gepubliceerd op 29 januari 2003
Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds
13 DECEMBER 2002. - Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° trekkingsrecht : het recht van een stad of de Vlaamse Gemeenschapscommissie, afgekort VGC, op een aandeel in het bedrag van het jaarlijkse vastleggingskrediet van het Stedenfonds, zoals vastgesteld in de bepalingen van dit decreet;2° vastleggingskrediet : het vastleggingskrediet dat jaarlijks in de begroting wordt ingeschreven en dat het bedrag bepaalt dat jaarlijks in de vorm van trekkingsrechten wordt toegekend aan de steden en de VGC;3° beleidsovereenkomst : een overeenkomst tussen de Vlaamse regering en de stad of de Vlaamse regering en de VGC waarin wederzijds afspraken voor de periode van de beleidsovereenkomst worden vastgelegd;4° lokale actoren : rechtspersonen, instellingen, diensten, organisaties en/of groeperingen die op lokaal vlak bijdragen tot de realisatie van de doelstellingen van het Stedenfonds.
Art. 3.§ 1. Er wordt een Stedenfonds ingesteld dat de opdracht heeft om steden en de VGC te ondersteunen bij het voeren van een duurzaam stedenbeleid waarbij stedelijkheid in al zijn dimensies aan bod kan komen. § 2. De Vlaamse regering voert een stedenbeleid dat erop gericht is de stadsvlucht te stoppen en het democratisch draagvlak in de steden te verhogen. Ze voert dit beleid om, in samenwerking met de steden en de VGC, volgende doelstellingen te bereiken : 1° een verhoging van de leefbaarheid van de steden, zowel op stadsniveau als op wijkniveau;2° het tegengaan van dualisering;3° het verhogen van de kwaliteit van het bestuur.
Art. 4.Het Stedenfonds richt zich op de grootsteden Antwerpen en Gent, de centrumsteden Aalst, Brugge, Hasselt, Genk, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout en de VGC, die optreedt als bevoegde instelling voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Art. 5.§ 1. Jaarlijks wordt voor het Stedenfonds in programma 53.2 van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap een vastleggingskrediet ingeschreven, waarvan liet bedrag minstens gelijk is aan het vastleggingskrediet van het vorige jaar, aangepast met het in § 3 bepaalde evolutiepercentage. Bij de vastlegging van dat bedrag wordt geen rekening gehouden met de verhoging, bedoeld in artikel 8, § 5. § 2. Het vastleggingskrediet 2003 bestaat uit het gedeelte boven de waarborg van het Sociaal Impulsfonds 2002, afgekort SIF, aangepast met het in § 3 bepaalde evolutiepercentage. § 3. Het evolutiepercentage is de procentuele verhouding, berekend tot op een honderdste van de eenheid, tussen het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand maart van het jaar dat aan het jaar van de verdeling voorafgaat, en het indexcijfer van de maand maart van het jaar daarvoor, zoals die werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad , vermeerderd met de geraamde reële groei van het bruto nationaal inkomen van het begrotingsjaar in kwestie, zoals voorzien in de economische begroting bedoeld in artikel 108, g ), van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en andere bepalingen. § 4. Het berekende vastleggingskrediet wordt afgerond op het hogere duizendtal. HOOFDSTUK II. - Vaststelling en verdeling van trekkingsrechten Afdeling I. - Voorafname
Art. 6.§ 1. Van het vastleggingskrediet wordt jaarlijks tien procent voorafgenomen als trekkingsrecht voor de VGC.
Art. 7.Van het vastleggingskrediet, verminderd met de voorafname voor de VGC, wordt jaarlijks een bedrag van 700.000 euro vooraf genomen voor vorming, sensibilisering en communicatie. Die voorafname wordt ingeschreven in het programma 53.2 op basisallocatie 12.05 (libellé Communicatie stedenbeleid). Afdeling II. - Vaststelling en verdeling van de trekkingsrechten van
de steden
Art. 8.§ 1. Voor het bepalen van de trekkingsrechten wordt een onderscheid gemaakt tussen Antwerpen en Gent en de centrumsteden. Van het vastleggingskrediet, verminderd met de in artikelen 6 en 7 bedoelde voorafnames, wordt drie vierde gereserveerd voor Antwerpen en Gent. De resterende middelen zijn bestemd voor de centrumsteden. De middelen worden proportioneel verdeeld op basis van het bevolkingsaantal. De verdeling wordt jaarlijks geactualiseerd. Op eenvoudig verzoek worden de steden en de VGC in kennis gesteld van de wijze waarop hun trekkingsrecht is berekend. § 2. De verdeling gebeurt op basis van de recentste bevolkingsgegevens van het Nationaal Instituut voor de Statistiek. § 3. De Vlaamse regering stelt jaarlijks het trekkingsrecht vast. § 4. De trekkingsrechten, berekend met de toepassing van dit decreet, worden afgerond tot op de euro. § 5. De trekkingsrechten die overeenkomstig de bepalingen van artikel 19, § 1, geheel of gedeeltelijk verloren gaan voor een stad of de VGC, worden verdeeld over de andere steden, zoals vermeld in artikel 8, § 1. § 6. Als een vergissing werd gemaakt bij de verdeling van de trekkingsrechten, kan de Vlaamse regering deze verdeling herzien. Ze bepaalt de voorwaarden van deze regularisatie. Afdeling III. - Gewaarborgd trekkingsrecht
Art. 9.§ 1. De toepassing van dit decreet mag er niet toe leiden dat een stad minder ontvangt dan het gedeelte boven het gewaarborgde aandeel uit het Sociaal Impulsfonds 2002.
Deze waarborg geldt niet voor steden of de VGC die ingevolge artikel 19 geheel of gedeeltelijk hun trekkingsrecht verliezen. § 2. De berekende aandelen van de steden die lager liggen dan de hierboven gewaarborgde ontvangst, worden verhoogd door afneming van de daarvoor noodzakelijke bedragen op de aandelen van de steden die hoger liggen dan de gewaarborgde ontvangst. De afneming gebeurt in verhouding tot de bedragen waarmee de aandelen van die steden de gewaarborgde ontvangst overstijgen. HOOFDSTUK III. - Besteding van de trekkingsrechten Afdeling I. - Algemene voorwaarden
Art. 10.Het trekkingsrecht moet worden gebruikt om de doelstellingen, vermeld in artikel 3, § 2, te realiseren. De VGC gebruikt haar trekkingsrecht om een duurzaam stedenbeleid op het vlak van gemeenschapsmateries vorm te geven.
Art. 11.Het trekkingsrecht kan pas worden toegekend nadat een beleidsovereenkomst als bedoeld in artikel 12 is opgesteld en is goedgekeurd door de gemeenteraad en de Vlaamse regering of door de Vlaamse regering en de VGC. Afdeling II. - De beleidsovereenkomst
Art. 12.§ 1. Tussen de stad of de VGC en de Vlaamse regering wordt een beleidsovereenkomst gesloten, die minstens de volgende elementen bevat : 1° de strategische en operationele doelstellingen waaraan de stad of de VGC gedurende de periode van de beleidsovereenkomst wil werken;2° de beoogde maatschappelijke effecten op strategisch niveau en de prestaties op operationeel niveau en de wijze waarop die gemeten worden;3° de toewijzing van de middelen aan de geformuleerde operationele doelstellingen;4° de verantwoordelijkheden en engagementen van de stad of de VGC en de Vlaamse regering; 5° de wijze waarop de stad het O.C.M.W. bij de voorbereiding, de uitvoering en de voortgangscontrole zal betrekken; 6° de wijze waarop de bevolking en de lokale actoren bij de voorbereiding, de uitvoering en de opvolging betrokken worden;7° de wijze van begeleiding, monitoring en evaluatie. § 2. De beleidsovereenkomst wordt achtereenvolgens goedgekeurd door de gemeenteraad en de Vlaamse regering of door de VGC en de Vlaamse regering. Steden dienen het advies van het O.C.M.W . in te winnen. § 3. De eerste beleidsovereenkomst loopt tot 31 december 2007 en de daaropvolgende overeenkomsten hebben betrekking op een periode van zes jaar. § 4. Bij de goedkeuring van de beleidsovereenkomst verleent de Vlaamse regering een subsidiebelofte die gelijk is aan het bedrag van de gecumuleerde trekkingsrechten die de stad of de VGC krijgt toegekend voor de periode van de beleidsovereenkomst. § 5. Elke bijsturing van de beleidsovereenkomst die een wijziging betreft van de strategische doelstellingen of van de nagestreefde maatschappelijke effecten, wordt ter goedkeuring aan de Vlaamse regering voorgelegd. Wijzigingen aan de operationele doelstellingen worden aan de minister, bevoegd voor het Stedenbeleid, ter goedkeuring voorgelegd. Steden en de VGC dienen voorstellen tot wijziging in bij de minister, bevoegd voor het Stedenbeleid. § 6. In uitvoering van artikel 12, § 1, 3°, worden middelen die een stad en de VGC wensen te reserveren, vastgelegd in een bijzonder reservefonds Stedenbeleid.
Art. 13.De Vlaamse regering bepaalt het model van de beleidsovereenkomst en de wijze waarop de beleidsovereenkomst wordt voorbereid. HOOFDSTUK IV. - Uitbetaling van de trekkingsrechten
Art. 14.De Vlaamse regering betaalt, voor het einde van het tweede kwartaal, het jaarlijkse trekkingsrecht, waarvoor ze haar toestemming tot gebruik ter uitvoering van de beleidsovereenkomst heeft verleend, aan de stad of de VGC.
Art. 15.De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels inzake de regeling voor de uitbetaling van de trekkingsrechten.
Art. 16.Een eventueel negatief saldo of een ambtshalve afname ten gevolge van een vergissing, kan pas van de rekening van de stad en de VGC afgenomen worden na het verstrijken van een termijn van dertig dagen, nadat het besluit ter kennis van de stad of de VGC is gebracht.
Art. 17.In het derde en het vijfde jaar van de vijfjarige beleidsovereenkomst en in het derde en het zesde jaar van de daaropvolgende zesjarige beleidsovereenkomsten legt de stad een voortgangsrapport ter goedkeuring voor aan de gemeenteraad. Het voortgangsrapport voor de VGC wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van de VGC. Het voortgangsrapport houdt een evaluatie in van de beleidsovereenkomst en wordt overgemaakt aan de minister, bevoegd voor het Stedenbeleid.
Art. 18.De Vlaamse regering bepaalt vorm en inhoud van het voortgangsrapport.
Art. 19.§ 1. De stad of de VGC die de in de beleidsovereenkomst afgesproken prestaties niet levert, kan haar trekkingsrechten die voor de uitvoering van de beleidsovereenkomst werden vastgelegd geheel of gedeeltelijk verliezen. De afname gebeurt op het trekkingsrecht van het daarop volgende jaar. § 2. De Vlaamse regering legt de regels vast van de wijze waarop de controle, het toezicht en de sanctionering zullen gebeuren.
Art. 20.Onverminderd de regels bepaald in de artikelen 41 en 50 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, worden vrijgesteld van het voorafgaand visum van het Rekenhof, de tegemoetkomingen toegekend aan de lokale besturen voor uitgaven in het kader van het Stedenfonds onder basisallocatie 43.01, programma 53.20.
Het Rekenhof kan ter plaatse een controle a posteriori verrichten met betrekking tot de toepassing van het decreet. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen
Art. 21.Een stad of de VGC kan haar niet-vastgelegde trekkingsrechten op de Vlaamse begroting van het SIF 2002 overdragen naar haar aandeel in het Stedenfonds.
Art. 22.Trekkingsrechten van het SIF 2002, die door de stad of de VGC werden vastgelegd voor eind 2002, kunnen nog omgezet worden in reële betalingen tot uiterlijk 30 juni 2003. Voor investeringen kunnen betalingen gebeuren tot uiterlijk 31 december 2004.
Art. 23.Opgevraagde trekkingsrechten van het SIF die niet vastgelegd werden in de lokale begroting, vervallen.
Art. 24.Bij ontstentenis van een goedgekeurde beleidsovereenkomst in het kader van dit Stedenfonds, kunnen de acties van de SIF-beleidsovereenkomst 2000-2002 worden gecontinueerd tot uiterlijk 30 juni 2003 en met middelen van het Stedenfonds worden gefinancierd.
Art. 25.In afwijking van artikel 14 wordt het trekkingsrecht van het eerste jaar uiterlijk binnen twee maanden na de goedkeuring van de beleidsovereenkomst betaald.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 13 december 2002.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN _______ Nota (1) Zitting 2002-2003 : Stukken.- Ontwerp van decreet : 1367 - Nr. 1. - Verslag : 1367 - Nr. 2. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1367 - Nr.3.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 4 december 2002.