gepubliceerd op 10 februari 1999
Koninklijk besluit betreffende de boekhouding en de jaarrekening met betrekking tot de Fondsen voor bestaanszekerheid
15 JANUARI 1999. - Koninklijk besluit betreffende de boekhouding en de jaarrekening met betrekking tot de Fondsen voor bestaanszekerheid
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor Bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 13 bis, ingevoegd bij de wet van 13 februari 1998;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 juni 1998;
Gelet op de beraadslaging van de Ministerraad, op 17 juli 1998, betreffende de aanvraag om advies binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 oktober 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De boekhouding en de jaarrekening
Artikel 1.Elk Fonds voor bestaanszekerheid voert een voor de aard en de omvang van zijn activiteiten passende boekhouding, rekening houdend met de opdrachten waarmee het is belast blijkens zijn statuten en alle andere bijzondere bepalingen die betrekking hebben op het Fonds.
Art. 2.De boekhouding omvat al de verrichtingen, de bezittingen en vorderingen, schulden, verplichtingen en verbintenissen van welke aard ook.
Art. 3.De boekhouding wordt door middel van een stelsel van boeken en rekeningen gevoerd met inachtneming van de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden.
Alle verrichtingen worden zonder uitstel, getrouw, volledig en naar tijdsorde ingeschreven in een ongesplitst dagboek of in een hulpdagboek. Ze worden methodisch ingeschreven in of overgebracht naar de rekeningen waarop ze betrekking hebben.
De rekeningen worden ondergebracht in een voor de activiteiten van het Fonds voor bestaanszekerheid passend rekeningstelsel.
Art. 4.Elk fonds verricht, omzichtig en ter goeder trouw, ten minste eens per jaar de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen om op een door hem gekozen datum de inventaris op te maken van al zijn bezittingen, vorderingen, schulden, verplichtingen en verbintenissen van welke aard ook.
Deze inventaris wordt verricht overeenkomstig het rekeningenstelsel van het Fonds voor Bestaanszekerheid.
Nadat de rekeningen in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens van de inventaris, worden ze samengevat en beschreven in een staat, zijnde de jaarrekening.
De jaarrekening en de inventarisstukken waarop zij steunt, worden overgeschreven in een boek; de stukken die wegens de omvang bezwaarlijk kunnen worden overgeschreven, worden in dat boek samengevat en erbij gevoegd.
Art. 5.De jaarrekening, die elk jaar moet worden opgesteld, omvat de balans, de resultatenrekening en de toelichting. Deze documenten vormen een geheel.
Art. 6.Naast de gegevens zoals voorzien in hoofdstuk II van de bijlage, vermeldt de toelichting bedoeld in artikel 5 van dit besluit : 1° een omschrijving van de voordelen die het Fonds voor Bestaanszekerheid verleent, met verwijzing naar de statuten en de collectieve arbeidsovereenkomsten die er betrekking op hebben. Hierbij wordt toegelicht welke bedragen, zoals vermeld in de resultatenrekening op deze voordelen betrekking hebben. 2° Het bedrag of het percentage van de bijdragen van het afgelopen boekjaar.3° De grootte en een omschrijving van de bestuurskosten zoals vermeld in artikel 5 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid. HOOFDSTUK II. - Vorm en inhoud van de jaarrekening Afdeling 1. - Algemene principes.
Art. 7.De jaarrekening moet een getrouw beeld geven van het vermogen, de financiële situatie, alsook van de resultaten van het Fonds voor bestaanszekerheid.
Art. 8.Zij moet duidelijk worden opgesteld en stelselmatig weergeven, enerzijds de aard en het bedrag, op de dag waarop het boekjaar wordt afgesloten, van de bezittingen en de rechten van het Fonds voor bestaanszekerheid, van haar schulden, verplichtingen en verbintenissen en anderzijds, voor het op die dag afgesloten boekjaar, de aard en het bedrag van haar kosten en haar opbrengsten.
Wanneer de toepassing van de wetgeving en de bepalingen van dit besluit niet volstaan om te voldoen aan het bepaalde in artikel 7, moeten aanvullende inlichtingen worden verstrekt in de toelichting.
Art. 9.Compensatie tussen bezittingen en schulden, tussen rechten en verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten is verboden, behalve in de gevallen voorzien door dit besluit.
Art. 10.Het rekeningsstelsel van het Fonds voor bestaanszekerheid moet zodanig worden opgevat of aangepast dat de balans en de resultatenrekening, zonder toevoeging en weglating voortvloeien uit de balans van de overeenstemmende rekeningen.
De beginbalans van een boekjaar moet overeenstemmen met de eindbalans van het voorafgaande boekjaar.
Art. 11.De jaarrekening wordt opgesteld in BEF/EUR. Het boekjaar valt samen met een periode van 12 maanden. Afdeling 2. - Structuur van de jaarrekening.
Art. 12.De balans en de resultatenrekening worden opgesteld overeenkomstig de schema's bedoeld in hoofdstuk I van de bijlage bij dit besluit.
Art. 13.De posten van de balans en de resultatenrekening, alsmede de vermeldingen van de toelichting kunnen worden weggelaten wanneer zij niet dienstig zijn voor het betrokken boekjaar.
Wanneer de bedragen van het voorgaande boekjaar moeten worden vermeld, dan mogen ze slechts worden weggelaten wanneer ze voor dat boekjaar niet dienstig zijn.
Art. 14.Het Fonds voor bestaanszekerheid mag de posten en de staten voorzien in dit besluit verder splitsen.
Art. 15.De inhoud van de posten van de jaarrekening wordt, in de mate sommige nadere precisering vragen, bepaald in hoofdstuk III van de bijlage bij dit besluit.
Art. 16.De voorstelling van de jaarrekening moet identiek zijn van het ene jaar tot het andere.
Zij wordt echter gewijzigd wanneer, onder meer ingevolge een belangrijke wijziging in de structuur van het vermogen, van de opbrengsten en de kosten van het Fonds voor bestaanszekerheid, ze niet meer beantwoordt aan het voorschrift van artikel 7. Deze wijzigingen worden vermeld en verantwoord in de toelichting die behoort tot het boekjaar waarin ze werden ingevoerd. Afdeling 3. - Bijzondere bepalingen met betrekking tot de
jaarrekening.
Art. 17.De balans en de resultatenrekening vermelden bij elke post het bedrag van de overeenkomstige post van het voorafgaande boekjaar.
Wanneer de bedragen van het boekjaar niet vergelijkbaar zijn met die van het voorafgaande boekjaar, mogen de bedragen van het voorafgaande boekjaar worden aangepast met het oog op hun vergelijkbaarheid.
In dat geval moet de toelichting de aanpassingen vermelden en toelichten behalve indien zij onbelangrijk zijn.
Worden de bedragen van het voorafgaande boekjaar niet aangepast, dan moet de toelichting de nodige gegevens bevatten om een vergelijking mogelijk te maken.
Art. 18.Voor wat moet worden verstaan onder « afschrijvingen », « waardeverminderingen » en « voorzieningen voor risico's en kosten », wordt verwezen naar de artikelen 12 en 13 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen. HOOFDSTUK III. - Waarderingsregels
Art. 19.De waarderingsregels van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen zullen toegepast worden met uitzondering wat betreft de bepalingen met betrekking tot de voorzieningen waarvan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, na advies van de Nationale Arbeidsraad en de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, de principes, de modaliteiten, de technieken en de termijn waarbinnen deze moeten aangelegd worden, zal vastleggen.
Artikel 34 van het voormeld koninklijk besluit vindt echter geen toepassing op de fondsen voor bestaanszekerheid. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen in verband met de controle- en de toezichtsorganen
Art. 20.Van de vergaderingen gehouden door het beheersorgaan wordt een verslag opgemaakt. In dit verslag komen onder meer alle beslissingen voor die door het beheersorgaan van het Fonds voor Bestaanszekerheid zijn genomen en die financiële gevolgen hebben of kunnen hebben.
Art. 21.De jaarrekeningen, het jaarverslag met betrekking tot het Fonds voor Bestaanszekerheid en het verslag van de revisor(en) of de accountant(s), moeten jaarlijks worden overgemaakt aan de voorzitter van het bevoegd paritair comité die ze onmiddellijk voorlegt aan het paritair comité.
De voorzitter van het paritair comité bezorgt vervolgens onmiddellijk een afschrift aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid.
Art. 22.Wanneer blijkt dat de jaarrekening, opgesteld overeenkomstig dit besluit, een negatief saldo vertoont dat niet kan worden aangezuiverd met eerder aangelegde reserves, maakt de revisor of de accountant hiervan melding in zijn verslag. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 23.Dit besluit treedt in werking de dag dat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 24.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 januari 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
Bijlage bij het koninklijk besluit betreffende de boekhouding en de jaarrekening met betrekking tot de fondsen voor bestaanszekerheid HOOFDSTUK I. - Schema van de jaarrekening Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK II. - Inhoud van de toelichting De toelichting moet de volgende gegevens bevatten : I. Een staat van de materiële vaste activa (rubriek II van het actief van de balans) met de vermelding van, a) het bedrag van de aanschaffingswaarde per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het boekjaar, en het bedrag ervan per einde van het boekjaar;b) het bedrag van de afschrijvingen en de waardeverminderingen per einde van het vorige boekjaar, de mutaties ervan tijdens het vorige boekjaar en het bedrag van deze afschrijvingen en waardeverminderingen per einde van het boekjaar; c) het bedrag van de netto-boekwaarde per einde van het boekjaar.l II. Een staat van de geldbeleggingen opgesplitst overeenkomstig punt V van het actief van de balans en met vermelding voor elke categorie van geldbelegging van een lijst van de beleggingen in het bezit van het Fonds.
