Etaamb.openjustice.be
Decreet van 26 april 2019
gepubliceerd op 24 juni 2019

Decreet houdende diverse bepalingen over het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer, het verkeersveiligheidsbeleid en VVM - De Lijn

bron
vlaamse overheid
numac
2019013067
pub.
24/06/2019
prom.
26/04/2019
ELI
eli/decreet/2019/04/26/2019013067/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 APRIL 2019. - Decreet houdende diverse bepalingen over het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer, het verkeersveiligheidsbeleid en VVM - De Lijn (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet houdende diverse bepalingen over het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer, het verkeersveiligheidsbeleid en VVM - De Lijn HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewest- en gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 15 maart 1971 betreffende de

scheepvaartrechten te heffen op de waterwegen onder beheer van de Staat

Art. 2.In artikel 11 van de wet van 15 maart 1971 betreffende de scheepvaartrechten te heffen op de waterwegen onder beheer van de Staat wordt tussen de woorden "waarbij Hij" en de woorden "de bedragen vaststelt" de zinsnede ", behoudens afwijking bij decreet," ingevoegd. Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid

van de vaartuigen

Art. 3.Aan artikel 30 van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen, gewijzigd bij de wet van 22 januari 2007, wordt de volgende zin toegevoegd: "Wat betreft de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest, en behoudens afwijking bij decreet, bepaalt de Vlaamse Regering de voormelde retributies.". Afdeling 3. - Wijziging van de wet van 10 april 1990 tot regeling van

de private en bijzondere veiligheid

Art. 4.In artikel 1, § 1, eerste lid, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, gewijzigd bij wet van 28 april 2010, wordt punt 8° opgeheven.

Art. 5.Aan artikel 16 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 28 april 2010 en 13 januari 2014, worden een tiende tot en met negentiende lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kunnen de ambtenaren en agenten, vermeld in het eerste lid, beslissen de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het elfde tot en met het negentiende lid.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het tiende lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de ambtenaren en agenten, vermeld in het eerste lid, en op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast.

De persoonsgegevens, vermeld in het tiende lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het tiende lid, heeft geen betrekking op de gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het tiende lid, rechtvaardigt.

Als de betrokkene in het geval, vermeld in het tiende lid, tijdens de periode, vermeld in het elfde lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen de termijn van een maand na ontvangst van het verzoek, over elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het tiende lid. De informatie over de weigering of beperking hoeft niet te worden verstrekt als de verstrekking daarvan de decretale en reglementaire opdrachten van de ambtenaren en agenten, vermeld in het eerste lid, zou ondermijnen, met behoud van het zeventiende lid. Indien nodig kan die termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen voor het uitstel.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd.

Die informatie houdt hij ter beschikking van de voornoemde Vlaamse toezichtcommissie.

Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.

Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het tiende lid, bevat, is verzonden naar het Openbaar Ministerie en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.". Afdeling 4. - Wijzigingen van het decreet van 31 juli 1990 betreffende

het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn

Art. 6.Aan artikel 1bis van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn, ingevoegd bij het decreet van 2 april 2004, worden een punt 5° tot en met 7° toegevoegd, die luiden als volgt: "5° de reisvoorwaarden: de reisvoorwaarden als vermeld in artikel 2, 20°, van het decreet van 26 april 2019 betreffende de basisbereikbaarheid; 6° de lijncontroleur: het personeelslid dat gemachtigd is om de overtredingen, vermeld in artikel 44ter, § 1, eerste lid, vast te stellen;7° het sanctionerend personeelslid: het personeelslid dat de administratieve geldboetes, vermeld in artikel 44ter, § 1, eerste lid, oplegt; 8° werkdagen: elke dag met uitzondering van zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen.".

Art. 7.In artikel 12, eerste lid, 3°, van hetzelfde decreet worden de woorden "en de adjunct-directeur-generaal" opgeheven.

Art. 8.In artikel 14 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 2 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden tussen het woord "kwijting" en de woorden "van de raad van bestuur" telkens de woorden "van de leden" ingevoegd;2° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De statuten kunnen slechts gewijzigd worden door een besluit van de Algemene Vergadering, genomen met een drie vierde (3/4) meerderheid van stemmen en na goedkeuring door de Vlaamse Regering.De statutenwijziging wordt van kracht op het ogenblik van de bekendmaking van het goedkeuringsbesluit van de Vlaamse Regering, met in bijlage de statutenwijziging, in het Belgisch Staatsblad, behoudens indien het in dat goedkeuringsbesluit anders wordt bepaald.".

Art. 9.In hoofdstuk IV, afdeling 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 2 april 2004 en 22 december 2017, worden in het opschrift van onderafdeling 3 de woorden "en adjunct-directeur-generaal" opgeheven.

Art. 10.In artikel 17 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 17 juli 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "en de adjunct-directeur-generaal" opgeheven;2° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "worden" vervangen door het woord "wordt";3° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "hen" vervangen door de woorden "hem of haar";4° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "en de adjunct directeur-generaal" opgeheven;5° in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden "en de adjunct-directeur-generaal" opgeheven;6° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "en van de adjunct-directeur-generaal" opgeheven.

Art. 11.In artikel 18 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 2 opgeheven.

Art. 12.Artikel 19 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 april 2004, wordt opgeheven.

Art. 13.Artikel 23 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 april 2004, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 23.De raad van bestuur kan voorzien in de oprichting van een directiecomité waaraan de raad van bestuur zijn bevoegdheden kan delegeren. Die bevoegdheden mogen evenwel niet betrekking hebben op het algemene beleid van de onderneming, de controle op het directiecomité en de bevoegdheden die door de wetten specifiek zijn voorbehouden aan de raad van bestuur.

De directeur-generaal maakt van rechtswege deel uit van het directiecomité.

De leden van het directiecomité, de directeur-generaal uitgezonderd, worden aangesteld en ontslagen door de raad van bestuur.".

Art. 14.In artikel 28, § 1, van hetzelfde decreet, worden de woorden "benoemt en bevordert" vervangen door de zinsnede "benoemt, bevordert en ontslaat".

Art. 15.Hoofdstuk VI van hetzelfde decreet, opgeheven door het decreet van 27 april 2007, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing: "Hoofdstuk VI. Administratieve sancties".

Art. 16.Artikel 44ter van hetzelfde decreet, opgeheven door het decreet van 27 april 2007, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing: "

Art. 44ter.§ 1. Aan elke persoon die 1° een overtreding begaat die is vastgesteld in de reisvoorwaarden als bedoeld in artikel 2, 17°, van het decreet van 26 april 2019 betreffende de basisbereikbaarheid en die op het ogenblik waarop de feiten worden gepleegd veertien jaar is, of;2° niet beschikt over een geldig vervoerbewijs en die op het ogenblik van de feiten twaalf jaar is; kan een administratieve geldboete van maximum 300 of 500 euro worden opgelegd naargelang de overtreder minderjarig of meerderjarig is.

De Vlaamse Regering legt de nadere regels vast over de administratieve kosten van de administratieve sanctieprocedure, de wijze van inning en invordering van de administratieve geldboetes en over de termijnen waarover de overtreder beschikt.

De Vlaamse Regering kan het niet bijhebben van een geldig vervoerbewijs alsmede de feiten en handelingen die overlast veroorzaken op en rond het voertuig, de dienstverlening verstoren of kunnen verstoren, of gevaar veroorzaken aanduiden als overtredingen op de reisvoorwaarden. Hiertoe duidt de Vlaamse Regering de reisvoorwaarden aan waarvan de overtreding aanleiding geeft tot het opleggen van een administratieve geldboete.

De ouders of andere personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over de minderjarige worden weerlegbaar vermoed een overtreding te begaan, wanneer minderjarigen, vanaf de leeftijd van zes jaar en tot twaalf jaar, niet beschikken over een geldig vervoerbewijs.

De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om, binnen de grenzen, vermeld in het eerste lid, het boetebedrag te bepalen. § 2. Als de overtreding, vermeld in de reisvoorwaarden, plaatsvindt door middel van een voertuig, wordt de houder van de nummerplaat weerlegbaar vermoed de overtreder van de reisvoorwaarden te zijn.".

Art. 17.Artikel 44quater van hetzelfde decreet, opgeheven door het decreet van 27 april 2007, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing: "

Art. 44quater.De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van aanstelling van de lijncontroleurs en de sanctionerende personeelsleden.

De lijncontroleurs hebben de hoedanigheid van agent van gerechtelijke politie. Die personeelsleden leggen voorafgaand aan de uitoefening van hun functie de eed af conform artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie.

De lijncontroleurs kunnen, met het oog op de vaststelling van overtredingen op de reisvoorwaarden, ten aanzien van reizigers en derden, de volgende maatregelen nemen: 1° zij zijn gemachtigd om vervoerbewijzen of verminderingskaarten in beslag te nemen;2° zij mogen inlichtingen inwinnen en controle uitoefenen door het ondervragen van personen en het inzage nemen van documenten en andere informatiedragers;3° zij mogen de betrokkenen om hun identiteitskaart vragen.Zij mogen degene die weigert zijn identiteitskaart te tonen of die er geen in zijn bezit heeft, tegenhouden tot de komst van de politie.

De Vlaamse Regering kan bijkomende maatregelen bepalen die de lijncontroleurs ten aanzien van het publiek en de reizigers mogen nemen met het oog op de vaststelling van inbreuken op de reisvoorwaarden.

Het sanctionerend personeelslid vervult zijn ambt in onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Hij kan niet tegelijkertijd de hoedanigheid van lijncontroleur hebben. De Vlaamse Regering kan de vereiste garanties voor onafhankelijkheid en onpartijdigheid preciseren.".

Art. 18.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, wordt een artikel 44quinquies ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 44quinquies.§ 1. De lijncontroleur stelt de overtredingen van de reisvoorwaarden vast bij proces-verbaal met bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel. De lijncontroleur brengt, als dat mogelijk is, de overtreder ter plaatse ervan op de hoogte dat hij de administratieve sanctieprocedure voor het opleggen van een administratieve geldboete zal inleiden. § 2. Op verzoek van de meerderjarige overtreder kan de lijncontroleur de geldboete, of een gedeelte daarvan, onmiddellijk innen. Het bedrag dat onmiddellijk wordt geïnd, is het basisbedrag van de geldboete voor de overtreding in kwestie, of een gedeelte daarvan. Betaling van de geldboete of een deel ervan, ontneemt de overtreder niet het recht om een administratief of gerechtelijk beroep in te stellen tegen het opleggen van het basisbedrag van de geldboete.

De lijncontroleur bezorgt zijn proces-verbaal aan een sanctionerend personeelslid.".

Art. 19.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, wordt een artikel 44sexies ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 44sexies.Op het proces-verbaal, vermeld in artikel 44quinquies, § 1, wordt de identiteit van de lijncontroleur niet vermeld. Dat proces-verbaal vermeldt wel de individuele personeelscode van de lijncontroleur.

Als de overtreder de geldboete met verweermiddelen betwist en in dat kader vraagt om de bekendmaking van de identiteit van de lijncontroleur, worden de naam en het kantooradres van de lijncontroleur aan de overtreder bekendgemaakt. De overtreder bewaart de vertrouwelijkheid van die gegevens ten aanzien van derden.".

Art. 20.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, wordt een artikel 44septies ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 44septies.Het sanctionerend personeelslid zendt een afschrift van het proces-verbaal binnen vijftien werkdagen na de vaststelling van de overtreding naar de overtreder. De Vlaamse Regering stelt de wijze van kennisgeving van het proces-verbaal vast.

Het proces-verbaal gaat vergezeld van een voorstel van beslissing van het sanctionerend personeelslid om de geldboete op te leggen. Als de overtreder de geldboete onmiddellijk aan de lijncontroleur heeft betaald als vermeld in artikel 44quinquies, § 2, bezorgt het sanctionerend personeelslid alleen een voorstel van beslissing als de overtreder maar een gedeelte van het basisbedrag van de geldboete heeft betaald, of, als hij zich in staat van herhaling bevindt, het basisbedrag van de geldboete, of een gedeelte daarvan, heeft betaald.

In dat geval legt het sanctionerend personeelslid een bijkomend boetebedrag op, dat gelijk is aan het verschil tussen het bedrag dat al is betaald en het totale verschuldigde boetebedrag.

De overtreder beschikt over dertig dagen vanaf de kennisgeving van het proces-verbaal om ofwel de geldboete of het openstaande saldo te betalen, ofwel schriftelijk of met een e-mail zijn verweermiddelen te formuleren tegen het voorstel van beslissing, vermeld in het tweede lid.".

Art. 21.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, wordt een artikel 44octies ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 44octies.§ 1. Als de overtreder binnen de termijn, vermeld in artikel 44septies, derde lid, de geldboete betaalt of geen verweermiddelen formuleert, wordt het voorstel van beslissing van rechtswege omgezet in een definitieve beslissing bij het verstrijken van die termijn. § 2. Als de overtreder tijdig verweermiddelen formuleert tegen het voorstel van beslissing, neemt het sanctionerend personeelslid binnen drie maanden na de ontvangst van het schriftelijk verweer een definitieve beslissing over de administratieve geldboete.

Op straffe van onontvankelijkheid kan de overtreder binnen de dertig dagen vanaf de kennisgeving van het proces-verbaal en het voorstel van beslissing in zijn verweer verzoeken om mondeling gehoord te worden.

In voorkomend geval hoort het sanctionerend personeelslid de overtreder mondeling, vooraleer een definitieve beslissing te nemen over de administratieve geldboete, waarna binnen drie maanden na de hoorzitting een definitieve beslissing wordt genomen over de administratieve geldboete.".

Art. 22.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, wordt een artikel 44novies ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 44novies.Voor minderjarige overtreders gelden, in afwijking van artikel 44septies en 44octies, de volgende procedurevoorschriften: 1° het sanctionerend personeelslid zendt een afschrift van het proces-verbaal samen met een voorstel tot beslissing naar de overtreder binnen vijftien werkdagen na de vaststelling van de overtreding.De Vlaamse Regering stelt de wijze van kennisgeving van het proces-verbaal vast; 2° het proces-verbaal vermeldt het recht van de minderjarige overtreder om zich te laten bijstaan door een advocaat, zijn vader, moeder, voogd of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben;3° de minderjarige overtreder beschikt over dertig dagen vanaf de kennisgeving van het proces-verbaal om ofwel de geldboete te betalen, ofwel schriftelijk of met een e-mail zijn verweermiddelen te formuleren tegen het voorstel van beslissing, vermeld in punt 1° ;4° op straffe van onontvankelijkheid kan de minderjarige overtreder binnen de dertig dagen vanaf de kennisgeving van het proces-verbaal en het voorstel van beslissing in zijn verweer verzoeken om mondeling gehoord te worden.In voorkomend geval hoort het sanctionerend personeelslid de minderjarige overtreder. De minderjarige overtreder heeft het recht om zich voor de hoorzitting te laten bijstaan door zijn advocaat, en door zijn vader, moeder en voogden of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben; 5° als de geldboete binnen de termijn, vermeld in punt 3°, wordt betaald of geen verweermiddelen worden geformuleerd, wordt het voorstel van beslissing van rechtswege omgezet in een definitieve beslissing bij het verstrijken van die termijn;6° als de minderjarige overtreder tijdig verweermiddelen formuleert tegen het voorstel van beslissing, en in voorkomend geval na de overtreder mondeling te hebben gehoord, neemt het sanctionerend personeelslid binnen drie maanden na het schriftelijk verweer, of binnen drie maanden na de hoorzitting, een definitieve beslissing over de administratieve geldboete. De vader, moeder en voogden of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben, worden op dezelfde wijze, vermeld in het eerste lid, op de hoogte gebracht van elk proces-verbaal en van elke schriftelijke mededeling of beslissing. Ze beschikken ook over het recht op verweer, vermeld in het eerste lid, 3°. Ze worden op verzoek als vermeld in het eerste lid, 4°, door het sanctionerend personeelslid gehoord.

De vader, moeder en eventueel andere personen die het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefenen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor het betalen van de administratieve geldboete die aan de minderjarige wordt opgelegd.".

Art. 23.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, wordt een artikel 44decies ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 44decies.§ 1. De minderjarige overtreder kan binnen zestig dagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing met een kosteloos verzoekschrift een beroep instellen tegen de administratieve geldboete bij de jeugdrechtbank.

Als het voorstel van beslissing conform artikel 44novies, eerste lid, 5°, van rechtswege in een definitieve beslissing wordt omgezet, gaat de termijn, vermeld in het eerste lid, in op de dag dat het voorstel van beslissing van rechtswege wordt omgezet in een definitieve beslissing.

De jeugdrechtbank blijft bevoegd als de overtreder op het moment van de uitspraak meerderjarig is geworden.

Het beroep, vermeld in het eerste lid, kan ook worden ingesteld door de vader en moeder, voogden of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben. § 2. De jeugdrechtbank beslist in het kader van een tegensprekelijk debat over de beroepen, vermeld in paragraaf 1. De Lijn kan tussenkomen in het tegensprekelijk debat en wordt als een procespartij beschouwd. De Lijn kan bij algemene volmacht vertegenwoordigd worden.

De jeugdrechtbank oordeelt over de wettigheid en de proportionaliteit van de opgelegde boete.

De jeugdrechtbank kan de beslissing over de administratieve geldboete ofwel bevestigen, ofwel herzien.

De jeugdrechtbank kan, als een beroep tegen de administratieve geldboete aan haar ter behandeling wordt voorgelegd, in de plaats daarvan de sancties opleggen als vermeld in het artikel 29 van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade bevelen. In dat geval is artikel 60 van de wet van 8 april 1965 van toepassing.

De beslissing van de jeugdrechtbank is niet vatbaar voor hoger beroep.

Als de jeugdrechtbank echter beslist om de administratieve geldboete te vervangen door een van de sancties als vermeld in het artikel 29 van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, is haar beslissing wel vatbaar voor hoger beroep. In dat geval zijn de procedures, vermeld in hoofdstuk 4 van de wet van 8 april 1965, van toepassing. § 3. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 en 2, en hoofdstuk 4 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade zijn de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing op het beroep bij de jeugdrechtbank.".

Art. 24.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, wordt een artikel 44undecies ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 44undecies.De administratieve geldboetes verjaren na verloop van vijf jaar vanaf de datum waarop ze moeten worden betaald. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, vermeld in artikel 2244 tot en met artikel 2250 van het Burgerlijk Wetboek.".

Art. 25.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, wordt een artikel 44duodecies ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 44duodecies.De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen en onder welke voorwaarden de lijncontroleur bij de vaststelling van een overtreding aan de overtreder een vervoersbewijs geeft.". Afdeling 5. - Wijziging van het decreet van 2 maart 1999 houdende het

beleid en het beheer van de zeehavens

Art. 26.In het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, wordt een artikel 35bis ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 35bis.De Vlaamse Regering kan, onder voorbehoud van goedkeuring door de Europese Commissie, binnen de perken van de kredieten die daarvoor beschikbaar zijn op de begroting, subsidies verlenen aan ondernemingen die de hinterland-connectiviteit van de Vlaamse zeehavens structureel verbeteren door de massificatie van het goederenvervoer per binnenschip en per spoor te stimuleren en de volumes beter te bundelen.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels inzake de subsidies.". Afdeling 6. - Wijziging van het decreet van 6 juli 2012 betreffende

het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren

Art. 27.In artikel 6, tweede lid, van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren worden de woorden "van het Vlaamse Gewest" opgeheven. Afdeling 7. - Wijziging van het decreet van 3 mei 2013 betreffende de

bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport

Art. 28.Aan artikel 10 van het decreet van 3 mei 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De Vlaamse Regering kan de regels bepalen voor de toekenning, weigering, verlenging, schorsing en intrekking van de erkenning van de bestuurder van het uitzonderlijk voertuig, alsook van de verkeerscoördinator en de begeleiders die het uitzonderlijk vervoer begeleiden.

Aan elke rechtspersoon of natuurlijke persoon die een erkenningsaanvraag indient, kan voor de behandeling van de erkenningsaanvraag een retributie worden gevraagd. Dezelfde retributie kan worden gevraagd voor de uitoefening van het toezicht op de erkenningsvoorwaarden. De Vlaamse Regering bepaalt voor welke erkenningsaanvragen of toezichtverplichtingen een retributie is verschuldigd en stelt de bedragen vast, alsook de wijze waarop de retributie moet worden voldaan.". Afdeling 8. - Wijziging van het decreet van 9 maart 2018 houdende het

terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B

Art. 29.In het decreet van 9 maart 2018 houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B wordt het opschrift van hoofdstuk 4 vervangen door wat volgt: "Erkenning en subsidiëring".

Art. 30.In hetzelfde decreet wordt een artikel 6/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 6/1.De instelling die een erkenning wenst te bekomen, is bij de aanvraag tot erkenning en hierna jaarlijks, zolang de erkenning behouden blijft, een retributie verschuldigd.

De lesgever die een onderdeel van het terugkommoment wenst te geven en hiertoe een erkenning wenst te bekomen, is bij de aanvraag tot erkenning een retributie verschuldigd.

De Vlaamse Regering stelt de bedragen van deze retributies alsook de wijze waarop aan de retributie moet worden voldaan, vast.".

Art. 31.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk 4/1, dat bestaat uit de artikelen 7/1 en 7/2, ingevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 4/1. Controle

Art. 7/1.Zowel de erkende instellingen als de lesgevers die erkend zijn om een onderdeel van het terugkommoment te geven, kunnen door inspecteurs gecontroleerd worden op de naleving van de bepalingen van dit decreet en van zijn uitvoeringsbesluiten.

De nadere regels betreffende deze controle en de aanwijzing van de inspecteurs die deze controle verrichten, worden bepaald door de Vlaamse Regering.

Art. 7/2.Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kunnen de inspecteurs, vermeld in artikel 7/1 van dit decreet, beslissen de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de inspecteurs, vermeld in artikel 7/1 van dit decreet, en op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast.

De persoonsgegevens worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.

Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen de termijn van een maand na ontvangst van het verzoek, over elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De informatie over de weigering of beperking hoeft niet te worden verstrekt als de verstrekking daarvan de decretale en reglementaire opdrachten van de inspecteurs, vermeld in artikel 7/1 van dit decreet, zou ondermijnen, met behoud van het achtste lid. Indien nodig kan die termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen voor het uitstel.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig artikel 10/5, van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd.

Die informatie houdt hij ter beschikking van de voornoemde Vlaamse toezichtcommissie.

Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.

Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid bevat, is verzonden naar het Openbaar Ministerie en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.".

Art. 32.In artikel 8, tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018 houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B worden de woorden "één jaar" vervangen door de woorden "twee jaar".

Art. 33.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk 5/1, dat bestaat uit een artikel 11/1, ingevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 5/1. Verwerking van gegevens

Art. 11/1.Met het oog op de uitvoering van de bevoegdheden en de taken vermeld in of ter uitvoering van dit decreet worden gegevens, inclusief de gegevens, vermeld in artikel 9, lid 1, en 10 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, verwerkt.

Die gegevens worden verwerkt met naleving van de regelgeving op de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.

De Vlaamse Regering bepaalt welke gegevens worden verwerkt, stelt de wijze vast waarop die gegevens worden verwerkt en wijst de verantwoordelijke voor de verwerking aan.". Afdeling 9. - Wijzigingen van het decreet van 2 april 2004 betreffende

het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap De Vlaamse Waterweg nv, naamloze vennootschap van publiek recht

Art. 34.In het decreet van 2 april 2004 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap De Vlaamse Waterweg nv, naamloze vennootschap van publiek recht, het laatst gewijzigd bij het decreet van 7 december 2018, wordt een artikel 1bis ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 1bis.Dit decreet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van richtlijn 2006/87/EG, en richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land.".

Art. 35.In artikel 5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, tweede lid, worden een punt 8° quinquies en een punt 8° sexies ingevoegd, die luiden als volgt: "8° quinquies het toezicht op de naleving en de bestuurlijke handhaving van de regels van politie over het verkeer op de waterwegen;8° sexies het uitvoeren van de voorschriften voor de waterwegen en havens met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren, met uitzondering van de voorschriften voor het vervoer van radioactieve stoffen, explosieven en dierlijke stoffen die een gevaar vormen voor de bevolking.De vennootschap is ook belast met het toezicht op de naleving en de bestuurlijke handhaving van die voorschriften;"; 2° er worden een paragraaf 6 en 7 toegevoegd, die luiden als volgt: " § 6.De vennootschap is belast met de scheepvaartcontrole. Ze is in het bijzonder belast met de volgende taken: 1° de onderzoeken en de afgifte van certificaten, attesten, verklaringen en goedkeuringen over de technische voorschriften voor binnenschepen en binnenschepen die ook voor niet-internationale zeereizen worden gebruikt, met uitzondering van pleziervaartuigen.De vennootschap is ook belast met het toezicht op de naleving en de bestuurlijke handhaving van die technische voorschriften; 2° de onderzoeken en de afgifte van certificaten, attesten, verklaringen en goedkeuringen over de voorschriften voor de schepen voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren, met uitzondering van het vervoer van radioactieve stoffen, explosieven en dierlijke stoffen die een gevaar vormen voor de bevolking.De vennootschap is ook belast met het toezicht op de naleving en de bestuurlijke handhaving van die voorschriften; 3° de uitvoering van de regelgeving over de meting van binnenschepen, alsook het toezicht op de naleving en de bestuurlijke handhaving van de desbetreffende voorschriften;4° de uitvoering van de regelgeving over de bemanningsvoorschriften en de bekwaamheidsbewijzen in de binnenvaart, alsook het toezicht op de naleving en de bestuurlijke handhaving van die regelgeving;5° de uitvoering van het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg op 9 september 1996, en van de regelgeving tot uitvoering van dat verdrag, alsook het toezicht op de naleving en de bestuurlijke handhaving van die regelgeving, binnen de perken van de gewestelijke bevoegdheden. § 7. De Vlaamse Regering kan de maatschappelijke opdracht van de vennootschap nader omschrijven en de Vlaamse Regering kan randvoorwaarden vastleggen voor de uitvoering van haar taken.".

Art. 36.In artikel 5bis, 2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2016, wordt tussen de zinsnede "het doel, vermeld in artikel 5, § 1, derde lid" en de zinsnede ": binnen het Vlaamse Gewest" de zinsnede ", en de taken, vermeld in artikel 5, § 6" ingevoegd.

Art. 37.In artikel 19 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De vennootschap is bevoegd om de volgende retributies te innen: 1° retributies voor prestaties om vaartuigen voor de binnenvaart te certificeren en te meten;2° retributies voor de bemanningsvoorschriften en de bekwaamheidsbewijzen; 3° retributies voor de verzameling, de afgifte en de inname van afval in de Rijn- en binnenvaart."; 2° in het bestaande tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden "het eerste lid" vervangen door de woorden "het eerste en het tweede lid".

Art. 38.In hoofdstuk III, afdeling 2, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 7 december 2018, wordt een onderafdeling 8 ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 8. Scheepvaartcontrole".

Art. 39.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 7 december 2018, wordt in onderafdeling 8, ingevoegd bij artikel 28/6, een artikel 20ter ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 20ter.Onder de binnenvaartcommissie binnen de vennootschap ressorteert een Commissie van Deskundigen.

De Commissie van Deskundigen is onder meer belast met de volgende taken: 1° de taken van de Commissie van Deskundigen, vermeld in het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn en het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn, aangenomen door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart;2° al dan niet voorlopige Uniebinnenvaartcertificaten en aanvullende Uniebinnenvaartcertificaten, andere attesten, verklaringen en goedkeuringen over de technische voorschriften voor binnenschepen en scheepsonderdelen afleveren, vernieuwen en verlengen, en de onderzoeken met het oog daarop uitvoeren;3° het aanvullende Uniebinnenvaartcertificaat van binnenschepen die ook voor niet-internationale zeereizen worden gebruikt, annoteren en die annotatie bekrachtigen, en onderzoeken met het oog daarop uitvoeren;4° al dan niet voorlopige certificaten van goedkeuring, andere attesten, verklaringen en goedkeuringen over de voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren afleveren, vernieuwen en verlengen, en toezicht houden op de onderzoeken met het oog daarop;5° verklaringen over de uitrustingsstandaarden waaraan binnenschepen al dan niet voldoen en de eventuele verhoging van de minimumbemanning waarmerken, inschrijven of afgeven, en de onderzoeken met het oog daarop uitvoeren;6° op grond van de regelgeving over de taken, vermeld in punt 1° tot en met 5°, individuele deskundigen, deskundige bedrijven en technische diensten, met uitzondering van de classificatiebureaus, erkennen of aanwijzen. De Commissie van Deskundigen is niet belast met handhaving.

De Vlaamse Regering bepaalt, ter uitvoering van internationale of Unierechtelijke regels die met de hierboven vermelde taken samenhangen, de overige taken die aan de commissie worden opgedragen.

De Vlaamse Regering stelt de nadere voorschriften vast voor de samenstelling van de Commissie van Deskundigen en de aanstelling van de leden ervan en de voorschriften met het oog op de autonome en functioneel onafhankelijke besluitvorming ervan.".

Art. 40.In hoofdstuk III, afdeling 2, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 7 december 2018, wordt een onderafdeling 9 ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 9. Bekendmakingen".

Art. 41.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 7 december 2018, wordt in onderafdeling 9, ingevoegd bij artikel 28/8, een artikel 20quater ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 20quater.Als de vennootschap voor de burgers bindende voorschriften of inlichtingen bekendmaakt, worden ze bekendgemaakt op een website van de vennootschap, met vermelding van zowel de datum waarop ze voor de burgers bindend worden, als de datum waarop ze op de website zijn bekendgemaakt. De bekendmaking en de datum van bekendmaking blijken uit de aantekening in een speciaal register.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop dat speciale register bijgehouden wordt.". Afdeling 10. - Wijzigingen van het decreet van 30 maart 2018

betreffende het beheer en de exploitatie van het havengebied van Gent en tot specifieke afwijkingen van het Havendecreet voor het havengebied van Gent

Art. 42.In artikel 2 van het decreet van 30 maart 2018 betreffende het beheer en de exploitatie van het havengebied van Gent en tot specifieke afwijkingen van het Havendecreet voor het havengebied van Gent worden de woorden "Havenbedrijf Gent" respectievelijk "het Havenbedrijf Gent" vervangen door de woorden "North Sea Port Flanders".

Art. 43.In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de woorden "het Havenbedrijf Gent" vervangen door de woorden "North Sea Port Flanders".

Art. 44.In artikel 4 van hetzelfde decreet worden de woorden "het Havenbedrijf Gent" vervangen door de woorden "North Sea Port Flanders".

Art. 45.In artikel 5 van hetzelfde decreet worden de woorden "het Havenbedrijf Gent" vervangen door de woorden "North Sea Port Flanders". Afdeling 11. - Wijziging van de wet van 16 maart 1968 betreffende de

politie over het wegverkeer

Art. 46.Aan artikel 23 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, het laatst gewijzigd bij de wet van 28 april 2016, wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4. Met het oog op de uitvoering van de bevoegdheden en de taken vermeld in paragraaf 1, 2° en 4°, paragraaf 2, 2° en paragraaf 3, worden gegevens, inclusief de gegevens, vermeld in artikel 9, lid 1, en 10 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, verwerkt.

Die gegevens worden verwerkt met naleving van de regelgeving op de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.

De Vlaamse Regering bepaalt welke gegevens worden verwerkt, stelt de wijze vast waarop die gegevens worden verwerkt en wijst de verantwoordelijke voor de verwerking aan.".

Art. 47.Aan artikel 23bis van dezelfde wet worden een derde tot en met vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Met het oog op de uitvoering van de bevoegdheden en de taken vermeld in dit artikel, worden gegevens, inclusief de gegevens, vermeld in artikel 9, lid 1, en 10 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, verwerkt.

Die gegevens worden verwerkt met naleving van de regelgeving op de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.

De Vlaamse Regering bepaalt welke gegevens worden verwerkt, stelt de wijze vast waarop die gegevens worden verwerkt en wijst de verantwoordelijke voor de verwerking aan.".

Art. 48.Aan artikel 62 van dezelfde wet worden een elfde tot en met twintigste lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kunnen de personen, vermeld in het eerste lid, beslissen de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het twaalfde tot en met het twintigste lid.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het elfde lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de personen, vermeld in het eerste lid, en op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast.

De persoonsgegevens, vermeld in het elfde lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het elfde lid, heeft geen betrekking op de gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het elfde lid, rechtvaardigt.

Als de betrokkene in het geval, vermeld in het elfde lid, tijdens de periode, vermeld in het twaalfde lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen de termijn van een maand na ontvangst van het verzoek, over elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het elfde lid. De informatie over de weigering of beperking hoeft niet te worden verstrekt als de verstrekking daarvan de decretale en reglementaire opdrachten van de personen, vermeld in het eerste lid, zou ondermijnen, met behoud van het achttiende lid. Indien nodig kan die termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen voor het uitstel.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd.

Die informatie houdt hij ter beschikking van de voornoemde Vlaamse toezichtcommissie.

Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening, opnieuw toegepast.

Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het elfde lid bevat, is verzonden naar het Openbaar Ministerie en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.". Afdeling 12. Wijzigingen van de wet van 18 februari 1969 betreffende

de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg

Art. 49.Aan artikel 3 van de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4. Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kunnen de bevoegde agenten, vermeld in paragraaf 1, beslissen de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de bevoegde agenten, vermeld in paragraaf 1, en op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast.

De persoonsgegevens worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.

Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen de termijn van een maand na ontvangst van het verzoek, over elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De informatie over de weigering of beperking hoeft niet te worden verstrekt als de verstrekking daarvan de decretale en reglementaire opdrachten van de bevoegde agenten, vermeld in paragraaf 1, zou ondermijnen, met behoud van het achtste lid. Indien nodig kan die termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen voor het uitstel.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig artikel 10/5, van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd.

Die informatie houdt hij ter beschikking van de voornoemde Vlaamse toezichtcommissie.

Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.

Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid bevat, is verzonden naar het Openbaar Ministerie en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.". HOOFDSTUK 3. - Innovatie in de scheepvaart

Art. 50.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° havenbedrijf: een havenbedrijf als vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 2 maart 1999 betreffende het beleid en het beheer van de zeehavens;2° waterweg: een in het Vlaamse Gewest gelegen bevaarbare waterloop of kanaal, met inbegrip van aanhorigheden, maar met uitsluiting van de havengebieden beheerd en geëxploiteerd door de havenbedrijven;3° waterwegbeheerder: de overheid die een of meer waterwegen beheert, of haar gemachtigde.

Art. 51.§ 1. De waterwegbeheerder of het havenbedrijf kan toelating geven voor het uitvoeren, binnen het gebied dat de waterwegbeheerder of het havenbedrijf beheert, van experimenten of pilootprojecten, waaronder het uitvoeren van proefreizen, waarbij gebruik wordt gemaakt van innovatieve systemen. Dergelijke systemen omvatten onder meer geautomatiseerde systemen in vaartuigen of aan wal.

De waterwegbeheerder of het havenbedrijf kan daarbij, voor zover noodzakelijk, tijdelijke afwijkingen toelaten van bepalingen van wetten, decreten of uitvoeringsbesluiten die betrekking hebben op de bemanning en het besturen van het vaartuig, de technische kenmerken of uitrusting van het vaartuig, de regeling van het scheepvaartverkeer en de voorschriften met betrekking tot de activiteiten aan boord en aan wal.

De afwijkingen, vermeld in het tweede lid, kunnen geen betrekking hebben op bepalingen over toezicht en handhaving en op bepalingen van strafrechtelijke aard. Zij hebben een maximale geldingsduur van één jaar en kunnen in functie van de noden worden hernieuwd, zonder dat de totale geldingsduur van een afwijking vijf jaren mag overschrijden. § 2. Bij de toelating voor de experimenten of pilootprojecten, vermeld in paragraaf 1, worden in ieder geval de volgende zaken bepaald: 1° wat het doel van de experimenten of de pilootprojecten is;2° op welke waterwegen, waterwegweggedeelten of delen van het havengebied de experimenten of de pilootprojecten worden uitgevoerd;3° voor welke termijn de toelating geldt;4° van welke regels kan worden afgeweken en, voor zover relevant, onder welke voorwaarden afwijkingen zijn toegestaan;5° welke veiligheidsmaatregelen voor de uitvoering van de experimenten of de pilootprojecten worden getroffen. § 3. De waterwegbeheerder of het havenbedrijf kan de toelating geheel of gedeeltelijk intrekken als naar zijn oordeel de veiligheid als gevolg of mede als gevolg van de experimenten of de pilootprojecten in gevaar komt. HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling

Art. 52.Artikel 4 treedt in werking op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum en uiterlijk op 1 januari 2020.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 26 april 2019.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn, B. WEYTS _______ Nota (1) Zitting 2018-2019 Stukken: - Ontwerp van decreet : 1781 - Nr.1 Amendementen : 1781 - Nr. 2 Verslag : 1781 - Nr. 3 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1781 - Nr. 4 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 3 april 2019.

^