gepubliceerd op 22 juni 2006
Koninklijk besluit tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact
12 JUNI 2006. - Koninklijk besluit tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact
Verslag aan de Koning Sire, In uitvoering van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact wordt U ertoe gemachtigd om vanaf de datum van de publicatie van de wet, i.e. 30 december 2005, binnen een termijn van zes maanden de reglementaire bepalingen met betrekking tot de 'Infodienst Pensioenen', aan te passen om het mogelijk te maken dat aan de sociaal verzekerden een automatische pensioenraming wordt afgeleverd.
Het ligt in de bedoeling van de Regering dat elke persoon die dat wenst, ongeacht de aard van zijn loopbaan, op termijn een individuele berekening van zijn pensioenbedrag kan krijgen.
Vanaf 55 jaar moet dit ieder jaar automatisch gebeuren. Ook wie een gemengde loopbaan heeft gehad, moet automatisch die informatie krijgen.
De Koning wordt ertoe gemachtigd deze verplichting geleidelijk aan, in functie van de technische mogelijkheden, uit te breiden zodat uiteindelijk iedereen, al dan niet op vraag, op elk moment over de opbouw van zijn pensioenrechten geïnformeerd kan worden.
De informatie verstrekt door de pensioendiensten zal op een gecoördineerde manier en eenvormig worden verstrekt. Daarbij worden telkens de pensioenbedragen vermeld, die van toepassing zouden zijn indien de werknemer verder blijft werken tot aan de pensioengerechtigde leeftijd.
Dit alles moet verwezenlijkt zijn tegen 2010.
Commentaar van de artikelen
Artikel 1.Artikel 1 bepaalt het toepassingsgebied en definieert de kernbegrippen.
Het voorliggende besluit is van toepassing op de Rijksdienst voor pensioenen, de Pensioendienst voor de Overheidssector en het Rijksinstituut voor Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen. Het kan bij in Ministerraad overlegd besluit worden uitgebreid tot andere pensioeninstellingen die wettelijke pensioenregelingen beheren.
Verder wordt bepaald wat moet worden verstaan onder de begrippen "aanvraag", "raming", "loopbaangegevens", "loopbaanoverzicht", "toekomstige gepensioneerde" en "normale pensioenleeftijd".
Art. 2.Artikel 2 bepaalt dat de pensioeninstellingen op aanvraag of van ambtswege aan de toekomstige gepensioneerden een raming van de opgebouwde en nog te verwezenlijken pensioenrechten verstrekt. Tussen de pensioeninstellingen geldt de polyvalentie van aanvragen.
De raming van ambtswege ontslaat de pensioeninstelling van de verplichting om binnen een door U bepaalde termijn een nieuwe raming op aanvraag af te leveren.
De raming geldt nooit als een kennisgeving van een recht op pensioen en verbindt de pensioeninstelling niet.
Art. 3.Conform artikel 3 kan de aanvraag tot raming uitsluitend door de toekomstige gepensioneerde worden ingediend binnen een termijn die vijf jaar voorafgaat aan de leeftijd waarop het recht op rustpensioen of vervroegde pensioen ontstaat.
U bepaalt : - de modaliteiten voor het indienen van een aanvraag; - de gevallen waarin de aanvraag niet ontvankelijk wordt verklaard.
Art. 4.Overeenkomstig artikel 4 geldt een aanvraag tot raming niet als een pensioenaanvraag.
Art. 5.Krachtens artikel 5 komt het aan U toe om vast te stellen hoe de verzekerde van het loopbaanoverzicht en van de raming in kennis wordt gesteld.
Art. 6.In toepassing van artikel 6 omvat de raming, per wettelijke pensioenregeling, de door de toekomstige gepensioneerde opgebouwde rechten en een voorafspiegeling van de pensioenrechten die tot de normale pensioenleeftijd kunnen worden opgebouwd.
Art. 7.De pensioeninstellingen zijn er in toepassing van artikel 7 toe gehouden een raming af te leveren in het jaar waarin de verzekerde 55 wordt.