III. Als het bedrag belangrijk is, een staat van de Overige vorderingen (rubriek III B, en IV B van het actief van de balans) met vermelding van de debiteur van de vordering en de termijn toegestaan voor de terugbetaling.
IV. Met betrekking tot de schulden in de rubriek IV B en C van de balans moet verwezen worden naar de artikelen in de statuten van het Fonds voor bestaanszekerheid waarop zij betrekking hebben indien dit mogelijk is.
V. De volgende gegevens met betrekking tot het personeel en de personeelskosten : - over het boekjaar en het overige boekjaar, wat betreft de werknemers ingeschreven in het personeelsregister en verbonden met het Fonds met een arbeidsovereenkomst of een stageovereenkomst in de zin van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces : a) het totaal aantal op het moment van het sluiten van het boekjaar;b) het gemiddeld personeelsbestand berekend in voltijdse equivalenten overeenkomstig artikel 12, § 1 van het koninklijk besluit van 12 september 1983 houdende uitvoering van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen;c) het aantal gepresteerde uren, berekend overeenkomstig het besluit van 4 augustus 1996 betreffende de sociale balans. - De voorzieningen voor pensioenen van de personeelsleden.
VI. Met betrekking tot de rubrieken II. A en B van de resultatenrekening : - het bedrag volgens de categorie van voordelen met een verwijzing naar de artikelen in de statuten die voorzien in het voordeel. Indien in de statuten of de collectieve arbeidsovereenkomsten waar in de statuten naar verwezen wordt, geen berekening van het voordeel wordt aangegeven moet de berekeningswijze worden aangegeven.
Met betrekking tot punt II.C. : - het bedrag volgens de categorie van voordelen met een verwijzing naar de artikelen in de statuten die voorzien in het voordeel. Moet eveneens worden aangegeven door middel van een berekening, hoe men tot de vermelde bedragen komt. Indien criteria zouden zijn vastgelegd inzake de uitbetaling, moeten deze vermeld worden.
HOOFDSTUK III. - Definitie van de rubrieken en onderrubrieken van de jaarrekening 1. In de mate dat zij hier niet nader bepaald worden, worden de rubrieken van de jaarrekening van de Fondsen voor bestaanszekerheid bepaald volgens het hoofdstuk III van de bijlage bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976.2. Beleggingen : Worden ondergebracht onder deze rubriek, de activa die het fonds verworven heeft ten titel van belegging en die deel uitmaken van de bezittingen zonder evenwel te worden aangewend in het kader van zijn statutaire activiteiten. A) Aandelen en deelnemingen.
Worden ondergebracht onder deze post, de maatschappelijke rechten die het Fonds voor bestaanszekerheid heeft in ondernemingen.
B) Vastrentende effecten.
Worden ondergebracht onder deze post, de effecten die het fonds bezit,uitgegeven door de publieke overheden, openbare kredietinstellingen als de privé-ondernemingen. De vastrentende effecten omvatten onder meer obligaties, converteerbare obligaties, kasbons, kapitalisatiebons.
C) Overige effecten.
Worden onder meer in deze rubriek opgenomen : de onroerende certificaten, de certificaten die de rechten van de mede-eigenaar in gemeenschappelijke beleggingsfondsen vertegenwoordigen, de deelbewijzen van vennootschappen waarvan het maatschappelijk doel er hoofdzakelijk in bestaat onroerende verrichtingen tot stand te brengen.
D) Termijnbeleggingen.
Worden in deze rubriek opgenomen : de termijnrekeningen op meer dan één maand en de rekeningen met opzegtermijn van meer dan één maand.
E) Overige beleggingen.
Onder deze post worden alle andere beleggingen door het Fonds voor bestaanszekerheid gedaan, geboekt. Worden onder andere onder deze rubriek gebracht de beleggingen door het Fonds voor bestaanszekerheid gedaan die niet van financiële aard zijn (bv. de aankoop van een gebouw).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 15 januari 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET