Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 27 mei 2009
gepubliceerd op 13 oktober 2009

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de opleidingen van de animators en coördinators van vakantiecentra, de erkenning van de opleidingsorganen, de homologatie van de brevetten, de gelijkstellingen en de adviescommissie betreffende de opleiding

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2009029556
pub.
13/10/2009
prom.
27/05/2009
ELI
eli/besluit/2009/05/27/2009029556/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 MEI 2009. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de opleidingen van de animators en coördinators van vakantiecentra, de erkenning van de opleidingsorganen, de homologatie van de brevetten, de gelijkstellingen en de adviescommissie betreffende de opleiding


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra, inzonderheid op de artikelen 5, § 7, 5bis en 17bis ;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 april 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 30 april 2009;

Gelet op het advies van de Adviescommissie van de Jeugdverenigingen, gegeven op 30 maart 2009;

Gelet op het advies van de « Office de la Naissance et de l'Enfance », gegeven op 20 april 2009;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gewettigd door de volgende motieven : Het besluit voor advies onderworpen aan de afdeling wetgeving van de Raad van State : 1° bepaalt de inhoud en de nadere regels van de organisatie van de opleidingen bedoeld in artikel 5bis, § 2, van het decreet;2° bepaalt de voorwaarden waaronder de nuttige ervaring bedoeld in artikel 5 verloopt en bekrachtigd wordt;3° bepaalt de voorwaarden waaronder de praktijkstage bedoeld in artikel 5bis, § 2, van het decreet verloopt en bekrachtigd wordt;4° bepaalt de procedure voor de toekenning en de intrekking van de erkenning van de opleidingsorganen bedoeld in artikel 5bis, § 3, van het decreet;5° stelt de procedure vast voor het beroep tegen de beslissingen tot weigering of intrekking van de erkenning van de opleidingsorganen bedoeld in artikel 5bis, § 3, van het decreet;6° bepaalt de procedure voor de homologatie van de brevetten van animator en coördinator van vakantiecentra door de Franse Gemeenschap bedoeld in artikel 5bis, § 5;7° bepaalt de praktische nadere regels volgens welke de gelijkstellingen bedoeld in artikel 5bis, § 6, van het decreet toegekend kunnen worden;8° bepaalt de nadere regels voor de samenstelling en de organisatie van de opleidingscommissie. Het decreet bij toepassing waarvan dit besluit wordt genomen, zal evenwel in werking treden op eerstvolgend 1 september en de eerste opleidingen die verstrekt kunnen worden bij uitvoering van het nieuwe decreet en van dit besluit zullen plaats hebben vanaf de Herfstvakantie van het lopende jaar. De betrokken operatoren moeten dus, zo snel mogelijk, kennis kunnen nemen van de reglementaire bepalingen die op hen van toepassing zullen zijn met het oog op de organisatie van de bedoelde opleidingen, met inbegrip van die betreffende hun erkenning. Hetzelfde geldt voor de opleidingscommissie die in dat opzicht de bepalingen van dit besluit die haar betreffen, moet kunnen toepassen. Rekening houdend met deze imperatief en ook met het feit dat de nadere regels van dit besluit zo snel mogelijk aangenomen moeten worden aangezien het volgende einde van deze legislatuur de aanneming ervan zou kunnen vertragen als ze voordien niet worden aangenomen, en dit ten nadele van de betrokken operatoren en, algemener, van de begunstigden van hun activiteiten, wordt de dringende noodzakelijkheid vastgesteld;

Gelet op het advies nr. 46.630 van de Raad van State, gegeven op 13 mei 2009, bij toepassing van art. 84, § 1, 1e lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale promotie en van de Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities en strekking van het besluit

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Decreet : het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra;2° De Minister van Jeugd : De Minister bevoegd voor de Jeugd;3° De Jeugddienst : de Jeugddienst van de Algemene directie Cultuur van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;4° De Inspectie : de Inspectiedienst van de Algemene directie Cultuur van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;5° Periode : meerdere opeenvolgende dagen die een samenhangend geheel vormen;6° Groep deelnemers : groep bestaande uit minstens acht en hoogstens veertig personen die aan een periode van theoretische opleiding deelnemen;7° Omkaderingsploeg : geheel van de formateurs die een groep deelnemers begeleiden in het kader van een periode theoretische opleiding;8° Residentieel : periode theoretische opleiding met verblijf van de groep deelnemers en de omkaderingsploeg;9° Animatieploeg : geheel gekwalificeerde animators, coördinator(s) of verantwoordelijke(n) die de kinderen en de jongeren omkaderen tijdens een vakantiecentrum;10° Opleidingscommissie : de commissie betreffende de opleiding zoals die bepaald in artikel 17bis van het decreet;11° Algemene adviescommissie : de algemene adviescommissie bedoeld in artikel 17bis van het decreet;12° Kennisgeving : versturing per aangetekende brief.

Art. 2.Dit besluit : 1° bepaalt de inhoud en de nadere regels voor de organisatie van de opleidingen bedoeld in artikel 5bis, § 2, van het decreet;2° bepaalt de voorwaarden waaronder de nuttige ervaring bedoeld in artikel 5 verloopt en bekrachtigd wordt;3° bepaalt de voorwaarden waaronder de praktijkstage bedoeld in artikel 5bis, § 2, van het decreet verloopt en bekrachtigd wordt;4° bepaalt de procedure voor de toekenning en de intrekking van de erkenning van de opleidingsorganen bedoeld in artikel 5bis, § 3, van het decreet;5° stelt de procedure vast voor het beroep tegen de beslissingen tot weigering of intrekking van de erkenning van de opleidingsorganen bedoeld in artikel 5bis, § 3, van het decreet;6° bepaalt de procedure voor de homologatie van de brevetten van animator en coördinator van vakantiecentra door de Franse Gemeenschap bedoeld in artikel 5bis, § 5;7° bepaalt de praktische nadere regels volgens welke de gelijkstellingen bedoeld in artikel 5bis, § 6, van het decreet toegekend kunnen worden;8° bepaalt de nadere regels voor de samenstelling en de organisatie van de opleidingscommissie. HOOFDSTUK II. - De opleiding van animators Afdeling I. - De inhoud van de opleiding van animator

Art. 3.De inhoud van de theoretische opleiding van animator wordt met de praktijkstage in overeenstemming gebracht om een samenhangend geheel te vormen.

Art. 4.De inhoud van de theoretische opleiding van animator bedraagt minstens het volgende : 1° de aspecten van het gemeenschappelijke leven, inzonderheid : a.het beheer van de relaties en de communicatie binnen een groep; b. de technieken die het mogelijk maken de perioden van collectief bijzijn en de perioden bestemd voor overleg te beheren;c. de organisatie en de uitvoering van de animatie in een ploeg animators;2° de kennis van de kinderen en de jongeren, inzonderheid : a.de ritmes van het leven; de behoeften van de kinderen, de jongeren en de groep; het welzijn van de kinderen en de jongeren; b. de sensibilisering van de animator voor zijn rol bij situaties van mishandeling;c. de sensibilisering en de inachtneming van de psychologische, fysiologische, sociale en culturele specificiteiten van de kinderen en de jongeren;3° de opvoeding tot vrijheid, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, inzonderheid : a.de relatie tussen de animator, de kinderen, de jongeren : een pedagogische relatie, een relatie van goede behandeling; b. het onderzoek van de opvoedingswaarden ervaren in vakantiecentra;c. de opvoedingshoudingen in verband met het pedagogische project van de organisator van het vakantiecentrum, waarin de nuttige ervaring verloopt : 4° de middelen voor onderzoek van het pedagogische project van een organisator van vakantiecentra, inzonderheid : a.de toe-eigening en het kritisch onderzoeken van het pedagogische project van de organisator van het vakantiecentrum waarin de praktijkstage uitgevoerd wordt; b. de actieve opvoeding binnen een vakantiecentrum;5° de animaties in vakantiecentra, inzonderheid : a.de organisatie, het beheer en de evaluatie van de activiteiten en van de collectieve projecten; b. de opstelling van een gevarieerd en evenwichtig activiteitenprogramma in vakantiecentra;c. de activiteiten die de expressie, de creativiteit, de communicatie, de culturele ontwaking, de lichamelijke ontwikkeling toelaten;6° de evaluatie, inzonderheid : a.de doelstellingen, processen en technieken voor de evaluatie in een vakantiecentrum; b. de evaluatie van de verschillende aspecten van een vakantiecentrum door en met de kinderen en jongeren en door de animators;c. de evaluatie van de opleidingsperiodes, de evaluatie tijdens en op het einde van de opleiding;7° de veiligheid in vakantiecentra, inzonderheid : a.de voorzorgen die genomen moeten worden om ongelukken te voorkomen; b. de hygiëne;c. EHBO;8° de rol van animator, inzonderheid : a.de opdrachten en de functies van animator; b. de deontologie van de animator;c. de verantwoordelijkheden van de animator : wettelijke, zedelijke, inzake opvoeding en eventueel contractuele;9° de organisatie van een vakantiecentrum, inzonderheid : a.de logistiek van een vakantiecentrum; b. de institutionele omgeving en context gebonden aan de praktijk van de activiteiten in vakantiecentra;10° de verbanden tussen de theoretische opleiding en de praktijkstage, inzonderheid : a.de definitie van doelstellingen; b. het gebruik van de verworvenheden;c. de experimentatie van de collectieve opbouw van kennis;d. de experimentatie van het centrale ambt dat de deelnemer invult in de opleiding;e. de actieve methodes inzake opvoeding;11° de Rechten van het Kind, inzonderheid hun toepassing in het kader van de activiteiten en het dagelijkse beheer van de vakantiecentra;12° de filosofie en de methodes van de Permanente opvoeding : a.de experimentatie van het collectieve leven en het onderzoek van de situaties beleefd in verband met het ambt van animator van een vakantiecentrum; b. de experimentatie van het ambt van animator en het onderzoek van de tegengekomen situaties in verband met de opdrachten van de vakantiecentra;c. de experimentatie van het nemen van de verantwoordelijkheid, de autonomie en de kritische geest in verband met de filosofie van de Permanente opvoeding;d. het in perspectief brengen van de experimentaties in het kader van de praktijkstage;e. de evaluatie en de exploitatie van de verworvenheden van de theoretische opleiding en van de praktijkstage in de collectieve opbouw van kennis. Afdeling II. - Nadere regels voor de organisatie van de opleiding van

animator

Art. 5.De behoeften van het publiek in opleiding kunnen het relatieve belang voor elke inhoud bedoeld in artikel 4, met uitzondering van de Permanente opvoeding bedoeld in artikel 4, 12°, die een transversale inhoud is, verantwoorden.

Art. 6.De praktische nadere regels voor de organisatie van de opleiding van animator zijn de volgende : 1° 150 uren theoretische opleiding en 150 uren praktijkstage die gespreid worden over een maximale duur van 36 maanden en als volgt worden georganiseerd : a.minstens 75 uren theoretische opleiding residentieel waarvan een periode van minstens 40 uur; b. een of twee periodes praktijkstage die in totaal minstens 75 uren vormen binnen het ambt van animator;c. minstens 50 uren theoretische opleiding residentieel, onderbroken of gevolgd door een eventuele tweede periode praktijkstage;2° de 150 uren theoretische opleiding bedoeld in 1° worden residentieel georganiseerd in minimaal 2 en maximaal 6 periodes. De duur van 36 maanden bedoeld in 1° kan uitzonderlijk verlengd worden bij afwijking toegekend door de Jeugddienst.

Art. 7.Op de eerste dag van de theoretische opleiding van animator, moet de deelnemer minstens 16 jaar oud zijn. HOOFDSTUK III. - De opleiding van coördinator Afdeling I. - De inhoud van de opleiding van coördinator

Art. 8.De inhoud van de theoretische opleiding van coördinator wordt met de praktijkstage in overeenstemming gebracht om een samenhangend geheel te vormen.

Art. 9.De inhoud van de theoretische opleiding van coördinator bedraagt minstens : 1° het beheer van de ploeg animators, de begeleiding van de animators met inbegrip van de pedagogische ondersteuning en de opleidingsevaluatie;2° de middelen om een pedagogisch project bedoeld in artikel 7, 3° van het decreet te ontwerpen, dit toe te eigenen, en te ontwikkelen;3° de middelen om de overeenstemming te evalueren tussen het pedagogische project en zijn toepassing via de organisatie van het vakantiecentrum;4° de houding van de coördinator, zijn relatie met de kinderen en de jongeren die aan vakantiecentra deelnemen;5° de rol, het statuut en de functies van de coördinator;6° de relatie van de coördinator met de organisator en het personeel van het vakantiecentrum;7° de veiligheid en de hygiëne in het vakantiecentrum;8° de externe reglementaties in verband met de organisatie van een vakantiecentrum : kennis van de wetgeving, van de reglementen en criteria in de domeinen van het kind, de jeugd, het openluchtleven;9° de evaluatie van de vakantiecentra, de evaluatie van de opleidingsperiodes, de evaluatie tijdens en op het einde van de opleiding;10° het beheer en het bestuur van een vakantiecentrum inzonderheid de verzekeringen;11° de relaties met het opvangmilieu, de ouders, de gemeentelijke overheden, de vertegenwoordigers van de overheid, de media;12° de opdrachten van een vakantiecentrum;13° de hulpverlenende instellingen en personen om de opdrachten van een vakantiecentrum te vervullen;14° de Rechten van het kind, inzonderheid hun toepassing in het kader van de activiteiten en het dagelijkse beheer van de vakantiecentra;15° de filosofie en de methodes van de Permanente opvoeding, inzonderheid : a.de experimentatie van het collectieve leven en het onderzoek van de ervaren situaties in verband met het ambt van coördinator van een vakantiecentrum; b. de experimentatie van het ambt van coördinator en het onderzoek van de ervaren situaties in verband met de opdrachten van de vakantiecentra;c. de experimentatie van het nemen van verantwoordelijkheden, van de autonomie en van de kritische geest in verband met de filosofie van de Permanente opvoeding;d. de in perspectiefstelling van de experimentaties in het kader van de praktijkstage;e. de evaluatie van de exploitatie van de verworvenheden van de theoretische opleiding en van de praktijkstage in de collectieve opbouw van kennis. Afdeling II. - Nadere regels voor de organisatie van de opleiding van

coördinator

Art. 10.De behoeften van het publiek in opleiding kunnen het relatieve belang rechtvaardigen, voorbehouden aan elke inhoud, bedoeld in artikel 9, met uitzondering van de Permanente opvoeding bedoeld in artikel 9, 15°, die een transversale inhoud is.

Art. 11.De nadere regels voor de organisatie van de opleiding van coördinator zijn de volgende : 1° Een eerste periode praktijkstage van minstens 100u als gebrevetteerd of ermee gelijkgesteld animator in een vakantiecentrum erkend overeenkomstig het decreet, te presteren binnen de 24 maanden die aan het begin van de theoretische opleiding voorafgaan.2° 150 uren theoretische opleiding waarvan minstens 120 uren residentieel, verdeeld over twee cycli. Elke cyclus omvat tussen 70 en 80 theoretische opleidingsuren en gebeurt in deze volgorde : a. minstens 30 uren theoretische opleiding residentieel;b. minstens 75 uren praktijkstage als coördinator;c. minstens 8 uren theoretische opleiding met inbegrip van de collectieve evaluatie. De twee cycli lopen over een totale duur van minimaal 12 maanden en maximaal 36 maanden. 3° Tijdens de eerste opleidingscyclus bedoeld in 2° moet de praktijkstage gesuperviseerd worden door een gebrevetteerde coördinator of in tweede opleidingscyclus of een overeenkomst ondertekend hebben met de inrichtende macht van het vakantiecentrum. Die overeenkomst bepaalt de praktische nadere regels voor de begeleiding. De opleidingscommissie wordt ermee belast een redactiesjabloon op te stellen voor die overeenkomst.

Tijdens de tweede opleidingscyclus bedoeld in 2° verloopt de praktijkstage als volledige coördinator in de vorm van een speelplein.

Art. 12.Op de eerste dag van de theoretische opleiding van de coördinator moet de deelnemer minstens 18 jaar oud zijn. HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen betreffende de theoretische opleidingen

Art. 13.Drie tot elf theoretische opleidingsuren kunnen per opleidingsdag gevaloriseerd worden. Onder drie uur kan de opleidingsdag niet gevaloriseerd worden.

Art. 14.De minimale omkaderingsnormen voor een periode theoretische opleiding zijn : 1° twee opleiders voor 8 tot 23 deelnemers;2° drie opleiders voor 24 tot 31 deelnemers;3° vier opleiders voor 32 tot 40 deelnemers.

Art. 15.Enkel de opleiders die deelnemen aan het residentiële leven van de opleiding kunnen meegerekend worden binnen de minimale omkaderingsnormen.

Ingeval meerdere groepen deelnemers verzameld zijn binnen eenzelfde periode, beschikt elke groep over een duidelijke geïdentificeerde omkaderingsploeg.

Art. 16.Voor de opleiding van de animators moet minstens de helft van de opleiders houder zijn van het brevet van animator van vakantiecentra bedoeld in artikel 5bis, § 1, 1°, van het decreet.

Voor de opleiding van de coördinators moet minstens de helft van de opleiders houder zijn van het brevet van animator van vakantiecentra bedoeld in artikel 5bis, § 1, 1°, van het decreet en moet minstens één opleider houder zijn van het brevet van coördinator van vakantiecentra bedoeld in artikel 5bis, § 1, 2°, van het decreet. HOOFDSTUK V. - Algemene bepalingen betreffende de praktijkstage

Art. 17.§ 1. Het aantal uren praktijkstage bedoeld in artikel 5bis, § 1, van het decreet, wordt als volgt bepaald : 1° wanneer de stage uitgevoerd wordt binnen het kader van de verblijven en de kampen : a.stemt een periode van minstens tien dagen, waarvan acht volle dagen, overeen met honderdvijftig uren praktijkstage; b. stemt een periode van tenminste zes dagen, waarvan vier volledige dagen, overeen met vijfenzeventig uren praktijkstage.De gecumuleerde uren van de eerste en de laatste dag moeten minimaal acht uren animatie totaliseren; 2° wanneer de praktijkstage uitgevoerd wordt binnen het kader van de vakantiepleinen : a.worden slechts de dagen die minstens zeven uren opvang van de kinderen begrijpen, gecoördineerd door de coördinator of gepresteerd door de animator die de praktijkstage presteert, als praktijkstage gevaloriseerd; b. stemt een periode van vijf dagen plein overeen met 50 uren praktijkstage;c. als het vakantieplein gesloten is wegens een wettelijke feestdag, kan die dag aangerekend worden in de praktijkstage met een maximum van twee wettelijke feestdagen in acht genomen over het geheel van de uren praktijkstage; § 2. De personen die de praktijkstage presteren, zijn aanwezig gedurende het volledige verblijf, kamp of periode van het plein en nemen deel aan de voorbereidings- en evaluatietijden in animatieploeg. § 3. De opleidingsinstelling wordt ermee belast na te kijken of de deelnemer de vereiste voorwaarden vervult om zijn praktijkstage uit te voeren en of de praktijkstage overeenstemt met de criteria bedoeld in §§ 1 en 2. HOOFDSTUK VI. - Nuttige ervaring

Art. 18.§ 1. Het aantal uren die in aanmerking genomen worden om de nuttige ervaring te bepalen, bedoeld in artikel 5, §§ 3 tot 6, van het decreet, worden als volgt bepaald : 1° wat betreft de nuttige ervaring verworven tijdens de verblijven en de kampen : a.een periode van minstens tien dagen, waarvan acht volledige dagen, stemt overeen met 150 uren nuttige ervaring; b. een periode van minstens zes dagen, waarvan vier volledige dagen, stemt overeen met 75 uren nuttige ervaring;de gecumuleerde uren van de eerste en de laatste dag moeten een totaal van minstens 8 uren animatie vormen; 2° wat betreft de nuttige ervaring verworven tijdens de vakantiepleinen : a.worden enkel de dagen die minstens zeven uren opvang van de kinderen tellen, als nuttige ervaring aangerekend; b. stemt een periode van vijf dagen overeen met 50 uren nuttige ervaring;c. als het vakantieplein gesloten is voor een wettelijke verlofdag kan die dag aangerekend worden in de nuttige ervaring met een maximum van twee wettelijke feestdagen in acht genomen over het geheel van de uren nuttige ervaring; § 2. De voorwaarden voor het verwerven van de nuttige ervaring zijn de volgende : 1° de nuttige ervaring is volledig verworven in vakantiecentra erkend in een ambt van animatie voor animator.Ze kan verworven worden voor 100 uren binnen een ambt van animatie en 150 uren in een ambt van coördinatie voor de coördinator. 2° de nuttige ervaring wordt bewezen door de inrichtende macht van het vakantiecentrum waarin zij verworven is.Het attest bepaalt het ambt waarin de nuttige ervaring verlopen is : ofwel animatie, ofwel coördinatie. 3° de personen die de nuttige ervaring presteren, zijn aanwezig gedurende het geheel van het verblijf, het kamp of de periode van het plein en nemen deel aan de voorbereidings- en evaluatietijden in animatieploeg. § 3. De « Office de la Naissance et de l'Enfance » wordt ermee belast de nuttige ervaring te bekrachtigen. HOOFDSTUK VII. - De commissie betreffende de opleiding

Art. 19.De opleidingscommissie bestaat uit de volgende categorieën van leden, die allemaal lid zijn van de algemene adviescommissie : 1° een vertegenwoordiger van de Minister van Jeugd;2° een vertegenwoordiger van de Jeugddienst;3° een vertegenwoordiger van de Inspectie;4° vier afgevaardigden van opleidingsorganen die gemachtigd zijn voor de opleiding van animators of voor de opleiding van coördinators van vakantiecentra;5° een afgevaardigde van de « Union des Villes et des Communes de Wallonie » en een afgevaardigde van de « Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest »;6° een afgevaardigde van de inrichtende machten of van een groepering inrichtende machten van vakantiecentra bedoeld in artikel 17bis, 7°;7° drie afgevaardigden van de Adviescommissie voor Jeugdorganisaties waarvan een als activiteit de organisatie van pleinen heeft, een de organisatie van verblijven en een de organisatie van kampen. Enkel de leden bedoeld in de punten 4°, 5°, 6° en 7°, zijn stemgerechtigd voor de adviezen over de toekenning of de intrekking van de erkenning en voor de gelijkstellingen. De voorzitter wordt aangesteld onder de leden van de opleidingscommissie, volgens de regels bepaald in het huishoudelijk reglement ervan. Het secretariaat van de opleidingscommissie wordt waargenomen door de Jeugddienst.

Behalve uitzonderlijke reden moet de opleidingscommissie opgeroepen worden binnen een termijn van minstens vijf werkdagen voorafgaand aan elke vergadering.

De opleidingscommissie kan geldig zetelen ongeacht het aanwezigheidsquorum voor zover vijf categorieën leden vertegenwoordigd zijn. Als minder dan vijf categorieën vertegenwoordigd zijn, kan een tweede vergadering bijeengeroepen worden binnen de vijftien dagen. In dat geval kan zij geldig zetelen ongeacht het aantal vertegenwoordigde categorieën.

Zij beraadslaagt met gesloten deuren met volstrekte meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden.

De opleidingscommissie neemt haar huishoudelijk reglement aan. In ieder geval bepaalt dit de van toepassing zijnde deontologische regels, inzonderheid wanneer een dossier betreffende een van zijn leden op de agenda gesteld wordt. Dat huishoudelijk reglement wordt onderworpen aan de goedkeuring van de Minister van Jeugd.

De opleidingscommissie wordt ermee belast de adviezen van de algemene adviescommissie voor te bereiden over elke vraag betreffende de opleidingen inzake vakantiecentra. De opleidingscommissie spreekt zich uit in de vorm van advies.

Om de drie jaar vanaf de inwerkingtreding van het decreet van 30 april 2009 tot wijziging van het decreet, verleent de algemene adviescommissie een advies over het opleidingsproces met een beschrijving van de evaluatie van de opleiding bedoeld in artikel 5bis, § 3, 3e lid, van het decreet en deelt die mee aan de Regering. HOOFDSTUK VIII. - De erkenning van opleidingsorganen

Art. 20.Het dossier voor de aanvraag om erkenning bepaalt alle nadere regels waardoor het orgaan aan de voorschriften betreffende de erkenning bedoeld in artikel 5bis, § 3, van het decreet, voldoen, en moet minstens het volgende omvatten : 1° een beschrijving van de opleidingsinstelling, te weten het adres en verdere gegevens, het maatschappelijk doel, de statuten, de namen van de verantwoordelijken, de erkenningen alsook de referenties inzake opleidingen waardoor aangetoond wordt dat de opleidingsinstelling over de in artikel 5bis, § 3, 2e lid, 4°, van het decreet bedoelde deskundigheid beschikt, dat hij een deskundigheid in opleiding ontwikkelt en dat hij in staat zal zijn het geheel van de opleidingsvoorwaarden te kunnen invullen voor het bereiken van het ambt van animator van vakantiecentra of van coördinator van vakantiecentra zoals bedoeld in dit besluit;2° het gevraagde erkenningstype, te weten de erkenning voor de opleiding van animator van vakantiecentra en/of voor de opleiding van coördinator van vakantiecentra;3° een beschrijving van de opleiding van animator en/of coördinator met de nadruk op de middelen waardoor de opleidingsinstelling zich schikt naar de artikelen 5bis, § 2 en 5bis, § 3, 1°, 5° en 6°, van het decreet alsook naar de hoofdstukken II en/of III, IV, V van dit besluit, met vermelding van : a.de algemene doelstellingen van de opleiding; b. de wijze van toe-eigening en van overdracht van de inhoud;c. de evaluatiecriteria;d. de tijdelijke organisatie van de opleiding die tot het bekwaamheidsbewijs leidt, hetzij het type, het aantal en de duur van de opleidingsperiodes en het verband met de praktijkstage;e. de verdeling van de inhouden van de opleiding binnen de verschillende opleidingsperiodes;f. de voorwaarden voor de werving van de opleiders, onverminderd artikel 16;g. de wijze van werving van de deelnemers, te weten de beschrijving van het doelpubliek, van het grondgebied waarop de werving gebeurt, de gebruikte middelen, het voorziene aantal deelnemers;h. de gegevens van de inrichtende machten van de vakantiecentra die partner zijn voor de praktijkstage, de overeenkomsten ondertekend met de vakantiecentra;i. een beschrijving van de middelen voor de bewaring van de gegevens betreffende de deelname aan de vormingsperiodes en aan de praktijkstage;j. een beschrijving van eventuele partner(s) met andere opleidingsorganen of met de inrichtende machten van vakantiecentra. De opleidingscommissie kan een modeldossier opstellen om de stappen te vergemakkelijken.

Art. 21.De procedure voor de erkenning van een opleidingsinstelling is de volgende : 1° Het dossier van de aanvraag om erkenning moet bij de Jeugddienst worden ingediend minstens zes maanden vóór het begin van de eerste opleiding van animator of coördinator van vakantiecentra.Bij gebrek, zal de aanvraag om erkenning niet in acht genomen worden voor die opleidingen. De Jeugddienst verstuurt een brief die de datum van ontvangst van de aanvraag om erkenning bevestigt; 2° De Jeugddienst onderzoekt het dossier van de aanvraag om erkenning en deelt het mee aan de algemene adviescommissie binnen de vijftien dagen volgend op de datum van ontvangst van het dossier;3° De algemene adviescommissie beschikt over 45 dagen vanaf de ontvangst van het dossier om het advies van de opleidingscommissie aan de Jeugddienst mee te delen;4° De Jeugddienst verstuurt een gemotiveerd voorstel van beslissing aan de Minister van Jeugd binnen een termijn van 15 dagen vanaf de ontvangst van het advies van de algemene adviescommissie.Van de beslissing van de Minister van Jeugd wordt door de Jeugddienst kennis gegeven aan de opleidingsinstelling binnen een termijn van 15 dagen vanaf de versturing van het voorstel van beslissing van de Jeugddienst.

Art. 22.De erkenning is geldig voor een periode van 5 jaar.

Art. 23.De Jeugddienst en de Inspectie worden ermee belast de naleving van de erkenningsvoorwaarden na te gaan.

Elk jaar maakt de opleidingsinstelling voor het komende jaar de vooruitzichten betreffende de organisatie van de opleidingssessies, te weten de opschriften, data en plaatsen van de opleidingsperiodes, het aantal deelnemers en contactpersonen over aan de Jeugddienst.

Art. 24.Een opleidingsinstelling die een weigering van erkenning krijgt, kan een nieuw dossier van aanvraag om erkenning slechts ten vroegste zes maanden na de kennisgeving van de beslissing om weigering indienen. HOOFDSTUK IX. - De intrekking, de weigering van de erkenning en het beroep

Art. 25.De erkenning van een opleidingsinstelling kan ingetrokken worden als hij niet of niet meer aan een deel of het geheel van de voorwaarden bedoeld in artikel 5bis van het decreet beantwoordt of als er niet aan de toepassingsmodaliteiten van dit besluit voldaan wordt.

De procedure voor de intrekking van de erkenning van een opleidingsinstelling is de volgende : 1° De Jeugddienst geeft kennis van het begin van de procedure voor intrekking van de erkenning en de redenen ervoor aan de opleidingsinstelling, een kopie van de bedoelde kennisgeving wordt naar de algemene adviescommissie verstuurd om het advies van de opleidingscommissie aan te vragen;2° De opleidingsinstelling kan een opmerkingsnota aan de Jeugddienst en aan het secretariaat van de algemene adviescommissie laten toekomen, en dit ten laatste binnen de 15 dagen volgend op de kennisgeving bedoeld in 1°;3° De algemene adviescommissie beschikt over een termijn van 45 dagen vanaf de ontvangst van de observatienota bedoeld in 2° om het advies van de opleidingscommissie mee te delen aan de Jeugddienst;4° De Jeugddienst stelt een gemotiveerd voorstel van beslissing op en verstuurt dit naar de Minister binnen een termijn van 15 dagen vanaf de ontvangst van het advies van de algemene adviescommissie.5° De Jeugddienst geeft van de beslissing van de Minister kennis aan de opleidingsinstelling binnen een termijn van 15 dagen volgend op de ontvangst van het advies van de algemene adviescommissie.

Art. 26.Een opleidingsinstelling kan een beroep indienen tegen een beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning bedoeld in artikel 5bis, § 3, van het decreet volgens deze procedure : 1° De opleidingsinstelling beschikt over een termijn van 15 dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing om intrekking van de erkenning om de bezwaren aan de Jeugddienst en aan het secretariaat van de algemene adviescommissie mee te delen;2° Vanaf de ontvangst van het beroep beschikt de algemene adviescommissie over een termijn van 45 dagen om de opleidingsinstelling te horen behalve uitdrukkelijke afstand van dat recht en om een advies aan de Minister van Jeugd mee te delen;3° Vanaf de ontvangst van het advies geformuleerd door de algemene adviescommissie beschikt de Jeugddienst over 15 dagen om de beslissing van de Minister van Jeugd aan de opleidingsinstelling mee te delen. HOOFDSTUK X. - Homologatie van de brevetten

Art. 27.§ 1. Elk brevet van animator van vakantiecentra of van coördinator van vakantiecentra moet door de Franse Gemeenschap worden gehomologeerd. § 2. De aanvraag om homologatie van een brevet wordt ingediend bij de Jeugddienst en moet de volgende informatie bevatten : 1° de gegevens van de opleidingsinstelling;2° de naam van de houder van het brevet;3° de voornaam van de houder van het brevet;4° de geboortedatum van de houder van het brevet;5° de datum van het einde van de opleiding;6° de aard van het bekomen bewijs (animator of coördinator);7° de aard van de praktijkstage (plein, kamp of verblijf). Die informatie wordt aan de Jeugddienst meegedeeld in de vorm bepaald door de Minister van Jeugd. § 3. De opleidingsinstelling moet gedurende vijf jaar de gegevens betreffende elke deelnemer die zijn opleiding beëindigd heeft, bewaren : naam, voornaam, geboortedatum, opleidingsdatum en -plaats, datum en plaats van de praktijkstage.

De opleidingsinstelling moet gedurende acht jaar de data en plaatsen van de opleidingen bewaren alsook de samenstellingen van de omkaderingsploegen. § 4. Het model van het uitgereikte brevet wordt bepaald door de Jeugddienst. Nadat werd nagegaan of de gevolgde opleiding conform is met de voorschriften van het decreet en van dit besluit, homologeert de Jeugddienst het brevet. HOOFDSTUK XI. - Gelijkstellingen

Art. 28.§ 1. De aanvragen betreffende een bewijs uitgereikt vóór 2001 na een opleiding 1° waarvan de doelstellingen en de inhoud overeenstemmen met het brevet bedoeld in artikel 5bis van het decreet;2° waarvan de duur van de theoretische opleiding minimaal 120 uren bedraagt;3° waarvan de duur van de verworven ervaring minstens 150 uren bedraagt voor de animators en 250 uren voor de coördinators; komen in aanmerking voor een gelijkstelling uitgereikt door de Jeugddienst, op voorstelling van een kopie van het behaalde bewijs en van de beschrijving van de gevolgde opleiding.

De Jeugddienst legt de lijst van de opleidingen die aan deze criteria beantwoorden voor advies voor aan de algemene adviescommissie. § 2. De aanvragen betreffende een bewijs uitgereikt door een opleidingsinstelling vóór de kennisgeving van zijn erkenning komen in aanmerking voor een gelijkstelling uitgereikt door de Jeugddienst voor zover de gevolgde opleiding conform is met de voorschriften van artikel 5bis van het decreet en van dit besluit.

Zodra van zijn habilitatie kennis wordt gegeven, kan de opleidingsinstelling een aanvraag om gelijkstelling indienen voor alle personen die houder zijn van het bewijs bedoeld in het 1e lid. Daartoe deelt hij de nodige informatie mee aan de Jeugddienst, te weten de beschrijving van de opleiding en de gegevens over de personen waarvoor een gelijkstelling wordt aangevraagd.

De Jeugddienst legt de beschrijving van de opleiding voor advies voor aan de algemene adviescommissie. § 3. De aanvragen betreffende een individuele loopbaan die geen opleiding inhouden die aan de in § 1 bedoelde criteria beantwoorden, moeten verstuurd worden naar de Jeugddienst op ongezegeld papier. De aanvraag moet alle bestanddelen omvatten die de aanvrager als noodzakelijk acht om zijn persoonlijke loopbaan te verantwoorden en minstens : 1° de informatie over de identiteit van de persoon, te weten de naam, voornamen, geboortedatum, adres en contactgegevens;2° de attesten en informatie betreffende de opleidingen gevolgd buiten het onderwijs van de Franse Gemeenschap;3° de kopie van de bewijzen of getuigschriften verworven in het onderwijs van de Franse Gemeenschap;4° de getuigschriften betreffende de periodes ervaring verworven in andere kaders dan de vakantiecentra en binnen vakantiecentra. De Jeugddienst beschikt over 15 dagen om de aanvraag aan de algemene adviescommissie mee te delen.

Vanaf de ontvangst van de aanvraag beschikt de algemene adviescommissie over een termijn van 30 dagen om het advies van de opleidingscommissie betreffende de toekenning of de intrekking van de gelijkstelling aan de Jeugddienst mee te delen.

De Jeugddienst stelt een voorstel van beslissing op en verstuurt het naar de Minister binnen een termijn van 15 dagen vanaf de ontvangst van het advies van de algemene adviescommissie.

De Jeugddienst geeft van de beslissing van de Minister van de Jeugd kennis binnen een termijn van 15 dagen. HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen

Art. 29.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 oktober 2001 tot vaststelling van de homologatievoorwaarden voor de brevetten van animator en coördinator voor vakantiecentra wordt opgeheven.

Art. 30.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2009.

Art. 31.De Minister van Jeugd wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 27 mei 2009.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale Promotie, M. TARABELLA De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK

^