Artikel 7 verleent u eveneens de mogelijkheid om het tijdstip waarop de raming van ambtswege wordt afgeleverd, te wijzigen of in de tijd te spreiden. U mag hierbij een onderscheid maken per pensioenregeling.
De raming van ambtswege ontslaat de pensioeninstelling van de verplichting om, binnen een door u bepaalde termijn een raming op aanvraag af te leveren.
Art. 8.Artikel 8 stipuleert dat de afgeleverde raming niet als kennisgeving van het recht op pensioen geldt. De raming verbindt vanzelfsprekend de pensioeninstelling niet.
Art. 9.De pensioeninstellingen zijn er in toepassing van artikel 9 toe gehouden een loopbaanoverzicht af te leveren in het jaar waarin de verzekerde 55 wordt.
U heeft de mogelijkheid om het tijdstip waarop het overzicht wordt afgeleverd, te wijzigen of in de tijd te spreiden. U mag hierbij een onderscheid maken per pensioenregeling.
Art. 10.Artikel 10 verplicht de pensioeninstellingen ertoe om de loopbaangegevens van de toekomstige gepensioneerden elektronisch te bewaren en ter beschikking te stellen. Deze gegevens worden verzameld in een loopbaanoverzicht dat op 55-jarige leeftijd aan de toekomstige gepensioneerde ter beschikking wordt gesteld. Deze heeft het recht een verbetering van de over hem opgenomen gegevens te vragen.
U kunt nadere regels vaststellen voor de verbetering van het overzicht en de wijze waarop de toekomstige gepensioneerde hiervan in kennis wordt gesteld.
Art. 11.Krachtens artikel 11 wordt, wanneer de toekomstige gepensioneerde aan verschillende regelingen onderworpen is geweest, één globaal overzicht van de opgebouwde en nog te verwezenlijken pensioenrechten afgeleverd. De pensioeninstellingen sluiten hiertoe onderlinge samenwerkingsakkoorden
Art. 12.Artikel 12 biedt de pensioeninstellingen de mogelijkheid om zich in de schoot van de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid een vereniging zonder winstoogmerk op te richten die met het beheer van de informatiesystemen en de ondersteunende opdrachten voor het bijhouden van de loopbaangegevens wordt belast.
Artikelen 13, 14, 15, 16, 17 en 18 Artikel 13 en volgende bevatten de slotbepalingen. Het betreft o.m. : - een aanpassing van de wet op de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid; - de opheffing van het koninklijk besluit tot instelling van de 'Infodienst Pensioenen'; - de machtiging tot het bepalen van de uiterste datum van inwerkingtreding van sommige bepalingen; - de datum van inwerkingtreding van het voorliggende besluit.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE
12 JUNI 2006. - Koninklijk besluit tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende het Generatiepact van 23 december 2005, inzonderheid op artikel 8;
Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot instelling van een 'Infodienst Pensioenen', met toepassing van artikel 15, 5° van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels : Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen, gegeven op 27 maart 2006;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 april 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 5 mei 2006;
Gelet op het advies van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen, gegeven op 29 mei 2006;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat artikel 8 van de wet van 23 december 2005 (B.S. 30 december 2005) betreffende het generatiepact waarbij de Koning gemachtigd wordt om binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum van publicatie van de wet de reglementaire bepalingen betreffende de "Infodienst pensioenen" aan te passen. Dat huidig koninklijk besluit moet gepubliceerd worden tegen uiterlijk 30 juni 2006.
Gelet op het advies nr 40.488/1 van de Raad van State, gegeven op 18 mei 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en Onze minister van Middenstand en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder het begrip : 1° instellingen : de hierna vermelde instellingen die een wettelijke pensioenregeling beheren : - de Rijksdienst voor pensioenen (RVP); - de Pensioendienst voor de Overheidssector (PDOS); - het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der zelfstandigen (RSVZ); 2° aanvraag : de vraag van de sociaal verzekerde om aflevering van een loopbaanoverzicht of van een raming van de opgebouwde en nog te verwezenlijken persoonlijke pensioenrechten aan één van de onder 1° vermelde instellingen;3° raming : de vaststelling van het hypothetische pensioenrecht krachtens de vigerende wetgeving;4° loopbaangegevens : alle gegevens die voor de raming van de opgebouwde en nog te verwezenlijken persoonlijke pensioenrechten noodzakelijk zijn;5° loopbaanoverzicht : het overzicht van de loopbaangegevens die per wettelijke pensioenregeling door één van de onder 1° vermelde instellingen of haar opdrachthouders werden bijgehouden;6° toekomstige gepensioneerde : de sociaal verzekerde die omwille van zijn tewerkstelling aan een wettelijke pensioenregeling onderworpen is geweest, die door één of meerdere van de onder 1° vermelde instellingen wordt beheerd;7° normale pensioenleeftijd : de leeftijd waarop het pensioen voor het eerst zonder vervroeging kan worden opgenomen. § 2. Het toepassingsgebied kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, worden uitgebreid tot andere dan de onder § 1, 1°, bedoelde instellingen die wettelijke pensioenregelingen beheren. HOOFDSTUK 2. - De raming en het loopbaanoverzicht Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 2.§ 1. De instellingen verstrekken op aanvraag of van ambtswege, op basis van de gegevens waarover zij beschikken, aan de toekomstige gepensioneerde een raming van de opgebouwde en nog te verwezenlijken persoonlijke pensioenrechten en een loopbaanoverzicht. § 2. De aanvraag tot raming of de raming van ambtswege ten aanzien van één pensioenregeling, geldt voor ieder van de regelingen die door de instellingen wordt beheerd en waarvan de toekomstige gepensioneerde of één van de instellingen in de loop van het onderzoek melding maakt.
Art. 3.§ 1. Uitsluitend de toekomstige gepensioneerde kan de aanvraag indienen. § 2. De aanvraag kan ten vroegste worden ingediend in de loop van vijf jaar voorafgaand aan de datum waarop er recht op rustpensioen of vervroegd pensioen kan ontstaan. De voorwaarde moet zijn vervuld op het ogenblik van het indienen van de aanvraag.
De Koning kan de periode waarbinnen een aanvraag kan worden ingediend uitbreiden. Hij kan daarbij een onderscheid maken naargelang de pensioenregeling. § 3. De Koning bepaalt : - de verdere modaliteiten voor het indienen van een aanvraag; - de gevallen waarin een aanvraag onontvankelijk wordt verklaard.
Art. 4.Een aanvraag die met toepassing van dit besluit wordt ingediend, geldt niet als pensioenaanvraag.
Art. 5.De Koning bepaalt de wijze waarop de sociaal verzekerde van het loopbaanoverzicht en van de raming in kennis wordt gesteld. Afdeling 2. - De raming
Art. 6.De raming omvat per wettelijke pensioenregeling : - de door de toekomstige gepensioneerde opgebouwde rechten; - een voorafspiegeling van de pensioenrechten die tot de normale pensioenleeftijd kunnen worden opgebouwd.
Art. 7.§ 1. De instellingen bezorgen de toekomstige gepensioneerde van ambtswege een raming in het jaar waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt.
De Koning kan de in het vorige lid bedoelde leeftijd wijzigen en met ander leeftijden aanvullen. Hij kan daarbij een onderscheid maken naargelang de pensioenregeling. § 2. De raming van ambtswege ontslaat de instellingen van het onderzoek van een door de toekomstige gepensioneerde ingediende aanvraag.
De Koning bepaalt binnen welke termijn de toekomstige gepensioneerde na ontvangst van de raming van ambtswege een nieuwe aanvraag kan indienen.
Art. 8.De afgeleverde raming in uitvoering van dit besluit geldt niet als kennisgeving van een recht op pensioen. Afdeling 3. - Het loopbaanoverzicht
Art. 9.De instellingen bezorgen de toekomstige gepensioneerde van ambtswege een loopbaanoverzicht in het jaar waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt.
De Koning kan de in het vorige lid bedoelde leeftijd wijzigen en met ander leeftijden aanvullen. Hij kan daarbij een onderscheid maken naargelang de pensioenregeling. HOOFDSTUK 3. - Loopbaangegevens
Art. 10.De instellingen zijn, met het oog op de raming van ambtswege, ertoe gehouden de loopbaangegevens van de toekomstige gepensioneerden elektronisch te bewaren en op een geïntegreerde en onderling afgestemde wijze elektronisch beschikbaar te houden.
De toekomstige gepensioneerde kan, indien hij de nodige bewijsstukken voorlegt en overeenkomstig de regels bepaald door de Koning, een verbetering vragen van de over hem bijgehouden gegevens.
De Koning bepaalt eveneens de wijze waarop de toekomstige gepensioneerde van het gegeven gevolg in kennis wordt gesteld. HOOFDSTUK 4. - Globale raming en globaal loopbaanoverzicht
Art. 11.§ 1. Indien de toekomstige gepensioneerde gedurende zijn beroepsloopbaan aan meerdere wettelijke pensioenregelingen was onderworpen wordt de in hoofdstuk 2 bedoelde informatie hem op geglobaliseerde wijze ter beschikking gesteld in één overzicht. § 2. Met het oog op de uitvoering van dit hoofdstuk sluiten de instellingen gezamenlijke akkoorden waarin alle nodige schikkingen worden vastgelegd voor de aflevering van de globale raming. HOOFDSTUK 5. - Samenwerking
Art. 12.§ 1. Met het oog op de uitvoering van de verplichtingen en de taken bedoeld in dit besluit kunnen de instellingen van sociale zekerheid bedoeld in artikel 1 en in artikel 2, eerste lid, 2°, a), van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en, voor zover het toepassingsgebied van dit besluit met toepassing van artikel 1, § 2 tot hen werd uitgebreid, de andere instellingen die een wettelijke pensioenregeling beheren, zich verenigen in één of meerdere verenigingen voor het realiseren van de bij dit besluit bedoelde opdrachten en voor het beheer van informatiesystemen die nuttig zijn voor het ondersteunen van die opdrachten. § 2. Een met toepassing van § 1 tot stand gebrachte vereniging kan slechts de vorm aannemen van een vereniging zonder winstoogmerk zoals bedoeld in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. § 3. De leden van een met toepassing van § 1 tot stand gebrachte vereniging kunnen aan de vereniging opdrachten toevertrouwen op het gebied van onder meer : - communicatie en informatieverstrekking; - informatiebeheer; - informatieveiligheid. § 4. De leden van een met toepassing van § 1 tot stand gebrachte vereniging zijn gehouden tot het betalen van de kosten van de vereniging in de mate dat zij een beroep doen op haar diensten. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 13.In artikel 17bis van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, vervangen bij de wet van 24 december 2002 en gewijzigd bij de wetten van 8 april 2003, 22 december 2003 en 27 december 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid van § 1 wordt aangevuld als volgt : « 8° de verenigingen bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, Hoofdstuk II van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact »;2° in de tweede paragraaf worden de woorden "6° of 7°" vervangen door de woorden "6°, 7° of 8°".
Art. 14.De bepalingen van het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot instelling van een 'Infodienst Pensioenen', met toepassing van artikel 15, 5° van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels worden opgeheven.
Art. 15.In artikel 15, 5° van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de wettelijke pensioenstelsels worden de woorden 'de Infodienst Pensioenen en' geschrapt.
Art. 16.De Koning bepaalt de datum waarop de onderscheiden verplichtingen bedoeld in de hoofdstukken 2, 3 en 4 en waarop de artikelen 14 en 15 van kracht worden.
Hij kan daarbij een onderscheid maken naargelang de instelling waarop de bepalingen van toepassing worden verklaard en naargelang de verplichting.
Art. 17.Onverminderd de bepalingen van artikel 16, heeft dit besluit uitwerking met ingang op 1 februari 2006.
Art. 18.Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Middenstand, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 juni 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE