Etaamb.openjustice.be
Wet van 24 april 2014
gepubliceerd op 10 juni 2014

Wet betreffende de organisatie van de vertegenwoordiging van de zelfstandigen en de kmo's

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2014011363
pub.
10/06/2014
prom.
24/04/2014
ELI
eli/wet/2014/04/24/2014011363/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

24 APRIL 2014. - Wet betreffende de organisatie van de vertegenwoordiging van de zelfstandigen en de kmo's (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtingen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder : 1° minister : de minister bevoegd voor zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;2° erkende organisatie : een beroeps- of interprofessionele organisatie erkend overeenkomstig de artikelen 3 en 4;3° Hoge Raad : de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen; 4° K.M.O. : kleine en middelgrote onderneming die voldoet aan de voorwaarden opgenomen in artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen; 5° zelfstandige : persoon die valt onder het toepassingsgebied van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen. HOOFDSTUK 3. - De erkenning van de beroeps- en interprofessionele organisaties Afdeling 1. - De erkenningscriteria

Art. 3.Om erkend te worden, beantwoordt een beroepsorganisatie aan volgende erkenningscriteria : 1° uitsluitend als doel hebben de vertegenwoordiging, de bestudering, de bescherming en de bevordering van de professionele, economische, sociale en morele belangen van de zelfstandigen, de kmo's en het ambachtswezen in het kader van de uitoefening van een beroep of een groep van beroepen;2° een ledenbestand hebben dat hoofdzakelijk bestaat uit zelfstandigen en kmo's uit het beroep of de beroepen vertegenwoordigd door de beroepsorganisatie;3° rechtspersoonlijkheid genieten;4° een vrij opgerichte en van de overheid onafhankelijke organisatie zijn;5° voldoen aan de door de Koning bepaalde criteria inzake de representativiteit van de organisatie. De Koning kan een minimumpercentage bepalen met als doel het criterium bedoeld in 2° nader te bepalen.

Het percentage bedoeld in het vorige lid is hoger dan 50 %.

Art. 4.Om erkend te worden, beantwoordt een interprofessionele organisatie aan volgende erkenningscriteria : 1° uitsluitend als doel hebben de vertegenwoordiging, de bestudering, de bescherming en de bevordering van de professionele, economische, sociale en morele belangen van de zelfstandigen, KMO's en het ambachtswezen zonder onderscheid van beroep behalve desgevallend een onderscheid tussen de vrije en intellectuele beroepen enerzijds en de andere beroepen anderzijds;2° een ledenbestand hebben dat hoofdzakelijk bestaat uit zelfstandigen en kmo's uit de beroepen vertegenwoordigd door de interprofessionele organisatie;3° rechtspersoonlijkheid genieten;4° een vrij opgerichte en van de overheid onafhankelijke organisatie zijn;5° ten minste vijfduizend zelfstandigen en kmo's vertegenwoordigen, ofwel ten minste duizend zelfstandigen en kmo's uit de vrije en intellectuele beroepen indien de organisatie enkel deze beroepen vertegenwoordigt;6° daadwerkelijk actief zijn en leden hebben in ten minste vijf zones. In dit artikel moet onder zone verstaan worden, een van de tien provincies of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest; 7° voldoen aan de door de Koning bepaalde criteria inzake de representativiteit van de organisatie. De Koning kan een minimumpercentage bepalen met als doel het criterium bedoeld in 2° nader te bepalen.

Het percentage bedoeld in het vorige lid is hoger dan 50 %.

Art. 5.De Koning bepaalt welke bewijsmiddelen de beroepsorganisaties en interprofessionele organisaties voorleggen om aan te tonen dat zij beantwoorden aan de erkenningscriteria.

De Koning kan bepalen welke bijkomende bewijsmiddelen de beroepsorganisaties en interprofessionele organisaties in bepaalde, door de Koning omschreven omstandigheden voorleggen om aan te tonen dat zij beantwoorden aan de erkenningscriteria.

De Koning bepaalt de nadere regels voor de controle die op basis van de bewijsmiddelen bedoeld in het eerste en tweede lid plaatsvindt om na te gaan of de organisaties voldoen aan de erkenningscriteria. Afdeling 2. - De erkenningsprocedure

Art. 6.De Koning bepaalt de nadere regels voor de erkenningsprocedure.

Art. 7.§ 1. Beroepsorganisaties kunnen op elk moment een aanvraag tot erkenning indienen, behalve tijdens het jaar waarin de vernieuwing optreedt.

Tijdens het jaar waarin de vernieuwing optreedt kan die aanvraag enkel ingediend worden tijdens de inschrijvingsperiode. § 2. Interprofessionele organisaties kunnen enkel tijdens de inschrijvingsperiode een aanvraag tot erkenning indienen. § 3. Het jaar waarin de vernieuwing optreedt is het jaar voorafgaand aan de zesjaarlijkse zittingsperiode van de Hoge Raad.

De inschrijvingsperiode is de periode waarin men een aanvraag tot erkenning kan indienen tijdens het jaar waarin de vernieuwing optreedt. § 4. De minister beslist over een aanvraag tot erkenning op basis van de erkenningscriteria bedoeld in de artikelen 3 en 4.

Art. 8.De erkenning vervalt op het einde van de zittingsperiode van de Hoge Raad.

De tijdens het jaar waarin de vernieuwing optreedt toegekende erkenning vervalt op het einde van de volgende zittingsperiode van de Hoge Raad. Afdeling 3. - Het statuut van erkende organisatie

Art. 9.Door de erkenning toegekend in het kader van deze wet verkrijgt de organisatie het statuut van erkende organisatie wat een waarborg van haar representativiteit inhoudt. HOOFDSTUK 4. - De Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen Afdeling 1. - Opdrachten en algemene bepalingen

Art. 10.De Hoge Raad vertegenwoordigt de belangen van de zelfstandigen en de kmo's.

Als federale adviesraad geeft de Hoge Raad advies op vraag van een lid van de federale regering of op vraag van een van de voorzitters van de wetgevende Kamers.

De Hoge Raad kan advies geven op eigen initiatief of op vraag van andere personen dan deze bedoeld in het tweede lid.

In het geval dat de adviesvraag niet uitgaat van de minister wordt hem een kopie van het advies bezorgd door de Hoge Raad.

De Hoge Raad verzekert de vertegenwoordiging van de zelfstandigen en de kmo's bij andere advies- en beheersorganen.

De Hoge Raad vormt een overlegplatform voor de zelfstandigen en de kmo's.

Art. 11.De Hoge Raad geniet rechtspersoonlijkheid.

Art. 12.Elke zittingsperiode van de Hoge Raad duurt zes jaar.

Het lidmaatschap van de Hoge Raad alsook de aan de leden toegekende functies binnen de organen en commissies van de Hoge Raad vervallen bij het einde van de zittingsperiode. Alle lidmaatschappen en functies zijn hernieuwbaar. Afdeling 2. - De organen

Art. 13.§ 1. De Hoge Raad is samengesteld uit : 1° de volgende organen : a) een algemene vergadering;b) een bureau;2° de volgende commissies : a) sectorcommissies;b) vaste commissies. De Hoge Raad kan in zijn midden andere commissies instellen. § 2. De Koning bepaalt het aantal sectorcommissies en de benaming ervan.

De Hoge Raad bepaalt het aantal vaste commissies en de benaming ervan.

Art. 14.§ 1. De algemene vergadering is het hoogste besluitvormingsorgaan. § 2. Het bureau is belast met het dagelijks bestuur. § 3. De sectorcommissies en vaste commissies onderzoeken respectievelijk onderwerpen met betrekking tot één of verschillende beroepen en beleidsdomeingebonden onderwerpen. Ze bezorgen voorstellen aan de algemene vergadering en het bureau zonder de bevoegdheid te hebben zelf adviezen te geven. Afdeling 3. - De samenstelling

Art. 15.§ 1. De leden van de Hoge Raad zijn vertegenwoordigers van de erkende organisaties.

De erkende organisaties wijzen zelf hun vertegenwoordigers aan, met uitzondering van de twee voorzitters bedoeld in artikel 21, § 1. De Koning bepaalt de nadere regels voor de aanduiding van de vertegenwoordigers door de erkende organisaties.

Tijdens het jaar waarin de vernieuwing optreedt, worden de vertegenwoordigers voor de nieuwe zittingsperiode aangewezen door de tijdens dat jaar erkende organisaties. Deze vertegenwoordigers treden in functie bij het begin van de nieuwe zittingsperiode, behalve wat hun taken betreft voor de samenstelling van de organen en commissies voor die nieuwe zittingsperiode. § 2. De Koning bepaalt de voorwaarden om lid te kunnen zijn van de Hoge Raad.

Art. 16.§ 1. Een minimale vertegenwoordiging van de vrije en intellectuele beroepen in de Hoge Raad wordt verzekerd. § 2. De Koning bepaalt de nadere regels voor deze minimale vertegenwoordiging. Ten minste 20 % van de leden van de algemene vergadering moeten vertegenwoordigers zijn van de beroepsorganisaties of interprofessionele organisaties die uitsluitend vrije en intellectuele beroepen vertegenwoordigen. De Koning kan dat minimumpercentage aanpassen rekening houdend met het aandeel van de beoefenaars van de vrije en intellectuele beroepen in de totale groep van zelfstandigen en kmo's vertegenwoordigd bij de Hoge Raad.

Art. 17.§ 1. De algemene vergadering is samengesteld uit twee voorzitters en uit een professionele en een interprofessionele afdeling die elk evenveel leden tellen. De Koning bepaalt het aantal leden. § 2. De leden van de professionele afdeling worden door elke sectorcommissie uit haar leden verkozen.

De leden van de sectorcommissies worden aangewezen door de erkende beroepsorganisaties. § 3. De leden van de interprofessionele afdeling worden aangewezen door de erkende interprofessionele organisaties.

Art. 18.§ 1. Voor de samenstelling van de interprofessionele afdeling wordt het aantal leden, dat elke erkende interprofessionele organisatie mag aanwijzen, vastgesteld in verhouding tot de ledenaantallen van deze organisaties.

De Koning bepaalt de nadere regels voor de vaststelling van de ledenaantallen en voor de zetelverdeling bedoeld in het eerste lid. § 2. Als een erkende interprofessionele organisatie op basis van de in paragraaf 1 bedoelde zetelverdeling geen vertegenwoordiging verkrijgt, mag die organisatie een waarnemer naar de algemene vergadering en de vaste commissies sturen.

Art. 19.Het bureau bestaat buiten de twee voorzitters uit acht andere leden, onder wie twee ondervoorzitters, die worden verkozen uit en door de algemene vergadering.

Art. 20.De Koning bepaalt de nadere regels voor de samenstelling van de organen en commissies bedoeld in artikel 13, § 1, eerste lid, alsook desgevallend de verkiezingsprocedures. Afdeling 4. - Het voorzitterschap van de Hoge Raad

Art. 21.§ 1. De Hoge Raad heeft twee voorzitters van een verschillende taalrol die bij jaarlijkse toerbeurt het voorzitterschap van zowel de algemene vergadering als het bureau waarnemen.

In het jaar dat zij het voorzitterschap niet waarnemen, blijven de voorzitters lid van de algemene vergadering en het bureau. § 2. De voorzitters worden benoemd door de Koning op voordracht van de minister en na advies van de Hoge Raad.

De voorzitters vertegenwoordigen elk een erkende organisatie en behoren niet tot de Administratie of de wetgevende vergaderingen. § 3. De functie van de voorzitters eindigt bij het einde van de zittingsperiode van de Hoge Raad of wanneer zij de voorwaarden bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, niet meer vervullen. De functie is hernieuwbaar overeenkomstig de procedure in paragraaf 2. Afdeling 5. - De werking

Art. 22.De Koning bepaalt de nadere regels voor de werking van de organen en commissies bedoeld in artikel 13, § 1, eerste lid, alsook de stemprocedures.

Art. 23.De algemene vergadering stelt het huishoudelijk reglement op van de Hoge Raad dat aan de minister ter goedkeuring wordt voorgelegd.

Art. 24.De Koning bepaalt onder welke voorwaarden de voorzitters en de leden van de Hoge Raad vergoedingen ontvangen alsook de nadere regels.

Art. 25.§ 1. De Hoge Raad vervult zijn opdrachten onverminderd de aan de beroepsorden, beroepsinstituten en andere soortgelijke beroepsorganismen toegekende bevoegdheden. § 2. De beroepsorden, beroepsinstituten of andere gelijkaardige beroepsorganismen kunnen op uitnodiging van de voorzitter van een orgaan of een commissie van de Hoge Raad gehoord of geraadpleegd worden. Afdeling 6. - De externe vertegenwoordiging

Art. 26.§ 1. Indien de vertegenwoordiging van de zelfstandigen en de kmo's in andere federale organen wordt vastgelegd, worden deze vertegenwoordigers door de Hoge Raad voorgedragen wanneer er geen specifieke bepalingen inzake die aanwijzing of voordracht bij wet of koninklijk besluit genomen zijn. § 2. De Hoge Raad maakt een dubbele lijst op van de kandidaten onder wie de gewone en plaatsvervangende leden worden aangewezen die tot taak hebben in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven alsmede in de Nationale Arbeidsraad de activiteitssectoren te vertegenwoordigen welke in zijn midden en bij die raden zijn vertegenwoordigd. Afdeling 7. - Het beheer en het toezicht

Art. 27.§ 1. De Hoge Raad wordt bij het vervullen van zijn opdrachten bijgestaan door een secretariaat. § 2. Dit secretariaat staat onder het gezag van het bureau en wordt geleid door een secretaris-generaal, bijgestaan door een adjunct-secretaris-generaal van een andere taalrol. § 3. De voorzitter en, bij zijn afwezigheid, de secretaris-generaal vertegenwoordigen de Hoge Raad in alle gerechtelijke en buitengerechtelijke akten.

In alle rechtsvorderingen waarin hij als eiser of als verweerder optreedt, wordt de Hoge Raad vertegenwoordigd door de voorzitter en, bij zijn afwezigheid, door de secretaris-generaal.

Art. 28.De Koning stelt het kader en het statuut vast van het personeel van de Hoge Raad op voordracht van de minister.

Art. 29.§ 1. De secretaris-generaal en de adjunct-secretaris-generaal worden benoemd, geschorst en afgezet door de Koning, op voordracht van de minister en na advies van de Hoge Raad. § 2. Het bureau benoemt, schorst en spreekt de afzetting uit van de andere leden van het personeel.

Art. 30.§ 1. Het bureau stelt jaarlijks een werkingsbegroting op en legt deze ter goedkeuring voor aan de minister, die de nodige kredieten op de begroting van zijn departement uittrekt. § 2. De Koning bepaalt de nadere regels voor de uitoefening van het administratief en financieel toezicht op de Hoge Raad. HOOFDSTUK 5. - Strafbepalingen

Art. 31.Met een geldboete van tweehonderd euro tot duizend euro wordt gestraft hij die wederrechtelijk in het openbaar de titel aanneemt toebehorend aan personen die een mandaat of functie uitoefenen in één van de organen of commissies bedoeld in artikel 13, § 1, eerste lid.

Art. 32.Met een geldboete van tweehonderd euro tot duizend euro wordt gestraft hij die wederrechtelijk in het openbaar het statuut aanneemt van erkende organisatie in de zin van artikel 9.

Art. 33.Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie worden de ambtenaren en agenten die hiertoe door de Koning zijn aangesteld op voorstel van de minister, belast met het opsporen en vaststellen in processen-verbaal van de inbreuken op deze wet.

De processen-verbaal worden onverwijld toegezonden aan de bevoegde ambtenaren van het openbaar ministerie; een afschrift ervan wordt gezonden aan de inbreukmaker alsook aan de minister. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen

Art. 34.De wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1987, 6 april 1995, 10 februari 1998, 27 mei 1999, 16 januari 2003 en 9 juli 2004 worden opgeheven.

Art. 35.De reglementaire bepalingen genomen in uitvoering van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979, blijven van kracht totdat ze worden opgeheven of vervangen door besluiten ter uitvoering van deze wet.

Art. 36.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2016.

De Koning kan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het eerste lid.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 24 april 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Middenstand, K.M.O.'s, Zelfstandigen en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE Met `s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Nota Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 53-189 - 3323 Integraal verslag : 13 maart 2014 Senaat (www.senate.be) Stukken : 5-2736 Handelingen van de Senaat: 27 maart 2014

^