gepubliceerd op 15 mei 2007
Koninklijk besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact
26 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende het Generatiepact van 23 december 2005, inzonderheid op artikel 8;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot instelling van een « Infodienst Pensioenen », met toepassing van artikel 15, 5° van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact;
Gelet op het advies van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen, gegeven op 29 mei 2006;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen, gegeven op 28 augustus 2006;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 april 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 5 mei 2006;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de bestuurshandelingen uitgevoerd in toepassing van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact ten dele terugwerken tot 1 juli 2006 en omwille van de rechtszekerheid zo snel mogelijk moeten worden bevestigd;
Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en Onze minister van Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Hoofdstuk I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° « koninklijk besluit van 12 juni 2006 » : het koninklijk besluit van 26 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, Hoofdstuk II van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact;2° « instelling » : de in artikel 1, § 1, 1° of § 2 van voormeld koninklijk besluit van 12 juni 2006 bedoelde instellingen;3° « pensioeninstelling » : andere dan de in 2° bedoelde instellingen die een wettelijke pensioenregeling beheren;4° « beheersinstelling » : de instelling, de vereniging, het orgaan of de dienst belast met het beheer van de loopbaangegevens voor rekening van de instelling;5° « broninstellingen » : de instellingen of overheden die de authenticiteit van door hen verzamelde loopbaangegevens kunnen bevestigen;6° « dienst ramingen » : de dienst verbonden aan één of meerdere van de in 2° bedoelde instellingen;7° « aanvraag » : de vraag van de sociaal verzekerde om aflevering van een loopbaanoverzicht of van een raming van de opgebouwde en nog te verwezenlijken persoonlijke pensioenrechten aan één van de onder 2° vermelde instellingen;8° « raming » : de vaststelling van het hypothetische pensioenrecht krachtens de vigerende wetgeving;9° « loopbaangegevens » : alle gegevens die voor de raming van de opgebouwde en nog te verwezenlijken persoonlijke pensioenrechten noodzakelijk zijn;10° « loopbaanoverzicht » : het overzicht van de loopbaangegevens die per wettelijke pensioenregeling door één van de onder 2° vermelde instellingen of haar opdrachthouders werden bijgehouden;11° « toekomstige gepensioneerde » : de sociaal verzekerde die omwille van zijn tewerkstelling aan een wettelijke pensioenregeling onderworpen is geweest, die door één of meerdere van de onder 2° vermelde instellingen wordt beheerd;12° « normale pensioenleeftijd » : de leeftijd waarop het pensioen voor het eerst zonder vervroeging kan worden opgenomen. HOOFDSTUK II. - Onderzoek op aanvraag
Art. 2.§ 1. De aanvraag wordt gericht aan de dienst ramingen en wordt ingediend : - hetzij door middel van het daartoe bestemde formulier. Dat formulier is beschikbaar bij de gemeentebesturen en bij de instellingen; - hetzij door middel van een gewone brief of een elektronische mail onder vermelding van de identiteit, het adres en het rijksregisternummer van de aanvrager; - hetzij telefonisch onder vermelding van de identiteit, het adres en het rijksregisternummer van de aanvrager; - hetzij door persoonlijke afgifte op een dienst of een zitdag van de instelling. § 2. De aanvraag is niet ontvankelijk als ze wordt ingediend : - meer dan vijf jaar voorafgaand aan de datum waarop er recht op rustpensioen of vervroegd pensioen kan ontstaan; - minder dan twee jaar nadat een raming werd aangevraagd of van ambtswege door een instelling werd afgeleverd;
De aanvraag is evenmin ontvankelijk wanneer : - als gevolg van een pensioenaanvraag of een onderzoek van ambtswege het pensioenrecht van de aanvrager door een instelling ten gronde wordt of werd onderzocht; - zij niet door de aanvrager persoonlijk werd ingediend. De instelling kan hiertoe besluiten wanneer de identiteit van de aanvrager niet overeenstemt met het door hem opgegeven rijksregisternummer. HOOFDSTUK III. - Onderzoek van ambtswege
Art. 3.De instelling onderzoekt, voor de wettelijke regeling die zij beheert, van ambtswege de opgebouwde rechten en de rechten die tot de normale pensioenleeftijd kunnen worden opgebouwd voor de toekomstige gepensioneerde : - die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft; - in het jaar waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt.
De raming en het loopbaanoverzicht worden van ambtswege afgeleverd in de maand volgend op de geboortemaand van de toekomstige gepensioneerde. HOOFDSTUK IV. - Inhoud van het loopbaanoverzicht en de raming
Art. 4.Het loopbaanoverzicht bevat, per wettelijke pensioenregeling, een chronologische en per kalenderjaar gegroepeerde opgave van de door de beheersinstelling over de toekomstige gepensioneerde geregistreerde loopbaangegevens en vermeldt tenminste : - de aard van de tewerkstelling; - de tijdvakken van tewerkstelling; - de tijdvakken die voor de vaststelling van het pensioen met een tijdvak van tewerkstelling worden gelijkgesteld; - de duur van de gevalideerde verzekeringstijdvakken.
Art. 5.§ 1. De raming vermeldt, per wettelijke pensioenregeling, tenminste : - het bruto jaarbedrag van het pensioen dat de toekomstige gepensioneerde op 55-jarige leeftijd heeft opgebouwd; - het bruto jaarbedrag op de leeftijd van 65 jaar; - de evolutie die het bruto jaarbedrag vanaf de 60ste tot de 65ste verjaardag in de wettelijke pensioenregeling ondergaat waarin de toekomstige pensioengerechtigde op zijn 54ste verjaardag verzekerd is. § 2. Voor het loopbaangedeelte waarvoor de loopbaangegevens beschikbaar zijn, geschiedt de raming van het toekomstige pensioenrecht op basis van de regels die voor het berekenen van een pensioen op het ogenblik van het onderzoek van kracht zijn. § 3. Voor het loopbaangedeelte waarvoor de loopbaangegevens niet beschikbaar zijn op het ogenblik dat de raming van de pensioenrechten wordt gemaakt, wordt rekening gehouden met hypotheses die in het antwoord worden gepreciseerd. § 4. Indien de normale pensioenleeftijd minder dan 65 jaar bedraagt, kan aan de toekomstige gepensioneerde, op zijn vraag, een bijzondere berekening van de door hem opgebouwde pensioenrechten en nog op te bouwen rechten worden afgeleverd.
Hiertoe specificeert de aanvrager de hoedanigheid waarin hij de raming wenst te verkrijgen.
De instelling onderzoekt de mogelijke rechten op de normale pensioenleeftijd die voor de vermelde hoedanigheid van toepassing is. § 5. De instelling herziet van ambtswege de door hem afgeleverde raming indien : - de loopbaangegevens op vraag van de toekomstige gepensioneerde door de beheersinstelling werden aangepast; - de raming van de pensioenrechten in een andere Belgische wettelijke pensioenregeling het resultaat van de berekening beïnvloeden. De herziening geschiedt enkel op basis van stukken afgeleverd door de bevoegde pensioeninstelling. § 6. Als de aanvraag meerdere pensioenen betreft, wordt de verstrekte raming opgesteld rekening houdend met de cumulatiebepalingen tussen deze verschillende voordelen onderling. § 7. De toekomstige gepensioneerde die een raming heeft ontvangen, kan zich voor de nodige inlichtingen betreffende de voorwaarden voor de opening van het recht, de berekeningsregels en de regels op het gebied van de cumulaties tot de dienst ramingen wenden. HOOFDSTUK V. - Gezamenlijke aflevering van loopbaanoverzicht en raming
Art. 6.§ 1. Indien de toekomstige gepensioneerde aan meerdere wettelijke pensioenregelingen onderworpen was, stellen de instellingen hem van ambtswege in het jaar waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt, één globaal loopbaanoverzicht ter beschikking.
De loopbaangegevens worden per kalenderjaar, door de in artikel 1, 2° bedoelde instellingen in een enig globaal loopbaanoverzicht samengebracht. Dit overzicht omvat tenminste de in artikel 4 bedoelde gegevens. § 2. Samen met het globaal loopbaanoverzicht wordt één globale raming afgeleverd. Onverminderd de toepassing van artikel 5, §§ 1 tot 3, houdt de verstrekte raming rekening met : - de cumulatiebepalingen tussen de verschillende pensioenen onderling; - de pensioenen waarmee de toekomstige pensioengerechtigde al begunstigd is. § 3. Het globaal loopbaanoverzicht en de globale raming worden afgeleverd door een in artikel 12 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 bedoelde vereniging daartoe gemandateerd door een van de in artikel 1, 2° bedoelde instellingen. Die vereniging staat eveneens als enig contactpunt in voor de informatieverstrekking over de door haar toegezonden documenten.
Art. 7.De Ministers die de pensioenen onder hun bevoegdheid hebben, stellen de datum vast waarop de bepalingen van dit hoofdstuk van kracht worden. HOOFDSTUK VI. - Verbetering van de loopbaangegevens
Art. 8.§ 1. De vragen tot verbetering van de op de geregistreerde en op het loopbaanoverzicht ingeschreven gegevens worden, naar gelang het geval, door de toekomstige gepensioneerde aan de dienst ramingen van de bevoegde instelling of aan de in artikel 6, § 3 bedoelde vereniging gericht. § 2. De toekomstige gepensioneerde kan : - informatie opvragen betreffende alle op het loopbaanoverzicht ingeschreven gegevens. - de verbetering van de ingeschreven loopbaangegevens verzoeken, met opgave van het voorwerp van zijn verzoek en de bewijsmiddelen waarover hij beschikt. § 3. Het verzoek om informatie of verbetering en de eventuele bewijsstukken, kunnen worden overgemaakt per gewone brief, per fax, per e-mail of per gestandaardiseerd document.
De verzoeken van de sociaal verzekerde om informatie of verbetering van de ingeschreven gegevens worden door de dienst ramingen onverwijld doorgestuurd naar de beheersinstelling.
Art. 9.§ 1. De beheersinstelling : 1° onderzoekt de in overeenstemming met artikel 8 ingediende vragen om verbetering;2° verbetert, in voorkomend geval, op basis van de aangebrachte elementen de ingeschreven loopbaangegevens. § 2. Geldt met het oog op de eventuele verbetering van de ingeschreven loopbaangegevens, als begin van bewijs, ieder document dat tot basis heeft gediend, had moeten of kunnen dienen voor de opmaak of voor de wijziging van het authentieke document door de broninstelling. § 3. De beheersinstelling stelt, naar gelang het geval, de dienst ramingen of de in artikel 6, § 3 bedoelde vereniging van het gegeven gevolg in kennis. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 10.De artikelen 14 en 15 van het koninklijk besluit van 12 juni 2006 hebben uitwerking met ingang van 1 juli 2006.
Art. 11.De bepalingen van hoofdstuk I van dit besluit hebben uitwerking met ingang van 1 juli 2006.
De bepalingen van de hoofdstukken II, III, IV en VI zijn van toepassing voor : - de Rijksdienst voor pensioenen vanaf 1 juli 2006; - het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen vanaf 1 juli 2007; - de overige in artikel 1, 2° bedoelde instellingen vanaf de datum bepaald door de Ministers die de pensioenen onder hun bevoegdheid hebben.
Art. 12.Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE