Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 16 januari 2001
gepubliceerd op 23 januari 2001

Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 12 van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling tot bepaalde betrekkingen van de federale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie

bron
ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie
numac
2000001124
pub.
23/01/2001
prom.
16/01/2001
ELI
eli/besluit/2001/01/16/2000001124/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 JANUARI 2001. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 12 van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling tot bepaalde betrekkingen van de federale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie


De Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 121;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling tot bepaalde betrekkingen van de federale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, inzonderheid op artikel 12;

Gelet op het protocol nr. 11 van 21 april 2000 en nr. 32/1 van 1 december 2000 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de structuur van de nieuwe federale politie wordt opgezet op 1 januari 2001; dat er naast de eerste aanstellingen bij de federale politie ingevolge hoofdstuk I van het koninklijk besluit dat wordt uitgevoerd, er een dwingende noodzaak is om alle personeelsleden die zullen worden opgenomen in de nieuwe structuur aan te wijzen voor een specifieke betrekking; dat alleen zodoende zowel continuïteit van de dienst kan worden gegarandeerd als doorzichtigheid aangaande de situatie van het personeel binnen de nieuwe structuur;

Gelet op het advies 31.031/4 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluiten : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° de wet : de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;2° de commissaris-generaal : de commissaris-generaal van de federale politie bedoeld in artikel 99, eerste lid, van de wet en aangewezen krachtens hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling tot bepaalde betrekkingen van de federale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie;3° directeur-generaal : de personeelsleden bedoeld in artikel 100, eerste lid, van de wet en aangewezen krachtens hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling tot bepaalde betrekkingen van de federale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie;4° gezaghebbende betrekking : ieder organiek ambt dat een gezagsuitoefening inhoudt en dat, binnen de algemene directies van de federale politie, bedoeld in het koninklijk besluit van 3 september 2000 met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie, en ander dan die bedoeld in hoofdstuk II van het voormeld koninklijk besluit van 31 oktober 2000, als zodanig wordt bepaald door de commissaris-generaal, rekening houdend met de opdrachten toegekend aan de respectieve algemene directies bij voormeld koninklijk besluit van 3 september 2000. HOOFDSTUK II. - Bepalingen met betrekking tot de eerste aanstelling tot gezaghebbende betrekkingen in de federale politie

Art. 2.De commissaris-generaal wijst op voordracht van de respectieve directeurs-generaal binnen de algemene directies van de federale politie onder de in de artikelen 241 en 243 van de wet bedoelde personeelsleden die overgaan naar de federale politie, bij die overgang bepaalde personeelsleden aan voor een identieke of minstens analoge gezaghebbende betrekking als die welke zij uitoefenden in hun dienst van oorsprong.

Bij de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen wordt, met uitzondering van de aanwijzingen voor een mandaat in de zin van het statuut bedoeld in artikel 121 van de wet, gezorgd voor een evenredige verdeling van die betrekkingen over de gewezen leden van de rijkswacht, de gemeentepolitie en de gerechtelijke politie, naargelang van hun respectieve inbreng in de opgerichte diensten.

De selectie voor de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen geschiedt op grond van het persoonlijk dossier van de betrokken personeelsleden met uitzondering van de evaluaties uitgebracht na 21 april 2000, waarna de proportionaliteit zal worden verwezenlijkt.

Art. 3.Onverminderd het tweede lid, legt de commissaris-generaal de lijst van de gezaghebbende betrekkingen en van de aanwijzingen ter goedkeuring voor aan de Minister van Binnenlandse Zaken.

De commissaris-generaal legt de lijst van de aanwijzingen in de algemene directie gerechtelijke politie en de gedeconcentreerde gerechtelijke diensten ter gezamenlijke goedkeuring voor aan de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken. HOOFDSTUK III. - Aanwijzingen voor de overige betrekkingen

Art. 4.Onverminderd artikel 244 van de wet, wijst de commissaris-generaal de in de artikelen 241 en 243 van de wet bedoelde personeelsleden die overgaan naar de federale politie en die bij die overgang niet zijn aangewezen bij toepassing van artikel 2, noch bij toepassing van het voormelde koninklijk besluit van 31 oktober 2000, bij die overgang aan voor een identieke of minstens analoge betrekking binnen de federale politie.

De commissaris-generaal houdt hierbij in het bijzonder rekening met de bevoegdheden toegekend aan de algemene directies van de federale politie bij het voormelde koninklijk besluit van 3 september 2000 en met de betrekking die het personeelslid bekleedde in zijn dienst van oorsprong.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 16 januari 2001.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^