gepubliceerd op 07 september 2010
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikelen 2, § 3, tweede lid, 14, § 3, en 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, wat de maatschappijen van onderlinge bijstand betreft bedoeld in artikel 70, §§ 6 en 8, van dezelfde wet
26 AUGUSTUS 2010. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikelen 2, § 3, tweede lid, 14, § 3, en 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, wat de maatschappijen van onderlinge bijstand betreft bedoeld in artikel 70, §§ 6 en 8, van dezelfde wet
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet;
Gelet op artikel 14ter van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, ingevoegd bij de wet van 17 december 2008;
Gelet op de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, artikelen 2, § 3, tweede lid, laatst gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991, 14, § 3, 19, derde en vierde lid, 70, § 9, ingevoegd bij de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I), en 52, eerste lid, 2° en 10°;
Gelet op het voorstel van de Raad van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gedaan op 1 maart en 10 mei 2010;
Gelet op het advies van het Technisch Comité ingesteld bij de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gegeven op 1 april en 22 april 2010;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 juni 2010;
Gelet op het advies 48.478/1 van de Raad van State, gegeven op 19 juli 2010 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met de Maatschappelijke Integratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit koninklijk besluit wordt begrepen onder : 1° "de wet van 6 augustus 1990" : de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;2° "het koninklijk besluit van 7 maart 1991" : het koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. HOOFDSTUK II. - Leden van een maatschappij van onderlinge bijstand
Art. 2.Onder lid van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, §§ 6 en 8, van de wet van 6 augustus 1990 wordt verstaan, de persoon die tegen betaling van de gevraagde bijdrage overeenkomstig de wettelijke, reglementaire en statutaire aansluitingsvoorwaarden, aangesloten is bij één of meerdere diensten. ».
Art. 3.De bovenvermelde maatschappijen van onderlinge bijstand houden een lijst bij van hun leden, per aangesloten ziekenfonds, met vermelding van hun naam, voornamen, identificatienummer bij het Rijksregister van de natuurlijke personen, hoedanigheid van titularis of persoon ten laste in hun ziekenfonds, wat de verplichte verzekering betreft, en beroepscategorie. HOOFDSTUK III. - Organen van de maatschappij van onderlinge bijstand Afdeling 1. - Algemene vergadering
Art. 4.De algemene vergadering van een bovenvermelde maatschappij van onderlinge bijstand is samengesteld : 1° voor de maatschappijen van onderlinge bijstand die minder dan 100 000 leden tellen, uit minstens één vertegenwoordiger per schijf van 1 000 leden met een minimum van 20 vertegenwoordigers;2° voor de maatschappijen van onderlinge bijstand die meer dan 100 000 leden tellen : ten minste 100 vertegenwoordigers voor de eerste schijf van 100 000 leden, en ten minste één vertegenwoordiger per schijf van 5 000 leden boven de 100 000 leden.
Art. 5.Om verkozen te kunnen worden als afgevaardigde in de algemene vergadering van een dergelijke maatschappij van onderlinge bijstand, moet men aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° lid zijn van de maatschappij van onderlinge bijstand;2° meerderjarig of ontvoogd zijn en van goed zedelijk gedrag zijn;3° in regel zijn met de bijdragen bij de maatschappij van onderlinge bijstand;4° geen lid zijn van het personeel van de maatschappij van onderlinge bijstand.
Art. 6.De leden en de personen te hunnen laste die meerderjarig of ontvoogd zijn, worden op de hoogte gebracht van de oproep tot de kandidaturen hetzij per individuele brief, hetzij door middel van de publicaties bestemd voor de aangeslotenen.
Gebeurt de oproep tot de kandidaturen per post dan beschikken de leden of de personen ten laste die zich kandidaat willen stellen, over een termijn van vijftien kalenderdagen om hun kandidatuur tot de voorzitter van de betrokken maatschappij van onderlinge bijstand per aangetekende brief te richten, te tellen vanaf de datum waarop de oproep tot de kandidaturen verzonden werd, de poststempel dient hierbij als bewijs.
Gebeurt de oproep tot de kandidaturen echter door middel van publicaties bestemd voor de aangeslotenen, dan beschikken de leden of de personen ten laste die zich kandidaat willen stellen over een termijn van vijftien kalenderdagen vanaf het einde van de maand waarin de publicaties hun toegezonden worden.
