Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 31 oktober 2000
gepubliceerd op 04 november 2000

Koninklijk besluit houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie

bron
ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie
numac
2000000890
pub.
04/11/2000
prom.
31/10/2000
ELI
eli/besluit/2000/10/31/2000000890/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op de artikelen 121 en 247;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1999 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van sommige artikelen van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juli 2000;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 29 september 2000;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 28 september 2000;

Gelet op het advies van de Adviesraad voor Burgemeesters, gegeven op 31 augustus 2000;

Gelet op het protocol nr. 24/2 van 25 september 2000 van het Onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de inplaatsstelling van de geïntegreerde politie de voorafgaande aanwijzing veronderstelt van de commissaris-generaal, van de directeurs-generaal, van de bestuurlijke directeurs-coördinatoren, van de gerechtelijke directeurs van federale politie, van de korpschefs van de lokale politie en van de inspecteur-generaal, op straffe van de organisatie van de nieuwe structuren en a fortiori de beschikbaarheid van de politiediensten in het gedrang te brengen; dat de datum van inwerkingtreding van de federale politie, gelet op artikel 260 van bovenvermelde wet van 7 december 1998, niet later mag vallen dan 1 januari 2001; dat de inplaatsstelling van de lokale politiekorpsen op diezelfde datum kan geschieden; dat de Koning die de lege lata de bevoegdheid heeft de voorwaarden en nadere regelen van deze aanwijzing vast te leggen, die mandatarissen moet aanwijzen na afloop van ingewikkelde selectieprocedures; dat die procedures bijgevolg zonder verwijl moeten worden aangevat teneinde de door de wetgever vastgelegde termijnen te eerbiedigen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 oktober 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Bepalingen met betrekking tot de eerste aanstellingen tot korpschef van de lokale politie

Artikel 1.Enkel de politieambtenaren van een korps van de gemeentepolitie, van de rijkswacht en van de gerechtelijke politie bij de parketten mogen solliciteren naar de eerste aanstelling in de betrekking van korpschef van lokale politie.

De kandidaten moeten ten minste dertig jaar oud zijn of een dienstanciënniteit van vijf jaar hebben als officier of in de graad die vereist is om zich kandidaat te stellen. Zij mogen de leeftijd van zestig jaar niet overschreden hebben.

Zij mogen niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een eindevaluatie met vermelding « onvoldoende » in de loop van de vijf jaar die de indiening van de kandidatuur voorafgaan noch een niet-uitgewiste zware tuchtstraf hebben opgelopen.

Art. 2.De kandidaten voor de betrekking van korpschef van lokale politie moeten titularis zijn, bij één van de algemene politiediensten conform artikel 1, van één van de volgende graden : § 1. Voor een politiezone waarvan het operationeel en het administratief en logistiek kader samen tenminste 600 voltijdse equivalenten telt: 1° wat de gemeentepolitie betreft : - (Hoofd)commissaris-korpschef van de gemeenten van klasse 18 tot 22; - Commissarissen van de klasse 21 of 22; 2° wat de rijkswacht betreft : - Majoor; - Luitenant-kolonel; - Kolonel; - Generaal-majoor; - Luitenant-generaal; 3° wat de gerechtelijke politie betreft bij de Parketten : - Afdelingscommissaris 1D; - Hoofdcommissaris; - Adjunct-commissaris-generaal; - Commissaris-generaal. § 2. Voor een politiezone waarvan het operationeel en het administratief en logistiek kader samen ten minste 300 en minder dan 600 voltijdse equivalenten telt : 1° wat de gemeentepolitie betreft : - (Hoofd)commissaris-korpschef; - Commissaris; - Adjunct-commissaris, adjunct-commissaris-inspecteur, adjunct-commissaris-hoofdinspecteur; - Brigadecommissaris; - Hoofdveldwachter, 2° wat de rijkswacht betreft : - Adjudant en adjudant-chef die de commandotoelage ontvangt, bedoeld in artikel 29, § 1, tweede lid van het koninklijk besluit van 24 oktober 1983 betreffende het geldelijk statuut van de leden van de rijkswacht; - Luitenant; - Kapitein; - Kapitein-commandant; - Majoor; - Luitenant-kolonel; - Kolonel; - Generaal-majoor; - Luitenant-generaal; 3° wat de gerechtelijke politie bij de Parketten betreft : - Inspecteur en afdelingsinspecteur, laureaat van het examen voor commissaris, zitting 1999; - Gerechtelijk commissaris; - Gerechtelijk afdelingscommissaris; - Hoofdcommissaris; - Adjunct-commissaris-generaal; - Commissaris-generaal. § 3. Voor een politiezone waarvan het operationeel en het administratief en logistiek kader samen ten minste 150 en minder dan 300 voltijdse equivalenten telt : 1° voor wat de gemeentepolitie betreft : - (Hoofd)commissaris-korpschef; - Commissaris; - Adjunct-commissaris, adjunct-commissaris-inspecteur, adjunct-commissaris-hoofdinspecteur; - Brigadecommissaris; - Hoofdveldwachter; 2° voor wat de rijkswacht betreft : - Adjudant en adjudant-chef die de commandotoelage ontvangt, bedoeld in artikel 29, § 1, tweede lid van het koninklijk besluit van 24 oktober 1983 betreffende het geldelijk statuut van de leden van de rijkswacht; - Luitenant; - Kapitein; - Kapitein-commandant; - Majoor; - Luitenant-kolonel; - Kolonel; - Generaal-majoor; - Luitenant-generaal; 3° voor wat de gerechtelijke politie bij de Parketten betreft : - Gerechtelijk inspecteur en gerechtelijk afdelingsinspecteur, laureaat van het examen voor commissaris, zitting 1999; - Gerechtelijk commissaris; - Gerechtelijk afdelingscommissaris; - Hoofdcommissaris; - Adjunct-commissaris-generaal; - Commissaris-generaal. § 4. Voor een politiezone waarvan het operationeel en het administratief en logistiek kader samen ten minste 75 en minder dan 150 voltijdse equivalenten telt : 1° voor wat de gemeentepolitie betreft : - (Hoofd)commissaris-korpschef; - Commissaris; - Adjunct commissaris, adjunct-commissaris-inspecteur, adjunct-commissaris-hoofdinspecteur; - Brigadecommissaris; - Hoofdveldwachter; 2° voor wat de rijkswacht betreft : - Adjudant en adjudant-chef die de commandotoelage ontvangt, bedoeld in artikel 29, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 24 oktober 1983 betreffende het geldelijk statuut van de leden van de rijkswacht; - Luitenant; - Kapitein; - Kapitein-commandant; - Majoor; - Luitenant-kolonel; - Kolonel; - Generaal-majoor; - Luitenant-generaal; 3° voor wat de gerechtelijke politie bij de Parketten betreft : - Gerechtelijk inspecteur en gerechtelijk afdelingsinspecteur, laureaat van het examen voor commissaris, zitting 1999; - Gerechtelijk commissaris; - Gerechtelijk afdelingscommissaris; - Hoofdcommissaris; - Adjunct-commissaris-generaal; - Commissaris-generaal. § 5. Voor een politiezone waarvan het operationeel en het administratief en logistiek kader samen minder dan 75 voltijdse equivalenten telt : 1° voor wat de gemeentepolitie betreft : - (Hoofd)commissaris-korpschef; - Commissaris; - Adjunct-commissaris, adjunct-commissaris-inspecteur, adjunct-commissaris-hoofdinspecteur; - Brigadecommissaris; - Hoofdveldwachter; 2° voor wat de rijkswacht betreft : - Adjudant en adjudant-chef die de commandotoelage ontvangt, bedoeld in artikel 29, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 24 oktober 1983 betreffende het geldelijk statuut van de leden van de rijkswacht; - Luitenant; - Kapitein; - Kapitein-commandant; - Majoor; - Luitenant-kolonel; - Kolonel; - Generaal-majoor; - Luitenant-generaal; 3° voor wat de gerechtelijke politie bij de Parketten betreft - Gerechtelijk inspecteur en gerechtelijk afdelingsinspecteur, laureaat van het examen voor commissaris, zitting 1999; - Gerechtelijk commissaris; - Gerechtelijk afdelingscommissaris; - Hoofdcommissaris; - Adjunct-commissaris-generaal; - Commissaris-generaal.

Art. 3.§ 1. De kandidaturen ingediend overeenkomstig artikel 4 worden onderzocht door een commissie, opgericht in elke politiezone, samengesteld uit : - de gouverneur van de provincie waarbinnen de desbetreffende politiezone zich situeert; - de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarbinnen zich de desbetreffende politiezone situeert; - de inspecteur-generaal, of de afgevaardigde die hij aanduidt onder zijn adjuncten; - een externe expert aangeduid door de burgemeester(s) van de desbetreffende politiezone.

De commissie beslist bij meerderheid. Bij staking van stemmen, is de stem van de provinciegouverneur beslissend.

In de ééngemeentepolitiezones wordt de commissie voorgezeten door de burgemeester en in de meergemeentenzones door de voorzitter van het politiecollege. De andere burgemeester(s) van de zone die het wens(t)(en) kan (kunnen) eveneens de vergaderingen van de commissie bijwonen.

De voorzitter en de burgemeesters nemen adviserend deel aan de werkzaamheden van de commissie en mogen de beraadslaging bijwonen. Ze stemmen evenwel niet.

De externe expert wordt aangewezen onder de personen die een pertinente ervaring op praktisch of academisch vlak met betrekking tot politiezaken kunnen doen gelden. De aanwijzing wordt ter kennis gebracht van de Minister van Binnenlandse Zaken die over een termijn van vijf werkdagen beschikt om de aanwijzing ongedaan te maken wanneer hij van oordeel is dat betrokkene de vereiste pertinente ervaring niet kan laten gelden. Wanneer deze termijn verstreken is, is de aanwijzing definitief. § 2. De Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie bepalen het algemeen profiel waaraan de kandidaten dienen te voldoen voor elke categorie van mandaten. Dit profiel legt de nadruk op de managementcompetenties, technische competenties en persoonlijkheidskenmerken die onontbeerlijk zijn om de geambieerde functie te vervullen binnen en in de geest van de nieuwe geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. § 3. De commissie bedoeld in § 1 onderzoekt de ontvankelijkheid van de kandidatuur en hun overeenstemming met de objectieve voorwaarden van het vereiste profiel. § 4. De kandidaten die in aanmerking genomen worden door de commissie na afloop van het onder § 3 bedoelde onderzoek, worden onderworpen aan een proef van het type « assesment center » georganiseerd onder voogdij van SELOR tijdens een beperkte periode bepaald door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. Deze proef heeft enkel tot doel de geschiktheid tot bevelvoering van de kandidaten na te gaan. De resultaten van deze testen worden meegedeeld aan de commissie. De resultaten vermelden, per betrekking, de voor bevelvoering geschikt geachte kandidaten en de ongeschikt geachte kandidaten. Die adviezen worden met redenen omkleed.

Na de resultaten van de proef van het type « assesment center » te hebben gevalideerd, hoort de commissie de geschikt geachte kandidaten en controleert hun overeenstemming met het profiel. Vervolgens rangschikt ze hen binnen drie categorieën : zeer geschikt, geschikt, en ongeschikt. Ze overhandigt de rangschikking aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen

Art. 4.De te verlenen vacante betrekkingen worden onder meer bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De kandidaturen, met vermelding van de zone(s) waarvoor men postuleert, moeten aangetekend verstuurd worden aan de burgemeester of aan de voorzitter van de politiecollege van de zone waarvoor hij postuleert, binnen een termijn van 16 dagen die aanvangt op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Iedere kandidaat zal een ontvangstbewijs worden toegestuurd.

Ze moeten vergezeld zijn van een curriculum vitae, een bondige uiteenzetting van de hoedanigheden en van de motivering van de kandidaat voor de uitoefening van de te begeven functie.

Art. 5.Het secretariaat van de zonale commissies waarvan sprake in artikel 3 wordt verzekerd door de diensten van de burgemeester of van de voorzitter van het politiecollege.

Art. 6.De chef van het lokale politiekorps wordt door de Koning in zijn functie aangewezen voor een éénmaal hernieuwbare termijn van vijf jaar, op gemotiveerde voordracht van de gemeenteraad of van de politieraad en na gemotiveerd advies van de procureur-generaal bij het Hof van Beroep, onder de kandidaten vermeld in de lijst bedoeld in het artikel 3, § 4, tweede lid.

De gemeenteraad of de politieraad kiest onder de zeer geschikte kandidaten.

Indien er minder dan drie zeer geschikte kandidaten zijn voor de te begeven betrekking, kan de gemeenteraad of de politieraad kiezen tussen deze zeer geschikte kandida(a)t(en) en de door de commissie aangewezen geschikte kandidaten zo dat de keuze altijd kan geschieden onder drie kandidaten.

Bij gebrek aan zeer geschikte kandidaten, kiest de gemeenteraad of de politieraad onder de geschikte kandidaten.

De burgemeester of het politiecollege kan met een gemotiveerde beslissing een ander kandidaat vermeld in de lijst bedoeld in het artikel 3, § 4, tweede lid, voordragen voor zover hij niet voorkomt onder de ongeschikte kandidaten.

De procureur-generaal bij het Hof van Beroep moet zich er over uitspreken binnen de vijftien dagen vanaf de ontvangst van de voorstellen. Na deze termijn wordt zijn advies als gunstig geacht.

Art. 7.De politieambtenaar bekleed met een graad van officier, aangesteld met toepassing van dit besluit in een betrekking waarvoor een graad van hoger officier vereist is, wordt benoemd in de graad van hoger officier na afloop van het derde jaar dat hij deze betrekking uitoefent, indien hij een gunstige evaluatie kreeg.

Art. 8.De personeelsleden die geschikt bevonden worden bij een proef van het type « assesment center » georganiseerd met toepassing van de artikelen 5, § 4, eerste lid, of 8, § 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de federale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, worden vrijgesteld van proeven van hetzelfde type die georganiseerd worden met toepassing van dit besluit.

Art. 9.De Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie bepalen gezamenlijk de modaliteiten van de eerste aanstelling tot andere functies binnen de lokale politie. Gaat het om een betrekking die gepaard gaat met een mandaat dan is de aanstelling slechts vijf jaar geldig.

Art. 10.De aanstelling tot een betrekking van korpschef van een lokaal politiekorps bij toepassing van dit besluit brengt op een onvoorwaardelijke en onherroepelijke wijze en zonder voorafgaande kennisgeving de nietigheid mee van de kandidaturen voor elke andere selectie of aanstelling tot een betrekking van korpschef van een andere lokale politie bij toepassing van dit besluit.

Art. 11.In afwijking op artikel 29 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus worden de secretaris van de politieraad en -college, die de bevoegdheden uitoefenen die hen verleend worden door dit besluit, aangeduid uit één van de gemeentebesturen van de zone. De briefwisseling uitgaande van die organen wordt ondertekend door hun voorzitter.

Art. 12.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 13.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Souillac, 31 oktober 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^