gepubliceerd op 25 juni 2014
Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord, gesloten op 20 maart 2014 tussen de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de uitvoering van regio's voor Kwalificerend Onderwijs Vorming Arbeidsmarkt
24 APRIL 2014. - Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord, gesloten op 20 maart 2014 tussen de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de uitvoering van regio's voor Kwalificerend Onderwijs Vorming Arbeidsmarkt (1)
Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Instemming wordt verleend aan het samenwerkingsakkoord, gesloten op 20 maart 2014 tussen de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de uitvoering van regio's voor Kwalificerend Onderwijs - Vorming - Arbeidsmarkt.
Art. 2.Dat samenwerkingsakkoord wordt bij dit decreet gevoegd.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Namen, 24 april 2014.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Begroting, Financiën, Tewerkstelling, Vorming en Sport, A. ANTOINE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Buitenlandse Handel en Nieuwe Technologieën, J.-Cl. MARCOURT De Minister van de Plaatselijke Besturen en de Stad, P. FURLAN De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, Mevr. E. TILLIEUX De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO _______ Nota (1) Zitting 2013-2014. Stukken van het Waalse Parlement 1032 (2013-2014) Nrs. 1 tot 3.
Volledig verslag, plenaire zitting van 23 april 2014.
Bespreking.
Stemming.
Samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de uitvoering van regio's voor Kwalificerend Onderwijs - Vorming - Arbeidsmarkt Gelet op de artikelen 1, 39, 127, 128, 134 en 138 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 92bis, § 1, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op decreet II van de Raad van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;
Gelet op decreet II van de Waalse Gewestraad van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;
Gelet op decreet III van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan de Franse Gemeenschapscommissie;
Overwegende dat de Europese Commissie in het kader van de strategie Europa 2020 aandringt op het belang van een betere kwaliteit van het onderwijs en de vorming en van een betere voorbereiding van de jongeren voor de arbeidsmarkt;
Gelet op de verbintenissen van het Waals Gewest opgenomen in de gewestelijke beleidsverklaring 2009/2014 en op het Marshall Plan II. Vert tot ontwikkeling van vormings- en arbeidsmarktregio's om aan te zetten tot plaatselijke samenwerkingsverbanden en tot overleg tussen de vertegenwoordigers van het kwalificerend onderwijs, het onderwijs voor sociale promotie, het niet-universitair hoger onderwijs tot organisatie van bachelorsdiploma's met een beroepsoriëntatie, evenals de opleidingsverstrekkers, de sectoriële fondsen van de ondernemingen, de overheidsdienst voor tewerkstelling en de sociale partners, met het oog op, met name, de eenmaking van het opleidingenaanbod en de inrichting van daadwerkelijke opleidingstrajecten ten opzichte van de vastgestelde sociaal-economische behoeften;
Gelet op de verbintenissen van het Waalse Gewest, opgenomen in de gewestelijke beleidsverklaring 2009-2014 tot oprichting van "vormingskernen" waarin met name de vertegenwoordigers van het kwalificerend onderwijs, het onderwijs voor sociale promotie, het hoger onderwijs tot organisatie van de bachelordiploma's met een beroepsoriëntatie, evenals de opleidingsverstrekkers, de sectoriële fondsen van de ondernemingen en de intersectorale sociale partners zetelen;
Gelet op de doelstellingen van het takendecreet van 24 juli 1997 van de Franse Gemeenschap, waarin via artikel 6 op de noodzaak voor het onderwijssysteem gewezen wordt om aan alle leerlingen gelijke kansen te garanderen op maatschappelijke ontplooiing door ze met name de vaardigheden bij te brengen waardoor ze actief kunnen worden in het economische, maatschappelijke en culturele leven;
Gelet op de doelstellingen van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, waarin via artikel 7 gewezen wordt op het belang om in te spelen op de vragen en de behoeften aan vorming vanwege bedrijven, overheidsdiensten, onderwijs en, in het algemeen, het sociaal-economische en culturele middenveld;
Gelet op de verbintenissen van de Franse Gemeenschap, opgenomen in de beleidsverklaring van de Franse Gemeenschap 2009-2014, waarbij een dynamiek van mederesponsabilisering van de actoren op schaal van de vormings- en arbeidsmarktregio's wordt ondersteund en toegezien wordt op de voorrang van de optimiserende rol van die regio's in het aanbod aan kwalificerende opleidingen;
Gelet op de verbintenissen van de Franse Gemeenschapscommissie, opgenomen in het meerderheidsakkoord 2009-2014, met het oog op een sterkere onderlinge aansluiting en samenwerking van vormingen, onderwijs en arbeidsplaatsen en met het oog op de invoering van een optimale coördinatie van het opleidingenaanbod in de Brusselse regio tussen de talrijke operatoren;
Overwegende dat het bijgevolg passend is een samenwerkingsakkoord te sluiten voor de uitvoering van de regio's en de samenwerkingskernen Kwalificerend onderwijs - Vorming - Tewerkstelling, De Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van haar Minister-President, de heer Rudy Demotte en door de Minister bevoegd voor het Hoger Onderwijs, de heer Jean-Claude Marcourt, en de Minister van het Verplicht Onderwijs en van het Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevrouw Marie-Martine Schyns, Het Waalse Gewest vertegenwoordigd door zijn Regering in de persoon van haar Minister-President, de heer Rudy Demotte, en haar Minister van Beroepsopleiding, de heer André Antoine, En De Franse Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door haar college in de persoon van haar Minister-President, de heer Christos Doulkeridis, van de Minister van Vorming van de Middenstand, Céline Frémault en van de Minister voor Beroepsopleidingen, de heer Rachid Madrane, Zijn overeengekomen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord dient te worden verstaan onder : 1. ACTIRIS : de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, geregeld bij de ordonnantie van 18 januari 2001;2. ARES : de Academie Onderzoek en Hoger Onderwijs, zoals bepaald in het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;3. « Bruxelles Formation » : het Brussels Franstalig instituut voor beroepsopleidingen, opgericht bij het decreet van 17 maart 1994;4. CBCES uitgebreid naar de Gemeenschapsoverheden : het « Comité bruxellois de Concertation économique et social élargi aux pouvoirs communautaires », ingevoerd door de gezamenlijke Franstalige Regeringen van 20 juni 2013;5. CCFEE : de « Commission consultative formation emploi enseignement », ingesteld bij het decreet van 17 maart 1994 houdende oprichting van "Bruxelles Formation";6. CEFA : de centra « Centres d'éducation et de formation en alternance » zoals omschreven bij het decreet van 3 juli 1991;7. kenniscentra : de gelabelde kenniscentra erkend door de Regering van het Waalse Gewest, zoals bepaald in artikel 1bis, 7°, van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi";8. professionele referentiecentra : de referentiecentra, opgericht bij het protocol-raamakkoord goedgekeurd door de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 6 juli 2006 met het oog op de oprichting van professionele referentiecentra;9. ESRBHG : de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, opgericht bij ordonnantie van 8 september 1994 houdende oprichting van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;10. CESW : de Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest opgericht bij het decreet van 25 mei 1983;11. commissie begeleiding van het onderwijssysteem : de Commissie begeleiding van het onderwijssysteem, opgericht bij het decreet van 27 maart 2002 betreffende de begeleiding van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap;12. subregionale commissies : de subregionale commissies bedoeld in artikel 123bis van het decreet van 16 april 1991 tot inrichting van het onderwijs voor sociale promotie;13. overlegcomités : de overlegcomités, zoals omschreven in artikel 6 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1993 tot vaststelling van de verplichtingen tot overleg tussen gelijkaardige inrichtingen in het secundair onderwijs met volledig leerplan;14. gebiedsraden : de gebiedsraden, zoals omschreven in artikel 2 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1993 tot vaststelling van de verplichtingen tot overleg tussen gelijkaardige inrichtingen in het secundair onderwijs met volledig leerplan;15. algemene overlegraad tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs : de algemene overlegraad, opgericht bij artikel 1 van het decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs;16. algemene overlegraad tot regeling van het overleg in het gespecialiseerd onderwijs : de algemene overlegraad, opgericht bij artikel 1 van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs;17. Hoge Raad van het Onderwijs voor sociale promotie : de hoge raad, opgericht bij artikel 78 van het decreet van 16 april 1991 tot inrichting van het onderwijs voor sociale promotie;18. consortium voor de validering van de vaardigheden : consortium opgericht overeenkomstig het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;19. CPMS : de psycho-medische-sociale centra, zoals omschreven in de wet van april 1960;20. CSEF : de Subregionale comités voor tewerkstelling en vorming, zoals bepaald in de artikelen 37 tot 44 van het decreet van 6 mei 999 betreffende de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi", zoals gewijzigd bij het decreet van 10 mei 2012;21. CTA : de centra voorgeavanceerde technologieën, zoals omschreven bij het decreet van 26 april 2007 waarbij de pedagogische uitrusting van het kwalificerend onderwijs gewaarborgd wordt;22. EFT/OISP : de bedrijven voor vorming door arbeid en de instellingen voor socioprofessionele inschakeling, zoals omschreven in het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning van sommige instellingen voor socioprofessionele inschakeling in Brussel;23. Kwalificerend onderwijs : het gewoon secundair technisch en beroepsonderwijs, met volledig leerplan en alternerend, het gespecialiseerd secundair onderwijs van vormen 3 en 4, met volledig leerplan en alternerend, het onderwijs voor sociale promotie;24. FEBISP : de Brusselse Federatie voor instellingen voor socio-professionele inschakeling;25. FOREm: de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling), ingesteld bij het decreet van 6 mei 1999;26. Beroepstrajecten : verzameling van beroepen met gemeenschappelijke kenmerken of technieken;27. BISA : Brussels instituut voor statistiek en analyse - Ministerie Brussels Hoofdstedelijk Gewest;28. IFAPME : "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises" (Waals instituut voor alternerende opleiding, zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen), ingesteld bij het decreet van 17 juli 2003;29. IPIEQ : instanties voor de onderlinge sturing van de netten van het kwalificatieonderwijs betreffende de oprichting van instanties voor de onderlinge sturing van de netten van het kwalificatieonderwijs en de toekenning van stimuli met het oog op een doeltreffender herverdeling van het aanbod van kwalificatieonderwijs om de territoriale ontwikkeling te bevorderen;30. IWEPS : Waals Instituut voor evaluatie, prospectieve en statistiekbetreffende de oprichting van het " Institut wallon de l'évaluation, de la prospective et de la statistique " (Waals Instituut voor evaluatie, toekomstverwachting en statistiek), opgericht bij Waals decreet van 4 december 2003;31. beroepen : een samenhangend geheel van beroepsactiviteiten die gerealiseerd worden door een persoon in het kader van een productief proces;32. MIRE : gewestelijke opdrachten arbeidsbemiddeling, erkend overeenkomstig de bepalingen van 11 maart 2004;33. Waarnemingscentrum voor het hoger onderwijs: Waarnemingscentrum opgericht bij het decreet van 18 juli 2008 tot democratisering van het hoger onderwijs, ter bevordering van de slaagkansen van de studenten en tot oprichting van het Waarnemingscentrum voor het hoger onderwijs;34. Academische pool : vereniging van inrichtingen van het hoger onderwijs in de zin van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;35. SFMQ : Franstalige dienst voor beroepen en kwalificaties, opgericht bij het samenwerkingsakkoord van 27 maart 2009, tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapcommissie betreffende de oprichting van de "Service francophone des Métiers et des Qualifications"; 36. SFPME/EFPME : opleidingsdienst voor K.M.O.'s, opgericht bij het decreet van 17 juli 2003 van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de oprichting van een dienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer en de bevordering van de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen te Brussel en de VZW Espace formation PME; 37. Gemeenschappelijke thematiek : gezamenlijke oriëntaties ter bevordering van de ontwikkeling van het onderwijs- en vormingsaanbod rondom één of verschillende beroeps- of vormingstrajecten, onderkend in een regio wegens criteria in verband met werkgelegenheidsbehoeften en het bestaande onderwijs- en vormingsaanbod;38. Onderwijsgebieden voor sociale promotie : de zones bedoeld in artikel 123bis van het decreet van 16 april 1991 tot inrichting van het onderwijs voor sociale promotie;39. Secundair-onderwijszone : de zones bedoeld in artikel 24 van het decreet van 29 juli 1992 tot inrichting van het secundair onderwijs met een volledig leerplan. HOOFDSTUK II. - Omschrijving en afbakening van de regio's Kwalificerend onderwijs - Vorming - Tewerkstelling
Art. 2.Een regio voor kwalificerend onderwijs - vorming - tewerkstelling (KOVA-regio) is een gebied, geografisch afgebakend op het grondgebied van het Franse taalgebied of overeenstemmend met het tweetalig gewest van Brussel-Hoofdstad met het oog op de onderlinge afstemming van het aanbod, en de ontwikkeling van een gekruist beleid inzake beroepsopleiding, werkgelegenheid en inschakeling en op het aanzetten tot samenwerkingen tussen de sociale gesprekspartners en de plaatselijke actoren van het kwalificerend onderwijs, de beroepsvorming, de tewerkstelling en de inschakeling.
Art. 3.Er worden tien KOVA-regio's opgericht : 1. de KOVA-regio te Brussel omvat de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Anderlecht, Oudergem, Sint-Agatha-Berchem, Brussel, Etterbeek, Evere, Vorst, Ganshoren, Elsene, Jette, Koekelberg, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Gillis, Sint-Joost-ten-Noode, Schaarbeek, Ukkel, Watermaal-Bosvoorde, Sint-Lambrechts-Woluwe, Sint-Pieters-Woluwe;2. de KOVA-regio Waals-Brabant omvat volgende gemeenten : Bevekom, Eigenbrakel, Kasteelbrakel, Court-Saint-Etienne, Chastre, Chaumont-Gistoux, Genappe, Grez-Doiceau, Hélécine, Incourt, Ittre, Geldenaken, Terhulpen, Lasne, Mont-Saint-Guibert, Nijvel, Orp-Jauche, Ottignies-Louvain-la-Neuve, Perwez, Ramillies, Rebecq, Rixensart, Tubeke, Walhain, Waterloo, Waver, Villers-la-Ville;3. de KOVA-regio Wallonie Picarde omvat volgende gemeenten : Antoing, Aat, Beloeil, Bernissart, Brugelette, Brunehaut, Celles, Chièvres, Komen-Waasten, Elzele, Edingen, Estaimpuis, Vloesberg, Frasnes-lez-Anvaing, Lessen, Leuze-en-Hainaut, Mont-de-l'Enclus, Moeskroen, Pecq, Peruwelz, Rumes, Silly, Doornik;4. de KOVA-regio Hainaut Centre omvat volgende gemeenten : Anderlues, Binche, Boussu, 's-Gravenbrakel, Chapelle-lez-Herlaimont, Colfontaine, Dour, Ecaussines, Estinnes, Frameries, Hensies, Honnelles, Jurbise, La Louvière, Lens, Le Roeulx, Manage, Bergen, Morlanwelz, Quaregnon, Quévy, Quiévrain, Saint-Ghislain, Seneffe, Zinnik;5. de KOVA-regio Hainaut Sud omvat volgende gemeenten : Aiseau-Presles, Beaumont, Charleroi, Châtelet, Chimay, Courcelles, Erquelinnes, Farciennes, Fleurus, Fontaine-l'Evêque, Froidchapelle, Gerpinnes, Ham-sur-Heure, Les Bons Villers, Lobbes, Merbes-le-Château, Momignies, Montigny-le-Tilleul, Pont-à-Celles, Sivry-Rance, Thuin;6. de KOVA-regio Namen omvat volgende gemeenten :,Anhée, Assesse, Beauraing, Bièvre, Cerfontaine, Ciney, Couvin, Dinant, Doische, Eghezée, Fernelmont, Floreffe, Florennes, Fosses-la-Ville, Gedinne, Gembloux, Gesves, Hamois, Hastière, Havelange, Houyet, Jemeppe-sur-Sambre, La Bruyère, Mettet, Namen, Ohey, Onhaye, Philippeville, Profondeville, Rochefort, Sambreville, Sombreffe, Somme-Leuze, Viroinval, Vresse-sur-Semois, Walcourt, Yvoir;7. de KOVA-regio Luxemburg omvat volgende gemeenten : Aarlen, Attert, Aubange, Bastenaken, Bertogne, Bertrix, Bouillon, Chiny, Daverdisse, Durbuy, Erezée, Etalle, Fauvillers, Florenville, Gouvy, Habay, Herbeumont, Hotton, Houffalize, La-Roche-en-Ardenne, Léglise, Libin, Libramont-Chevigny, Manhay, Marche-en-Famenne, Martelange, Messancy, Meix-devant-Virton, Musson, Nassogne, Neufchâteau, Paliseul, Rendeux, Rouvroy, Saint-Léger, Tellin, Tenneville, Tintigny, Saint-Hubert, Sainte-Ode, Vaux-sur-Sûre, Vielsalm, Virton, Wellin;8. de KOVA-regio Luik omvat volgende gemeenten : Ans, Awans, Aywaille, Bassenge, Beyne-Heusay, Blegny, Chaudfontaine, Comblain-au-Pont, Dalhem, Esneux, Flémalle, Fléron, Grâce-Hollogne, Herstal, Juprelle, Luik, Neupré, Oupeye, Saint-Nicolas, Seraing, Soumagne, Sprimont, Trooz, Wezet;9. de KOVA-regio Hoei-Borgworm omvat volgende gemeenten : Amay, Anthisnes, Berloz, Braives, Burdinne, Clavier, Crisnée, Donceel, Engis, Faimes, Ferrières, Fexhe-le-Haut-Clocher, Geer, Hamoir, Hannut, Héron, Huy, Lincent, Marchin, Modave, Nandrin, Oreye, Ouffet, Remicourt, Saint-Georges-sur-Meuse, Tinlot, Verlaine, Villers-le-Bouillet, Wanze, Waremme, Wasseiges;10. de KOVA-regio Verviers omvat volgende gemeenten : Aubel, Baelen, Dison, Herve, Jalhay, Lierneux, Limbourg, Malmedy, Olne, Pepinster, Plombières, Spa, Stavelot, Stoumont, Theux, Thimister-Clermont, Trois-Ponts, Verviers, Waimes, Welkenraedt. Deze geografische afbakening geldt enkel voor de opdrachten inzake gekruist beleid en de onderlinge afstemming van het aanbod inzake beroepsopleiding, kwalificerend onderwijs, tewerkstelling en inschakeling zoals omschreven in het kader van dit samenwerkingsakkoord.
Art. 4.De gebieden secundair onderwijs en voor sociale promotie nemen de geografische afbakening omschreven in artikel 3 aan.
De ambtsgebieden van de regionale directies van FOREm nemen een geografische afbakening aan die aansluit op de geografische afbakening van artikel 3.
Art. 5.§ 1. In het Waalse Gewest wordt elk subregionaal comité aanwezig in elk gebied omschreven in artikel 3 voor elke KOVA-regio de bevoegde instantie. § 2. In het Brussels Gewest wordt adviesverlenende commissie voor de Brusselse KOVA-regio de bevoegde instantie. HOOFDSTUK III. - Samenstelling en werking van de instanties van de regio's voor Kwalificerend onderwijs - Vorming - Arbeidsmarkt
Art. 6.§ 1. Elke instantie voor een KOVA-regio bestaat uit : 1° de voorzitter; 2° acht vertegenwoordigers van de Franstalige sociale gesprekspartners, w.o. vier vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van de werknemers en vier van de werkgevers; 3° acht vertegenwoordigers van vormings- en arbeidsbemiddelingsinstanties : vier vertegenwoordigers van FOREm in de regio-instanties gelegen in Wallonië en twee vertegenwoordigers van Bruxelles Formation en twee vertegenwoordigers van Actiris in de regio Brussel, twee vertegenwoordigers van IFAPME in de regio's gelegen in Wallonië en twee vertegenwoordigers van SFPME/EFPMA in de regio Brussel en twee vertegenwoordigers van de interfederatie van EFT/OISP in de regio's gelegen in Wallonië en twee vertegenwoordigers van FEBISP in de regio Brussel; 4° acht vertegenwoordigers van het onderwijs, namelijk : vier vertegenwoordigers van het technisch en beroepsonderwijs (w.o. de voorzitter en de eerste ondervoorzitter van de plaatselijke IPIEQ, ter vertegenwoordiging van het gewoon secundair technisch en beroepsonderwijs gelegen in de betrokken KOVA-regio), twee vertegenwoordigers van de instellingen voor sociale promotie-onderwijs gelegen in de betrokken KOVA-regio, op de voordracht van de Hoge Raad van het onderwijs voor sociale promotie en twee vertegenwoordigers van het algemeen bestuur van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek.
De Regeringen en het College benoemen de gewone en de plaatsvervangende leden bedoeld in lid 1, 2° tot 4°, op de voordracht van de instellingen die ze vertegenwoordigen, met uitzondering van de twee vertegenwoordigers van Actiris, bedoeld in § 1, 3°, verzocht om te zetelen in de instantie voor de regio Brussel. De gewone en plaatsvervangende leden worden aangewezen of verzocht te zetelen voor een verlengbare termijn van drie jaar. Voor het Waalse Gewest zijn de gewone en plaatsvervangende leden bedoeld in lid 1, 2°, evenwel de leden aangewezen door de Regering in de kamer "tewerkstelling en vorming" zoals bepaald in paragraaf 2.
De Franstalige sociale gesprekspartners bedoeld in lid 1, 2°, van elke regio-instantie dienen een of meer kandidaten voor de functie van voorzitter van genoemde instantie voor te dragen bij de gezamenlijke leden bedoeld in vorig lid.
Zodra de leden met een kandidaat voor de functie van voorzitter ingestemd hebben, wordt laatstgenoemde voorgedragen bij de Regeringen en het College.
De voorzitter wordt aangewezen voor een verlengbare termijn van drie jaar.
Elke regio-instantie wijst onder haar leden drie ondervoorzitters aan die elk van de drie categorieën bedoeld in lid 1, 2° en 4°, vertegenwoordigen. Ze worden verkozen voor een verlengbare termijn van drie jaar. Voor de KOVA-regio Brussel wordt de ondervoorzitter die de categorie bedoeld in lid 1, 3°, vertegenwoordigt aangewezen onder de vertegenwoordigers van Bruxelles Formation.
Plaatsvervangers zetelen in de afwezigheid van gewone leden.
Met raadgevende stem wonen volgende personen de werkzaamheden eveneens bij : 1. een vertegenwoordiger per soort gespecialiseerde onderwijsinrichtingen gelegen in de betrokken KOVA-regio op de voordracht van de algemene overlegraad voor het gespecialiseerd onderwijs;2. één vertegenwoordiger per soort PMS-centra gelegen in de betrokken KOVA-regio, op de voodracht van de hoge raad van de PMS-centra;3. één vertegenwoordiger van « AWIPH » in de KOVA-regio's gelegen in Wallonië en één vertegenwoordiger van "PHARE" in de Brusselse KOVA-regio-instantie; 4. één vertegenwoordiger van de Sociale Actie op de voordracht van de Federatie van de O.C.M.W.'s van de "Union des villes et communes de Wallonie" in de regio-instanties gelegen in Wallonië en van de Vereniging van de stad en de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de Brusselse regio-instantie; 5. één vertegenwoordiger van de alfabetiseringssector;6. één vertegenwoordiger van « MIRE » in de regio-instanties gelegen in Wallonië;7. één vertegenwoordiger van « IWEPS » in de regio-instanties gelegen in Wallonië en één vertegenwoordiger van "BISA" in de Brusselse regio-instantie wordt met raadgevende stem uitgenodigd als wetenschappelijk en methodologisch deskundige. Elke regio-instantie kan eveneens elke persoon uitnodigen van wie zij acht dat deze door haar vaardigheden en kennis een verrijkende bijdrage kan leveren tot de besprekingen en bijstand kan bieden bij het nemen van beslissingen. § 2. In het Waalse Gewest bestaat elke regio-instantie minstens uit twee kamers : 1° één « subregionale » kamer « voor tewerkstelling en vorming », bestaande uit acht leden ter vertegenwoordiging van de representatieve werkgeversorganisaties (w.o. vier gewone en vier plaatsvervangende leden), acht leden ter vertegenwoordiging van de respresentatieve werknemersorganisaties (w.o. vier gewone en vier plaatsvervangende leden), één vertegenwoordiger van "FOREm" en één vertegenwoordiger van "IFAPME" zetelend in de regio-instantie. De acht vertegenwoordigers van de representatieve werkgeversorganisaties en de acht vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties worden in onderlinge overeenstemming benoemd door de Waalse Regering op een dubbele lijst voorgedragen door respectievelijke organisaties.
De werkingsmodaliteiten, met name betreffende het stemmingsquorum, worden vastgesteld in het huishoudelijk reglement, dat ter goedkeuring van de Voogdijminister wordt voorgelegd. 2° één kamer « onderwijs », overeenstemmend met de « IPIEQ » opgenomen in de regeling van de KOVA-regio's omschreven in huidige samenwerkingsovereenkomst.De samenstelling, de bevoegdheden en de werkingsmodaliteiten van die kamers zijn omschreven in het decreet van 30 april 2009. § 3. In afwijking van vorige § bestaat de eigenlijke KOVA-regio « Hainaut Centre » zoals bedoeld in artikel 3, 4°, uit twee onderscheiden en specifieke subregio's inzake tewerkstelling en vorming. Elke van beide subregio's tewerkstelling - vorming beschikt over haar eigen subregionale kamer tewerkstelling en vorming: - één kamer bevoegd voor de regio tewerkstelling - vorming voor « Centre », bestaande uit de gemeenten Anderlues, Binche, 's-Gravenbrakel, Chapelle-lez-Herlaimont, Ecaussines, Estinnes, La Louvière, Le Roeulx, Manage, Morlanwelz, Seneffe, Zinnik; - één kamer bevoegd voor de regio tewerkstelling - vorming van Bergen, bestaande uit de gemeenten Boussu, Colfontaine, Dour, Frameries, Hensies, Honnelles, Jurbise, Lens, Bergen, Quaregnon, Quévy, Quiévrain, Saint-Ghislain. § 4. In het Brusselse Gewest bestaat elke regio-instantie minstens uit één kamer, namelijk : één kamer « onderwijs », overeenstemmend met de plaatselijke « IPIEQ » opgenomen in de regeling van de KOVA-regio's omschreven in huidige samenwerkingsovereenkomst. De samenstelling, de bevoegdheden en de werkingsmodaliteiten van die kamers zijn omschreven in het decreet van 30 april 2009.
De Brusselse regio-instantie vervult voor het overige alle opdrachten die decretaal toevertrouwd zijn aan CCFEE. § 5. Het secretariaat van de "subregionale" kamer "tewerkstelling en vorming" en het secretariaat "onderwijs" werken samen in de regio-instantie.
Art. 7.Een regio-instantie vergadert regelmatig en minstens vier keer per jaar.
Ze kan haar beslissingen rechtsgeldig treffen als minstens vijftig percent van de leden van elke categorie aanwezig zijn.
Zij neemt haar beslissingen bij eenvoudige meerderheid, waarvan minstens vijftig percent van de stemmen van de leden aanwezig in elkeen van de drie categorieën bedoeld in de punten 2° tot 4° van het eerste lid van artikel 6.
Als het quorum bij een vergadering niet bereikt is, vergadert de regio-instantie opnieuw binnen een termijn van twee weken of werkt elektronisch. De beslissingen opgenomen op de agenda van de aldus verdaagde vergadering kunnen rechtsgeldig aangenomen worden ongeacht het aantal aanwezige leden.
De voorzitter en de ondervoorzitters vormen het uitvoerend bureau.
Genoemd bureau stelt de agenda's van de vergaderingen op, bereidt de werkzaamheden voor en treft alle dringende maatregelen onder voorbehoud van goedkeuring door de regio-instantie op haar eerstvolgende vergadering.
Elke regio-instantie neemt een huishoudelijk reglement aan binnen één maand na de installatievergadering, op grond van een modeldocument vastgelegd door de Regeringen en het College.
Art. 8.Er wordt een vergadering van de KOVA-regio-instanties opgericht, belast met de coördinatie, volgens de door dat gremium bepaalde modaliteiten en periodiciteit, van de uitvoering van de opdrachten van de verschillende regio-instanties om de samenhang ervan en de naleving van het kader van hun opdrachten te waarborgen.
Zij coördineert de werking van de regio-instanties, zorgt voor de uitwisseling van goede praktijken, zoekt naar samenhang en overkoepelende elementen in de uitvoering van de opdrachten.
Zo waakt ze met name over de samenhang van de beslissingen van de verschillende regio-instanties en de impact ervan op de zones gelegen op een grens van verschillende KOVA-regio's. In dat verband kan ze op eigen initiatief of op verzoek van een regio-instantie verschillende regio-instanties verzoeken overleg te plegen en samen te werken voor meer samenhang via de invoering van een overleg- en coördinatieplatform waarin vertegenwoordigers van de betrokken regio-instanties samenkomen.
Aan dat overleg wordt de voorkeur gegeven tussen de regio-instanties die in hun geografisch gebied zoals omschreven in artikel 3 één of meer gemeenten tellen die voorheen deel uitmaakten van een "CSEF" verschillend van de "CSEF" van betrokken gebied en de regio-instantie waarvan een of meerdere bedoelde gemeentes voorheen deel uitmaakten van de "CSEF" aanwezig in het gebied van de regio-instantie.
De vergadering van de regio-instanties kan eveneens de Regeringen en het College aanspreken over elk vraagstuk in verband met de werking en de opdrachten van die instanties.
Die vergadering bestaat uit : - vier vertegenwoordigers van de sociale gesprekspartners, w.o. twee vertegenwoordigers van de Franstalige Brusselse sociale gesprekspartners en twee vertegenwoordigers van de Waalse sociale gesprekspartners, aangewezen door de Regeringen en het College op de voordracht van de sociaal-economische raden van elk Gewest; - elke voorzitter van de regio-instanties of diens afgevaardigde; - één vertegenwoordiger van elke Minister belast met secundair onderwijs, sociale-promotie-onderwijs, beroepsvorming, vorming van de middenstand en tewerkstelling die huidig samenwerkingsakkoord ondertekent.
Zij kan eveneens elke persoon uitnodigen van wie zij acht dat deze door haar vaardigheden en kennis een verrijkende bijdrage kan leveren tot de besprekingen en bijstand kan bieden bij het nemen van beslissingen.
Het voorzitterschap van de vergadering komt beurtelings één vertegenwoordiger van de Waalse sociale gesprekspartners en één vertegenwoordiger van de Brusselse sociale gesprekspartners toe.
Voor zover mogelijk wordt er beurtelings vergaderd bij de sociaal-economische raad van het Waalse en van het Brusselse Gewest.
De werkingsmodaliteiten van die vergadering, met name betreffende het stemmingsquorum, worden vastgesteld in het huishoudelijk reglement, dat uiterlijk één maand na de installatievergadering aangenomen wordt. HOOFDSTUK IV. - Rollen en opdrachten van de regio-instanties kwalificerend onderwijs - vorming - arbeidsmarkt
Art. 9.De regio-instanties treden op als interface en overleginstantie tussen de sociale gesprekspartners, de plaatselijke actoren van het kwalificerend onderwijs, de beroepsvorming, de tewerkstelling en de inschakeling.
Zij ondersteunen de sturing van het kwalificerend onderwijs en de beroepsvorming uitgeoefend door de instellingen, met inachtneming van hun prerogatieven, waarbij: - op plaatselijk niveau gewaakt wordt over de samenhang van het kwalificerend onderwijs en de beroepsvorming met de vastgestelde sociaal-economische behoeften en het bestaande onderwijs- en vormingsaanbod in de KOVA-regio; - op plaatselijk vlak de ontwikkeling bespoedigd wordt van het gekruist beleid inzake beroepsvorming, kwalificerend onderwijs, tewerkstelling en inschakeling gezamenlijk uitgevoerd door de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie.
Daarbij zijn dit hun opdrachten : 1. een permanente dialoog en permanent overleg mogelijk maken tussen de sociale gesprekspartners, de plaatselijke actoren van het kwalificerend onderwijs, de beroepsvorming, de tewerkstelling en de inschakeling;2. permanent zorgen voor het samenbrengen, samenvatten, kruisen en contextualiseren van de analyses verricht door de besturen, de operatoren uit het onderwijs, de vorming, de tewerkstelling en de inschakeling en de wetenschappelijke en methodologische deskundigen zoals bedoeld in artikel 6, lid 7, in termen van behoeften inzake tewerkstelling, het bestaand aanbod aan kwalificerend onderwijs en beroepsvorming, evenals de beschikbare middelen per KOVA-instantie;3. op grond van de analyses bedoeld onder 2) en in het kader van de sociaal-economische beleidskeuzes van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest omschreven in hun respectievelijke plannen, een thematische lijst opstellen voor de beroepstrajecten en deze verspreiden bij de operatoren voor kwalificerend onderwijs, beroepsvorming, tewerkstelling en inschakeling;4. informatie overmaken, adviezen uitbrengen, beleidslijnen formuleren ten behoeve van de operatoren van het kwalificerend onderwijs (met inbegrip van de « CEFA's »), de beroepsvorming, de inschakeling inzake het aanbod aan kwalificerend onderwijs en beroepsvorming;5. samenwerkingen tot stand brengen om gemeenschappelijke projecten te laten ontstaan voor betere lokale regelingen inzake beroepsvorming, kwalificerend onderwijs en inschakeling;6. de goede werking van de kamers van de regio-instantie zoals omschreven in artikel 6 verzorgen;7. de goede werking van elke andere kamer uitvoeren en verzorgen, voor de opname van een nieuwe opdracht in het gekruist beleid inzake kwalificerend onderwijs, vorming en inschakeling door de ondertekenaars toevertrouwd aan de regio-instanties.
Art. 10.§ 1. Om de opvolging en de optimisering van het aanbod aan beroepsvorming en kwalificerend onderwijs in de KOVA-regio mogelijk te maken, de behoeften en de redundanties te onderscheiden waarborgt elke regio-instantie het samenbrengen, samenvatten, kruisen en contextualiseren van de gegevens in termen van behoeften inzake tewerkstelling, het bestaand aanbod aan kwalificerend onderwijs en beroepsvorming, per KOVA-regio en betreffende de verschillende specifieke aspecten in verband met de ontwikkeling van projecten van samenwerkingsverbanden bedoeld in artikel 18 van dit samenwerkingsakkoord.
Daarvoor krijgt elke regio-instantie de nodige steun, analyses en informatie van de besturen, rekening houdend met hun respectievelijke rol en opdrachten, van de operatoren inzake onderwijs, vorming, tewerkstelling en inschakeling bedoeld in § 2 van dit artikel en van de wetenschappelijke en methodologische deskundigen zoals bedoeld in artikel 6, § 1, lid 7.
Het gaat er voor elke regio-instantie om, zich te kunnen bedienen van een kadaster en een algemeen en nauwkeurig overzicht van het aanbod inzake beroepsvorming en kwalificerend onderwijs zoals verstrekt op haar grondgebied.
Doel is, de plaatselijke actoren en, meer bepaald, de operatoren inzake beroepsvorming, kwalificerend onderwijs en inschakeling een gemeenschappelijke sokkel aan informatie ter beschikking te stellen, waarin voor elke KOVA-regio, een beeld wordt gegeven van de demografische toestand, de tendenzen inzake werk, de cijfers inzake indienstnemingen en de moeilijk in te vullen en knelpuntberoepen, de opkomende beroepen, de tendenzen inzake werkloosheid en de behoeften inzake het aanbod aan beroepsvorming en kwalificerend onderwijs en de schoolbezoekcijfers in de verschillende onderwijs- en vormingsrichtingen.
Elke instantie verzamelt en onderzoekt de gegevens nodig voor de invoering van die gemeenschappelijke informatiesokkel in de loop van haar eerste werkingsjaar en zorgt voor de regelmatige bijwerking van die gegevens. Daarvoor gebruikt ze telkens als dat mogelijk is de bestaande kadasters en overzichten van de vormings- en onderwijsoperatoren. § 2. Om die informatiesokkel ter beschikking te stellen van de verschillende actoren, maakt elke regio-instantie uiterlijk jaarlijks in maart een analytisch en prospectief verslag, opgesteld volgens de modaliteiten vastgelegd door de Regeringen en het College, over aan: 1° de Regeringen en het College;2° de sociaal-economische raad van het Waalse Gewest en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° de sturingscommissie van het onderwijssysteem;4° de Algemene Administratie van het Onderwijs en van het Wetenschappelijk Onderzoek;5° "ARES" en de academische pool met daarin vervat de betrokken KOVA-regio;6° de algemene overlegraad voor het secundair onderwijs, de algemene overlegraad voor het gespecialiseerd onderwijs, de hoge raad van het onderwijs voor sociale promotie;7° FOREm, Bruxelles Formation en Actiris;8° IFAPME en SFPME;9° de interfederatie van EFT/OISP en FEBISP;10° het consortium voor de validering van de vaardigheden;11° "Service francophone des Métiers et des Qualifications";12° de overlegcomités en de bevoegde zoneraden van het secundair onderwijs van de betrokken KOVA-regio;13° de subregionale commissie van het onderwijs voor sociale promotie, bevoegd in de betrokken KOVA-regio. Elke regio-instantie houdt dit analytisch en prospectief verslag eveneens ter beschikking van de gezamenlijke inrichtingen voor kwalificerend onderwijs, CEFA's, vormingscentra, operatoren inzake tewerkstelling en inschakeling en meer in het algemeen van elke actor die betrokken is bij de sociaal-economische ontwikkeling van de betrokken KOVA-regio, via zijn website. § 3. Op grond van de analytische en prospectieve verslagen bedoeld in § 2 kan de vergadering van de regio-instanties bedoeld in artikel 8 met name de samenwerkingen bespoedigen tussen regio-instanties. Elke regio-instantie gaat aldus met de andere KOVA-regio's relaties en samenwerkingen aan nuttig voor de uitvoering van haar opdrachten. § 4. Elke regio-instantie kan elk vraagstuk bespreken inzake kwalificerend onderwijs en beroepsvorming voorgelegd door de actoren bedoeld in § 2 om advies uit te brengen.
Art. 11.§ 1. Op grond van het kadaster, het overzicht en de analyses bedoeld in artikel 10, de adviezen en eventuele aanbevelingen van de sociaal-economische raad van het Waalse en respectievelijk het Brussels Gewest, de beleidskeuzes inzake samenwerkingen op vlak van economie-tewerkstelling-vorming-onderwijs bepaald door de uitgebreide CBCES en in het kader van de gemaakte sociaal-economische beleidskeuzes van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest in hun respectievelijke plannen heeft elke regio-instantie als opdracht regelmatig een thematische lijst op te stellen en bij te werken voor de beroepstrajecten en deze te verspreiden bij de operatoren voor kwalificerend onderwijs, beroepsvorming, tewerkstelling en inschakeling voor elke betrokken KOVA-regio.
Die gemeenschappelijke thematische lijst strekt ter oriëntering en begunstiging van de aanpassing van het aanbod inzake kwalificerend onderwijs en beroepsvorming aan de sociaal-economische behoeften van de KOVA-regio. Zij strekt eveneens tot het bevorderen van gekruist beleid op plaatselijk niveau, via de uitvoering van de samenwerkingsverbanden bedoeld in artikel 18 van dit samenwerkinsakkoord. § 2. Elke regio-instantie maakt haar gemeenschappelijke thematische lijst op door de beroepstrajecten aan te duiden die daaraan vorm geven, op grond van volgende criteria: 1° de opneming op de lijst van de beroepen omschreven als knelpuntberoepen of moeilijk in te vullen beroepen of van de opkomende beroepen per KOVA-regio;2° de samenhang met het globale bestaande aanbod inzake vorming en kwalificerend onderwijs per KOVA-regio. Om die lijst op te maken, houdt de regio-instantie eveneens rekening met de evolutie in de tijd van de knelpunt- of moeilijk invulbare beroepen en de opkomende beroepen en met het bestaand aanbod inzake kwalificerend onderwijs en beroepsvorming. De specifieke kenmerken van de werkgelegenheid in de kleine en zeer kleine ondernemingen en, meer in het algemeen, de werkgelegenheid bij zelfstandigen worden ook in overweging genomen. Ten slotte wordt rekening gehouden met de demografische evolutie van de betrokken KOVA-regio.
Wanneer de gemeenschappelijke thematische lijst naar een beroep verwijst, wordt dit geïdentificeerd door het profiel bepaald door SFMQ. Daarnaast wordt, om de ontstane behoeften te verduidelijken, door de regio-instantie voor elk beroepstraject opgenomen op de lijst, of op overkoepelende wijze, door de regio-instantie een omschrijving gegeven van de oriëntaties in termen van aanbod van het kwalificerend onderwijs en de vorming, maar ook meer bepaald de infrastructuren, de uitrustingen, de stageplaatsen of alternerende opleidingen.
Ten slotte kan de regio-instantie, wanneer zij dat nodig acht, meer duidelijkheid verschaffen bij de geografische lokalisering van de behoeften binnen in een KOVA-regio, om de eventuele specifieke kenmerken van de gebieden die de regio vormen, in overweging te nemen. § 3. De aldus door elke regio-instantie omschreven gemeenschappelijke thematische lijst, geobjectiveerd op grond van het kadaster, de analyses en de aanbevelingen zoals voorheen bedoeld, wordt ter beschikking gesteld van de gezamenlijke actoren bedoeld in § 2 van artikel 10.
Art. 12.Om de algemene samenhang van het werk van de verschillende regio-instanties te waarborgen en overkoepelende analyses voor de verschillende KOVA-regio's mogelijk te maken, berusten het verzamelen en het onderzoek van de kadaster- en overzichtsgegevens bedoeld in artikel 10 en de opstelling van de gemeenschappelijke thematische lijst bedoeld in artikel 11, door elke regio-instantie, op een gemeenschappelijke methode, vastgelegd door de vergadering van de regio-instanties bedoeld in artikel 8.
IWEPS verleent een methodologische ondersteuning aan de vergadering van de regio-instanties en aan elke regio-instantie in de uitvoering van die opdrachten. BISA wordt eveneens om diens steun gevraagd.
Art. 13.§ 1. Om een aanbod aan kwalificerend onderwijs en beroepsvorming te garanderen dat optimaal inspeelt op de sociaal-economische behoeften van de regio, moeten de verschillende operatoren bedoeld in huidig samenwerkingsakkoord hun aanbod inzake kwalificerend onderwijs en beroepsvorming onderling afstemmen op grond van een gemeenschappelijke analyse van het bestaande aanbod en de behoeften.
De regio-instanties nemen een informerende en oriënterende rol waar als bedoeld in artikel 9, 4), in het kader van volgende regelingen: 1° de openstelling van gegroepeerde basisopties of vormingen in het gewoon secundair technisch of beroepsonderwijs, met volledig leerplan of alternerend, of in het gespecialiseerd onderwijs met volledig leerplan of alternerend. Elke openstelling van een optie in het gewoon kwalificerend onderwijs wordt gemotiveerd door de onderwijsinrichting en onderzocht door de betrokken zoneraad, het betrokken overlegcomité of de algemene raad al naar gelang het een optie, een voorbehouden optie of een strikt voorbehouden optie betreft enerzijds onder verwijzing naar de criteria omschreven in de artikelen 24 en 25 van het besluit van 15 maart 1993 tot vaststelling van de verplichtingen tot overleg tussen gelijkaardige inrichtingen in het secundair onderwijs met volledig leerplan en anderzijds op grond van de gemeenschappelijke thematische lijst bedoeld in artikel 11.
Wanneer een onderwijsinrichting voorstelt om een optie te openen die niet in de gemeenschappelijke thematische lijst van een betrokken regio-instantie opgenomen is, legt zij daar verantwoording voor af ten overstaan van de zoneraad, het overlegcomité of de algemene raad al naar gelang door aan te tonen dat de openstelling van die optie ertoe strekt een zevende jaar in te voeren dat een bestaand leertraject aanvult in die inrichting.
Indien de openstelling van de optie niet kadert in de gemeenschappelijke thematische lijst van de regio-instantie of niet tot de invoering van een zevende jaar leidt om een leertraject aan te vullen in die onderwijsinrichting, worden striktere oprichtingsvoorwaarden opgelegd op het vlak van na te leven normen, om de openstelling van opties te begunstigen die beter inspelen op de sociaal-economusche behoeften vastgesteld in de KOVA-regio.
De Regering van de Franse Gemeenschap neemt de bepalingen aan met het oog op de aanpassing van de oprichtingsvoorwaarden en -normen al naar gelang ze al dan niet voldoen aan de gemeenschappelijke thematische lijsten opgesteld door de regio-instanties.
De regio-instanties worden door de zoneraden van de betrokken regio systematisch ingelicht over de opengestelde opties en de hen opgelegde normen en voorwaarden.
De regio-instanties worden eveneens systematisch door de algemene overlegraad voor het gespecialiseerd onderwijs ingelicht over de opties en vormingen die in het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3 en vorm 4 worden opengesteld in de betrokken KOVA-regio; 2° de openstelling van nieuwe vormen bij FOREm en Bruxelles Formation. Elke openstelling van een nieuwe kwalificerende vorming door een vormingscentrum of FOREM of door een kenniscentrum, een vormingskern van Bruxelles Formation of een partner met wie Bruxelles Formation een overeenkomst ondertekend heeft, wordt door FOREm of Bruxelles Formation onderzocht voor de Brusselse KOVA-regio op grond van de gemeenschappelijke thematische lijsten bedoeld in artikel 11.
Elke regio-instantie wordt systematisch door FOREm of Bruxelles Formation ingelicht over de opengestelde vorming in bedoelde regio.
Wanneer een vormingscentrum van FOREm of een kenniscentrum, een vormingskern van Bruxelles Formation of een partner met wie Bruxelles Formation een overeenkomst heeft ondertekend, een vormingstraject openstelt dat geen deel uitmaakt van de gemeenschappelijke thematische lijst van de betrokken regio-instantie, wordt daarvoor door FOREm of Bruxelles Formation verantwoording afgelegd ten overstaan van de regio-instantie door de motiveringen uiteen te zetten inzake het inspelen op de vastgestelde behoeften op het vlak van tewerkstelling in de KOVA-regio, die hebben geleid tot de openstelling van bedoelde kwalificerende vorming; 3° de openstelling van alternerende vormingen bij IFAPME en SFPME. Elke openstelling van een nieuwe kwalificerende vorming door een vormingscentrum van IFAPME of SFPME wordt onderzocht door IFAPME of SFPME voor het Brusselse KOVA-regio, op grond van de gemeenschappelijke thematische lijsten bedoeld in artikel 11.
Elke regio-instantie wordt systematisch door IFAPME of SFPME ingelicht over de opengestelde vormingen in bedoelde regio.
Wanneer een vormingscentrum van IFAPME of SFPME voorstelt om een vormingstraject te openen die niet in de gemeenschappelijke thematische lijst van een betrokken regio-instantie opgenomen is, leggen zij daar verantwoording voor af ten overstaan van de regio-instantie, door de motiveringen uiteen te zetten inzake het inspelen op de vastgestelde behoeften op het vlak van tewerkstelling in de KOVA-regio, die leidden tot de openstelling van bedoelde kwalificerende vorming.
Wanneer een vormingscentrum van IFAPME of SFPME voorstelt om een vormingstraject te openen die resulteert in het toekennen van een getuigschrift dat reeds bestaat in het getuigschriftenaanbod verstrekt door het verplichte onderwijs of het onderwijs voor sociale promotie zonder dat het opgenomen is op de gemeenschappelijke thematische lijst van elke betrokken regio-instantie, winnen IFAPME of SFPME het advies van betrokken instantie in. Als het betrokken vormingstraject wordt opengesteld ondanks het negatieve advies van de regio-instantie, lichten IFAPME of SFPME de Ministers belast met beroepsvorming, verplicht onderwijs en onderwijs voor sociale promotie daarover in en leggen zij daarvoor verantwoording af; 4°. de openstelling van nieuwe afdelingen van het secundair onderwijs door een onderwijsinrichting voor sociale promotie.
Elke openstelling van een afdeling door een inrichting voor sociale promotie wordt gemotiveerd door de inrichting en onderzocht door de subregionale Commissie, op basis van de gemeenschappelijke thematische lijsten bedoeld in artikel 11.
Wanneer een inrichting voor sociale promotie de openstelling voorstelt van een afdeling van het secundair onderwijs die niet opgenomen is in de gemeenschappelijke thematische lijst van elke regio-instantie, buiten de ondertekening van een vormingsovereenkomst om, zoals omschreven in artikel 114 van het decreet van 16 april 1991 tot inrichting van het onderwijs voor sociale promotie, wordt daar verantwoording voor afgelegd voor de subregionale commissie door aan te tonen dat de openstelling van die afdeling inspeelt op een specifieke vraag van een openbare of privé-onderneming, een groep ondernemingen of een beroepssector. De subregionale commissie brengt binnen de twee maanden advies uit over de al dan niet gepastheid van deze bedoelde openstelling.
De adviesaanvraag aan de subregionale commissie, het advies van laatstgenoemde en de elementen die dat advies verantwoorden worden bij het openstellingsdocument gevoegd, door de inrichting via haar net aan het bestuur gericht.
Elke regio-instantie wordt systematisch door de subregionale commissie van de betrokken regio ingelicht over de opengestelde afdelingen van het secundair onderwijs, ook onder overeenkomst, en over de motiveringen die tot de openstelling van die afdeling hebben geleid. § 2. De onderwijsoperatoren, w.o. CEFA, de vormings- en inschakelingsoperatoren bedoeld in dit artikel kunnen op eigen initiatief aan de betrokken regio-instantie voorstellen voorleggen tot aanpassing van de gemeenschappelijke thematische lijst bedoeld in artikel 11 aan de sociaal-economische behoeften van de KOVA-regio.
Insgelijks licht de regio-instantie de betrokken operatoren in wanneer zij te maken heeft met een nieuwe behoefte die leidt tot de openstelling van een nieuwe optie, vorming, afdeling of traject.
De opties, afdelingen, vormingen of trajecten die werden opengesteld voor ondertekening van dit samenwerkingsakkoord worden door de bepalingen van dit artikel niet aangetast.
Art. 14.Uitwisselingen en samenwerkingen kunnen worden uitgevoerd door elke regio-instantie en de academische pool op wiens grondgebied ze zich bevindt, evenals tussen de vergadering van de regio-instanties bedoeld in artikel 8 en ARES. De analytische en prospectieve verslagen bedoeld in artikel 10, evenals de gemeenschappelijke thematische lijst voor beroepstrajecten bedoeld in artikel 11 worden door elke regio-instantie ter informatie overgemaakt aan de academische pool op wiens grondgebied ze zich bevindt, en aan ARES. Een inrichting voor hoger onderwijs, een academische pool of ARES kunnen het advies inwinnen van een regio-instantie over elk vraagstuk in verband met de sociaal-economische ontwikkeling van de betrokken KOVA-regio, met de behoeften aan tewerkstelling en inzake het vormings- en onderwijsaanbod in die regio.
Elke regio-instantie wordt systematisch door door de academische pool op wiens grondgebied ze zich bevindt, ingelicht over de door de inrichtingen voor hoger onderwijs opengestelde vormingen in bedoelde regio.
Art. 15.De analytische en prospectieve verslagen bedoeld in artikel 10, evenals de gemeenschappelijke thematische lijst voor beroepstrajecten bedoeld in artikel 11 worden door elke regio-instantie ter informatie overgemaakt aan de Interfederatie van EFT en OISP en FEBISP voor de Brusselse regio-instantie.
De Interfederatie van EFT en OISP en FEBISP kunnen het advies inwinnen van een regio-instantie over elk vraagstuk in verband met de sociaal-economische ontwikkeling van de betrokken KOVA-regio, met de behoeften aan tewerkstelling en inzake het vormings- en onderwijsaanbod in die regio.
Elke regio-instantie wordt systematisch door EFT en/of OISP ingelicht over de opengestelde vormingen in bedoelde regio.
Art. 16.§ 1. De kamers « tewerkstelling en vorming » zoals bedoeld bij artikel 6, § 2, 1°, hebben als opdracht, adviezen, aanbevelingen of voorstellen te formuleren met betrekking tot de tewerkstelling en de vorming in plaats van de CSEF wanneer dat in decreetsbepalingen wordt bepaald, met name het decreet van 6 juni 1999 betreffende de Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en tewerkstelling en het decreet betreffende inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven.
Daarvoor krijgen ze de menselijke en materiële middelen van de regio-instantie en de gezamenlijke analyses bedoeld in artikel 10. De beslissingen van die kamers blijven uitsluitend onder de reglementaire bepalingen terzake vallen.
Elke « subregionale » kamer « voor tewerkstelling en vorming » maakt haar adviezen, aanbevelingen en voorstellen aan de regio-instantie over.
Elke regio-instantie kan van de « subregionale » kamer « voor tewerkstelling en vorming » specifieke adviezen vragen voor beroepsvorming en tewerkstelling. § 2. De kamers « onderwijs » zoals bedoeld in artikel 6, § 2, 2°, en § 3 baseren hun werk en hun beslissingen op de analyses bedoeld in artikel 10 en op de gemeenschappelijke thematische lijst van de beroepstrajecten bedoeld in artikel 11.
Overeenkomstig het decreet van 30 april 2009 blijven de beslissingen van die kamers uitsluitend onder de instemming van de Regering van Franse Gemeenschap vallen.
Die beslissingen worden aan de betrokken regio-instantie overgemaakt.
Elke regio-instantie kan van de kamer « onderwijs » specifieke adviezen vragen voor het secundair technisch en beroepsonderwijs. § 3. In het kader van de opdrachten van de "subregionale" kamers voor "tewerkstelling en vorming" zoals bepaald in de vigerende decreetgevende of reglementaire bepalingen kunnen de respectievelijke administraties richtlijnen of methodologische aanwijzingen verstrekken. § 4. Elke nieuwe opdracht die toevertrouwd zou worden aan de "subregionale" kamers voor "tewerkstelling en vorming" en "onderwijs" vormen vooraf aanleiding voor overleg met de vergadering van de regio-instanties bedoeld in artikel 8.
Art. 17.De gemeenschappelijke thematische lijsten voor de beroepstrajecten bedoeld in artikel 11 worden ter beschikking gesteld van : 1° SFMQ, die met name op genoemde lijsten steunt om de lijst der beroepen vast te leggen die aan de werkzaamheden worden onderworpen van zijn kamer van beroepen en zijn kamer onderwijs - vorming;2° het consortium validering der vaardigheden, die met name op genoemde lijsten steunt om zijn beleidsnota vast te leggen en zijn werkzaamheden te programmeren;3° de commissie operationele opvolging van de selectie van de centra voor geavanceerde technologieën en de verzoeken om uitrustingen van de inrichtingen voor kwalificerend onderwijs in het kader van het uitrustingsfonds, dmet name op genoemde lijsten steunt om de selectie te verrichten van de CTA-projecten en uitrustingen en inrichtingen van laatstgenoemden, en de selectie te verrichten van de verzoeken om uitrustingen van de inrichtingen voor kwalificerend onderwijs.
Art. 18.§ 1. Om de ontwikkeling van gekruist beleid inzake kwalificerend onderwijs, beroepsvormingen, tewerkstelling en inschakeling op plaatselijk niveau te begunstigen, vormt elke regio-instantie in eigen kring samenwerkingspolen.
Een samenwerkingspool wordt verplicht gevormd rondom een activiteitensector, een beroepsketen of een beroep geïdentificeerd door de regio-instantie, overeenkomstig de bepalingen waarvan sprake in artikel 11.
De regio-instantie bepaalt hoeveel en welke samenwerkingspolen ze opricht, in functie van de activiteitensectoren, de beroepsketens en de beroepen die ze heeft geïdentificeerd.
Ze wijst de leden van elke door haar opgerichte samenwerkingspool aan.
Een samenwerkingspool moet evenwel verplicht bestaan uit de vertegenwoordigers van plaatselijke ondernemingen en/of economische ontwikkelingsintercommunales en/of plaatselijke sociale partners, plaatselijke tewerkstellingsoperatoren en/of beroepsvormingsoperatoren en/of inschakelingsoperatoren en operatoren uit het kwalificerend onderwijs (secundair onderwijs en/of sociale promotie), gelegen in de KOVA-regio en bevoegd in bedoelde activiteitensector, beroepsketen of beroep.
Een samenwerkingspool vergadert regelmatig en volgens de modaliteiten waarvoor overlegd is met de regio-instantie. Er wordt via consensus beslist. De samenwerkingspolen delen de getroffen beslissingen en de oriëntaties mee aan de betrokken regio-instantie.
Hij wordt opgericht voor een duur beperkt tot hoogstens drie jaar, hernieuwbaar na beoordeling van de werking ervan door de regio-instantie. § 2. De opdracht van de samenwerkingspolen bestaat erin, zich in te zetten voor het creëren van projecten waarbij de belangrijkste krachten van een dragende sector in een bepaalde KOVA-regio betrokken worden om de verbetering van de plaatselijke regelingen inzake kwalificerend onderwijs, vorming en inschakeling in die sector mogelijk te maken. De samenwerkingspolen kunnen er ook toe opgeroepen worden gelegenheidsadviezen uit te brengen over de subregionale sociaal-economische impact van de projecten voorgelegd aan de advies- en beslissingsinstanties van de competitiviteitspolen en andere bestaande instanties en financieringsmechanismen, op eigen initiatief dan wel op verzoek van die instanties.
Om de ontwikkeling van een project te analyseren, te laten groeien en te begeleiden, komt de samenwerkingspool in aanmerking voor materiële en menselijke ondersteuning van de regio-instantie.
Om de ondersteuning van de betrokken regio-instantie te verkrijgen, wordt elk project door de bevoegde samenwerkingspool ter instemming van laatstgenoemde voorgelegd. § 3. Een project moet verplicht de ontwikkeling van acties beogen, ter aanvulling, innovatie of oprichting, die kaderen in de beroepsketen of in het beroep waarrond de samenwerkingspool gebouwd is en tot ontwikkeling van één of verschillende specifieke aspecten, zoals met name: - de uitvoering van eengemaakte curricula ter valorisering van de formeel, informeel en niet-formeel opgedane kennis en ter opneming in het kader van het levenslang leren; - het gemeenschappelijk beheer van stageplaatsen of alternerende stageplaatsen; - het delen van infrastructuren of uitrustingen tussen verschillende operatoren; - de ontwikkeling en het gemeenschappelijk beheer van informatie- of sensibiliseringsacties voor de activiteitensector, de beroepsketen of het beroep in kwestie; - de ontwikkeling en het gemeenschappelijk beheer van acties in verband met het aanleren van talen in het kwalificerend onderwijs; - de ontwikkeling en het gemeenschappelijk beheer van acties in verband met de bestrijding van schooluitval en niet-kwalificaties; - de ontwikkeling en het gemeenschappelijk beheer van acties in verband met de voortgezette opleiding van de lesgevers en vormers in het kwalificerend onderwijs; - de betrekkingen tussen ondernemingen en operatoren uit het kwalificerend onderwijs en de vorming.
Het publiek beoogd bij het project bestaat hoofdzakelijk uit de leerlingen van de 2e, de 3e en de 4e graad van het secundair technisch en beroepsonderwijs, met volledig leerplan en alternerend, en van het gespecialiseerd onderwijs, de studerenden van het onderwijs voor sociale promotie, de ingeschrevenen van IFAPME of SFPME, de werkzoekenden ingeschreven bij de overheden bevoegd voor tewerkstelling, zonder restrictie.
Het project moet eveneens hetvolgende bevorderen : 1° de samenwerkingen en de complementariteit tussen de verschillende betrokken actoren in de regio;en/of 2° de inrichting van trajecten om de continuïteit van de kwalificatietrajecten van de toekomstige werknemers te garanderen. Daarnaast wordt door de regio-instantie voorrang verleend aan de projecten berustend op : 1° de associatie van verschillende en complementaire partners die een trajectaflegging mogelijk maken (bijvoorbeeld « onderwijs/vorming-stage-inschakeling-tewerkstelling »);2° de oprichting van nieuwe samenwerkingsverbanden die de inrichting van nieuwe trajecten mogelijk maken (met name voor de opkomende beroepen);3° de associaties die gebouwd zijn rond reeds bestaande beleidspunten en instrumenten zoals sectorovereenkomsten, de validering van de vaardigheden, de SFMQ, de kennis- of referentiecentra en de CTA. § 4. Er kunnen eveneens meerdere samenwerkingspolen verenigd worden in één enkele regio, gebouwd op projecten tot ontwikkeling van een specifiek aspect zoals op overkoepelende wijze omschreven in § 3 voor de verschillende betrokken activiteitensectoren, beroepstrajecten en beroepen.
Er kunnen eveneens samenwerkingspolen van verschillende KOVA-regio's samenwerken om gezamenlijke projecten tot stand te brengen op de grondgebieden van de verschillende betrokken KOVA-regio's. In dat geval wordt het project aan elke betrokken regio-instantie voorgelegd. § 5. Overeenkomstig de regelingen bepaald in artikel 8 wordt een overlegplatform waarin vertegenwoordigers, aangewezen door de regio-instanties Hainaut Sud en Namen, zitting hebben, belast met het aanzetten tot samenwerkingen tussen samenwerkingspolen en tot het creëren van gezamenlijke projecten met het oog op continuïteit en de ontwikkeling en een eengemaakt aanbod inzake socio-professionele inschakeling, beroepsvorming en kwalificerend onderwijs in de gemeenten gelegen op de grens van beide regio's (namelijk: de gemeenten Beaumont, Chimay, Froidchapelle, Momignies, Sivry-Rance voor Hainaut Sud en de gemeenten Cerfontaine, Couvin, Doische, Florennes, Philippeville, Viroinval, Walcourt voor de provincie Namen).
De leden van de betrokken gemeenten worden er met raadgevende stem voor uitgenodigd. § 6. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten worden de projecten gefinancierd in het kader van de bestaande selectieprocedures et de daartoe voorziene begrotingsmiddelen van de Waalse Regering, de Regering van de Franse Gemeenschap en het College van de Franse Gemeenschapscommissie.
Art. 19.De ondertekenaars kunnen via een aanhangsel bij dit samenwerkingsakkoord de regio-instanties elke andere opdracht opleggen die ze nuttig zouden achten in het gekruist beleid inzake kwalificerend onderwijs, vorming en inschakeling.
Om de uitvoering en de opvolging van een aldus aan de regio-instanties opgelegde nieuwe opdracht mogelijk te maken, kunnen de ondertekenaars bij elke regio-instantie beslissen tot de oprichting van één of meerdere bijkomende kamers waarvan zij de samenstelling, de opdrachten en de werking bepalen.
Die kamers krijgen de menselijke en materiële middelen van elke betrokken regio-instantie, evenals de analyses, gegevens en statistieken ervan.
Art. 20.Elke regio-instantie stelt op grond van een modeldocument vastgelegd door de Regeringen en het College een jaarverslag op waarin een overzicht wordt gegeven van de gezamenlijke aldus uitgevoerde acties en projecten, evenals van de globale evolutie in het afgelopen jaar, van het aanbod inzake vorming en kwalificerend onderwijs in de KOVA-regiod. Deze verslagen worden door de vergadering van de regio-instanties, zoals bedoeld in artikel 8, gebundeld en besproken in een jaarlijks activiteitenverslag.
Dat activiteitenverslag wordt door de vergadering van de regio-instanties jaarlijks uiterlijk in de loop van de maart naar de Regeringen en het College, naar de sociaal-economische raad van het Waalse Gewest en die van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, evenals naar de sturingscommissie van het onderwijssysteem, doorgezonden, tegelijk met de analytische en prospectieve verslagen bedoeld in artikel 10. Voor de KOVA-regio Brussel wordt dat verslag eveneens jaarlijks voorgelegd aan CBCES uitgebreid met gemeenschapsbevoegdheden.
De regeling wordt aan een globale beoordeling onderworpen, uiterlijk twee jaar na invoering ervan, door de Regeringen en het College, op grond van de activiteitenverslagen en de adviezen en aanbevelingen van de sociaal-economische raad van het Waalse Gewest, de sociaal-economische raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de sturingscommissie van het onderwijssysteem.
Die beoordeling heeft betrekking op de werking van de regio-instanties, de kwaliteit van de in het kader van de samenwerkingspolen uitgevoerde projecten en de globale beoordeling van het aanbod inzake beroepsvorming en kwalificerend onderwijs in verband met de sociaal-economische behoeften, vastgesteld in de verschillende KOVA-regio's.
Art. 21.De werkingsmiddelen en het personeel, ter beschikking gesteld van CSEF door het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap, en die ter beschikking gesteld van CCFEE door Bruxelles Formation voor de Franse Gemeenschapscommissie en door de Franse Gemeenschap worden behouden en aangewend voor de regio-instanties met het oog op de uitvoering van de opdrachten bedoeld in dit samenwerkingsakkoord.
De in de regio-instanties gedetacheerde personeelsleden blijven niettemin onder het administratieve gezag van hun werkgever vallen.
Daardoor behouden ze dezelfde rechten en verplichtingen en zijn ze onderworpen aan dezelfde regels en procedures als welke, die gelden bij hun respectievelijke werkgever, namelijk FOREm voor de regio-instanties gelegen in het Waalse Gewest of Bruxelles Formation voor de Brusselse regio-instantie, of de Franse Gemeenschap.
De regio-instanties vallen, vanuit een administratief en organisationeel oogpunt, onder FOREm voor de instanties gelegen in Wallonië en Bruxelles Formation voor de instantie gelegen in het Brussels Gewest.
De algemene vragen in verband met de organisatie van de regio-instanties maken het voorwerp van een overleg uit tussen FOREM of Bruxelles Formation en de vergadering van de regio-instanties zoals bedoeld in artikel 8.
In het kader van de globale beoordeling zoals bedoeld in artikel 20, gaan de Regeringen en het College gaan na in welke mate de werkingsmiddelen en het personeel ter beschikking gesteld zijn van de regio-instanties en of dit voldoende is voor de opdrachten die ze krijgen.
In voorkomend geval kunnen op grond van die beoordeling en in functie van de beschikbare begrotingsmarges aanvullende middelen toegekend worden aan de regio-instanties om de uitvoering te waarborgen van de opdrachten die hen bij dit samenwerkingsakkoord zijn toevertrouwd, evenals van de opdrachten vallend onder de "subregionale" kamers "tewerkstelling en vorming" en de kamers "onderwijs" zoals omschreven in artikel 16.
Insgelijks gaat de bijzondere aandacht van de Regeringen en het College in het kader van die beoordeling uit naar de werking van de regio-instanties en naar hun onderlinge administratieve en organistorische band en FOREm enerzijds en Bruxelles-Formation anderzijds. HOOFDSTUK V. - Slotbepaling
Art. 22.Indien zulks nodig blijkt voor de uitvoering, de toepassing of de samenhang van dit decreet, is de Waalse Regering ertoe gemachtigd in de vigerende decretale of reglementaire bepalingen de woorden "subregionaal comité voor tewerkstelling en vorming" te vervangen door de woorden "regio-instantie" of "kamer 'tewerkstelling-vorming'" in functie van de bevoegdheden die dit samenwerkingsakkoord toekent.
De Regering is daarnaast gemachtigd om de verwijzingen naar de woorden "subregionaal comité voor tewerkstelling en vorming" op te heffen in de geldende decreet- of regelgevende bepalingen indien dat nodig blijkt voor de uitvoering of de samenhang van dit samenwerkingsakkoord.
Indien zulks nodig blijkt voor de uitvoering, de toepassing of de samenhang van dit decreet, is het College van de Franse Gemeenschapscommissie ertoe gemachtigd in de vigerende decretale of reglementaire bepalingen de woorden "subregionaal comité voor tewerkstelling en vorming" te vervangen door het woord "regio-instantie".
Het College van de Franse Gemeenschapscommissie is daarnaast gemachtigd om de verwijzingen naar de woorden "adviesverlenende commissie tewerkstelling vorming onderwijs" op te heffen in de geldende decreet- of regelgevende bepalingen indien dat nodig blijkt voor de uitvoering of de samenhang van dit samenwerkingsakkoord.
Art. 23.Dit samenwerkingsakkoord wordt gesloten voor een onbepaalde tijd.
Elke ondertekenende partij kan te allen tijde via een schriftelijke kennisgeving aan de andere partijen dit samenwerkingsakkoord opzeggen.
Deze opzegging gaat in zes maanden na kennisgeving.
Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking tien dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de tekst van instemming van de laatste ondertekende partij.
Brussel, 20 maart 2014.
Voor het Waalse Gewest : De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Begroting, Financiën, Tewerkstelling, Vorming en Sport, A. ANTOINE Voor de Franse Gemeenschap : De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van het Hoger onderwijs, J.-Cl. MARCOURT De Minister van het Verplicht Onderwijs en van het Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-M. SCHYNS Voor de Franse Gemeenschapscommissie : De Minister-President, Ch. DOULKERIDIS De Minister van Vorming van de Middenstand, Mevr. C. FREMAULT De Minister van Beroepsvorming, R. MADRANE