Art. 7.De voorzitter van de maatschappij van onderlinge bijstand die vaststelt dat de kandidaat niet aan de voorziene verkiesbaarheidsvoorwaarden als bedoeld in artikel 5 van dit besluit voldoet, deelt per aangetekende brief de betrokken kandidaat zijn gemotiveerde weigering om hem op de lijst te plaatsen mede, binnen een termijn van vijftien kalenderdagen vanaf de dag na de datum waarop de kandidatuur verzonden werd.
Art. 8.De lijst met de kandidaten die aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen, moet hetzij per post hetzij door middel van publicaties bestemd voor de aangeslotenen de leden en de stemgerechtigde personen ten laste medegedeeld worden, binnen een maximumtermijn van negentig kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van oproep tot de kandidaten.
Art. 9.De verkiezingsdatum wordt de leden en de stemgerechtigde personen te hunnen laste medegedeeld samen met de lijst met de kandidaten die aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen.
De verkiezing gebeurt ten laatste binnen de dertig dagen die volgen op de mededeling van de kandidatenlijst aan de leden en aan de stemgerechtigde personen ten laste.
Art. 10.De statuten van de maatschappij van onderlinge bijstand verduidelijken de praktische modaliteiten volgens dewelke de stemming gebeurt en met name de mogelijkheid om de stemming te organiseren in functie van de regionale spreiding van de leden en van de personen ten laste.
Art. 11.Wanneer het aantal kandidaten kleiner is of gelijk aan het aantal toe te kennen effectieve mandaten, dan worden deze kandidaten automatisch verkozen.
Art. 12.De vertegenwoordigers worden gekozen in volgorde van het aantal bekomen stemmen. Bij gelijkheid van stemmen voor meerdere kandidaten voor het laatste toe te kennen mandaat, wordt het mandaat toegekend aan de oudste kandidaat, behoudens indien de statuten er anders over beslissen.
Art. 13.De leden en de stemgerechtigde personen ten laste, worden hetzij per post hetzij door middel van de publicaties bestemd voor de aangeslotenen van het ziekenfonds ingelicht over de uitslagen van de stemming, uiterlijk vijftien kalenderdagen na de dag van de stemming.
Art. 14.De nieuwe algemene vergadering wordt geïnstalleerd binnen een termijn van maximum dertig kalenderdagen na de datum van verkiezing zoals bepaald bij artikel 9, tweede lid.
Zij kan maximum vijf raadgevers bij de algemene vergadering aanduiden.
Deze hebben raadgevende stem.
Art. 15.De directieleden van de maatschappij van onderlinge bijstand kunnen de algemene vergadering met raadgevende stem bijwonen.
Art. 16.De leden en de stemgerechtigde personen ten laste kunnen plaatsvervangers bij de algemene vergadering van het ziekenfonds verkiezen. De statuten van het ziekenfonds bepalen de verkiezingsmodaliteiten van deze plaatsvervangers, alsook de voorwaarden waarin zij effectieve vertegenwoordigers kunnen vervangen. Afdeling 2. - De raad van bestuur
Art. 17.De raad van bestuur van een bovenvermelde maatschappij van onderlinge bijstand is samengesteld uit ten minste tien bestuurders en ten hoogste een aantal bestuurders dat de helft van het aantal leden van de algemene vergadering van deze maatschappij van onderlinge bijstand niet mag overtreffen.
Minstens één lid van de raad van bestuur moet, behoudens in de hypothese van artikel 14ter, derde lid, van de wet van 9 juli 1975 op de controle der verzekeringsondernemingen, een onafhankelijk bestuurder zijn in de zin van artikel 526ter van het Wetboek van Vennootschappen die bovendien beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van boekhouding en/of audit.
Bovendien kan een maatschappij van onderlinge bijstand vrijwillig in haar statuten voorzien dat één of twee leden van de raad van bestuur onafhankelijke bestuurders in de zin van artikel 526ter van het Wetboek van Vennootschappen dienen uit te maken. In dat geval bepaalt de maatschappij van onderlinge bijstand de criteria waaraan deze bestuurders dienen te beantwoorden en neemt zij deze criteria in haar statuten op.
Art. 18.§ 1. De raad van bestuur wordt verkozen door de algemene vergadering van deze maatschappij van onderlinge bijstand onder de bij artikel 18 van de wet van 6 augustus 1990 voorziene voorwaarden, zoals van toepassing verklaard op deze maatschappijen van onderlinge bijstand door artikel 70, § 9, van de wet van 6 augustus 1990.
In de hypotheses bedoeld in artikel 17, tweede en derde lid, wordt overgegaan tot verkiezing van de onafhankelijke bestuurders op grond van een lijst van al de kandidaten die aan de voorwaarden voldoen om in deze hoedanigheid verkozen te worden, vooraleer over te gaan tot de verkiezing van de andere bestuurders. § 2. De statuten van de maatschappij van onderlinge bijstand verduidelijken de praktische modaliteiten volgens dewelke de oproep tot de kandidaten, het neerleggen van en het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de kandidaturen, alsook de wijze van stemming betreffende de verkiezing van de leden van de raad van bestuur geschieden. § 3. Onverminderd het recht van de leden van de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand om zich kandidaat te stellen voor een mandaat van bestuurder, kan de raad van bestuur van een ziekenfonds of van een landsbond aan de algemene vergadering van de maatschappij van onderlinge bijstand een eigen lijst van kandidaten voorleggen.
Art. 19.Plaatsvervangende bestuurders kunnen onder dezelfde voorwaarden als effectieve bestuurders worden verkozen.
De statuten van de maatschappij van onderlinge bijstand bepalen de verkiezingsmodaliteiten van de plaatsvervangende bestuurders, alsook de voorwaarden waarin zij effectieve vertegenwoordigers kunnen vervangen.
Art. 20.De raad van bestuur van een maatschappij van onderlinge bijstand kan ten hoogste vijf raadgevers aanduiden. Deze raadgevers kunnen met raadgevende stem, de vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen.
De directieleden van de maatschappij van onderlinge bijstand kunnen de vergaderingen van de raad van bestuur van het ziekenfonds met raadgevende stem bijwonen.
Art. 21.De statuten van bovenvermelde maatschappijen van onderlinge bijstand bepalen het maximum aantal mandaten dat toegekend kan worden aan personen van hetzelfde geslacht. De totaliteit van de mandaten kan evenwel niet toegekend worden aan personen van eenzelfde geslacht. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 22.Om de Controledienst de mogelijkheid te bieden de hem bij artikel 52, eerste lid, 2°, van de wet van 6 augustus 1990 toegewezen opdracht te vervullen, zenden de bovenvermelde maatschappijen van onderlinge bijstand hem tegelijk de publicaties, berichten, brieven en omzendbrieven toe die zij aan hun leden toesturen.
Art. 23.Overeenkomstig artikel 52, eerste lid, 10°, van de wet van 6 augustus 1990, kan iedere klacht in verband met de toepassing van dit besluit worden voorgelegd aan de Controledienst.
De klachten moeten, bij aangetekend schrijven, gericht worden aan de Controledienst binnen de tien werkdagen volgend op de datum van, naargelang het geval, de betwiste beslissing, het betwiste verloop van de verkiezingen of de bekendmaking van het betwiste resultaat van de verkiezingen.
De Controledienst beschikt over dertig kalenderdagen om zijn beslissing aan de betrokken partijen ter kennis te brengen.
Hij behoudt zich het recht voor deze partijen op te roepen om ze te horen in hun verdedigingsmiddelen.
Art. 24.Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en dit, onverminderd artikel 75, tweede, derde, en vierde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I).
De samenstelling van de algemene vergaderingen en de raden van bestuur van de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 6, van de wet van 6 augustus 1990 moet evenwel slechts hernieuwd worden volgens de modaliteiten voorzien in dit besluit, bij de volgende hernieuwing in 2016 van de organen van de ziekenfondsen en van de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, §§ 1 en 2, eerste en tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990.
De samenstelling van de algemene vergaderingen en van de raden van bestuur van de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 70, § 8, van de wet van 6 augustus 1990 wordt niet hernieuwd volgens de modaliteiten van dit besluit.
Art. 25.De Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 augustus 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, Mevr. L. ONKELINX