Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 mei 2007
gepubliceerd op 31 mei 2007

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie

bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2007000274
pub.
31/05/2007
prom.
04/05/2007
ELI
eli/besluit/2007/05/04/2007000274/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 MEI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op de artikelen 121 en 247;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 2001 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie;

Gelet op het protocol nr. 187/2 van 21 augustus 2006 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Overwegende dat het advies van de adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;

Gelet op het advies nr. 42.246/2 van de Raad van State, gegeven op 28 februari 2007, met toepassing van de artikelen 3, § 1 en 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat in het arrest van de Raad van State nr. 147.283 van 5 juli 2005 wordt gewezen op een tekortkoming in de pleegvormen bij de totstandkoming van het koninklijk besluit van 5 februari 2001 tot wijziging van voormeld koninklijk besluit van 31 oktober 2000; dat de rechtzetting bij dit besluit het mogelijk moet maken enkele selectieprocedures tot korpschef, na de censuur door de Raad van State, tot een goed einde te kunnen brengen;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 februari 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 3.§ 1. De kandidaturen ingediend overeenkomstig artikel 4 worden onderzocht door een commissie, opgericht in elke politiezone samengesteld uit : - de gouverneur van de provincie waarbinnen de desbetreffende politiezone zich situeert; - de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarbinnen zich de desbetreffende politiezone situeert; - de inspecteur-generaal, of de afgevaardigde die hij aanwijst onder zijn adjuncten; - een externe expert aangewezen door de burgemeester(s) van de desbetreffende politiezone; - een externe expert aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken; - de burgemeester van de gemeente of de voorzitter van het politiecollege, voorzitter van de commissie.

De commissie beslist bij meerderheid. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter beslissend.

De andere burgemeester(s) van de zone die het wens(t)(en) kan (kunnen) eveneens de vergaderingen van de commissie bijwonen. Zij kunnen tevens adviserend deelnemen aan de werkzaamheden van de commissie en de beraadslaging bijwonen. Zij stemmen evenwel niet.

De in het eerste lid, vierde aandachtstreepje, bedoelde externe expert wordt aangewezen onder de personen die een pertinente ervaring op praktisch of academisch vlak met betrekking tot politiezaken kunnen doen gelden. De aanwijzing wordt ter kennis gebracht van de Minister van Binnenlandse Zaken die over een termijn van vijf werkdagen beschikt om de aanwijzing ongedaan te maken wanneer hij van oordeel is dat betrokkene de vereiste pertinente ervaring niet kan laten gelden.

Wanneer deze termijn verstreken is, is de aanwijzing definitief. ».

Art. 2.Artikel 8bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 februari 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 8bis.De personeelsleden die geschikt bevonden worden bij een proef van het type « assesment center » georganiseerd in een politiezone met toepassing van dit besluit worden vrijgesteld van proeven van hetzelfde type die georganiseerd worden door een andere politiezone met toepassing van dit besluit. ».

Art. 3.Het koninklijk besluit van 5 februari 2001 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie, wordt ingetrokken.

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 8 februari 2001.

Art. 5.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 mei 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^