gepubliceerd op 23 juli 2013
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het loopbaan- en diversiteitsbeleid
7 JUNI 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het loopbaan- en diversiteitsbeleid
De Vlaamse Regering, Gelet op het
decreet van 8 mei 2002Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
08/05/2002
pub.
26/07/2002
numac
2002035892
bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
Decreet houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt
sluiten houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt, artikel 8, gewijzigd bij het decreet van 9 maart 2007;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/07/2007 pub. 09/08/2007 numac 2007036290 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit sluiten tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 4 juni 2013;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat zonder uitstel de dienstverlening op het vlak van het loopbaan- en diversiteitsbeleid moet worden gegarandeerd;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° aanvrager : de indiener van een aanvraag tot subsidiëring van een plan;2° administratie : het Departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie van Werk en Sociale Economie;3° arbeidshandicap : elk langdurig en belangrijk probleem van deelname aan het arbeidsleven dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren.Tot de categorie van personen met een indicatie van arbeidshandicap behoren : a) personen met een handicap, erkend door het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;b) personen die gewezen leerling zijn van het buitengewoon onderwijs en die hoogstens een getuigschrift of diploma behaald hebben in het buitengewoon onderwijs;c) personen die op basis van hun handicap in aanmerking komen voor een inkomensvervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming, verstrekt aan personen met een handicap op basis van de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten houdende tegemoetkomingen aan personen met een handicap;d) personen die in het bezit zijn van een afschrift van een definitief geworden gerechtelijke beslissing of van een attest van een bevoegde federale instelling waaruit een blijvende graad van arbeidsongeschiktheid blijkt;e) personen die recht geven op bijkomende kinderbijslag of personen die recht hebben op een verhoogde kinderbijslag voor hun kind of kinderen ten laste als ouder met een handicap;f) personen die een invaliditeitsuitkering ontvangen op basis van het koninklijk besluit van 3 juli 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 10/12/2007 numac 2007000977 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het eerste semester van het jaar 2007 type koninklijk besluit prom. 03/07/1996 pub. 19/12/2008 numac 2008001031 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;g) personen met een attest van arbeidshandicap van een door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding aangewezen dienst of arts;4° BNCTO : het Brussels Nederlandstalig Comité voor Tewerkstelling en Opleiding;5° ERSV : het erkend regionaal samenwerkingsverband, vermeld in hoofdstuk II van het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 25/08/2004 numac 2004036335 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités sluiten betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaaleconomische raden van de regio en de regionale sociaaleconomische overlegcomités;6° kansengroepen : leden van categorieën van personen van wie de werkzaamheidsgraad procentueel lager ligt dan het gemiddelde van de totale Vlaamse beroepsbevolking;7° kortgeschoolden : personen die ouder zijn dan 24 jaar en die aan een van de volgende voorwaarden voldoen : a) ze zijn geen houder van een diploma hoger secundair onderwijs;b) ze zijn enkel houder van een getuigschrift van een middenstandsopleiding;c) ze zijn houder van een niet-erkend buitenlands diploma;8° minder zichtbare kansengroepen : deze categorie omvat onder andere homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen en transgenders, hierna LGTB te noemen;mensen met hiv, mensen in armoede, ex-gedetineerden, laaggeletterden; 9° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid;10° ongekwalificeerd uitgestroomde jongeren : personen van 18 tot en met 24 jaar die ten hoogste een diploma van het lager secundair onderwijs hebben behaald;11° ouder wordende werknemers : de werknemers, bepaald in artikel 2, 2°, van het decreet van 8 mei 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2002 pub. 26/07/2002 numac 2002035892 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt sluiten houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt, en die ouder zijn dan vijftig jaar;12° persoon met allochtone achtergrond : persoon die tot een van de volgende categorieën behoort : a) personen met een sociaal-culturele herkomst van een ander land die legaal in België verblijven, die al dan niet Belg zijn geworden en die bovendien aan een van de volgende voorwaarden voldoen : 1° zij of hun ouders zijn in het kader van gastarbeid en volgmigratie naar België gekomen;2° ze hebben de status van ontvankelijk verklaarde asielzoeker of van vluchteling verkregen;3° ze hebben door regularisatie recht op verblijf in België verworven;b) personen die niet de nationaliteit bezitten van een van de Europese lidstaten, of van wie minstens een van de ouders of twee van de grootouders niet de nationaliteit van een van de Europese lidstaten bezitten;13° plan : het loopbaan- en diversiteitsplan, het clusterloopbaan- en diversiteitsplan, het instaploopbaan- en diversiteitsplan of het groeiloopbaan- en diversiteitsplan;14° RESOC : het Regionaal Sociaal-Economisch Overlegcomité, vermeld in artikel 18 van het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 25/08/2004 numac 2004036335 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités sluiten betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaaleconomische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités;15° SERR : de Sociaal-Economische Raad van de Regio, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 25/08/2004 numac 2004036335 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités sluiten betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaaleconomische raden van de regio en de regionale sociaaleconomische overlegcomités;16° structurele loopbaan- en diversiteitsprojecten : a) het project Jobkanaal, met als begunstigden VOKA, UNIZO, VERSO en VKW;b) het project Diversiteitsconsulenten bij de vakbonden, met als begunstigden ABVV, ACLVB en ACV;c) het project Work-Up, met als begunstigden het Forum van Etnisch-Culturele Minderheden en de federaties van allochtone verenigingen FZO, AIF, FMDO, IC, TUB, ACLI, UTV en FMV;d) het project Ondersteuning van gebruikersorganisaties op het vlak van het sociaal-economisch beleid, met als begunstigde GRIP vzw;17° verticale mobiliteit : de toegang tot de onderneming, de instelling of het lokale bestuur en de doorstroming of promotie daarbinnen. HOOFDSTUK 2. - Gemeenschappelijke bepalingen over het loopbaan- en diversiteitsplan, het clusterloopbaan- en diversiteitsplan, het instaploopbaan- en diversiteitsplan en het groeiloopbaan- en diversiteitsplan
Art. 2.§ 1. Binnen de jaarlijks goedgekeurde begrotingskredieten en volgens de voorwaarden, vermeld in dit besluit, wordt een subsidie toegekend voor een plan ter uitvoering van een loopbaan- en diversiteitsbeleid in organisaties. § 2. Ondernemingen, instellingen, arbeidsorganisaties uit de profitsector en uit de socialprofitsector en de lokale besturen kunnen een aanvraag tot subsidiëring van een plan indienen.
Elke vestiging, unit, onderneming binnen een groep en elke technische bedrijfseenheid van verbonden ondernemingen kan een aanvraag tot subsidiëring van een plan indienen, voor zover die vestiging, unit, onderneming of technische bedrijfseenheid beschikt over een Ondernemingsraad of een Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk.
Organisaties die in het kader van de structurele loopbaan- en diversiteitsprojecten een subsidie ontvangen, kunnen alleen een aanvraag indienen voor een niet-gesubsidieerd plan of een begeleiding zonder subsidie. § 3. De subsidie wordt toegekend met inachtneming van een evenwichtige verdeling tussen aanvragers uit de profit-sector en uit de socialprofitsector. § 4. Het gemeentebestuur en het O.C.M.W. van eenzelfde gemeente komen niet in aanmerking voor eenzelfde gesubsidieerde variant van een plan, behalve als het gaat om een centrum- of grootstad als vermeld in artikel 4 van het decreet van 13 december 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2003035124 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds sluiten tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds. § 5. Minstens twee derde van de plannen besteedt aandacht aan leeftijdsdiversiteit, met een bijzondere aandacht voor de instroom, re-integratie of retentie van ouder wordende werknemers of de ongekwalificeerd uitgestroomde jongeren.
Maximaal tien procent van de plannen bevat als centrale actie het inzetten van vernieuwende instrumenten en methodieken om een meer genderbewust personeels- en organisatiebeleid te ontwikkelen.
Minimaal vijf procent van de plannen ontwikkelt specifieke acties voor minder zichtbare kansengroepen, met een bijzondere aandacht voor mensen in armoede of ex-gedetineerden.
Art. 3.Elk plan omvat een of meer van de volgende maatregelen en acties : 1° het doorlichten en optimaliseren van het selectie- en wervingsbeleid;2° het doorlichten en optimaliseren van het onthaalbeleid;3° het organiseren van coaching en interne begeleiding voor nieuwe medewerkers, met specifieke aandacht voor kansengroepen;4° het organiseren of laten organiseren van taalopleidingen, taalstages of cursussen Nederlands op de werkvloer;5° het organiseren of laten organiseren van trainingen of opleidingen rond interculturele communicatie, het managen van verschillen of het tegengaan van alledaags racisme op de werkvloer;6° het organiseren of laten organiseren van aangepaste opleidingen, gericht op de horizontale of verticale mobiliteit of op de retentie van leden van de kansengroepen binnen de organisatie;7° de acties rond competentiemanagement en werkplekleren, met specifieke aandacht voor kansengroepen;8° de acties rond levenslang leren, loopbaandienstverlening en -ontwikkeling, met specifieke aandacht voor kansengroepen;9° acties rond leeftijdsbewust personeelsbeleid;10° het aanpassen of beter lerend maken van reguliere technische opleidingen aan de specifieke behoeften van een of meer kansengroepen;11° het verhogen van de basiscompetenties op het gebied van geletterdheid, met inbegrip van multimediale en digitale geletterdheid;12° het voorzien in redelijke aanpassingen voor de kansengroepen;13° het opzetten van nieuwe rekruteringskanalen, gekoppeld aan actieve wervingsinspanningen die gericht zijn op de kansengroepen;14° het voorzien in begeleide additionele stage- of werkervaringsplaatsen voor de kansengroepen;15° het functioneren als voorbeeldonderneming rond loopbaan- en diversiteitsbeleid binnen een regio of sector;16° het voorkomen of remediëren van pestgedrag op het werk;17° de specifieke acties, gericht op bijzonder kwetsbare categorieën binnen de kansengroepen, vooral op armen en ex-gedetineerden;18° de specifieke acties, gericht op minder zichtbare categorieën binnen de kansengroepen, vooral de LGTB-gemeenschap, of mensen met hiv;19° de acties rond loopbaanbegeleiding en -ontwikkeling, met inbegrip van het werken met persoonlijke ontwikkelingsplannen, met specifieke aandacht voor kansengroepen;20° de acties rond het verhogen van de werkbaarheid van jobs en/of het verhogen van het werkvermogen en de werklust van medewerkers, met specifieke aandacht voor kansengroepen;21° de acties met het oog op innovatie van de werk- en productieprocessen in de organisatie, met specifieke aandacht voor kansengroepen;22° het voorzien in een projectstructuur om het draagvlak te verbreden en het beleid op het gebied van diversiteit en evenredige arbeidsdeelname te volgen en te sturen, in samenhang met minstens een van de acties, vermeld in punt 1° tot en met 21° ;23° het werken aan de interculturalisering of de diversifiëring van de dienstverlening of het klantenbestand van de organisatie, in samenhang met minstens een van de acties, vermeld in punt 1° tot en met 21°, en met de actie, vermeld in punt 22° ;24° het werken aan acties met oog voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen, in het bijzonder de ontwikkeling van stakeholdermanagement en andere mensgerichte aspecten van het maatschappelijk verantwoord ondernemen, in samenhang met minstens een van de acties, vermeld in punt 1° tot en met 21° ; In het eerste lid, 6°, wordt verstaan onder verticale mobiliteit : de toegang tot de onderneming, de instelling of het lokale bestuur en de doorstroming of promotie daarbinnen.
In het eerste lid, 6°, wordt verstaan onder horizontale mobiliteit : de mogelijkheid om op basis van de nodige kwalificaties binnen elke afdeling van de onderneming, de instelling of het lokale bestuur te werken zonder geconfronteerd te worden met enige vorm van directe of indirecte discriminatie;
In het eerste lid, 24°, wordt verstaan onder maatschappelijk verantwoord ondernemen : het ondernemen waarbij men in een permanente dialoog met iedereen die invloed uitoefent op of ondervindt van de onderneming of stakeholders streeft naar een maximale toegevoegde waarde voor de onderneming, voor haar werknemers, voor de maatschappij en voor het milieu.
De maatregelen of acties, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 24°, kunnen door de administratie worden aangevuld met acties die nuttig zijn of nodig zijn om maatwerk mogelijk te maken en die betrekking hebben op : 1° competentieontwikkeling;2° duurzame diversiteit;3° verhogen van de werkbaarheid, het werkvermogen, en de werklust;4° organisatievernieuwing.
Art. 4.Elk plan besteedt aandacht aan een combinatie van de volgende drie punten : 1° het aangeven van streefcijfers voor instroom, doorstroom, retentie of opleiding van kansengroepen met het oog op het openen van deuren;2° het waarderen van veranderende verschillen met het oog op het openen van ogen;3° het verankeren van de resultaten van het plan met het oog op het openen van praktijken.
Art. 5.Elk plan omvat de door de organisatie zelf vastgelegde streefcijfers over personen uit kansengroepen die kunnen instromen, doorstromen of een opleiding volgen, of van wie de voortijdige uitstroom uit de organisatie kon worden voorkomen.
De prioritaire doelgroepen binnen elk plan zijn de personen met een allochtone achtergrond, de ouder wordende werknemers, de personen met een arbeidshandicap en de ongekwalificeerd uitgestroomde jongeren.
Met behoud van de toepassing van artikel 2, § 5, besteedt elk plan specifieke aandacht aan een of meer van de kansengroepen. Daarnaast kunnen ook steeds acties worden ontwikkeld voor andere kansengroepen zoals kortgeschoolden, ex-gedetineerden, armen, alsook acties voor gelijke kansen van vrouwen en mannen.
Art. 6.In organisaties met meer dan vijftig werknemers wordt elk plan begeleid door een interne werkgroep met minstens een vertegenwoordiger van : 1° de directie of het management;2° de directe leidinggevenden;3° de werknemersafgevaardigden. In organisaties met een ondernemingsraad is de interne werkgroep een werkgroep van de ondernemingsraad of neemt de ondernemingsraad de opdracht van de werkgroep over.
De interne werkgroep gaat van start tijdens de eerste maand van de looptijd van het plan. Elke rapportage aan de minister over de loopbaan- en diversiteitsplannen is vooraf door de interne werkgroep besproken.
Art. 7.§ 1. Om voor een subsidie in aanmerking te komen, moet de aanvrager, vermeld in artikel 2, § 2 : 1° het engagement aangaan om ook na de subsidieperiode het loopbaan- en diversiteitsbeleid voort te zetten door aan te geven welke structurele effecten het plan in kwestie beoogt en op welke wijze die zullen worden gerealiseerd;2° een plan voorleggen waarover de SERR van de regio in kwestie of het BNCTO advies heeft gegeven;3° in cofinanciering voorzien;4° nog geen subsidie ontvangen hebben voor een Beste Praktijk, een TRIVISI-leerproject of een Zilverpasplan, tenzij de aanvrager een aanvraag doet voor een groeiloopbaan- en diversiteitsplan. § 2. De aanvrager dient zijn aanvraag in bij de bevoegde SERR van de regio in kwestie of bij het BCTO als de aanvrager zijn zetel in Brussel heeft, of bij de administratie die in voorkomend geval de aanvraag aan de bevoegde SERR of aan het BNCTO bezorgt. De aanvrager gebruikt daarvoor het elektronische formulier dat hij bij de administratie kan verkrijgen.
De SERR of het BNCTO beoordeelt de aanvraag en bezorgt zijn advies aan de administratie binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag.
De administratie beoordeelt ook de aanvraag binnen dertig dagen na de ontvangst ervan. De minister beslist over de toekenning van de subsidie of delegeert deze bevoegdheid aan de leidend ambtenaar van de administratie. § 3. Aanvragers die onder het ambtsgebied van verschillende SERR's of het BNCTO en minstens een andere SERR ressorteren of aanvragers voor een clusterloopbaan- en diversiteitsplan als vermeld in artikel 10, § 2, waarvan de participanten onder het ambtsgebied van verschillende SERR's ressorteren, dienen een aanvraag in bij de administratie die daarover een advies uitbrengt.
De administratie legt het dossier ter advies voor aan het BNCTO of aan de SERR van de regio waar de zetel van de aanvrager of de aanvrager-promotor van het clusterloopbaan- en diversiteitsplan is gelegen. Dat advies wordt aan de administratie bezorgd binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag. De minister beslist over de toekenning van de subsidie. § 4. De minister kent de subsidie toe op basis van het inhoudelijk eindrapport, het financieel rapport, en het advies van de bevoegde SERR of van het BNCTO. Het eindrapport formuleert de impact van het afgeronde plan op de organisatie, de verder beoogde structurele effecten en de manier waarop die effecten zullen worden gerealiseerd.
De aanvrager bezorgt de dossierstukken, vermeld in het eerste lid, uiterlijk twee maanden na de afloop van de subsidieperiode aan de administratie. De aanvrager gebruikt daarvoor het elektronische formulier dat de administratie hem ter beschikking stelt. § 5. Loonkosten en werkingsmiddelen ter uitvoering van het actieplan komen in aanmerking voor financiering. Alleen de kosten die voortvloeien uit de voorbereiding en de uitvoering van de specifieke acties in het plan en die gemaakt zijn in de loop van de subsidieperiode komen voor subsidiëring in aanmerking.
De volgende acties of maatregelen komen niet voor een subsidie in aanmerking : 1° de inschakeling van kansengroepen in het productieproces.De subsidie kan niet als inschakelingspremie worden aangewend; 2° de aanschaf van algemene investeringsgoederen;3° de reguliere technische opleidingen die ieder personeelslid moet volgen om een bepaalde functie adequaat te kunnen uitoefenen. § 6. De aanvrager levert het bewijs van zijn gedane uitgaven. De subsidie kan niet gecumuleerd worden met andere toelagen voor dezelfde loonkosten en werkingsmiddelen. § 7. De aanvrager duidt in het eindrapport aan op welke wijze de werknemers via de geëigende overlegkanalen geïnformeerd en betrokken werden bij de opmaak en de uitvoering van het plan. § 8. De aanvrager brengt de administratie schriftelijk op de hoogte als hij de uitvoering van het plan vroegtijdig stopzet. De aanvrager kan op zijn vroegst twaalf maanden na die kennisgeving een nieuwe aanvraag voor eenzelfde variant van plan indienen bij de administratie.
Art. 8.De aanvrager kan kosteloos een beroep doen op de ondersteuning en de procesbegeleiding van een medewerker van het RESOC of de SERR uit de desbetreffende regio, voor zover hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 tot en met 6 en artikel 9, § 1 en § 2. HOOFDSTUK 3. - Aanvullende bepalingen voor het loopbaan- en diversiteitsplan
Art. 9.§ 1. Een loopbaan- en diversiteitsplan is het geheel van maatregelen en acties binnen het personeels- en organisatiebeleid van een bedrijf of organisatie vermeld in artikel 3, ter bevordering van de instroom, doorstroom, opleiding en retentie van medewerkers, met specifieke aandacht voor kansengroepen, via een planmatige en geïntegreerde aanpak.
Een loopbaan- en diversiteitsplan heeft tot doel de evenredige en volwaardige participatie van kansengroepen in alle afdelingen en functies van de organisatie te realiseren, zonder dat daarbij de relevante technisch-instrumentele functievereisten worden verlaagd. § 2. Het loopbaan- en diversiteitsplan dat een looptijd van minstens twaalf en maximaal vierentwintig maanden heeft, bevat : 1° de omschrijving van het probleem of de uitdaging;2° de beschrijving van de beoogde duurzame effecten;3° de aangepaste acties;4° de wijze van uitvoering, evaluatie en verankering van de gekozen acties. § 3. Elk loopbaan- en diversiteitsplan formuleert acties omtrent duurzame diversiteit. Daarnaast formuleert het ook acties op minimaal twee van de drie volgende domeinen : 1° competentieontwikkeling;2° verhoging van de werkbaarheid, het werkvermogen of de werklust;3° organisatievernieuwing. Als de organisatie kan aantonen dat ze duurzame resultaten of een sterk ontwikkeld beleid op een of meer van de domeinen, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, heeft gerealiseerd of ontwikkeld, volstaat het om alleen op die domeinen acties te ondernemen die nog onvoldoende resultaat opleveren of waarvoor nog geen uitgewerkt beleid is ontwikkeld. § 4. Met behoud van de toepassing van paragraaf 3 kan het loopbaan- en diversiteitsplan als de aanvraag voor 1 december 2013 wordt ingediend, alleen acties op het vlak van het domein duurzame diversiteit omvatten. In dat geval wordt het subsidiebedrag, vermeld in artikel 9, gehalveerd. § 5. Ieder loopbaan- en diversiteitsplan voorziet in de organisatie van een audit, met het oog op de continuering van het loopbaan- en diversiteitsbeleid na de afloop van de subsidieperiode.
Art. 10.De aanvrager heeft recht op een tegemoetkoming van twee derden van de gedane en na controle geaccepteerde uitgaven tot maximaal 10.000 euro.
Als de jaarlijks beschikbare middelen voor de subsidiëring van de loopbaan- en diversiteitsplannen dreigen te worden overschreden stelt de administratie een gemotiveerde rangorde op van de resterende aanvragen, waarbij rekening wordt gehouden met de inhoud van de aanvragen, de regionale spreiding en de andere varianten van plannen en projecten. De minister beslist welke plannen zullen worden goedgekeurd. HOOFDSTUK 4. - Aanvullende bepalingen voor het clusterloopbaan- en diversiteitsplan
Art. 11.§ 1. Een clusterloopbaan- en diversiteitsplan bestaat uit een groep van verschillende loopbaan- en diversiteitsplannen als vermeld in artikel 9, met een sterk gelijklopende inhoud en met een centrale aanvrager-promotor.
Het clusterloopbaan- en diversiteitsplan voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9. § 2. De volgende instanties kunnen een aanvraag voor een clusterloopbaan- en diversiteitsplan indienen : 1° de ondernemingen, vermeld in artikel 2, § 2;2° een sectorfonds;3° een ERSV, namens een RESOC of een SERR;4° de projecthouder van een structureel project. De aanvragers vermeldt in het eerste lid, 2° tot en met 4°, komen niet in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 11.
Naast de aanvrager-promotor kunnen de onderstaande organisaties in het clusterloopbaan- en diversiteitsplan participeren en voor de subsidie, vermeld in artikel 12, in aanmerking komen : 1° de ondernemingen, instellingen of lokale besturen, afkomstig uit dezelfde of aanverwante sector of regio;2° minstens twee afzonderlijke bedrijfseenheden of units van dezelfde onderneming of groep. § 3. De werkgroep, vermeld in artikel 6, met daarin minimaal een vertegenwoordiger van elke deelnemer in de cluster, begeleidt de opmaak van het clusterloopbaan- en diversiteitsplan. Participerende organisaties met een ondernemingsraad betrekken die raad bij de uitwerking, voortgangscontrole en uitvoering van het clusterloopbaan- en diversiteitsplan. § 4. Minstens een vertegenwoordiger van elke organisatie die in het cluster participeert, neemt deel aan de audit, vermeld in artikel 9, § 5.
Art. 12.§ 1. De aanvrager-promotor heeft recht op een tegemoetkoming van twee derden van de gedane en na controle geaccepteerde uitgaven van alle deelnemers, vermeld in artikel 11, § 2, eerste lid, 1° tot en met 4°, met een maximumbedrag van 3.000 euro per deelnemer.
De aanvrager-promotor is belast met de verdeling van de subsidie over de deelnemers in het cluster, op basis van hun reëel gemaakte kosten.
Met behoud van de toepassing van artikel 7, § 5, formuleert het eindrapport op welke wijze de opgedane kennis en ervaringen verder in de sector of de regio in kwestie worden bekendgemaakt en verspreid. § 2. Als de jaarlijks beschikbare middelen voor de subsidiëring van de loopbaan- en diversiteitsplannen dreigen te worden overschreden, stelt de administratie een gemotiveerde rangorde op van de resterende aanvragen, waarbij ze rekening houdt met de inhoud van de aanvragen, de regionale spreiding, en de andere varianten van plannen en projecten. De minister beslist welke plannen zullen worden goedgekeurd. HOOFDSTUK 5. - Aanvullende bepalingen voor het instaploopbaan- en diversiteitsplan
Art. 13.Een instaploopbaan- en diversiteitsplan bestaat uit een of meer maatregelen en acties als vermeld in artikel 3, waarmee een organisatie een opstap wil maken naar een geïntegreerd strategisch personeels- en organisatiebeleid dat verschillen waardeert en kansen biedt aan personen uit de kansengroepen, en waaraan een welomschreven engagement voor een vervolg op de instapacties wordt gekoppeld.
Het instaploopbaan- en diversiteitsplan formuleert een of meer acties op minimaal het domein van duurzame diversiteit, op voorwaarde dat de organisatie het engagement aangaat om na de succesvolle afloop van het plan verder te werken naar een uitbreiding op het vlak van de volgende domeinen : 1° competentieontwikkeling;2° verhogen van de werkbaarheid, het werkvermogen, of de werklust;3° organisatievernieuwing. Een instaploopbaan- en diversiteitsplan heeft een looptijd van minimaal zes en maximaal twaalf maanden.
Art. 14.De aanvrager heeft recht op een tegemoetkoming die de helft bedraagt van de gedane en na controle geaccepteerde uitgaven voor het instaploopbaan- en diversiteitsplan, voor een bedrag van maximaal 2.500 euro.
Als de jaarlijks beschikbare middelen voor de subsidiëring van de instaploopbaan- en diversiteitsplannen dreigen te worden overschreden, stelt de administratie een gemotiveerde rangorde op van de resterende aanvragen waarbij ze rekening houdt met de inhoud van de aanvragen, de regionale spreiding en de andere varianten van plannen en projecten.
De minister beslist welke plannen zullen worden goedgekeurd. HOOFDSTUK 6. - Aanvullende bepalingen voor het groeiloopbaan- en diversiteitsplan
Art. 15.Een groeiloopbaan- en diversiteitsplan bestaat uit acties als vermeld in artikel 3, waarmee een organisatie na de succesvolle afronding van een loopbaan- en diversiteitsplan of een clusterloopbaan- en diversiteitsplan, haar loopbaan- en diversiteitsbeleid verder wil verdiepen, verbreden of verankeren, en daarbij het welomschreven engagement aangaat voor duurzame interne verankering.
Een groeiloopbaan- en diversiteitsplan voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 9.
Een groeiloopbaan- en diversiteitsplan heeft een looptijd van minimaal zes maanden en maximaal twaalf maanden.
De organisatie met een groeiloopbaan- en diversiteitsplan maakt haar ervaringen bekend en fungeert als voorbeeldonderneming binnen een regio of sector.
Art. 16.§ 1. De aanvrager heeft recht op een tegemoetkoming die de helft bedraagt van de gedane uitgaven voor het groeiloopbaan- en diversiteitsplan, voor een bedrag van maximaal 2.500 euro.
Als de jaarlijks beschikbare middelen voor de subsidiëring van de groeiloopbaan- en diversiteitsplannen dreigen te worden overschreden, stelt de administratie een gemotiveerde rangorde op van de resterende aanvragen waarbij ze rekening houdt met de inhoud van de aanvragen, de regionale spreiding en de andere varianten van plannen en projecten.
De minister beslist welke plannen zullen worden goedgekeurd. § 2. De aanvrager van een groeiloopbaan- en diversiteitsplan kan voordien een subsidie hebben ontvangen voor een positieve-actieplan allochtonen, een actieplan evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, een diversiteitsplan, een TRIVISI-leerproject of een Zilverpasplan.
In afwijking van artikel 7, § 1, 4°, kunnen organisaties die uiterlijk per 31 december 2012 een groeidiversiteitsplan hebben afgerond of een diversiteitsplan oude stijl of een beste praktijk in 2006 hebben afgerond, ten vroegste twee jaar na de einddatum daarvan eenmalig een bijkomende aanvraag indienen voor een loopbaan- en diversiteitsplan of participeren in een clusterloopbaan- en diversiteitsplan, om de stap te kunnen zetten naar de verankering van een meer geïntegreerd, strategisch personeels- en organisatiebeleid. Dit impliceert dat in de aanvraag acties worden voorzien op minstens drie van de vier domeinen competentieontwikkeling, duurzame diversiteit, verhogen van de werkbaarheid/werkvermogen/werkgoesting en organisatievernieuwing. HOOFDSTUK 7. - Ondersteuning bij het opstarten en uitvoeren van een loopbaan- en diversiteitsproject
Art. 17.§ 1. Loopbaan- en diversiteitsprojecten ondersteunen structurele projecten, plannen en acties in de ondernemingen, instellingen, lokale besturen en sectoren.
Loopbaan- en diversiteitsprojecten voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° ze hebben een experimenteel of innoverend karakter;2° ze spelen snel in op gesignaleerde behoeften;3° de componenten omvatten steeds methodiekontwikkeling of -verfijning of ervaringsuitwisseling;4° ze worden ontwikkeld met het oog op disseminatie en overdracht van de resultaten. § 2. Elk loopbaan- en diversiteitsproject wordt uitgevoerd binnen een samenwerkingsverband tussen ondernemingen en instellingen, sociale partners, intermediaire organisaties, lokale besturen of vertegenwoordigers van de georganiseerde kansengroepen.
Loopbaan- en diversiteitsprojecten rond regionale ervaringsuitwisseling als vermeld in paragraaf 4, 6°, kunnen alleen worden goedgekeurd als duidelijk is aangegeven op welke wijze en met welke regionale partners van de structurele projecten zal worden samengewerkt. § 3. Loopbaan- en diversiteitsprojecten hebben een looptijd van minimaal zes en maximaal vierentwintig maanden. Ze starten uiterlijk op 1 december van het kalenderjaar van de aanvraag. § 4. De volgende actieterreinen waarrond diversiteitsprojecten kunnen worden ontwikkeld, zijn prioritaire actieterreinen : 1° het leveren van een bijdrage aan de integratie, de verdere ontwikkeling en het actueel houden van de toolboxen die ingezet worden voor de ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd, strategisch personeels- en organisatiebeleid;2° de ontwikkeling van trainings- en vormingsmateriaal dat het gebruik van de toolboxen, vermeld in punt, 1°, ondersteunt;3° de verdere methodiekontwikkeling, en -verfijning, of het uittesten ervan met betrekking tot instrumenten ter verhoging van de werkbaarheid, het werkvermogen of de werklust en van de organisatie-innovatie;4° de verdere methodiekontwikkeling, en -verfijning, of het uittesten ervan met betrekking tot instrumenten op de domeinen duurzame diversiteit en competentieontwikkeling;5° het ontwikkelen van instrumenten voor het bestrijden van arbeidsgerelateerde discriminatie;6° de regionale ervaringsuitwisseling en sensibilisatie tussen en met ondernemingen, lokale besturen, kansengroepen en veldwerkers rond geïntegreerd, strategisch personeels- en organisatiebeleid;7° de acties voor minder zichtbare categorieën binnen de kansengroepen, zoals mensen in armoede, ex-gedetineerden, uit de LGTB-gemeenschap of mensen met hiv. De minister kan de punten 1° tot en met 7° uitbreiden. § 5. Een loopbaan- en diversiteitsproject bevat steeds een disseminatiestrategie. Het project beschrijft op welke wijze de producten of ervaringen in ruime kring worden bekendgemaakt en welke inspanningen zullen worden geleverd om ze elders toepasbaar te maken, waaronder : 1° regionale of sectorale studiedagen of colloquia;2° publicaties via pers, brochures, handleidingen of rapporten;3° vormings- of trainingsmateriaal.
Art. 18.§ 1. Binnen de jaarlijkse begroting en volgens de voorwaarden, vermeld in dit besluit, wordt een subsidie toegekend voor de diversiteitsprojecten, vermeld in artikel 16, ter uitvoering van het loopbaan- en diversiteitsbeleid in organisaties. § 2. De aanvrager-promotor dient zijn aanvraag in bij de administratie via een door de administratie ter beschikking gesteld elektronisch formulier.
De administratie onderzoekt de aanvraag op het vlak van ontvankelijkheid, afstemming, overdraagbaarheid, inhoudelijke relevantie, effectiviteit en efficiëntie, en stelt een advies op. De minister beslist over de toekenning van de subsidie. § 3. De subsidie bedraagt maximaal 2.500 euro voor projecten op het vlak van ervaringsuitwisseling en sensibilisatie als vermeld in artikel 17, § 4, 6°.
De maximale subsidie voor de overige loopbaan- en diversiteitsprojecten wordt bepaald op basis van de beschikbare middelen en de geconstateerde behoeften, met een subsidie van maximaal 20.000 euro per project. Als van dit bedrag in het projectvoorstel met meer dan de helft naar boven wordt afgeweken, wordt de Inspectie van Financiën op de hoogte gebracht. De Inspectie van Financiën kan reageren op het projectvoorstel binnen een opschortende periode van twaalf werkdagen waarna de minister beslist over de toekenning van de subsidie. HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 19.De sociaalrechtelijke inspecteurs van de afdeling Inspectie van het Departement Werk en Sociale Economie zijn gerechtigd om ter plaatse controle uit te oefenen op de aanwending van de toegekende subsidies en op de naleving van de bepalingen van dit besluit.
Art. 20.De middelen voor de inzet van de aan de structurele projecten verbonden consulenten en van de projectontwikkelaars Leeftijd en Werk worden jaarlijks geïndexeerd.
Art. 21.Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/07/2007 pub. 09/08/2007 numac 2007036290 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit sluiten tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 en 15 mei 2009, wordt opgeheven.
Art. 22.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 17/05/2013 pub. 11/07/2013 numac 2013035615 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de loopbaanbegeleiding type besluit van de vlaamse regering prom. 17/05/2013 pub. 05/07/2013 numac 2013203665 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regeling van de rechtspositie van het personeel van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde sluiten betreffende de loopbaanbegeleiding wordt punt 2° vervangen door wat volgt : « 2° kansengroepen : de personen van vijftig jaar en ouder, allochtonen, personen met een arbeidshandicap, kortgeschoolden, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het loopbaan- en diversiteitsbeleid; ».
Art. 23.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2013.
Art. 24.De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 7 juni 2013.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Ph. MUYTERS