gepubliceerd op 23 juli 2009
Decreet houdende wijziging van het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra
30 APRIL 2009. - Decreet houdende wijziging van het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen, en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra
Artikel 1.In het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra wordt een hoofdstuk I ingevoegd luidend « Toepassingsgebied en doelstellingen ».
Dit hoofdstuk I groepeert de artikelen 1 tot 4 van datzelfde decreet.
Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1e lid worden de woorden « inrichtende machten van de » ingevoegd tussen de woorden « voor de erkenning van de » en « vakantiecentra »;2° in het 1e lid wordt het woord « erkende » geschrapt;3° een nieuw 2e lid wordt ingevoegd, luidend als volgt : « Hij bepaalt de voorwaarden voor het behalen van het brevet van animator en coördinator van vakantiecentra.»; 4° in het vroegere 2e lid, dat het 3e lid wordt, worden de woorden « indien hij op voorhand niet werd erkend in toepassing van dit decreet » vervangen door de woorden « indien hij niet georganiseerd wordt door een inrichtende macht op voorhand erkend bij toepassing van dit decreet.»
Art. 3.In artikel 4 van hetzelfde decreet worden de woorden « van ten minste twee opeenvolgende weken » vervangen door de woorden « van ten minste een week ».
Art. 4.In hoofdstuk I van hetzelfde decreet wordt een artikel 4bis ingevoegd tussen artikel 4 en artikel 5, luidend als volgt : «
Art. 4bis.De « O.N.E. » neemt, wat hem betreft, de uitvoering waar van de nadere regels waar bepaald door de Regering bij toepassing van de artikelen 5, § 7, 9, 11 tot 13, 16 en 17bis. »
Art. 5.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk 2 ingevoegd, luidend « Kwalificatie van de omkadering ».
Dat hoofdstuk 2 groepeert de artikelen 5 en 6 van hetzelfde decreet.
Art. 6.Artikel 5 van hetzelfde decreet wordt vervangen door hetgeen volgt : «
Art. 5.§ 1. In de vakantiecentra worden de kinderen en de jongeren begeleid door geschoold personeel volgens de minimale begeleidingsnormen bepaald in artikel 7, 8°. § 2. Onder geschoold personeel wordt verstaan : 1° de gebrevetteerde animator, die ten minste zeventien jaar oud is, houder van een brevet van animator van vakantiecentra, gehomologeerd door de Franse Gemeenschap;2° de coördinator die de animator is bedoeld in 1°, § 3, § 4 of § 5, die achttien jaar oud is en die houder is van het brevet van coördinator van vakantiecentra, gehomologeerd door de Franse Gemeenschap;3° de geschoolde verantwoordelijke die de gebrevetteerde animator is, die minstens achttien jaar oud is, aangesteld door de instanties van een jeugdbeweging erkend door de Franse Gemeenschap en die het bewijs levert van een ervaring van minstens één jaar animatie, na het behalen van het brevet van animator van vakantiecentra. § 3. De personen die het bewijs leveren van een nuttige ervaring van honderd vijftig prestatie-uren in een erkend vakantiecentrum en die houder zijn van één van de volgende bekwaamheidsbewijzen, worden gelijkgesteld met het geschoold personeel bedoeld in § 2, 1° : 1° een einddiploma of -getuigschrift van sociale of pedagogische studies, minstens van het niveau van het hoger secundair technisch onderwijs;2° een einddiploma of -getuigschrift van het niveau van het sociaal, pedagogisch hoger onderwijs, of hoger onderwijs voor lichamelijke opvoeding minstens van het korte type, met volledig leerplan of voor sociale promotie;3° een brevet van instructeur lichamelijke opvoeding, sport en openluchtleven uitgereikt door de centrale directie van de jeugdorganisaties en de organisaties voor volwassenen volgens de criteria van het ministerieel besluit van 20 mei 1976. § 4. De personen die het bewijs leveren van een nuttige ervaring van honderd vijftig prestatie-uren in erkende vakantiecentra en die houder zijn van een einddiploma of -getuigschrift van kinderverzorger, worden gelijkgesteld met het geschoold personeel bedoeld bij § 2, 1° voor de begeleiding van kinderen van zes jaar en minder. § 5. De personen die het bewijs leveren van een nuttige ervaring van honderd vijftig prestatie-uren in erkende vakantiecentra en die houder zijn van een kwalificatiegetuigschrift « kinderhulpverlener » specifiek voor het hoger secundair onderwijs voor sociale promotie, worden gelijkgesteld met het geschoold personeel bedoeld bij § 2, 1°. § 6. De personen die het bewijs leveren van een nuttige ervaring van tweehonderd vijftig prestatie-uren in erkende vakantiecentra en die minstens houder zijn van een einddiploma of -getuigschrift van het niveau van het sociaal of pedagogische hoger onderwijs, worden gelijkgesteld met het geschoold personeel bedoeld bij § 2, 2°. § 7. De Regering bepaalt de voorwaarden waaronder de nuttige ervaring gebeurt en bekrachtigd wordt. § 8. Vanaf 1 oktober 2011 moeten de personen bedoeld in de paragrafen 3 tot 6, om gelijkgesteld te kunnen worden met geschoold personeel, naast de nuttige ervaring en het vereiste diploma, bewijs of getuigschrift, het bewijs leveren van een bijkomende opleiding van maximaal 40 uren, gericht op de specificiteiten van de opvang van kinderen in vakantiecentra.
Een afwijking kan door de O.N.E. toegekend worden aan de inrichtende machten voor de vakantiecentra georganiseerd tussen 1 oktober 2011 en 30 september 2012 als zij vaststellen dat ze niet in staat zijn in te staan voor de vereiste begeleiding met personeel dat aan de in het 1e lid bedoelde voorwaarden voldoet.
De nadere regels voor de bijkomende opleiding bedoeld in het 1e lid, qua definitie van het aanbod, van de inhouden, de duur en de doelpublieken, worden bepaald door de algemene adviescommissie en de O.N.E. Dat aanbod van bijkomende opleiding wordt geïntegreerd in het driejaarlijkse opleidingsprogramma dat om de drie jaar door de Regering wordt bepaald, op de voordracht van de O.N.E. en na advies van de algemene adviescommissie betreffende de vakantiecentra. »
Art. 7.In hetzelfde decreet wordt een artikel 5bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 5bis.§ 1. De brevetten van animator van vakantiecentra en coördinator van vakantiecentra worden als volgt bepaald : 1° Het brevet van animator van vakantiecentra wordt uitgereikt op basis van de verwerving van een opleiding van driehonderd uren waarvan honderd vijftig uren theorielessen en honderd vijftig uren praktijkstage in een erkend vakantiecentrum;2° Het brevet van coördinator van vakantiecentra wordt uitgereikt op basis van de verwerving van een opleiding van vierhonderd uren waarvan honderd vijftig uren theorielessen en tweehonderd vijftig uren praktijkstage in een erkend vakantiecentrum. § 2. De opleiding van animator van vakantiecentra : 1° maakt de deelnemer bekwaam voor de begeleiding en de animatie van een groep kinderen en/of adolescenten;2° maakt de deelnemer bekwaam de educatieve opdracht van een vakantiecentrum waar te nemen, op basis van een pedagogisch project zoals bepaald in artikel 7, 3°;3° past in een originele culturele actie inzake permanente opvoeding die tot doel heeft bij de deelnemers de volgende elementen te bevorderen en te ontwikkelen : - de bekwaamheden voor het kiezen, het onderzoeken, het handelen en het evalueren; - de verantwoordelijkheids- en actieve deelnemingshouding in een perspectief van individuele emancipatie en van collectieve opbouw.
De opleiding van coördinator van vakantiecentra : 1° laat de animator van vakantiecentra toe verantwoordelijk te zijn voor een vakantiecentrum;2° laat de animator van vakantiecentra toe samen met zijn animatieploeg de toepassing van een pedagogisch project te ontwikkelen bepaald door een inrichtende macht van vakantiecentra;3° past in een originele culturele actie inzake permanente opvoeding die tot doel heeft bij de deelnemers de volgende elementen te bevorderen en te ontwikkelen : - de bekwaamheden voor het kiezen, het onderzoeken, het handelen en het evalueren; - de verantwoordelijkheids- en actieve deelnemingshouding in een perspectief van individuele emancipatie en van collectieve opbouw.
De inhouden van de opleidingen betreffen inzonderheid de volgende vakken in rechtstreeks verband met de ambten uitgevoerd door de animators of de coördinators van vakantiecentra : expressie, creativiteit, gezondheid en welzijn van de kinderen, EHBO, preventie, deontologie, de goede behandeling van de kinderen, de actieve opvoedingsmethodes, de organisatie van activiteiten, communicatie, psychologie van het kind en van de adolescent, groepsbeheer, culturele ontwaking, de rechten van het Kind, de methodes en het belang van de permanente opvoeding in vakantiecentra, het beheer en de naleving van de verschillen, de band tussen het pedagogisch project van het vakantiecentrum, zijn toepassing en zijn evaluatie.
De Regering bepaalt de inhoud en de nadere regels voor de organisatie van de opleidingen alsook de voorwaarden waaronder de praktijkstage gebeurt en gekeurd wordt. § 3. De opleiding wordt georganiseerd door een opleidingsinrichting die door de Regering ertoe gemachtigd wordt, op advies van de algemene adviescommissie bedoeld in artikel 17bis.
De machtiging heeft betrekking op : 1° de naleving van de inhoud en de nadere regels betreffend de organisatie van de opleidingen;2° de naleving van de nadere regels betreffende de homologatie van brevetten;3° de samenstelling in de vorm van een vzw van de inrichting waarvan de maatschappelijke zetel in de Franse Gemeenschap moet gelegen zijn of het feit een openbare instelling te zijn;4° een expertise vastgesteld in de organisatie van vakantiecentra als inrichtende macht of partner van een inrichtende macht;5° de opbouw van een vormingsproject in verband met de behoeften van de velden;6° de tenuitvoerlegging, binnen de opleidingen georganiseerd in het kader van de machtiging, van methodes die toelaten de door de Permanente opvoeding beoogde doelstellingen te bereiken, zoals bepaald in artikel 5bis, § 2.7° de aanvaarding door de opleidingsinrichting de controle onder te gaan die georganiseerd wordt door de Regering. De bevoegd verklaarde instelling neemt daarenboven actief deel aan het proces voor de evaluatie van de opleiding vastgesteld door de adviescommissie bedoeld in artikel 17bis. Hij verbindt zich er eveneens toe de aan de deelnemers gevraagde deelnemingskosten te beperken volgens een plafond bepaald door de Regering op advies van de adviescommissie bedoeld in artikel 17bis.
Die machtiging wordt toegekend voor een hernieuwbare periode van 5 jaar. Zij kan ingetrokken worden van de opleidingsinrichting die niet meer aan de vereiste machtigingsvoorwaarden voldoet of die zich niet meer onderwerpt aan de verplichtingen die zij moet naleven.
De Regering bepaalt de procedure waaronder de machtiging wordt toegekend en ingetrokken.
De Regering bepaalt de procedure voor het beroep tegen de beslissingen van weigering of intrekking van de machtiging. § 4. Het behalen van het brevet wordt onderworpen aan de beslissing van de pedagogische ploeg gemandateerd door de opleidingsinrichting, op het einde van het opleidingsparcours met de theoretische opleiding en de praktijkstage. § 5. De brevetten die beantwoorden aan alle voorwaarden bepaald in de §§ 1 tot 4 worden onderworpen aan de homologatie van de Franse Gemeenschap. De Regering bepaalt er de procedure van. § 6. De Regering bepaalt de praktische nadere regels volgens welke een gelijkstelling met het brevet van animator of met het brevet van coördinator bedoeld in § 1 uitgereikt kan worden wanneer niet aan alle voorwaarden van dit artikel voldaan wordt. Die gelijkstellingen worden toegekend op eensluidend advies van de algemene adviescommissie bedoeld in artikel 17bis met inachtneming van : 1° de opleidingen gevolgd buiten het onderwijs van de Franse Gemeenschap, bekrachtigd door de opleidingsinrichtingen.Om in aanmerking genomen te worden, moet een verband vastgesteld worden tussen de inhouden en de doelstellingen van die opleidingen en die bepaald voor het behalen van het brevet. Als die opleidingen niet bekrachtigd worden door een bewijs dat kan worden overgelegd, moeten minimaal 120 uren opleiding in aanmerking kunnen worden genomen om een recht te geven op een gelijkstelling. 2° de bekwaamheidsbewijzen (diploma's en/of getuigschriften) verworven in het onderwijs van de Franse Gemeenschap, minstens van het niveau van het hoger secundair onderwijs voor de animators en van het hoger niveau voor de coördinators.Om in aanmerking te kunnen worden genomen, moeten deze diploma's uitgereikt worden op het einde van de studies met finaliteit van pedagogisch, sociaal of artistiek type. 3° de ervaring verworven in andere omgevingen dan vakantiecentra en binnen vakantiecentra. Voor elke gelijkstelling, - moet de meerderheid van de inhouden en doelstellingen van de opleiding aan bod zijn gekomen; - moet een ervaring verworven zijn in vakantiecentra, waarvan het aantal uren niet lager kan zijn dan het aantal uren vereist voor de praktijkstage van het brevet bedoeld door de gelijkstelling.
Op advies van de adviescommissie bedoeld in artikel 17bis bepaalt de Regering het aantal vereiste uren in functie van criteria houdende rekening met de gevolgde opleidingen en/of behaalde bekwaamheidsbewijzen. § 7. Niemand kan het brevet van animator van vakantiecentra of van coördinator van vakantiecentra uitreiken of om het even welke manier refereren naar de vakantiecentra van de Franse Gemeenschap in de documenten betreffende de opleidingen die hij organiseert als hij er vooraf niet toe gemachtigd werd bij toepassing van dit decreet. »
Art. 8.In artikel 6 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « zoals bepaald in artikel 7, 8° » worden ingevoegd tussen de woorden « een vakantiecentrum » en « moet »;2° de woorden « volkomen 16 jaar oud zijn en moet » worden ingevoegd tussen de woorden « moet » en « een goed zedelijk gedrag hebben »;3° na de woorden « een goed zedelijk gedrag hebben » moet het woord « en » vervangen worden door het woord « .Zij ».
Art. 9.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk 3 ingevoegd, luidend « De erkenning ».
Dat hoofdstuk 3 groepeert de artikelen 6bis, zoals ingevoegd bij dit decreet, tot 9 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra.
Art. 10.In hoofdstuk 3 van hetzelfde decreet ingevoegd bij artikel 8 wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 6bis.Een inrichtende macht moet een erkenning aanvragen per type vakantiecentrum bedoeld in artikel 2 dat hij organiseert. »
Art. 11.In artikel 7 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin worden de woorden « de organisator van een vakantiecentrum » vervangen door de woorden « , de inrichtende macht van een of meerdere centra »;2° punt 3° wordt vervangen door hetgeen volgt : « 3° met inachtneming van het kwaliteitscode voor de opvang, een opvangproject bepalen met daarin : a) een pedagogisch project dat aan de in artikel 3 bedoelde opdrachten beantwoordt en de beoogde doelstellingen, de methoden en de aangewende middelen vaststelt;dat project houdt rekening met de socioculturele elementen van de gemeenschap; b) een huishoudelijk reglement dat de praktische nadere regels voor de werking, de organisatie, het beheer van de human resources, de samenwerking met verschillende partners en de ouders bepaalt;dat reglement bepaalt eveneens het stelsel dat moet worden ontwikkelt opdat de toegang en de deelneming van de kinderen gegarandeerd zouden worden en niet verhinderd door het bedrag van de financiële bijdrage eventueel verschuldigd door de ouders; de inrichtende macht verbindt zich ertoe dat de ouders of de personen die ouderlijk gezag uitvoeren geïnformeerd zouden zijn over de inhoud van dat reglement; »; 3° in punt 5° worden de woorden « over een vaste of beweegbare infrastructuur beschikken » vervangen door de woorden « zich ertoe verbinden over een vaste of beweegbare infrastructuur te beschikken »;4° in punt 6° wordt de inleidende zin « zich ertoe verbinden door verzekeringspolissen de dekking te garanderen van : » vervangen door hetgeen volgt : « 6° verzekeringspolissen hebben met dekking van : »;5° punt 8° wordt vervangen door hetgeen volgt : « 8° zich ertoe verbinden een begeleiding te garanderen waarvan de minimale normen zijn : a) i) voor de vakantiepleinen en -verblijven : een coördinator of een animator die zijn praktijkstage uitvoert van 2e opleidingscyclus van coördinator van vakantiecentra; ii) voor de vakantiekampen : een geschoolde verantwoordelijke of een coördinator of een animator die zijn praktijkstage van 2e opleidingscyclus van coördinator van vakantiecentra uitvoert; b) een animator per groep van acht kinderen als een of meerdere kinderen minder dan zes jaar oud zijn;c) een animator per groep van twaalf kinderen van meer dan zes jaar;d) een animator op drie ten minste, ten aanzien van de minimale begeleiding bedoeld in de punten b) en c) die hetzij geschoold, dus houder van een brevet of gelijkaardig, ofwel in 2e praktijkstage is in zijn opleidingscursus met het oog op het behalen van het brevet van animator;»; 6° punt 9° wordt vervangen door hetgeen volgt : « 9° zich ertoe verbinden gevarieerde activiteiten voor te stellen en te organiseren die de deelneming van alle bevordert in een kader van Permanente opvoeding en/of niet formeel, met uitsluiting van elk aanbod van gespecialiseerde animatie.De activiteiten moeten beschouwd worden als middelen om de in artikel 3 bedoelde doelstellingen te bereiken. Zij kunnen niet als doel beschouwd worden voor het zoeken naar het verwerven van kennis en deskundigheid; »; 7° een punt 10° wordt ingevoegd na het punt 9°, luidend als volgt : « 10° een minimale werking garanderen : a) voor de vakantiepleinen, gedurende drie van de vijf werkdagen, waarvan minstens twee opeenvolgende dagen tijdens de zomervakantie en minstens zeven uur per dag;b) voor de vakantieverblijven en de vakantiekampen, gedurende een periode van acht opeenvolgende dagen waarvan zes volledige dagen tijdens de zomervakantie of zes opeenvolgende dagen waarvan vier volledige dagen tijdens de andere periodes van schoolverlof.De periode van acht opeenvolgende dagen kan naar zes opeenvolgende dagen gebracht worden waarvan vier volledige dagen tijdens de zomervakantie, wanneer de betrokken kinderen minder dan acht jaar oud zijn. »
Art. 12.In artikel 8 van hetzelfde decreet worden de woorden « de organisator » vervangen door de woorden « een inrichtende macht ».
Art. 13.In artikel 9 van hetzelfde decreet worden de woorden « Zij beslist over de aanvragen tot erkenning of over de intrekkingen van de erkenning. » geschrapt.
Art. 14.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk 4 ingevoegd luidend « Subsidies ».
Dat hoofdstuk 4 groepeert de artikelen 10 tot 13 van hetzelfde decreet.
Art. 15.Artikel 10 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het programmadecreet van 17 december 2003 houdende verscheidene maatregelen inzake begrotingsfondsen, inning van schuldvorderingen, de RTBF, de deskundigen en commissarissen der rekeningen van de Regering, de « Ecole d'Administration publique » (School voor Overheidsbestuur) van de Franse Gemeenschap, het ETNIC, de vervreemding van onroerende domeingoederen die tot de Franse Gemeenschap behoren, de universitaire instellingen, de statuten van het onderwijspersoneel, het onderwijs, de psycho-medisch-sociale centra, de vakantiecentra, de sport, de permanente opvoeding en de culturele infrastructuren, wordt vervangen door hetgeen volgt : «
Art. 10.Het vakantiecentrum, georganiseerd door een erkende inrichtende macht die aan de bepalingen van artikel 7 beantwoordt en georganiseerd wordt tijdens de schoolverloven van minstens twee opeenvolgende weken, kan een subsidie toegekend krijgen, die de begeleidingskosten en/of werkingskosten kan dekken zoals bepaald in de artikelen 11 en 12, als het aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° minstens het volgende georganiseerd hebben : a) voor de vakantiepleinen : drie periodes van vijf werkdagen waarvan minstens twee opeenvolgende dagen tijdens de zomervakantie en minstens zeven uur per dag;b) voor de vakantieverblijven en de vakantiekampen : een periode van acht opeenvolgende dagen waarvan zes volledige dagen tijdens de zomervakantie of zes opeenvolgende dagen waarvan vier volledige dagen tijdens de andere periodes van schoolvakanties.De periode van acht opeenvolgende dagen kan gebracht worden naar zes opeenvolgende dagen waarvan vier volledige dagen tijdens de zomervakantie, wanneer de betrokken kinderen jonger dan acht jaar zijn; 2° minstens het volgend aantal kinderen hebben opgevangen : a) voor de vakantieverblijven en -kampen, minstens 13 kinderen van minstens 30 maanden en maximaal 15 jaar oud per animatiedag;b) voor de vakantiepleinen, een dagelijks gemiddelde gelijk aan of groter dan 13 kinderen tussen 30 maanden en 15 jaar oud per periode van vijf dagen;3° een begeleiding tot stand hebben gebracht waarvan de minimale normen de volgende zijn : a) i) voor de vakantiepleinen en -verblijven : een coördinator of een animator die zijn praktijkstage uitvoert van de 2e opleidingscyclus voor coördinator van vakantiecentra; ii) voor de vakantiekampen : een geschoold verantwoordelijke of een coördinator of een animator die zijn praktijkstage van de 2e opleidingcyclus voor coördinator van vakantiecentra uitvoert; b) een animator per groep van acht kinderen als één of meerdere kinderen minder dan zes jaar oud zijn;c) een animator per groep van twaalf kinderen van meer dan zes jaar oud;d) een animator op drie minstens, volgens de minimale begeleiding bedoeld in de punten b) en c), moet bekwaam zijn, dit wil zeggen houder van een brevet of daarmee gelijkgesteld, ofwel in het 2e jaar praktijkstage van een opleidingscyclus voor het behalen van het brevet van animator.»
Art. 16.Artikel 11 van het decreet wordt vervangen door hetgeen volgt : «
Art. 11.De aanwezigheid van personeel, zoals bedoeld in artikel 10, 3° geeft recht op een begeleidingssubsidie, waarvan het bedrag en de nadere uitbetalingsregels bepaald worden door de Regering. De personen die een praktijkstage lopen in het kader van hun opleidingscursus met het oog op het bekomen van het brevet van animator of coördinator komen niet in aanmerking voor de berekening van de bedoelde subsidie. »
Art. 17.In artikel 13 van hetzelfde decreet wordt de tweede zin, luidend als volgt : « De provisionele toelage, gelijk aan maximum 50 % van de toelage toegekend tijdens het vorig jaar, kan door de Regering toegekend worden op basis van objectieve criteria. » vervangen door hetgeen volgt : « De Regering bepaalt de nadere regels voor de uitbetaling van de subsidies. Zij bepaalt de beroepsprocedure ingeval van betwisting van het bedrag van de subsidie. »
Art. 18.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk 5 ingevoegd, luidend als volgt : Bijzondere bepalingen ».
Dat hoofdstuk 5 groepeert de artikelen 14 tot 15ter van hetzelfde decreet.
Art. 19.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk 6 ingevoegd luidend « Controle en evaluatie ».
Dat hoofdstuk groepeert de artikelen 16 en 17 van hetzelfde decreet.
Art. 20.In artikel 16 van hetzelfde decreet worden de woorden « en de pedagogische begeleiding » ingevoegd tussen de woorden « organiseert het toezicht » en « op de vakantiecentra ».
Art. 21.Artikel 17 van hetzelfde decreet wordt vervangen door hetgeen volgt : «
Art. 17.De toepassing van dit decreet wordt om de drie jaar geëvalueerd door de in artikel 17bis bedoeld adviescommissie. »
Art. 22.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk 7 ingevoegd, luidend « Adviescommissie ».
Dat hoofdstuk 7 bevat artikel 17bis van hetzelfde decreet.
Art. 23.In hoofdstuk 7 ingevoegd bij artikel 20, wordt een artikel 17bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 17bis.§ 1. Een algemene adviescommissie betreffende de vakantiecentra wordt opgericht, die als opdracht heeft de Regering raadgeving te bezorgen in verband met het beleid inzake vakantiecentra en om het overleg met de verschillende bestuurs, -beleids- of verenigingspartners te vergemakkelijken of op aanvraag van de Regering of van de O.N.E. elke vraag te behandelen betreffende de toepassing van dit decreet of van de uitvoeringsbesluiten.
Zij geeft adviezen.
De algemene adviescommissie bestaat uit twee commissies, een commissie betreffende de erkenning en een commissie betreffende de opleiding, die belast zijn adviezen voor te bereiden van de algemene commissie voor de onderwerpen die tot hun bevoegdheden behoren.
De commissie betreffende de erkenning is bevoegd om adviezen voor te bereiden inzonderheid betreffende elke vraag in verband met de erkenningen van de inrichtende machten.
De commissie betreffende de opleiding is bevoegd om de adviezen voor te bereiden inzonderheid over elke aanvraag om en intrekking van een erkenning van de opleidingsorganen en over elke vraag betreffende de opleiding van animator en coördinator van vakantiecentra.
De commissie betreffende de erkenning en de commissie betreffende de opleiding bestaan uitsluitend uit leden van de algemene adviescommissie.
De Regering bepaalt de nadere regels voor de samenstelling en de organisatie van de twee commissies. § 2. De algemene adviescommissie wordt samengesteld door de Minister van Kinderwelzijn, bij de O.N.E., voor een hernieuwbare periode van drie jaar. De algemene adviescommissie bestaat uit : 1° een afgevaardigde van de Minister van Kinderwelzijn en een afgevaardigde van de Minister bevoegd voor het jeugdbeleid; 2° drie ambtenaren van de O.N.E., waaronder minstens een lid van de dienst Vakantiecentra en een vertegenwoordiger van de coördinators van de opvangmilieus; 3° drie afgevaardigden van de « Union des Villes et des Communes de Wallonie » en een afgevaardigde van de « Association de la ville et des communes de la Région bruxelloise »;4° een afgevaardigde van de Jeugddienst en een vertegenwoordiger van de inspectiedienst van de Algemene directie Cultuur;5° zes afgevaardigden van de Adviescommissie van de Jeugdorganisaties waarvan drie als activiteit de organisatie van vakantiepleinen hebben, één de organisatie van vakantieverblijven en één de organisatie van vakantiekampen hebben;6° vier afgevaardigden van opleidingsorganen gemachtigd voor de opleiding van animators en voor de opleiding van coördinators van vakantiecentra, waarvan minstens drie uit jeugdorganisaties moeten komen;7° twee afgevaardigden van inrichtende machten of van groepen van inrichtende machten van verenigingsvakantiecentra die niet-vertegenwoordigd zijn krachtens de categorieën 1° tot 6°, waarvan één de inrichtende machten aanwezig in het Brussels Gewest vertegenwoordigt en de andere de inrichtende machten aanwezig in het Frans taalgebied vertegenwoordigen. Het mandaat van de leden bedoeld in 3°, 5°, 6° en 7° kan twee maal binnen de commissie hernieuwd worden. Bij afwezigheid van kandidaturen, kan het mandaat van de afgevaardigde een derde keer hernieuwd worden.
De leden bedoeld in 6° worden gekozen door de Minister bevoegd voor het jeugdbeleid op basis van een oproep tot kandidaten gericht tot alle gemachtigde opleidingsinrichtingen. De kandidatuur moet gemotiveerd zijn.
De leden bedoeld in 7° worden gekozen door de Minister van Kinderwelzijn op basis van een oproep tot kandidaten gericht tot alle inrichtende machten van erkende vakantiecentra. De kandidatuur moet gemotiveerd zijn en gesteund zijn door andere inrichtende machten van verenigingsvakantiecentra.
De Minister van Kinderwelzijn stelt een voorzitter aan binnen de algemene adviescommissie. Het secretariaat van de algemene adviescommissie wordt door de O.N.E. waargenomen. § 3. De algemene adviescommissie, waarvan de zetel op de O.N.E. gevestigd is, komt minstens twee keer per jaar bijeen. Zij wordt bijeengeroepen binnen een termijn van maximaal vijf werkdagen vóór de vergadering.
De algemene adviescommissie zetelt geldig ongeacht het aanwezigheidsquorum voor zover minstens vijf categorieën van leden vertegenwoordigd zijn.
Zij beraadslaagt en beslist met de absolute meerderheid van de aanwezige leden en met gesloten deuren.
De algemene adviescommissie neemt haar eigen huishoudelijk reglement aan. In elk geval bepaalt dit reglement de van toepassing zijnde deontologische regels, inzonderheid wanneer een dossier betreffende een van de leden van de algemene adviescommissie op de agenda wordt gezet van de algemene adviescommissie of van een van de twee commissies. Dat huishoudelijk reglement wordt onderworpen aan de goedkeuring van de Minister van Kinderwelzijn en van de Minister bevoegd voor het Jeugdbeleid.
De algemene adviescommissie maakt jaarlijks verslag over haar activiteiten aan de Minister van Kinderwelzijn en aan de Minister bevoegd voor het Jeugdbeleid. »
Art. 24.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk 8 ingevoegd, luidend « Slotbepaling ».
Dat hoofdstuk 8 bevat artikel 18 van hetzelfde decreet. HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 25.De inrichtende machten die erkend zijn vóór 1 september 2009 moeten een nieuwe aanvraag om erkenning indienen voor het geheel van de vakantiecentra die zij organiseren overeenkomstig het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra zoals gewijzigd zodra één van die vakantiecentra die zij organiseren de erkenning verliest die het geniet of wanneer die ten einde komt.
Art. 26.De opleidingsinrichtingen die gemachtigd zijn vóór 15 januari 2009 moeten een aanvraag om machtiging slechts indienen voor de opleidingen van animator of coördinator van vakantiecentra die zij organiseren na een termijn van 18 maanden volgend op de inwerkingtreding van dit decreet.
Art. 27.De evaluatie, bedoeld in artikel 21 van dit decreet, heeft voor het eerst plaats tijdens het 3e jaar volgend op de inwerkingtreding van dit decreet.
Art. 28.De personen bedoeld in artikel 5, §§ 3 tot 6, van het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra zoals gewijzigd bij dit decreet en die gelijkgesteld worden met gekwalificeerd personeel vóór 1 oktober 2011 moeten geen bewijs leveren van de bijkomende opleiding bedoeld in artikel 5, § 8 van voormeld decreet van 17 mei 1999.
Art. 29.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2009.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 30 april 2009.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN De Minister van Leerplichtonderwijs, C. DUPONT De Minister van Cultuur en Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK De Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale Promotie, M. TARABELLA Nota (1) Zitting 2008-2009. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 686-1. - Commissieamendementen, nr. 686-2. - Verslag, nr. 686-3.
Integrale verslagen. - Bespreking. Vergadering van dinsdag 27 april 2009. - Aanneming.Vergadering van 28 april 2009.