gepubliceerd op 19 juni 2007
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk
7 JUNI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, inzonderheid op artikel 1, vervangen bij de wet van 20 december 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 april 1997, de wetten van 19 oktober 1998, 22 maart 1999, 27 december 2000, 2 augustus 2002 en 22 december 2003, het koninklijk besluit van 27 mei 2004 en de wet van 17 mei 2007 en op artikel 3, vervangen bij de wet van 13 juli 1973 en gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1997, 19 oktober 1998 en 17 mei 2007;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, inzonderheid op artikel 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 september 1998, op artikel 2, 5°, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 september 1998, op artikel 3, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 september 1998, op artikel 4bis, § 1, eerste lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 november 1973 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 maart 1986, op artikel 5, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 november 1973 en 24 maart 1986, op artikel 8, op artikel 9, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 maart 1986, op artikel 10, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 november 1973 en 24 maart 1986, op artikel 11, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 november 1973 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 maart 1986 en 20 september 1998, op artikel 13, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 november 1973, op artikel 19, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 november 1971 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 mei 1977 en 28 juni 1990, op artikel 24, op artikel 27, vervangen bij het koninklijk besluit van 6 maart 1998, op artikel 28, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 september 1998, op artikel 29, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 november 1973, 6 juni 1975 en 21 november 1991 en op artikel 32bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 maart 1986;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 augustus 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van onze Minister van Begroting, van 15 maart 2006;
Gelet op het protocol nr. 154/7 van 20 oktober 2006 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten;
Gelet op advies nr. 41.633/1 van de Raad van State, gegeven op 5 december 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 september 1998, wordt vervangen als volgt : «
Artikel 1.De regeling ingesteld bij de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector wordt, wat betreft de schadevergoeding voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, toepasselijk verklaard op de leden van het vastbenoemd, het stagedoend, het tijdelijk personeel en het hulppersoneel en op de personeelsleden die bij een arbeidsovereenkomst in dienst zijn genomen, die behoren tot : 1° de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, in de zin van het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst en aan de diensten die ervan afhangen;2° de besturen en andere diensten van de federale ministeries, zolang er geen toepassing wordt gemaakt van artikel 19 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 houdende diverse bepalingen betreffende de inwerkingstelling van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten;3° de andere Rijksdiensten, met inbegrip van de rechterlijke macht;4° de Raad van State;5° de besturen en andere diensten van de Regeringen van de Gemeenschappen en Gewesten, met inbegrip van de inrichtingen van onderwijs georganiseerd door of namens de Gemeenschappen, alsook de besturen en andere diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, met inbegrip van de inrichtingen van onderwijs georganiseerd door of namens de Franse Gemeenschapscommissie;6° de onderwijsinrichtingen die door één van de Gemeenschappen of door de Franse Gemeenschapscommissie gesubsidieerd worden;7° de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra, centra voor leerlingenbegeleiding, diensten voor studie- en beroepsoriëntering en pedagogische begeleidingsdiensten.»
Art. 2.Artikel 2, 5°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 september 1998, wordt vervangen als volgt : « 5° de leden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra, van de diensten voor studie- en beroepsoriëntering, van de pedagogische begeleidingsdiensten en van de centra voor leerlingenbegeleiding die niet het voordeel van een weddetoelage ten laste van een Gemeenschap of een Gemeenschapscommissie genieten. »
Art. 3.Aan artikel 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 september 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 1° wordt vervangen als volgt : « 1° « de wet » : de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector; »; 2° het 2°, a), wordt vervangen als volgt : « a) wat de personeelsleden van de federale overheidsdiensten, van de programmatorische federale overheidsdiensten, van de overheidsdiensten die ervan afhangen, van de besturen en andere diensten van de federale ministeries betreft : de minister onder wie het personeelslid ressorteert;»; 3° het 2°, b), wordt vervangen als volgt : « b) wat de personeelsleden van de diensten van de Regeringen van de Gemeenschappen en de Gewesten, van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreft : de Regering of het College waaronder het personeelslid ressorteert;»; 4° het 2°, f), wordt vervangen als volgt : « f) wat de personeelsleden van de psycho-medisch-sociale centra, van de diensten voor studie- en beroepsoriëntering, van de pedagogische begeleidingsdiensten en van de centra voor leerlingenbegeleiding betreft : de Regering waaronder zij ressorteren.»
Art. 4.In artikel 4bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 november 1973 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 maart 1986, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden « en overnachtingskosten » ingevoegd tussen de woorden « verplaatsingskosten » en de woorden « die het gevolg zijn »;2° in § 2, eerste lid, worden de woorden « en overnachtingskosten » ingevoegd tussen de woorden « verplaatsingskosten » en de woorden « die het gevolg zijn ».
Art. 5.Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 november 1973 en 24 maart 1986, wordt vervangen als volgt : « De vergoeding wegens begrafeniskosten wordt toegekend overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 8 juli 2005 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van een personeelslid van een federale overheidsdienst.
De laatste bruto-activiteitsbezoldiging, bedoeld in artikel 3, § 1, van voornoemd koninklijk besluit is die welke de getroffene laatstelijk heeft verkregen in het bestuur, de dienst of de inrichting waartoe hij behoorde.
De federale overheidsdienst of het ministerie waaronder de dienst ressorteert waarbij het ongeval moet worden aangegeven zorgt voor de overbrenging van het stoffelijk overschot naar de plaats van de begrafenis alsmede voor de vervulling van de administratieve formaliteiten; de kosten voor de overbrenging vallen te zijnen laste. »
Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5 bis ingevoegd, luidende : «
Art. 5bis.§ 1. Op aanvraag van het slachtoffer wordt hem een jaarlijkse bijslag wegens verergering van de blijvende arbeidsongeschiktheid toegekend, telkens wanneer zijn toestand, die het gevolg is van het arbeidsongeval, op een blijvende manier verergert na het aflopen van de in artikel 10, § 1, bedoelde termijn, voor zover de graad van arbeidsongeschiktheid, na deze verergering, ten minste 10 percent bedraagt. § 2. Het bedrag van de bijslag is gelijk aan het verschil tussen : 1° het product dat men bekomt door de nieuwe graad van blijvende arbeidsongeschiktheid te vermenigvuldigen met het met deze graad overeenstemmend bedrag, zoals bepaald in § 3, en 2° het bedrag van de oorspronkelijke of herziene rente, vóór iedere uitkering in kapitaal. Het bedrag van de bijslag wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
Indien het overeenkomstig 1° bekomen product gelijk of lager ligt dan het bedrag van de rente, is geen bijslag verschuldigd. § 3. De in § 2, 1°, bedoelde bedragen zijn de volgende : - 70,49 euro per percent blijvende ongeschiktheid, wanneer deze is vastgesteld op ten minste 10 percent en ten hoogste 35 percent; - 93,91 euro per percent blijvende ongeschiktheid, wanneer deze is vastgesteld op ten minste 35 percent en ten hoogste 65 percent; - 119,19 euro per percent blijvende ongeschiktheid, wanneer deze is vastgesteld op meer dan 65 percent; - 59,63 euro per percent blijvende ongeschiktheid, wanneer de in artikel 4, § 2, eerste lid, van de wet, bedoelde bijkomende vergoeding wordt berekend met een maximum van 100 percent; dat bedrag wordt opgetrokken tot 119,19 euro als die bijkomende vergoeding berekend wordt met een maximum van 50 percent. § 4. De bijslag is verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het indienen van de aanvraag. Bij elke verergering wordt zij herberekend vanaf deze datum. De bijslag wordt vanaf de datum van toekenning tegelijk met de rente betaald. § 5. Het slachtoffer dient bij een ter post aangetekende brief, bij de in artikel 6 bedoelde dienst, zijn aanvraag in, vergezeld van al de bewijsstukken. De dienst meldt onmiddellijk de ontvangst van de aanvraag bij een ter post aangetekende brief en bezorgt de aanvraag binnen de achtenveertig uur aan de Administratieve Gezondheidsdienst.
Die onderzoekt het slachtoffer uiterlijk drie maanden na het indienen van de aanvraag.
Overeenkomstig de bepalingen van zijn reglement betreffende de arbeidsongevallen behoudt of wijzigt de Administratieve Gezondheidsdienst het percentage van de blijvende ongeschiktheid. Hij stelt de bevoegde dienst onverwijld in kennis van zijn beslissing. Die beslissing wordt neergelegd in een ministerieel besluit en, bij een ter post aangetekende brief, ter kennis gebracht van het slachtoffer.
Artikel 11, § 2, is van toepassing op de procedure voor de aanvraag tot erkenning van een verergering. § 6. In het in § 1 bedoeld geval, wordt desgevallend de in artikel 4, § 2, eerste lid, van de wet bedoelde bijkomende vergoeding toegekend of aangepast.
Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5ter ingevoegd, luidende : «
Art. 5ter.§ 1. Aan de in de artikelen 8 tot 10 van de wet bedoelde rechthebbenden wordt een jaarlijkse overlijdensbijslag toegekend als het bewijs wordt geleverd dat het slachtoffer overleden is ten gevolge van een arbeidsongeval, na het aflopen van de in artikel 10, § 1, bedoelde herzieningstermijn. § 2. De toekenningsvoorwaarden voor de in § 1 bedoelde bijslag zijn deze die in de artikelen 19, 20 en 20bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 beschreven zijn. § 3. Het bedrag voor de bijslag is gelijk aan : - 2.625,79 euro voor de overlevende echtgenoot; - 2.625,79 euro voor de in artikel 8, tweede lid, van de wet bedoelde overlevende echtgenoot; het bedrag mag evenwel niet hoger zijn dan het onderhoudsgeld; - 1.750,52 euro voor de rechthebbenden die een rente genieten die gelijk is aan 20 pct. van de basisbezoldiging; - 1.312,86 euro voor de rechthebbenden die een rente genieten die gelijk is aan 15 pct. van de basisbezoldiging; - 875,26 euro voor de rechthebbenden die een rente genieten die gelijk is aan 10 pct. van de basisbezoldiging.
Deze bedragen worden gekoppeld aan het spilindex 138,01. § 4. De in § 3 bedoelde bedragen blijven ongewijzigd als de rente, in toepassing van artikel 9, § 5, van de wet, wordt verlaagd. § 5. De rechthebbenden van het slachtoffer dienen, bij een ter post aangetekende brief, bij de in artikel 6 bedoelde dienst, een aanvraag in, vergezeld van al de bewijsstukken.
De dienst meldt onmiddellijk de ontvangst van de aanvraag bij een ter post aangetekende brief en bezorgt de aanvraag binnen de achtenveertig uur aan de Administratieve Gezondheidsdienst. Die beslist op grond van de elementen in het dossier uiterlijk drie maanden na het indienen van de aanvraag. Hij stelt de minister of zijn afgevaardigde onverwijld in kennis van zijn beslissing.
Die beslissing wordt neergelegd in een ministerieel besluit en bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de rechthebbenden. § 6. De bijslag is opeisbaar op de eerste dag van de maand volgend op de kennisgeving van het ministerieel besluit. De bijslag wordt tegelijk met de rente betaald. »
Art. 8.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de woorden « blijvende invaliditeit » vervangen door de woorden « blijvende arbeidsongeschiktheid ».
Art. 9.Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 maart 1986, wordt vervangen als volgt : «
Art. 9.De Administratieve Gezondheidsdienst maakt aan de minister zijn met redenen omklede beslissing bekend omtrent de vaststelling van het ongeschiktheidspercentage.
De minister of zijn afgevaardigde gaat na of de toekenningsvoorwaarden van de vergoedingen vervuld zijn; hij onderzoekt de bestanddelen van de geleden schade en stelt het slachtoffer of zijn rechthebbenden de betaling van een rente voor. In dat voorstel worden de bezoldiging waarop de rente wordt berekend, de aarde van het letsel, de verminderde geschiktheid en de datum van de consolidatie vermeld.
Wanneer het ongeval geen blijvende ongeschiktheid heeft veroorzaakt, legt de in artikel 6 bedoelde dienst het slachtoffer of zijn rechthebbenden het resultaat van het onderzoek, met de conclusie dat er geen verminderde geschiktheid werd vastgesteld, voor akkoord voor.
Indien het slachtoffer of zijn rechthebbenden akkoord gaat, wordt het in het tweede of derde lid bedoelde voorstel neergelegd in een ministerieel besluit dat ter kennis gebracht wordt van het slachtoffer of zijn rechthebbenden. »
Art. 10.In artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 november 1973 en 24 maart 1986, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « § 1er.De aanvraag tot herziening van de vergoedingen ingediend op grond van een verergering of van een vermindering der ongeschiktheid van het slachtoffer of wegens overlijden te wijten aan de gevolgen van het ongeval, mag gedaan worden gedurende drie jaar te rekenen van de kennisgeving tot vaststelling van het akkoord zoals bepaald in artikel 9, derde of vierde lid, of van een beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan.
De herziening heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op het indienen van de aanvraag. »; 2° § 4 wordt opgeheven.
Art. 11.In artikel 11 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 november 1973 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 maart 1986 en 20 september 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, worden de woorden « blijvende invaliditeit » vervangen door de woorden « blijvende ongeschiktheid »;2° in § 2, eerste lid, worden de woorden « ten gevolge van de aanvraag tot herziening of van het verzoek om geneeskundig onderzoek die onderscheidenlijk in artikel 10, § 3 en § 4 worden bedoeld » vervangen door de woorden « ten gevolge van de aanvraag tot herziening die in artikel 10, § 3 wordt bedoeld ».
Art. 12.In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 november 1973, worden de woorden « in geval van blijvende invaliditeit » vervangen door de woorden « in geval van blijvende ongeschiktheid ».
Art. 13.Artikel 19 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 november 1971 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 mei 1977 en 28 juni 1990, wordt vervangen als volgt : « Voor de toepassing van artikel 13 van de wet worden de rente, de verergeringsbijslag, de overlijdensbijslag en de in artikel 5bis, § 3, bedoelde bedragen gekoppeld aan de spilindex 138,01 en schommelen zij overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. »
Art. 14.Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 15.Artikel 27 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 6 maart 1998, wordt vervangen als volgt : «
Art. 27.De renten, de vergergeringsbijslagen en de overlijdensbijslagen worden betaald door de Pensioendienst voor de Overheidssector. »
Art. 16.Artikel 28 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 september 1998, wordt vervangen als volgt : «
Art. 28.§ 1. De kosten van de administratieve procedure en de niet in § 2 bedoelde gerechtskosten en -uitgaven worden betaald door het ministerie of de federale overheidsdienst waaronder de dienst ressorteert waarbij het ongeval moet worden aangegeven.
Onder administratieve procedurekosten moet onder meer worden verstaan de kosten van alle ter post aangetekende zendingen, de administratieve kosten die verbonden zijn aan het opstellen en afleveren van medische verslagen, het drukken van de formulieren voor aangifte van ongeval, de erelonen van de arts die het slachtoffer bijstaat tijdens de procedure bij de administratieve gezondheidsdienst. § 2. De verplaatsingskosten en de overnachtingskosten, bedoeld in artikel 4bis, § 1, worden betaald door : 1° het ministerie of de federale overheidsdienst waaronder de dienst ressorteert waarbij het ongeval moet worden aangegeven voor de kosten die uit een geneeskundige expertise voortvloeien, ongeacht of ze door de Administratieve Gezondheidsdienst of bij gerechtelijke beslissing vereist wordt;2° de Administratieve Gezondheidsdienst wanneer zij volgen uit een door de geneesheer van het slachtoffer voorgeschreven behandeling. § 3. De in artikel 4bis, § 2, bedoelde verplaatsingskosten en overnachtingskosten worden betaald door het ministerie of de federale overheidsdienst waaronder de dienst ressorteert waarbij het ongeval moet worden aangegeven. »
Art. 17.In artikel 29 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 november 1991, worden de woorden « bedoeld in artikel 1, 1° » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 1, 1°, 2° en 3° »;2° in § 1 bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 november 1991, worden de woorden « bedoeld in artikel 1, 2° » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 1, 5° »;3° in § 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 november 1973, 6 juni 1975 en 21 november 1991, worden de woorden « in artikel 1, 3° en 4°, » vervangen door de woorden « in artikel 1, 6°, »;4° in § 3, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 6 juni 1975, worden de woorden « in artikel 1, 5° » vervangen door de woorden « in artikel 1, 7° ».
Art. 18.In artikel 32 bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 maart 1986, worden de woorden « ongeacht de reglementaire bepalingen betreffende het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid » geschrapt.
Art. 19.Voor elke verergering na de herzieningstermijn en vóór de inwerkingtreding van dit besluit, is de verergeringsbijslag verschuldigd ten vroegste vanaf 1 januari 2006.
Voor de toepassing van het eerste lid, wordt de verergeringsdatum bewezen door alle rechtsmiddelen.
De in artikel 7 bedoelde overlijdensbijslag is verschuldigd voor elk overlijden dat gebeurd is na 31 december 2005.
Art. 20.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand na die waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 21.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 juni 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT