gepubliceerd op 31 mei 2007
Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie
11 MEI 2007. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie
De Minister van Justitie, De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie, inzonderheid op artikel 3, § 2;
Gelet op het protocol nr. 177/3 van 20 maart 2006 van het Onderhandelingscomité voor de politiediensten;
Overwegende dat het advies van de adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op het advies nr. 42.247/2 van de Raad van State, gegeven op 28 februari 2007, met toepassing van de artikelen 3, § 1 en 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat in het arrest van de Raad van State nr. 147.283 van 5 juli 2005 wordt gewezen op een tekortkoming in de pleegvormen bij de totstandkoming van de functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van een korpschef van de lokale politie; dat de rechtzetting bij dit besluit het mogelijk moet maken enkele selectieprocedures tot korpschef, na de censuur door de Raad van State, tot een goed einde te kunnen brengen;
Besluiten :
Artikel 1.De functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van een korpschef worden vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 29 december 2000.
Brussel, 11 mei 2007.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Bijlage bij het ministerieel besluit van 11 mei 2007 Functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van een korpschef I. Aanwijzing De chef van het lokale politiekorps wordt door de Koning in zijn functie aangewezen voor een éénmaal hernieuwbare termijn van 5 jaar, op gemotiveerde voordracht van de gemeenteraad of van de politieraad en na gemotiveerd advies van de procureur-generaal bij het hof van beroep en van de gouverneur, uit de door een selectiecommissie geschikt bevonden kandidaten.
II. Organisatorische plaats De chef van het lokaal politiekorps heeft de leiding over het lokaal politiekorps en dit onder het gezag van de burgemeester of van het politiecollege.
III. Algemene functieomschrijving - De korpschef is, onder het gezag van de burgemeester of van het politiecollege, verantwoordelijk voor de uitvoering van het lokaal politiebeleid, en meer bepaald, voor de uitvoering van het zonaal veiligheidsplan. - De korpschef staat in voor de leiding, de organisatie en de verdeling van de taken binnen het lokaal politiekorps en de uitvoering van het beheer van dit korps. - De korpschef is verantwoordelijk voor de uitvoering door het politiekorps van de lokale opdrachten, van de richtlijnen met betrekking tot de opdrachten met een federaal karakter en van de opvorderingen evenals van de toepassing van de organisatie- en uitrustingsnormen zoals bepaald in artikelen 141 en 142 WGP. - Voor de uitoefening van zijn functie, kan de korpschef de in artikel 104, 1° van de WGP, bedoelde hulp inroepen. - Met het oog op een goed beheer van het politiekorps, licht de korpschef zo spoedig mogelijk de burgemeester of het politiecollege in over alles wat het lokaal politiekorps en de uitvoering van zijn opdrachten aangaat. Hij licht hem ook in over de initiatieven die de lokale politie overweegt te nemen en die betrekking hebben op het zonale veiligheidsbeleid. - Hij moet elke maand verslag uitbrengen aan de burgemeester of aan het politiecollege over de werking van het korps en hem op de hoogte brengen van de klachten van buitenaf aangaande de werking van het korps of het optreden van zijn personeel. - Toezicht op en de uitvoering van de wettelijke taken zoals omschreven in de wet op het politieambt van 5 augustus 1992 en titel IV van de nieuwe gemeentewet. - Toezicht op en uitoefenen van de bevoegdheid inherent aan de hoedanigheid van officier van bestuurlijke politie. - Toezicht op en uitoefenen van de bevoegdheid gekoppeld aan de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings. - Eindverantwoordelijke m.b.t. het intern toezicht conform de omzendbrief POL48. - Het onderhoud van externe relaties. - Het voeren van functionerings- en evaluatiegesprekken.
IV. Algemene voorwaarden De aanwijzingen gebeuren uitsluitend op vrijwillige basis.
Voor de aanwijzing voor een mandaat komt uitsluitend in aanmerking het personeelslid dat : - deel uitmaakt van het operationeel kader; - beantwoordt aan de profielvereisten van een chef van een korps van de lokale politie; - geen evaluatie met eindvermelding " onvoldoende " hebben gekregen in de loop van de 5 jaar die de indiening van de kandidatuur voorafgaan; - zich bevindt in een administratieve stand waar het zijn aanspraken op bevordering en baremische loopbaan kan doen gelden; - geen zware tuchtstraf hebben opgelopen die niet is uitgewist; - minimum 30 jaar oud zijn of 5 jaar in een graad van officier hebben of in een graad die in aanmerking komt om zich kandidaat te stellen; - de leeftijd van zestig jaar niet heeft bereikt.
Deze voorwaarden moeten vervuld zijn op de laatste datum van de indiening van de kandidaatstelling.
V. Specifieke voorwaarden A. Kennis - Grondige kennis van de wettelijke bepalingen m.b.t. het politiewezen. - Grondige kennis van de organisatie, structuren en de verschillende bevoegdheden van de twee niveaus van de geïntegreerde politiedienst. - Kennis van algemeen organisatiemanagement. - Kennis van projectmanagement. - Grondige kennis hebben van alle aspecten van basispolitiezorg.
B. Vaardigheden - Leidinggevende vaardigheden. - De bekwaamheid tot het ontwikkelen van een missie, visie en waarden voor zijn politieorganisatie, en het vervullen van een voorbeeldrol. - Persoonlijke betrokkenheid bij het verzekeren dat het managementsysteem van de organisatie ontwikkeld, geïmplementeerd en voortdurend verbeterd wordt. - Persoonlijke betrokkenheid bij klanten, partners en vertegenwoordigers van de gemeenschap. - De bekwaamheid om de bij wet bepaalde, en door de overheden opgelegde opdrachten uit te voeren. - De bekwaamheid om de verschillende opdrachten van de diverse opdrachtgevers op een coherente wijze tot een goed einde te brengen, en dit met de ter beschikking gestelde werkvormen en middelen. - De bekwaamheid tot organiseren : de bekwaamheid een organisatiestructuur te ontwikkelen voor de efficiënte en effectieve uitvoering van de opdrachten van de lokale politie. - De bekwaamheid tot delegeren : eigen beslissingsbevoegdheden en verantwoordelijkheden op efficiënte wijze aan collega's/medewerkers toedelen. - De bekwaamheid om de principes van het human resources management toe te passen binnen de organisatie. - De bekwaamheid om de medewerkers te motiveren. - Inzetten van de juiste man op de juiste plaats. - De bekwaamheid tot plannen van de werkzaamheden van de dienst : op effectieve wijze prioriteiten bepalen en aangeven welke acties nodig zijn om de gestelde doelen op korte en lange termijn te realiseren. - De bekwaamheid tot relativeren. - Politiezone-overschrijvend kunnen denken. - Zelfstandige beslissingen kunnen nemen : beslissingen kunnen nemen zonder problemen voor zich uit of in de schoenen van anderen te schuiven. - Initiatief durven nemen. - Bekwaamheid tot onderhandelen. - Bekwaamheid tot samenwerken : samen met de medewerkers bijdragen tot een gezamenlijk resultaat. - Een realistisch zicht hebben op de verhoudingen politieke beleidsvoering - korpswerking. - Over goede mondelinge en schriftelijke communicatieve vaardigheden beschikken. - Probleemoplossend ingesteld zijn : efficiënt zijn in het opsporen van mogelijke oorzaken van problemen alsook bijdragen tot het zoeken naar oplossingen. - Contactvaardig zijn.
C. Attitudes - Dynamisch en creatief zijn : met de nodige verbeeldingskracht langs onbetreden paden een doel nastreven en de bereidheid om het risico te nemen om met onzekerheden om te gaan, de capaciteit en bereidheid om nieuwe of alternatieve doelstellingen te formuleren die een breuk zijn met tradities en oude vertrouwde gewoontes. - Over een grote integriteit beschikken : respect voor anderen, noch favoritisme noch discriminatie. - Over het nodige gezag beschikken : niet alleen een voldoende dominante persoonlijkheid zijn om mensen en situaties te beheersen en te leiden, maar ook dit gezag weten uit te stralen zodat men als vanzelfsprekend als leider wordt aanvaard. - Duidelijkheid, transparantie : geen mysterieuze of wisselvallige figuur van wie men zelden weet wat hij bedoelt of waar hij naartoe wil; wel iemand die zich helder, duidelijk en vatbaar weet uit te drukken zodat de boodschap exact begrepen kan worden. - Hoge frustratietolerantie en inkasseringsvermogen. - Stressbestendig zijn. - Openstaan voor de problemen van alle personeelsleden en deze discreet kunnen behandelen. - Innovatief denken. - In alle omstandigheden blijk geven van een correcte ingesteldheid. - Aanpassingsbereid zijn.
D. Specifieke vereisten - Cognitief engagement : de wil en het vermogen om zich steeds verder te vervolmaken in de uitoefening van zijn functie, ook via schriftelijke documentatiebronnen, het bijwonen van colloquia, vormingssessies, symposia, enz.... - Sociaal engagement : het vermogen empatisch en sociaal voelend het maatschappelijke probleemveld aan te pakken vanuit een politioneel vaktechnische achtergrond. - Ervaring in de toepassing van moderne managementtechnieken. - In staat zijn om in contact te treden met de bevolking en om in te spelen op de behoeften van de bevolking. - Het kunnen inschatten van de te vragen materiële en menselijke ondersteuning aan het federale niveau voor de uitvoering van de eigen lokale opdrachten. - Het kunnen inschatten van de te leveren materiële en menselijke ondersteuning aan het federale niveau, en dit in functie van het verzekeren van de continuïteit in de lokale basispolitiezorg. - Beschikken over de vereiste visie op de ontwikkeling van de nodige bilaterale akkoorden met de andere lokale zones om een volwaardige politieorganisatie te kunnen garanderen binnen het arrondissement. - Beschikken over de vereiste kwaliteiten om diensten die voorheen een eigen identiteit, cultuur en werkmethodiek hadden, te integreren. - Beschikken over de vereiste vaardigheden en ingesteldheid om te dialogeren met de politieke overheden (federale en lokale).
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 11 mei 2007 tot uitvoering van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de eerste aanstelling in bepaalde betrekkingen van de lokale politie.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL