennootschappen.

Art. 60.De bepalingen van artikel 784 van het Wetboek van Vennootschappen zijn van toepassing, met uitzondering van het eerste lid.

Art. 61.De leden van de raad van bestuur van de maatschappij van onderlinge bijstand die wordt omgezet, zijn, niettegenstaande enig andersluidend beding, jegens de betrokkenen hoofdelijk gehouden : 1° tot betaling van het eventuele verschil tussen het netto-actief van de nieuwe vennootschap en het bij het Wetboek van vennootschappen voorgeschreven minimumbedrag van het maatschappelijk kapitaal van de betrokken maatschappij;2° voor de overwaardering van het nettoactief, zoals dit blijkt uit de bij artikel 57, § 1, bedoelde staat;3° tot vergoeding van de schade die het onmiddellijk en rechtstreeks gevolg is, hetzij van de nietigheid van de omvormingsverrichting wegens de niet-naleving van de regels bepaald in de artikelen 403, 2° tot 4° en 454, 2° tot 4° van het Wetboek van vennootschappen die naar analogie worden toegepast, of 59, § 1, van deze wet, hetzij van het ontbreken of de onjuistheid van de vermeldingen voorgeschreven in artikel 453, eerste lid, met uitzondering van 6° en 9° tot 12° van hetzelfde Wetboek of 59, § 1, van deze wet. Afdeling 2. - Omzetting van bepaalde maatschappijen van onderlinge

bijstand in onderlinge verzekeringsverenigingen

Art. 62.Een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, §§ 6, 7 of 8, van de wet van 6 augustus 1990 kan omgezet worden in een onderlinge verzekeringsvereniging bedoeld in artikel 9, § 1, van de wet van 9 juli 1975.

Art. 63.§ 1. Het voorstel tot omzetting wordt toegelicht in een verslag dat door de raad van bestuur van de maatschappij van onderlinge bijstand wordt opgemaakt en wordt toegevoegd in de bijeenroeping van de algemene vergadering, die een besluit moet nemen omtrent de omzetting.

Dit verslag omvat een nauwkeurige beschrijving en een verantwoording van de voorziene regels betreffende de rechten van de leden van de maatschappij van onderlinge bijstand in de nieuwe onderlinge verzekeringsvereniging, de eventuele statutaire aanpassingen bedoeld in artikel 64, § 2, om de omzetting toe te laten, de wijzigingen die in verband met de dekking dienen te worden aangebracht en die zullen ingevoegd worden in de verzekeringspolissen die van toepassing zijn voor de personen die wensen dat hun dekking voortgezet wordt in de nieuwe onderlinge verzekeringsvereniging, alsook de voorgestelde maatregelen opdat de nieuwe onderlinge verzekeringsvereniging de toelating van de maatschappij van onderlinge bijstand zou behouden en een beschrijving en verantwoording van de verdeelwijze van de deelbewijzen die het oorspronkelijke fonds van de nieuwe onderlinge verzekeringsvereniging vertegenwoordigen.

Bij dit verslag worden ook ontwerpstatuten van de nieuwe onderlinge verzekeringsvereniging en een staat van activa en passiva van de maatschappij van onderlinge bijstand gevoegd, die niet meer dan drie maanden voordien is vastgelegd en waarin aangegeven wordt hoeveel het oorspronkelijke fonds van de maatschappij van onderlinge bijstand na haar omzetting in een onderlinge verzekeringsvereniging bedraagt. Het oorspronkelijke fonds mag niet hoger zijn dan het netto-actief, zoals dit uit voornoemd verslag volgt. § 2. De revisor of de revisoren van de maatschappij van onderlinge bijstand brengen over deze staat verslag uit en vermelden inzonderheid of deze de toestand van de maatschappij van onderlinge bijstand op volledige, getrouwe en juiste wijze weergeeft. § 3. De ontwerpen van de verslagen bedoeld in voornoemde §§ 1 en 2 worden overgemaakt aan de Controledienst en aan de CBFA. Binnen de drie daaropvolgende weken, dienen de Controledienst en de CBFA hun mogelijke opmerkingen met betrekking tot het ontwerp tot omzetting uit te wisselen. Binnen de drie weken na afloop van deze termijn, dienen de Controledienst en de CBFA hun mogelijke opmerkingen met betrekking tot het voorstel tot omzetting mee te delen aan de maatschappij van onderlinge bijstand.

Indien geen rekening wordt gehouden met deze opmerkingen en de Controledienst of de CBFA dit wenselijk acht, mag de Controledienst of de CBFA vereisen dat deze opmerkingen ter kennis van de algemene vergadering worden gebracht. Deze opmerkingen en de antwoorden erop dienen genotuleerd te worden. § 4. De leden van de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand worden, ten laatste zes weken voor de vastgestelde datum, opgeroepen tot een algemene vergadering die zal beraadslagen over de beslissing tot omzetting. Een afschrift van de verslagen van de raad van bestuur en van de revisor(en) wordt gevoegd bij de oproepingsbrief.

Art. 64.§ 1. Tot omzetting van maatschappij van onderlinge bijstand wordt besloten door de algemene vergadering. De algemene vergadering kan enkel geldig beraadslagen indien minstens de helft van de leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn op de vergadering en indien de beslissing minstens vier vijfden van de uitgebrachte stemmen verkrijgt. Indien het quorum van aanwezigheid niet wordt bereikt, is een tweede bijeenroeping nodig. De tweede oproeping moet voldoen aan de regels bedoeld in artikel 63, § 4. De tweede algemene vergadering beraadslaagt, ongeacht het aanwezige of vertegenwoordigde aantal leden die over een stemrecht beschikken, volgens dezelfde stemvereisten. In de oproepingsbrief tot de algemene vergadering wordt de tekst van deze paragraaf opgenomen. § 2. De omzetting vereist de eenparige instemming van de leden die stemrecht hebben in de maatschappij van onderlinge bijstand indien deze niet ten minste twee jaar bestaat of indien in de statuten is bepaald dat zij geen andere rechtsvorm mag aannemen. Een dergelijke bepaling van de statuten kan enkel onder dezelfde voorwaarden worden gewijzigd. § 3. Onmiddellijk na het besluit tot omzetting worden de statuten van de nieuwe onderlinge verzekeringsvereniging, met inbegrip van de bepalingen tot wijziging van haar maatschappelijk doel alsook de oorspronkelijke samenstelling van de organen, vastgesteld volgens dezelfde vereisten van aanwezigheid en meerderheid als die voor de omzetting voorgeschreven zijn. Gebeurt dit niet, dan blijft de omzetting zonder gevolg. § 4. Van zodra de besluiten, bedoeld in §§ 1 tot 3, goedgekeurd zijn : 1° is de maatschappij van onderlinge bijstand omgezet en worden haar leden, in de zin van artikel 57, § 1, derde lid, behoudens tegenstrijdige beslissing van hunnentwege indien het een maatschappij van onderlinge bijstand betreft bedoeld in artikel 57, § 1, derde lid, 2°, van rechtswege en met onmiddellijke uitwerking, lid van de nieuwe onderlinge verzekeringsvereniging, op de manier voorgesteld in het verslag bedoeld in artikel 63, § 1. De leden van de algemene vergadering van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 57, § 1, derde lid, 2°, beëindigen hun mandaat in de schoot van de algemene vergadering van de onderlinge verzekeringsvereniging ontstaan uit de omzetting; 2° verliezen de leden van de maatschappij van onderlinge bijstand, in de zin van artikel 57, § 1, tweede lid, zonder afbreuk te doen aan het punt 3°, alle rechten die zij nog zouden kunnen hebben, zelfs voor de toekomst of onder voorwaarde, ingevolge hun vroegere hoedanigheid van lid;3° behouden de aangesloten personen, indien zij wensen dat hun dekking wordt voortgezet in de nieuwe onderlinge verzekeringsvereniging, hun op die dag in het kader van hun dekking verworven rechten;deze worden voor de toekomst van rechtswege aangepast op de wijze voorgesteld in het verslag bedoeld in artikel 63, § 1; 4° zal de nieuwe onderlinge verzekeringsvereniging, voor zover zij de toepasselijke wettelijke en reglementaire voorwaarden vervult of blijft vervullen, erkend worden door de CBFA voor de uitoefening van verzekeringsactiviteiten waarvan de maatschappij van onderlinge bijstand vóór haar omzetting titularis was.

Art. 65.§ 1. Onverminderd de onmiddellijke tegenstelbaarheid van de aanpassingen van de dekking bedoeld in artikel 64, § 4, 3°, kan de omzetting aan derden worden tegengeworpen volgens de bepalingen van artikel 76 van het Wetboek van vennootschappen. § 2. Van de volmachten, alsook van de verslagen van de raad van bestuur en de revisor(en) van de maatschappij van onderlinge bijstand, wordt het origineel dan wel een expeditie neergelegd tegelijk met de beslissing waarop zij betrekking hebben. Eenieder kan daarvan kennisnemen of een afschrift verkrijgen volgens de voorwaarden van artikel 67, § 3, van het Wetboek van vennootschappen.

Art. 66.De leden van de raad van bestuur van de maatschappij van onderlinge bijstand die wordt omgezet, zijn, niettegenstaande enig andersluidend beding, jegens de betrokkenen hoofdelijk gehouden : 1° tot betaling van het eventuele verschil tussen het nettoactief van de nieuwe onderlinge verzekeringsvereniging en het voor de desbetreffende onderlinge verzekeringsvereniging voorgeschreven oorspronkelijk fonds;2° voor de overwaardering van het netto-actief, zoals dit blijkt uit de bij artikel 63, § 1, bedoelde staat;3° tot vergoeding van de schade die het onmiddellijk en rechtstreeks gevolg is hetzij van de nietigheid van de omvormingsverrichting wegens de niet-naleving van de regels bepaald in artikel 11, tweede lid, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen of wegens het feit dat het doel waartoe de onderlinge verzekeringsvereniging opgericht is onwettig of is strijdig met de openbare orde. TITEL 9. - Diverse bepalingen

Art. 67.De diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) of c), van de wet van 6 augustus 1990 moeten beantwoorden aan de volgende criteria : a) de aansluiting bij de dienst is verplicht voor alle personen aangesloten bij het ziekenfonds;b) iedere persoon aangesloten bij het ziekenfonds heeft toegang tot de dienst, ongeacht zijn leeftijd, geslacht of gezondheidstoestand;c) de dienst voorziet de continuïteit van de dekking voor de personen die, vóór de verandering van ziekenfonds, aangesloten waren bij een gelijkaardige dienst.De Controledienst bepaalt wat dient verstaan te worden onder gelijkaardige diensten « hospitalisatie » en « dagvergoedingen »; d) geen enkele aangesloten persoon kan van de dienst worden uitgesloten omwille van zijn leeftijd of zijn gezondheidstoestand;e) de bijdragen voor de dienst zijn forfaitair.Er is geen segmentering van de bijdragen, maar een differentiëring van de bijdragen is mogelijk op grond van de samenstelling van het gezin of van het sociaal statuut in de zin van artikel 37, §§ 1, 2, en 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994; f) de waarborg dekt de aan de aansluiting vooraf bestaande toestanden;g) de waarborg is gelijk voor elke persoon aangesloten bij de desbetreffende dienst, behalve indien het sociaal statuut bedoeld onder punt e) in aanmerking wordt genomen, in welk geval de waarborg kan worden verhoogd;h) het financieel beheer van de dienst is gebaseerd op repartitie.Er is bijgevolg geen opbouw van voorzieningen. De toekenning van de prestaties hangt af van de beschikbare middelen op het betrokken moment. De ziekenfondsen dienen de verrichtingen als een goede huisvader te beheren volgens de instructies en onder de controle van de Controledienst; i) de bijdragen voor de dienst worden niet gekapitaliseerd;j) de dienst wordt zonder winstoogmerk ingericht;k) de voordelen van de dienst, zoals goedgekeurd door de algemene vergadering, worden in de statuten ingeschreven. De Koning stelt, bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de minimale en maximale bijdragen vast die respectievelijk moeten en kunnen worden gevraagd per mutualistisch gezin per jaar voor voormelde verrichtingen.

Deze minimale en maximale bijdragen worden verhoogd in functie van de gezondheidsindex en in geval van uitzonderlijke omstandigheden.

De Koning definieert bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad : 1° wat verstaan dient te worden onder de begrippen « mutualistisch gezin » en « uitzonderlijke omstandigheden », bedoeld in de twee voorgaande leden;2° de aanpassingen aan de minimale en maximale bijdragen die voortvloeien uit deze uitzonderlijke omstandigheden. Bovendien kunnen de ziekenfondsen, de landsbonden en de maatschappijen van de onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, §§ 1 en 2, eerste en tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 andere diensten organiseren die geen verrichtingen zijn, en die niet tot doel hebben om een recht op tussenkomst te creëren wanneer zich een onzekere en toekomstige gebeurtenis voordoet.

Deze andere diensten die georganiseerd dienen te worden in overeenstemming met het criterium bedoeld in het eerste lid, h), worden bepaald bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, na advies van de CBFA. Dit koninklijk besluit bepaalt de wijze waarop en de andere voorwaarden dan deze bedoeld in het eerste lid, h), waaronder deze diensten georganiseerd en beheerd worden.

Art. 68.Worden beschouwd als verzekeringstussenpersonen in de zin van artikel 1, 3°, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, hierna genoemd « de wet van 27 maart 1995 » : 1° de ziekenfondsen die ten opzichte van hun leden activiteiten van verzekeringsbemiddeling uitoefenen in de zin van artikel 1, 1°, van voormelde wet van 27 maart 1995 betreffende ziekteverzekeringen in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, evenals een dekking, op bijkomende wijze, van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit, georganiseerd door een maatschappij van onderlinge bijstand, bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, §§ 6 of 7, van de wet van 6 augustus 1990;2° elke rechtspersoon of elke natuurlijke persoon werkzaam als zelfstandige in de zin van de sociale wetgeving en die activiteiten van verzekeringsbemiddeling uitoefent in de zin van artikel 1, 1°, van voormelde wet van 27 maart 1995, zelfs occasioneel, of die er toegang toe heeft, betreffende ziekteverzekeringen bedoeld onder 1°, georganiseerd door een maatschappij van onderlinge bijstand, bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, §§ 6, 7 of 8, van de wet van 6 augustus 1990. De rechtspersonen en de natuurlijke personen bedoeld in het eerste lid, 2°, mogen geen activiteiten van verzekeringsbemiddeling uitoefenen betreffende andere verzekeringen dan de verzekeringen bedoeld in dit eerste lid, 2°, georganiseerd door een maatschappij van onderlinge bijstand, bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, §§ 6, 7 of 8, van de wet van 6 augustus 1990.

Art. 69.Artikel 43ter, eerste lid, van de wet van 6 augustus 1990 is niet van toepassing op de akkoorden die tot voorwerp hebben de promotie, distributie of verkoop van een verzekeringsproduct aangeboden door een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, of in artikel 70, §§ 6, 7 of 8, van voornoemde wet.

Artikel 43ter, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 heeft geen betrekking op de activiteiten die geheel of gedeeltelijk vallen binnen de werkingssfeer van de wet van 27 maart 1995 en die worden uitgeoefend door de ziekenfondsen en de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 5, en in artikel 70, §§ 6, 7 en 8, van de wet van 6 augustus 1990.

TITEL 10. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 70.In afwijking van artikel 11, § 1, derde lid, van de wet van 6 augustus 1990, spreekt de Controledienst zich uit over de wijzigingen van de statuten van ziekenfondsen, landsbonden en maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, §§ 1 en 2, eerste en tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 die in werking treden na 1 juli 2010 maar ten laatste op 1 juli 2011, binnen een termijn van ten hoogste 120 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum waarop deze wijzigingen hem werden overgemaakt met naleving van artikel 11, § 1, tweede lid, van voornoemde wet van 6 augustus 1990. Na het verstrijken van die termijn wordt de goedkeuring geacht verkregen te zijn.

De statuten van ziekenfondsen, landsbonden en maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, §§ 1 en 2, eerste en tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 moeten uiterlijk met ingang op 1 juli 2011 worden aangepast teneinde ze in overeenstemming te brengen met artikel 3, tweede en derde lid van voornoemde wet van 6 augustus 1990. De statutenwijzigingen die hiertoe nodig zijn, dienen uiterlijk op 1 februari 2011 aan de Controledienst te worden overgemaakt met naleving van artikel 11, § 1, tweede lid, van voornoemde wet van 6 augustus 1990.

Art. 71.§ 1. De maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, §§ 6, 7 of 8, van de wet van 6 augustus 1990, die uiterlijk vanaf 1 juli 2011, uitsluitend ziekteverzekeringen gaan aanbieden in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en in voorkomend geval een dekking, op bijkomende wijze, van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit, moeten ter staving van hun aanvraag tot toelating in toepassing van artikel 5 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, aantonen dat zij, op 31 december 2010, wat betreft de verzekeringsproducten die zij op deze datum aanboden, beschikten over reservefondsen voorzien in uitvoering van artikel 28, § 1, van voornoemde wet van 6 augustus 1990.

Indien dit het geval is, verleent de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen hun een voorlopige toelating.

Een maatschappij van onderlinge bijstand die de voorlopige toelating niet bekomt of die afstand doet van de aanvraag tot voorlopige toelating mag vanaf 1 juli 2011 geen ziekteverzekeringen aanbieden. § 2. Indien deze maatschappijen van onderlinge bijstand op 31 december 2012 voldoen aan alle verplichtingen voorzien door de artikelen 15 tot en met 15ter en 16 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, bekomen zij een geldige toelating tot een eventuele intrekking in toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen die op hen toepasselijk zijn.

Indien deze maatschappijen van onderlinge bijstand op 31 december 2012 niet voldoen aan het geheel van de verplichtingen, voorzien door het vorige lid, wordt hun voorlopige toelating ingetrokken.

Art. 72.In afwijking van artikel 38, tweede lid, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, mag de revisor die aangesteld is zonder erkend te zijn overeenkomstig artikel 40 van voornoemde wet van 9 juli 1975, in een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, §§ 1, eerste lid, a), of 2, eerste of tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990, zijn mandaat voltooien en eenmalig laten verlengen in deze maatschappij van onderlinge bijstand die, onder de voorwaarden bedoeld in artikel 70, §§ 6, 7 of 8, van de wet van 6 augustus 1990, ziekteverzekeringen aanbiedt in de zin van tak 2 van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en in voorkomend geval een dekking, op bijkomende wijze, van de risico's die behoren tot de hulpverlening zoals bedoeld in tak 18 van bijlage 1 van voornoemd koninklijk besluit.

Art. 73.De bepalingen van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst zijn van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten aangegaan door de maatschappijen van onderlinge bijstand, zoals bedoeld in de artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6, 7 en 8, van de wet van 6 augustus 1990 vanaf 1 januari 2010. De maatschappijen van onderlinge bijstand gaan ten laatste op 1 juli 2011 over tot de formele aanpassingen van de verzekeringsovereenkomsten en andere verzekeringsdocumenten aan de bepalingen van deze wet.

Art. 74.De personen, zoals bedoeld in artikel 68, die op 1 januari 2010 reeds twee jaar de werkzaamheden met betrekking tot de bemiddeling in mutualistische verzekeringen uitoefenen als bedoeld in artikel 1, 1° van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, krijgen, onverminderd het bepaalde in het tweede en derde lid, de toelating om die werkzaamheden verder uit te oefenen.

Niettegenstaande het bepaalde bij artikel 2, § 3, en artikel 3 van de wet van 27 maart 1995, kunnen de als verantwoordelijke voor de distributie aangewezen personen alsmede de personen in contact met het publiek hun werkzaamheden verder uitoefenen, indien zij die op 1 januari 2010 reeds een jaar uitoefenen.

De in het eerste lid bedoelde tussenpersonen moeten, uiterlijk 31 december 2010, bij de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen een aanvraag tot inschrijving indienen waaraan, in voorkomend geval, de naamlijst wordt toegevoegd van de als verantwoordelijke voor de distributie aangewezen personen.

De aanvraag moet vergezeld gaan van de nodige bewijsstukken waaruit blijkt dat de tussenpersoon voldoet aan de in de artikelen 10, eerste lid, 3°, 4°, 5°, 6°, 6°bis, en 7°, en 10bis, van de wet van 27 maart 1995, voor wat de professionele betrouwbaarheid betreft, gestelde vereisten.

De aanvraag moet tevens vergezeld gaan van de nodige bewijsstukken waaruit blijkt dat de verantwoordelijken voor de distributie voldoen aan de in artikel 10, eerste lid, 3°, van de wet van 27 maart 1995 gestelde vereisten.

Voor de personen in contact met publiek zoals bedoeld in de artikelen 2, § 3, tweede lid en 3, tweede lid, van de wet van 27 maart 1995, houdt de werkgever de naamlijst bij van de betreffende personen en houdt deze ter beschikking van de Controledienst.

Art. 75.De artikelen van deze wet treden in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en ten laatste op 1 maart 2010, uitgezonderd : 1° artikel 5, 6°, dat uitwerking heeft met ingang van 31 december 2008;2° artikel 20, dat in werking treedt de dag na de beëindiging van het mandaat van het lid voorgedragen door de vroegere Bankcommissie;3° de artikelen 21, 2°, 30, 2°, 5° en 6°, 32, 1°, 33, 35, 36, 37, 38, 42, 43, 51 en 54, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2010. De ziekenfondsen, de landsbonden en de maatschappijen van onderlinge bijstand die bestaan op de dag van inwerkingtreding van deze wet beschikken evenwel over een termijn tot 1 juli 2011 om hun diensten bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, b) en c), en 7, § 4, van de wet van 6 augustus 1990 en in artikel 67, vijfde lid, van deze wet, in te richten conform de door deze wet aangebrachte wetsaanpassingen.

Behalve indien de ziekenfondsen en de landsbonden reeds vóór 1 juli 2011 beslissen om hun diensten bedoeld in het vorige lid in te richten conform de door deze wet aangebrachte wetsaanpassingen, blijven deze diensten, tot 1 juli 2011, ingericht met in achtneming van de bepalingen van de wet van 6 augustus 1990 en haar uitvoeringsmaatregelen die van toepassing waren de dag voor de inwerkingtreding van deze wet.

De in het tweede lid voorziene overgangsperiode kan met ten hoogste zes maanden verlengd worden bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op basis van een rapport van de Controledienst dat voor 1 november 2010 wordt neergelegd. In dat geval worden de data voorzien in de artikelen 70, 71, § 1, 73 en in het derde lid van dit artikel van deze wet, verlengd met eenzelfde duur.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 26 april 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota (1) Zitting 2009-2010. Kamer van volksvertegenwoordigers : Stukken. - Nr. 1 : Wetsontwerp, 52-2292 - Nr. 1. - Amendementen, 52-2292 - Nrs. 2 en 3. - Verslag, 52-2292 - Nr. 4. - Tekst aangenomen door de commissie, 52-2292 - Nr. 5. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 52-2292 - Nr. 6.

Integraal Verslag. - 24 en 25 maart 2010.

Senaat : Stukken. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, 4-1729 - Nr. 1. - Verslag, 4-1729 - Nr. 2. - Beslissing om niet te evoceren, 4-1729 - Nr. 3.

Handeling. - 1 april 2010.

^