gepubliceerd op 27 mei 2003
Wet betreffende de normalisatie
3 APRIL 2003. - Wet betreffende de normalisatie (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een materie zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen
Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° norm : een technische specificatie die door een erkende instelling met normatieve activiteiten met het oog op een herhaalde en voortdurende toepassing is goedgekeurd, waarvan de inachtneming niet verplicht is en die tot één van de categorieën van normen behoort bedoeld in artikel 1, 4°, van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad, van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften;2° normalisatiecommissie : commissie die binnen het Bureau voor Normalisatie normalisatiewerkzaamheden in een bijzonder gebied uitvoert waarbij alle belangstellende partijen betrokken worden;3° sectorale normalisatieoperator : instelling die al dan niet de rechtspersoonlijkheid bezit en die belast is met de coördinatie van één of meerdere normalisatiecommissie(s), in gebieden die onder haar bevoegdheid vallen;4° de minister : de minister bevoegd voor Economische Zaken.
Art. 3.Normen geven de regels van goed vakmanschap weer die, op het ogenblik dat ze worden aangenomen, gelden voor een bepaald product, een bepaald procédé of een bepaalde dienst. HOOFDSTUK III. - Het Bureau voor Normalisatie
Art. 4.Een Bureau voor Normalisatie wordt opgericht, hierna « Bureau » genoemd. Het Bureau is een autonome instelling die rechtspersoonlijkheid bezit en die haar zetel heeft in het administratief arrondissement van Brussel-Hoofdstad. Het Bureau valt onder de toepassing van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.
Art. 5.In het kader van het door de minister vastgestelde beleid inzake normalisatie heeft het Bureau als opdrachten : 1° het uitoefenen van een algemene opdracht van inventariseren van zowel de behoeften aan nieuwe normen en technische documenten als het aanbod om deze te realiseren, en evalueren van de nodige financiële middelen;2° het coördineren van de normalisatiewerkzaamheden en het harmoniseren van de regels waarop de normalisatie moet gebaseerd zijn;3° het centraliseren, onderzoeken, raadplegen en/of goedkeuren van ontwerpen van normen;4° het verspreiden van normen en technische documenten;5° het promoten van de normalisatie en het coördineren van maatregelen bestemd om de toepassing ervan te vergemakkelijken;6° het beheren van de hem toegewezen middelen en die besteed worden aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische bevoegdheden in de te normaliseren materies;7° het opstellen van normen, evenals het opvolgen, ontwikkelen en op punt stellen van technische documenten die als nieuwe producten niet het statuut van norm hebben, maar die aan de behoeften van de markt beantwoorden;8° het vertegenwoordigen van de Belgische belangen in de Europese en internationale instanties voor normalisatie;9° het oprichten en ontbinden van de normalisatiecommissies;10° het erkennen of het intrekken van de erkenning van de sectorale normalisatieoperatoren volgens de nadere regelen door de Koning bepaald in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad;11° het uitvoeren van taken in verband met de normalisatie en de certificatie die hem door de Koning toevertrouwd werden in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Art. 6.Het algemeen schema van de normalisatieprogramma's wordt ieder jaar, in overeenstemming met het door de minister vastgelegd beleid, door het Bureau bepaald op basis van de financiële mogelijkheden en van de behoeften die het heeft vastgesteld bij de economische en maatschappelijke partners en de normalisatiecommissies.
Art. 7.De uitwerking van ontwerpen van normen wordt opgevolgd of verwezenlijkt, naargelang het geval, door normalisatiecommissies.
Art. 8.Het Bureau stelt alles in het werk opdat de belangrijkste betrokken partijen in de normalisatiecommissies vertegenwoordigd zouden zijn. Het is belast met het verstrekken, aan de normalisatiecommissies en de sectorale operatoren, van de technische en economische inlichtingen waarover het beschikt en die voor hun werkzaamheden noodzakelijk zijn.
Art. 9.De normalisatiecommissies betrekken bij hun technische normalisatiewerkzaamheden de erkende sectorale normalisatieoperatoren die hiervoor in een of meerdere sectoren de nodige bekwaamheid bezitten. Deze laatsten kunnen belast worden met het waarnemen van de voorzitterschappen of de technische secretariaten van hun commissies.
Art. 10.Het Bureau, de normalisatiecommissies en de sectorale normalisatieoperatoren dragen, ieder volgens eigen bevoegdheid, bij tot de uitvoering van de normalisatieprogramma's, zoals bedoeld in artikel 6, overeenkomstig de nadere regelen die door de Koning worden vastgesteld.
Art. 11.§ 1. De volgens artikel 6 door het Bureau vastgestelde programma's worden gefinancierd door technische en/of financiële bijdragen in verhouding tot de belangen van de betrokken partijen. § 2. Het Bureau wordt gefinancierd door : 1° een dotatie ten laste van de federale begroting die op de kredieten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie wordt ingeschreven; 2° de door de Koning opgelegde retributies, in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, om bepaalde normalisatieprogramma's van algemeen nut te financieren geheven bij de partijen vertegenwoordigd in de normalisatiecommissies, naar rato van de hoeveelheid technische en economische informaties bedoeld in artikel 8, tweede lid, die hen door het Bureau verschaft wordt;3° de vrijwillige of contractuele bijdragen;4° de occasionele inkomsten;5° alle inkomsten die, rechtstreeks of onrechtstreeks, voortvloeien uit de activiteiten van het Bureau.
Art. 12.De boekhouding van het Bureau gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen en de uitvoeringsbesluiten ervan. Het Bureau streeft een financieel evenwicht na.
Art. 13.De organen van het Bureau zijn het Directiecomité en de Raad van Bestuur. In overleg maken zij een huishoudelijk reglement op dat aan de Koning ter goedkeuring wordt voorgelegd.
Art. 14.Onverminderd het recht van dagvaarding voor de bevoegde rechter, kan de invordering van de verschuldigde bedragen krachtens artikel 11 met uitzondering van deze vermeld in § 1, punt 1°, plaatsvinden bij dwangbevel volgens het regime van de artikelen 94 en 95 van de gecoördineerde wetten van de boekhouding van de Staat.
Art. 15.Het Directiecomité staat in voor het dagelijkse bestuur van het Bureau en stelt alle handelingen die nodig of dienstig zijn voor de uitvoering van zijn opdrachten. Het Directiecomité bestaat uit een voorzitter en een beperkt aantal leden, vastgelegd door de Raad van Bestuur. Ze worden benoemd door de Koning, in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor een termijn van zes jaar op voordracht van de minister na raadpleging van de Raad van Bestuur. Hun mandaat is hernieuwbaar en wordt voltijds uitgeoefend. De voorzitter en de leden van het Directiecomité worden gekozen wegens hun competenties in de materies die betrekking hebben op de directies die ze zullen moeten leiden. De Koning bepaalt in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de contractuele voorwaarden en het geldelijk statuut waaraan de voorzitter en de leden van het Directiecomité onderworpen zijn.
Art. 16.Het Directiecomité staat onder toezicht van de Raad van Bestuur die evenwichtig samengesteld is uit vertegenwoordigers van de federale regering, van de representatieve ondernemingsorganisaties, van de representatieve werknemersorganisaties, van de niet-gouvernementele organisaties bevoegd inzake milieubehoud en van de niet-gouvernementele organisaties bevoegd inzake de verdediging van de consumentenbelangen. in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad stelt de Koning het aantal leden en de samenstelling van de Raad van Bestuur vast, benoemt hij de voorzitter en de leden ervan en bepaalt het bedrag van de vergoedingen die hen door het Bureau kunnen toegekend worden. De voorstellen tot aanstelling van de vertegenwoordigers die niet tot de openbare sector behoren worden opgesteld op basis van door de betrokken organisaties voorgelegde lijsten.
Art. 17.De Raad van Bestuur heeft als opdrachten : 1° het goedkeuren van het algemeen schema van de in artikel 6 bedoelde normalisatieprogramma's;2° het oprichten en ontbinden van de normalisatiecommissies;3° het erkennen van de sectorale normalisatieoperatoren en het intrekken van hun erkenning;4° het aannemen van de ontwerpen van normen;5° in voorkomend geval, het aan de Koning ter bekrachtiging voorleggen van de normen vastgesteld ter uitvoering van artikel 10;6° het evalueren van de wijze waarop het Directiecomité en de normalisatiecommissies hun taken uitvoeren en het formuleren van adviezen en aanbevelingen hieromtrent aan de minister en aan het Directiecomité.
Art. 18.Het Bureau kan, voor al zijn personeelsbehoeften voor de hem toegekende opdrachten, personeel bij arbeidsovereenkomst aanwerven.
Art. 19.De personeelsleden van het Belgisch Instituut voor Normalisatie worden bij de ontbinding ervan van ambtswege overgeheveld naar de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie op de datum en op de wijze bepaald door de Koning. De in het eerste lid bedoelde personeelsleden aangeworven door het Bureau worden ambtshalve in verlof voor opdracht van algemeen belang voor de duur van hun contract geplaatst. HOOFDSTUK IV. - De Hoge Raad voor Normalisatie
Art. 20.Bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie wordt een Hoge Raad voor Normalisatie opgericht, hierna « de Hoge Raad » genoemd.
Art. 21.De Hoge Raad heeft als opdracht om, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Minister, adviezen te verstrekken aangaande alle kwesties die betrekking hebben op het beleid en de ontwikkeling van de nationale en internationale normalisatie. De adviezen zijn openbaar.
Art. 22.Behoudens een voorzitter is de Hoge Raad samengesteld uit : 1° vier effectieve leden en vier plaatsvervangende leden uit de wetenschappelijke middens;2° zes effectieve leden en zes plaatsvervangende leden die de representatieve ondernemingsorganisaties vertegenwoordigen, waarvan twee effectieve en twee plaatsvervangende leden de kleine en middelgrote ondernemingen vertegenwoordigen;3° twee effectieve leden en twee plaatsvervangende leden die de organisaties bevoegd inzake verdediging van de consumentenbelangen vertegenwoordigen;4° twee effectieve leden en twee plaatsvervangende leden die de werknemersorganisaties vertegenwoordigen;5° twee effectieve leden en twee plaatsvervangende leden die de maatschappelijke belangenorganisaties vertegenwoordigen.
Art. 23.De Koning benoemt en ontslaat de voorzitter van de Hoge Raad.
Art. 24.De minister kiest en benoemt, op voordracht van de betrokken instanties, de effectieve en de plaatsvervangende leden volgens dezelfde modaliteiten.
Art. 25.Het mandaat van de voorzitter en van de leden duurt 6 jaar en is hernieuwbaar. Indien het mandaat van een werkend lid vroegtijdig wordt beëindigd zet zijn plaatsvervanger het mandaat verder. Nadien wordt een nieuwe plaatsvervanger benoemd tot het einde van het eerste lopende mandaat.
Art. 26.De Hoge Raad mag op zijn vergaderingen elke persoon uitnodigen wiens advies hem kan nuttig zijn.
Art. 27.Het secretariaat van de Hoge Raad wordt waargenomen door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.
Art. 28.De Hoge Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dit is aan de goedkeuring van de minister onderworpen.
Art. 29.De Hoge Raad brengt verslag uit over zijn activiteit in het afgelopen jaar. Dit verslag wordt openbaar gemaakt en aan de minister toegezonden.
Art. 30.De noodzakelijke kredieten om de werking van de Hoge Raad te verzekeren worden ieder jaar ingeschreven op de begroting van het ministerie van Economische Zaken. De Koning bepaalt het bedrag van de vergoedingen die aan de leden van de Hoge Raad kunnen toegekend worden. Hij bepaalt het bedrag van de verplaatsing- en verblijfsvergoedingen. HOOFDSTUK V. - Opheffings-, wijzigings- en slotbepalingen
Art. 31.De besluitwet van 20 september 1945 betreffende de normalisatie, gewijzigd bij de besluitwet van 28 februari 1947, wordt opgeheven.
Art. 32.In artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, worden in de categorie C, op hun plaats in de alfabetische volgorde, de woorden : « Bureau voor Normalisatie » ingevoegd.
Art. 33.In artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, vervallen de woorden « Belgisch Instituut voor Normalisatie ». In artikel 1, § 1, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, vervallen de woorden « Belgisch Instituut voor Normalisatie ».
Art. 34.De Koning bepaalt de datum van de inwerkingtreding van de bepalingen van deze wet.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 3 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE Met 's Lands zegel gegezeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Gewone zitting 2002-2003 Kamer van volksvertegenwoordigers Parlementaire stukken.- Doc. 50-2245. Nr. 1 : Wetsontwerp. Nr. 2 : Verslag. Nr. 3 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal verslag . - 13 maart 2003.
Senaat Parlementaire stukken. - Nr. 2-1540. Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.