gepubliceerd op 24 augustus 2022
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen
1 APRIL 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen
DE VLAAMSE MINISTER VAN JUSTITIE EN HANDHAVING, OMGEVING, ENERGIE EN TOERISME VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING Algemene toelichting BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen Titel III van het VLAREM (
besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014Relevante gevonden documenten
type
besluit van de vlaamse regering
prom.
16/05/2014
pub.
27/10/2014
numac
2014036539
bron
vlaamse overheid
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013
type
besluit van de vlaamse regering
prom.
16/05/2014
pub.
24/09/2014
numac
2014036521
bron
vlaamse overheid
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu, wat betreft een aanpassing aan de evolutie van de techniek en aan de CLP-verordening
type
besluit van de vlaamse regering
prom.
16/05/2014
pub.
17/09/2014
numac
2014035880
bron
vlaamse overheid
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorwaarden voor erkenning en attest van toezicht en het kwaliteitsbeleid voor buitenschoolse gezinsopvang en groepsopvang
sluiten houdende bijkomende algemene en sectorale milieuvoorwaarden voor GPBV-installaties) bevat de algemene en sectorale voorwaarden die enkel van toepassing zijn voor GPBV-installaties (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging).
Met dit wijzigingsbesluit worden aan titel II en III van het VLAREM de bijkomende sectorale milieuvoorwaarden toegevoegd voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Deze toevoeging komt er naar aanleiding van de BBT-conclusies die op 9 december 2020 gepubliceerd werden in het Europees publicatieblad. Deze BBT-conclusies hebben een bindend karakter en vormen de referentie voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden. De BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen dienen nu geïmplementeerd te worden in titel III van het VLAREM. Overeenkomstig artikel 5.4.6/1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM), gebeurt de omzetting van BBT-conclusies in eerste instantie door middel van algemene en sectorale milieuvoorwaarden.
Er werd voor geopteerd om zoveel mogelijk van de BBT's uit de BBT-conclusies in te voegen in titel III van het VLAREM. In de praktijk komt dit neer op de opname van bijna alle BBT's uit de BBT-conclusies in titel III van het VLAREM. Conform de bepalingen van afdeling 1.4.1 van titel II van het VLAREM worden alle BBT's uit de BBT-conclusies, met bijzondere aandacht voor de BBT's uit de BBT-conclusies die niet worden opgenomen in titel III van het VLAREM, geëvalueerd bij de algemene evaluatie. Deze evaluaties kunnen aanleiding geven tot het bijstellen van de milieuvoorwaarden.
Concrete omzetting van de BBT-conclusies Overeenkomstig artikel 5.4.3, § 2 van het DABM, moet er bij de omzetting van BBT-conclusies in titel III van het VLAREM rekening worden gehouden met: 1° de geldende milieukwaliteitsnormen, met inbegrip van de bijzondere milieukwaliteitsnormen;2° de bestaande toestand van het milieu en van de gezondheid van de mens, voor zover die gezondheid wordt beïnvloed door de toestand van het milieu, telkens voor zover de betrokken inrichtingen en activiteiten hier risico's of hinder voor kunnen veroorzaken;3° de ligging van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten in of nabij gebieden die een bijzondere bescherming behoeven of hindergevoelige objecten;4° het feit dat de hinder en de risico's afkomstig van de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten moeten worden beperkt tot een aanvaardbaar niveau. Er worden geen technieken weergegeven indien de betreffende BBT een milieuprestatieniveau (bijvoorbeeld een emissiegrenswaarde of een milieuprestatieniveau voor energieverbruik of waterverbruik) voorschrijft. Op die manier worden geen technieken opgelegd en is de exploitant in principe vrij om te kiezen hoe dat milieuprestatieniveau wordt behaald.
Er wordt naar gestreefd dat doelvoorschriften primeren op middelvoorschriften.
Daarnaast worden indicatieve milieuprestatieniveau's opgenomen voor hoeveelheid van de locatie verwijderd afval. Vanwege hun indicatief karakter zijn deze opgenomen als richtwaarden in titel III van het VLAREM. Bij de omzetting van de BBT-conclusies in titel III van het VLAREM moet rekening worden gehouden met artikel 18 van de Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging), waarbij er wordt bepaald dat er extra voorwaarden moeten worden gesteld indien met het oog op een milieukwaliteitsnorm strengere voorwaarden moeten gelden dan die welke door toepassing van de beste beschikbare technieken haalbaar zijn.
Mogelijkheid van een andere beste beschikbare techniek De exploitant heeft via artikel 1.7 van titel III van het VLAREM wel steeds de mogelijkheid om een andere beste beschikbare techniek toe te passen om het beoogde van de betreffende BBT te kunnen halen. Wanneer de exploitant verplicht wordt om één of meerdere (of een combinatie van) technieken toe te passen wordt er rechtstreeks naar de BBT-conclusies verwezen waar alle technieken staan opgesomd. De verschillende BBT-conclusies kunnen onder andere geraadpleegd worden op de websites van het Europese IPPC Bureau (http://eippcb.jrc.ec.europa.eu/reference/) en het BBT-kenniscentrum (http://emis.vito.be/bbt-conclusies).
Plan-m.e.r-richtlijn 2001/42 Het Hof van Justitie heeft bij arrest van 25 juni 2020 in de zaak C-24/19 de plan-m.e.r.-plicht voor sectorale voorwaarden voor windturbines beoordeeld. Het Hof heeft daarbij de volgende zaken in overweging genomen. Artikel 3 van de plan-m.e.r.-richtlijn 2001/42 stelt de verplichting om een bepaald plan of programma te onderwerpen aan een milieubeoordeling afhankelijk van de voorwaarde dat het plan of programma aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Meer in het bijzonder moet krachtens artikel 3, lid 2, onder a), van deze richtlijn een systematische milieubeoordeling worden verricht voor de plannen en programma's die voorbereid worden met betrekking tot bepaalde sectoren en die het kader vormen voor de toekenning van toekomstige vergunningen voor de projecten die worden genoemd in de bijlagen I en II bij de project-m.e.r.-richtlijn. Wat de vraag betreft of deze handelingen het kader vormen voor de toekenning van toekomstige vergunningen voor projecten, zij eraan herinnerd dat het begrip "plannen en programma's" betrekking heeft op elke handeling die, door vaststelling van op de betrokken sector toepasselijke regels en controleprocedures, een groot pakket criteria en modaliteiten vaststelt voor de goedkeuring en de uitvoering van één of meerdere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
Deze uitlegging is erop gericht te waarborgen dat voorschriften die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben, aan een milieubeoordeling worden onderworpen.
Met dit besluit worden op Europees niveau vastgelegde BBT-conclusies opgenomen in de Vlaamse regelgeving. In overweging 13 van de Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake Industriële Emissies (afgekort RIE) worden de bedoeling en de wijze van vaststelling van BBT-conclusies toegelicht: "Teneinde de "beste beschikbare technieken" te bepalen en ongelijkheid in de Unie inzake emissieniveaus van industriële activiteiten te beperken, dienen referentiedocumenten voor beste beschikbare technieken, hierna "BBT-referentiedocumenten" genoemd, te worden opgesteld, geëvalueerd en, waar nodig, bijgewerkt door de uitwisseling van informatie met de belanghebbende partijen, en dienen de belangrijkste bestanddelen van de BBT-referentiedocumenten (hierna "BBT-conclusies" genoemd), via de comitéprocedure te worden vastgesteld. In dit verband dient de Commissie, via de comitéprocedure, richtsnoeren vast te leggen voor het verzamelen van gegevens, het opstellen van BBT-referentiedocumenten en het waarborgen van de kwaliteit ervan. De BBT-conclusies dienen het ijkpunt te vormen voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden. Zij kunnen worden aangevuld met informatie uit andere bronnen. De Commissie moet ernaar streven de BBT-referentiedocumenten uiterlijk acht jaar na de publicatie van de vorige versie te hebben bijgewerkt." De BBT-conclusies worden opgesteld én vastgesteld op Europees niveau door de Europese Commissie via de comitéprocedure (artikel 13 RIE). Bij deze procedure worden zowel de lidstaten, de betrokken bedrijfstakken als niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor milieubescherming betrokken. Voor het bepalen van BBT en BBT-GEN (met BBT-geassocieerde emissieniveaus) worden specifieke (technische) informatie en milieueffecten eigen aan de lidstaten meegenomen in het Sevilla-proces. Door middel van Split views kunnen lidstaten ook in de eindfase van het Sevilla-proces kenbaar maken dat bepaalde informatie en milieueffecten meer aandacht verdienen.
De RIE moet vervolgens uitwerking vinden op projectniveau. De lidstaten hebben een verplichting om de nodige maatregelen te treffen opdat de betreffende installaties overeenkomstig deze BBT worden geëxploiteerd (artikel 11, b) RIE). De BBT-conclusies vormen daarbij de referentie voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden (artikel 14, lid 3 RIE). Voor bestaande installaties dienen de lidstaten binnen een termijn van vier jaar na de vaststelling van de betreffende BBT-conclusies de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de vergunningsvoorwaarden van de betreffende industriële installaties worden getoetst en desgevallend worden bijgesteld om aan de toepasselijke BBT-conclusie te voldoen (artikel 21 RIE).
Het is aldus de bedoeling van de RIE dat op Europees niveau BBT-conclusies opgesteld worden die voor alle betrokken installaties het ijkpunt vormen voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden, waarmee de Europese regelgever ongelijkheid in de Unie inzake emissieniveaus van industriële activiteiten wil beperken. Het is niet de bedoeling dat de lidstaten op planniveau voor de installaties op hun grondgebied een ander ijkpunt invoeren. Omzettingsregelgeving kan enkel de bedoeling hebben de Europees vastgestelde BBT-conclusies op te nemen in de regelgeving van de lidstaten. Het invoeren van eigen ijkpunten door de lidstaten zou de beoogde doelstelling van het beperken van ongelijkheid in de Unie inzake emissieniveaus van industriële activiteiten ondermijnen.
In uitvoering van artikel 5.4.6/1 Decreet algemene bepalingen milieubeleid (DABM) worden in de Vlaamse regelgeving nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies waar mogelijk en bij voorrang omgezet door middel van algemene of sectorale milieuvoorwaarden of andere sectorale regelgeving. Het kan daarbij niet de bedoeling zijn om het vaststellingsproces op Europees niveau over te doen in de Vlaamse context. De omzetting betreft geen opstelling en vaststelling van een eigen plan van de Vlaamse Regering maar een omzetting van de Europees vastgestelde BBT-conclusies. Het betreft louter het omzetten van de Europese verplichtingen in het interne recht teneinde deze in de Vlaamse situatie rechtstreeks te kunnen toepassen in een concreet geval. De omzetting van de BBT-conclusies in intern recht en de opname van de bovengrens van BBT-GEN's in een algemeen bindend voorschrift zoals titel II of III van het Vlarem getuigt dus niet van het "opstellen" of "vaststellen" van een plan of programma in de zin van artikel 2, a), eerste streepje van de plan-m.e.r.-richtlijn. In de omgevingsvergunning kan overeenkomstig artikel 1.3 titel III van het VLAREM steeds afgeweken worden van die emissiegrenswaarde zolang de emissiegrenswaarde voldoet aan de BBT-GEN bepaald in de BBT-conclusies die de Europese Commissie heeft aangenomen. Het is dus met de vaststelling van de Europese BBT-conclusies dat het toetsingskader voor de vergunningen wordt bepaald.
Dit besluit waarmee de Europees vastgestelde BBT-conclusies worden opgenomen in de Vlaamse regelgeving is aldus geen plan of programma in de zin van de plan-m.e.r.-richtlijn waardoor voor de vaststelling van dit besluit geen plan-MER of plan-m.e.r.-screening vereist is. De bepalingen van de Plan-m.e.r-richtlijn 2001/42, omgezet in internrechtelijke regelgeving via titel IV van het DABM (meer specifiek artikel 4.1.1 en de artikelen 4.2.1 tot en met 4.2.11.), zijn bijgevolg niet van toepassing op dit besluit.
Opbouw van het nieuwe hoofdstuk 3.17. Oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen De titel III van het VLAREM volgt grotendeels de opbouw van de BBT-conclusies. Dit resulteert in volgende structuur: Hoofdstuk 3.17. Oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen Afdeling 3.17.1. Toepassingsgebied en definities
Afdeling 3.17.2. Algemene bepalingen
Afdeling 3.17.3. Algemene bepalingen voor oppervlaktebehandeling met
behulp van organische oplosmiddelen Onderafdeling 3.17.3.1. Toepasbaarheid Onderafdeling 3.17.3.2. Totale milieuprestaties Onderafdeling 3.17.3.3. Grondstoffen Onderafdeling 3.17.3.4. Aanbrengen van coating, droging en uitharding Onderafdeling 3.17.3.5. reiniging Onderafdeling 3.17.3.6. Monitoring Onderafdeling 3.17.3.7. Emissies tijdens andere dan normale bedrijfsomstandigheden Onderafdeling 3.17.3.8. Emissies in afgassen Onderafdeling 3.17.3.9. Energie-efficiëntie Onderafdeling 3.17.3.10. Watergebruik en de productie van afvalwater Onderafdeling 3.17.3.11. Emissies naar water Onderafdeling 3.17.3.12. Afvalbeheer Afdeling 3.17.4. Coaten van voertuigen
Afdeling 3.17.5. Coaten van andere oppervlakken van metaal of
kunststof Afdeling 3.17.6. Coaten van schepen en jachten
Afdeling 3.17.7. Coaten van vliegtuigen
Afdeling 3.17.8. Continu verven (bandlakken)
Afdeling 3.17.9. Vervaardiging van kleefband
Afdeling 3.17.10. Coaten van textiel, folie en papier
Afdeling 3.17.11. Vervaardiging van wikkeldraad
Afdeling 3.17.12. Coaten en bedrukken van metalen verpakkingen
Afdeling 3.17.13. Heatsetrotatie-offsetdruk
Afdeling 3.17.14. Flexografie en rotatiediepdruk, andere dan
illustratiediepdruk Afdeling 3.17.15. Illustratiediepdruk
Afdeling 3.17.16. coaten van houten oppervlakken
Afdeling 3.17.17. Conservering van hout en houtproducten met chemische
stoffen Onderafdeling 3.17.17.1. Toepasbaarheid Onderafdeling 3.17.17.2. Totale milieuprestaties Onderafdeling 3.17.17.3. Vervanging van schadelijke of gevaarlijke stoffen Onderafdeling 3.17.17.4. Efficiënt gebruik van hulpbronnen Onderafdeling 3.17.17.5. Levering, opslag en hantering van behandelingschemicaliën Onderafdeling 3.17.17.6. Voorbereiding en conditionering van hout Onderafdeling 3.17.17.7. Procedure voor het aanbrengen van conserveermiddelen Onderafdeling 3.17.17.8. Conditionering na behandeling en tussentijdse opslag Onderafdeling 3.17.17.9. Afvalbeheer Onderafdeling 3.17.17.10. Monitoring water en grondwater Onderafdeling 3.17.17.11. Emissies naar bodem en grondwater Onderafdeling 3.17.17.12. Emissies naar water en afvalwaterbeheer Onderafdeling 3.17.17.13. Emissies naar lucht Artikelsgewijze bespreking HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen Artikel 1 Dit artikel stelt dat dit besluit voorziet in de omzetting van het uitvoeringsbesluit (EU) 2020/2009 van de Commissie van 22 juni 2020 tot vaststelling van BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad, voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM De wijzigingen onder dit hoofdstuk hebben allen betrekking op aanpassingen aan titel II van het VLAREM om conformiteit en afstemming te garanderen met de Europese BBT-conclusies en de omzetting daarvan in titel III van het VLAREM, in het bijzonder de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Artikel 2 Dit artikel vervangt de definitie voor "referentieperiode". In de definitie "referentieperiode" behouden we de referentieperiode van één uur, maar laten we toe dat ook een referentieperiode van negentig minuten gebruikt wordt. Overeenkomstig de algemene bepalingen van titel II van het VLAREM en de sectorale bepalingen van titel III van het VLAREM geldt dan: - referentieperiode van één uur of negentig minuten voor parameters die onder de titel II van het VLAREM-bepalingen vallen; - referentieperiode van negentig minuten voor parameters die onder de titel III van het VLAREM-bepalingen vallen.
De bepaling "waarbij effectief emissies optreden" wordt geschrapt, in overeenstemming met de in opmaak zijnde Code van goede praktijk voor batchprocessen.
Artikel 3 Dit artikel wijzigt artikel 4.4.4.3 van titel II van het VLAREM. Voor de bemonstering gedurende een aantal opeenvolgende tijdsintervallen die de volledige referentieperiode omvatten, is de duur van de tijdsintervallen vrij te kiezen. Voor parameters die onder de titel III van het VLAREM-bepalingen vallen, wordt in de sectorale voorwaarden van titel III van het VLAREM bepaald dat de tijdsintervallen ten minste 30 minuten dienen te bedragen. De laatste rij in de tabel werd ingevoegd via het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 26/09/2019 numac 2019014243 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 20/06/2019 numac 2019030432 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de beleidstaken betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en de sectorale voorwaarden voor luchthavens, en tot opheffing van de beslissingen van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 en 7 december 2007 betreffende de aanduiding van de bevoegde instanties in uitvoering van Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/08/2019 numac 2019041573 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/07/2019 numac 2019013489 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot invoeging van artikel 53/2 in bijlage IX van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, wat betreft het subsidiebedrag voor de dagverzorgingscentra vermeld in artikel 51 sluiten tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw, met als doel om voor batchprocedés die minder dan één uur duren de bemonsteringswijze te specifiëren. Dit punt was afgestemd op de eerste versie van de in opmaak zijnde code van goede praktijk voor batchprocessen. Deze code van goede praktijk beoogt een eenduidige en representatieve aanpak van emissiemetingen op batchprocessen en de verwerking van de resultaten. Na een publieksconsultatie bleek de voorgestelde werkwijze in de code van goede praktijk echter te complex. De code van goede praktijk werd hierop vereenvoudigd en herwerkt na een praktijkaftoetsing. De huidige bepaling is hierdoor niet langer in overeenstemming met de in opmaak zijnde code van goede praktijk, die ondertussen zo goed als gefinaliseerd is, en dient bijgevolg geschrapt om tegenstrijdigheden te vermijden.
Artikel 4 Dit artikel is louter een verduidelijking. Het voegt in artikel 5.19.2.1.2 van titel II van het VLAREM een verwijzing toe naar de creosoot klassen overeenkomstig EN 13991. WEI types en klassen volgens EN13991 zijn immers identiek. Bij het opmaken van EN 13991 heeft men zich gebaseerd op de toenmalige indeling in WEI-type A, B en C om deze op te nemen in de Europese norm. De BBT-conclusies gebruiken de terminologie uit EN 13991, welke werd overgenomen in titel III van het VLAREM. De EN-normen zijn beschikbaar in het Frans, Engels en Duits en zijn net zoals andere Europese of Belgische normen niet gratis beschikbaar. De norm kan o.m. aangekocht worden via het NBN, het Bureau voor Normalisatie, verantwoordelijk voor het ontwikkelen en verkopen van normen in België.
Artikel 5 Dit artikel betreft een rechtzetting. Emissiegrenswaarden bij gebruik van oplosmiddelen die voortvloeien uit de Richtlijn Industriële Emissies gelden zonder correctie voor het zuurstofgehalte. De algemene bepaling uit artikel 4.4.3.3, § 3, van titel II van het VLAREM is hierop dus niet van toepassing.
Artikel 6 Dit artikel wijzigt artikel 5.59.3.2 van titel II van het VLAREM. Verdere bepalingen voor het opstellen van een oplosmiddelenboekhouding staan vermeld in bijlage 5.59.3 bij titel II van het VLAREM. In deze bijlage wordt, overeenkomstig de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen, een bepaling toegevoegd m.b.t. het rekening houden met de geschatte onnauwkeurigheden. Daardoor moet het in artikel 5.59.3.2 niet nogmaals vermeld worden. Bovendien zien we geen reden om een onderscheid te maken tussen installaties met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van minder dan of meer dan 100 ton. De oplijsting van de minimaal op te nemen gegevens in een oplosmiddelenboehouding betreft voor élke installatie die een oplosmiddelenboekhouding moet opstellen een overzicht van de gegevens die bijdragen tot een goed uitgewerkte, onderbouwde en kwalitatieve oplosmiddelenboekhouding.
Artikel 7 Dit artikel wijzigt artikel 5.59.3.3 van titel II van het VLAREM. Het betreft hier enkele verduidelijkingen door aanpassing van de terminologie, waaronder: - In andere VLAREM artikels wordt de term "continue metingen" gebruikt, in plaats van de term "doorlopende metingen" die in artikel 5.59.3.3, § 2, werd gebruikt. - In artikel 5.59.3.1, § 2 is sprake van een meetcampagne met meetresultaten, in artikel 5.59.3.3, § 3 is sprake van een toezichtcampagne met metingen. Het betreft hier dezelfde meetcampagne, daarom wordt de terminologie in artikel 5.59.3.3, § 3 aangepast in overeenstemming met artikel 5.59.3.1, § 2. - In artikel 5.59.3.3, § 3, 1° wordt verduidelijkt dat het gemiddelde berekend moet worden als een debiet- en tijdgewogen rekenkundig gemiddelde. - Voor de toetsing in artikel 5.59.3.3, § 3, 2° dienen de meetresultaten gebruikt te worden. Dit kunnen uurgemiddelden zijn, maar dit is niet noodzakelijk het geval.
Artikel 8 Dit artikel schrapt in bijlage 5.59.1 voor heatsetrotatie-offsetdruk een voetnoot die niet meer van toepassing is wegens het verstrijken van de termijn, en verduidelijkt dat er aanvullende emissiegrenswaarden zijn bij een oplosmiddelengebruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h. Daarvoor worden namelijk emissiegrenswaarden opgenomen in titel III van het VLAREM overeenkomstig de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Artikel 9 Dit artikel voegt in bijlage 5.59.1 een verwijzing toe naar de emissiegrenswaarde voor illustratiediepdruk bij een oplosmiddelengebruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h.
Daarvoor worden namelijk emissiegrenswaarden opgenomen in titel III van het VLAREM overeenkomstig de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Artikel 10 Dit artikel voegt in bijlage 5.59.1 een verwijzing toe naar de emissiegrenswaarden voor flexografie en rotatiediepdruk, andere dan illustratiediepdruk, bij een oplosmiddelengebruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h. Daarvoor wordt namelijk een emissiegrenswaarde opgenomen in titel III van het VLAREM overeenkomstig de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Artikel 11 Dit artikel voegt in bijlage 5.59.1 een verwijzing toe naar de emissiegrenswaarden voor continu verven (bandlakken) bij een oplosmiddelengebruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h.
Daarvoor worden namelijk emissiegrenswaarden opgenomen in titel III van het VLAREM overeenkomstig de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Artikel 12 Dit artikel voegt in bijlage 5.59.1 een verwijzing toe naar de emissiegrenswaarden voor het coaten van andere oppervlakken van metaal of kunststof, het coaten van schepen en jachten, het coaten van vliegtuigen, het coaten van textiel, folie en papier, en het coaten en bedrukken van metalen verpakkingen bij een oplosmiddelengebruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h. Daarvoor worden namelijk emissiegrenswaarden opgenomen in titel III van het VLAREM overeenkomstig de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Artikel 13 Dit artikel voegt in bijlage 5.59.1 een verwijzing toe naar de emissiegrenswaarden voor de vervaardiging van wikkeldraad bij een oplosmiddelengebruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h.
Daarvoor worden namelijk emissiegrenswaarden opgenomen in titel III van het VLAREM overeenkomstig de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Artikel 14 Dit artikel voegt in bijlage 5.59.1 een verwijzing toe naar de emissiegrenswaarden voor het coaten van houten oppervlakken bij een oplosmiddelengebruik van meer dan 200 ton/jaar. Daarvoor worden namelijk emissiegrenswaarden opgenomen in titel III van het VLAREM overeenkomstig de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Artikel 15 Dit artikel voegt in bijlage 5.59.1 een verwijzing toe naar de emissiegrenswaarde voor de conservering van hout en houtproducten met behulp van behandelingschemicaliën op oplosmiddelbasis of met creosoot voor installaties die onder de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen vallen, met name bij een productiecapaciteit van meer dan 75 m3 per dag. Daarvoor wordt namelijk een emissiegrenswaarde voor de afgassen opgenomen in titel III van het VLAREM overeenkomstig de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen. De emissiegrenswaarden voor totale en diffuse emissies in bijlage 5.59.1 bij titel II van het VLAREM blijven behouden, aangezien deze niet worden afgedekt door nieuwe bepalingen in titel III van het VLAREM. Artikel 16 Dit artikel voegt in bijlage 5.59.1 een verwijzing toe naar de emissiegrenswaarden voor de vervaardiging van kleefband bij een oplosmiddelengebruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h.
Daarvoor worden namelijk emissiegrenswaarden opgenomen in titel III van het VLAREM overeenkomstig de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen. De sector voor het aanbrengen van een lijmlaag waarop punt 16 in bijlage 5.59.1 bij titel II van VLAREM van toepassing is, gaat ruimer dan de sector voor de vervaardiging van kleefband waarvoor emissiegrenswaarden zijn opgenomen in titel III van het VLAREM. Daarom werden de emissiegrenswaarden voor > 200 ton/jaar in de bijlage niet vervangen.
Artikel 17 Dit artikel voegt in bijlage 5.59.1 een verwijzing toe naar de emissiegrenswaarden voor het coaten van voertuigen bij een oplosmiddelengebruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h.
Daarvoor worden namelijk emissiegrenswaarden opgenomen in titel III van het VLAREM overeenkomstig de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen. De emissiegrenswaarden voor het coating van personenwagens, bestelwagens, vrachtwagencabines, vrachtwagens en bussen in bijlage 5.59.1 die hierdoor worden overroepen wegens minder strikt, worden geschrapt.
Artikel 18 Dit artikel voegt de voorwaarden (technieken) toe aan bijlage 5.59.3 bij titel II van het VLAREM om de onzekerheid van de gegevens in de oplosmiddelenboekhouding tot een minimum te beperken. Deze technieken worden gespecifieerd in BBT 10 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen. Tijdens de opmaak van de BREF is immers gebleken dat de kwaliteit van de jaarlijkse oplosmiddelenboekhoudingen dient verhoogd te worden. Dit kan door de oplosmiddelenboekhoudingen beter te laten onderbouwen, en meer specifiek om meer aandacht te hebben voor de onzekerheid van de gegevens. Ook in Vlaanderen blijkt uit de praktijk dat de kwaliteit van de oplosmiddelenboekhoudingen in veel gevallen kan verbeteren. In navolging van deze verplichting uit de BBT-conclusies, die uitgebreid kan worden naar alle activiteiten die gebruikmaken van organische oplosmiddelen, moeten volgende technieken worden toegepast om de onzekerheid van de gegevens in de oplosmiddelenboekhouding tot een minimum te beperken: 1° de volledige identificatie en kwantificering van de relevante inputs en outputs aan oplosmiddelen; 2° de invoering van een opvolgsysteem voor oplosmiddelen; 3° de monitoring van veranderingen die van invloed kunnen zijn op de onzekerheid van de gegevens voor de oplosmiddelenboekhouding.
Bijlage 5.59.3 bij titel II van het VLAREM bevat de bepalingen voor de uitvoering van een oplosmiddelenboekhouding. Deze technieken worden hieraan toegevoegd en vanuit titel III van het VLAREM wordt doorverwezen naar de verder verfijnde bepalingen uit titel II van het VLAREM. Onder punt 5 (Technieken om de onzekerheid van de gegevens in de oplosmiddelenboekhouding tot een minimum te beperken) wordt in punt 2° melding gemaakt van de invoering van een opvolgsysteem voor oplosmiddelen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door weging van de hoeveelheden oplosmiddelen die na het aanbrengen overblijven en weer opslagen worden.
De mate van gedetailleerdheid van de massabalans van de oplosmiddelen zal in verhouding staan tot de aard, omvang en complexiteit van de installatie en van de mogelijke milieueffecten ervan, alsook tot het type en de hoeveelheid gebruikte materialen. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van titel III van het VLAREM Artikel 19, 21, 23 Deze artikelen betreffen louter het harmoniseren van de terminologie.
Met "atmosferische emissies" wordt "emissies naar lucht" bedoeld, zoals elders gebruikt wordt doorheen titel III van het VLAREM. Artikel 20, 22, 25, 27, 30, 31, 32, 48 en 49 Deze artikelen wijzigen voor alle subsectoren in titel III van het VLAREM waarvoor dit relevant is, hoe de meetwaarde voor periodieke metingen van emissies naar lucht moet bepaald worden. We behouden de bemonsteringsperiode van drie opeenvolgende tijdsintervallen van ten minste dertig minuten, maar laten toe dat ook een continue bemonstering gedurende negentig minuten kan gebruikt worden. Bedrijven uit verschillende sectoren zijn hiervoor vragende partij, en het betreft een vereenvoudiging voor de labo's, aangezien er anders een onderscheid was tussen titel II en titel III van het VLAREM-meetpunten (o.a. één versus drie metingen + verschillende monsternemingsduur). We geven nu de mogelijkheid om deze op dezelfde wijze te bepalen.
Daarnaast wordt verduidelijkt dat de uitvoerder van de metingen verifieert dat de gekozen monsternemingsduur en aantal bemonsteringen een representatieve meetwaarde oplevert voor de voorgeschreven referentiemethode, zoals reeds in artikel 4.4.4.3 van titel II van het VLAREM bepaald is. Daar wordt verder gesteld dat de monsternemingsduur of frequentie ervan zo nodig wordt verhoogd als men met de aangegeven monsternemingsduur of frequentie niet tot een betrouwbaar eindresultaat komt.
Vervolgens wordt voor alle sectoren binnen titel III van het VLAREM opgenomen dat voor parameters waarvoor, door beperkingen op het vlak van bemonstering of analyse of door operationele omstandigheden, de bemonsteringsperioden niet geschikt zijn, een meer geschikte bemonsteringsperiode kan worden vastgelegd. Deze optie wordt in verschillende BBT-conclusies gegeven, en wordt nu op uniforme wijze doorgetrokken naar alle sectoren binnen titel III van het VLAREM. Indien de exploitant dit wenst toe te passen, laat hij de motivatie hiervoor opnemen in het meetrapport.
Ten slotte wordt in artikel 3.10.2.5.6 een paragraaf ingeschreven omtrent emissiemetingen in geval van batchprocessen. Daar wordt verduidelijkt dat emissiemetingen van batchprocessen worden uitgevoerd en gerapporteerd conform een Code van goede praktijk. Momenteel is de code van goede praktijk voor de uitvoering van emissiemetingen tijdens batchprocessen nog in opmaak, maar een definitieve versie wordt op korte termijn verwacht. Deze code van goede praktijk zal op de emis-website geplaatst worden zodra beschikbaar (https://emis.vito.be/nl/erkende-laboratoria/lucht-gop/code-van-goede-praktijk).
Artikel 24 Dit artikel betreft een rechtzetting in artikel 3.5.4.1 van een verkeerde vertaling van de BBT-conclusies voor de productie van chlooralkali waar werd overgekeken bij de implementatie ervan naar titel III van het VLAREM. Artikel 26 Dit artikel wijzigt artikel 3.6.4.2.3. Door het vervangen van artikel 3.6.2.6.3 worden de woorden "gemiddelde over de bemonsteringsperiode" niet meer rechtstreeks gedefinieerd. Daarom wordt verduidelijkt dat de daggemiddelden gelinkt zijn aan continue metingen, de jaargemiddelden gelinkt zijn aan continue of periodieke metingen, en de gemiddelden over de bemonsteringsperiode gelinkt zijn aan periodieke metingen. Hoe de bepaling van de meetwaarden en middelingstijden voor emissies in de lucht dient te gebeuren, wordt geregeld in artikel 3.6.2.6.3.
Artikel 28, 29 Deze artikelen betreffen louter het harmoniseren van de terminologie.
Met "atmosferische emissies" wordt "emissies naar lucht" bedoeld, zoals elders gebruikt wordt doorheen titel III van het VLAREM. Artikel 33 Dit artikel wijzigt artikel 3.12.2.4.2. Door het vervangen van artikel 3.12.2.1.9 worden de woorden "gemiddelde over de bemonsteringsperiode" niet meer rechtstreeks gedefinieerd. Daarom wordt verduidelijkt dat de jaargemiddelden gelinkt zijn aan continue metingen, terwijl de gemiddelden over de bemonsteringsperiode gelinkt zijn aan periodieke metingen". Hoe de bepaling van de meetwaarden en middelingstijden voor emissies in de lucht dient te gebeuren, wordt geregeld in artikel 3.12.2.1.9.
Artikel 34, 35, 36, 38, 40, 41, 42, 44 en 46 Verschillende artikels in afdeling 3.12.3 (De verbranding van vaste brandstoffen), afdeling 3.12.4 (Verbranding van vloeibare brandstoffen), afdeling 3.12.5 (Verbranding van gasvormige brandstoffen), afdeling 3.12.6 (Met verschillende brandstoffen gestookte installaties) en afdeling 3.12.8 (Vergassing) worden gewijzigd. Door het vervangen van artikel 3.12.2.1.9 worden de woorden "gemiddelde over de bemonsteringsperiode" niet meer rechtstreeks gedefinieerd. Daarom wordt verduidelijkt dat de daggemiddelden gelinkt zijn aan continue metingen, terwijl de gemiddelden over de bemonsteringsperiode gelinkt zijn aan periodieke metingen". Hoe de bepaling van de meetwaarden en middelingstijden voor emissies in de lucht dient te gebeuren, wordt geregeld in artikel 3.12.2.1.9.
Artikel 37, 39, 43, 45 en 47 Deze artikelen wijzigen artikels met de woorden "gemiddelde over de bemonsteringsperiode". Door het vervangen van artikel 3.12.2.1.9 worden de woorden "gemiddelde over de bemonsteringsperiode" niet meer rechtstreeks gedefinieerd. Daarom wordt verduidelijkt dat de gemiddelden over de bemonsteringsperiode gelinkt zijn aan periodieke metingen". Hoe de bepaling van de meetwaarden en middelingstijden voor emissies in de lucht dient te gebeuren, wordt geregeld in artikel 3.12.2.1.9.
Artikel 50 Dit artikel voegt een hoofdstuk toe aan deel 3 "Sectorale Milieuvoorwaarden" van titel III van het VLAREM, namelijk Hoofdstuk 3.17 Oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
De volgende BBT-conclusies worden niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Tijdens de algemene evaluaties zal worden geëvalueerd of deze BBT-conclusies van toepassing zijn op de installatie. Indien nodig worden de milieuvoorwaarden bijgesteld om een volledige omzetting van de BBT-conclusies te bekomen.
BBT 23. (nl. de BBT om geuremissies te voorkomen of, indien dat niet haalbaar is, te verminderen, is om als onderdeel van het milieubeheersysteem (zie BBT 1) een geurbeheersplan op te zetten, uit te voeren en regelmatig te evalueren). De toepasbaarheid is beperkt tot gevallen waarin geurhinder bij gevoelige receptoren wordt verwacht of zich heeft voorgedaan. Deze BBT-conclusie wordt niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Deze bepaling is niet algemeen toepasbaar en handhaafbaar, is te voorwaardelijk geformuleerd, en sterk gekoppeld aan een individuele toetsing aan de lokale omstandigheden. Daarom wordt deze BBT van geval tot geval beoordeeld.
Punt III, h, onder de specifieke elementen voor STS-installaties van BBT 1. (nl. een geurbeheersplan (zie BBT 23)). Hier wordt verwezen naar BBT 23, welke niet wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. Gezien het voorgaande wordt dit punt van het milieubeheersysteem met betrekking tot het geurbeheerplan dus ook niet opgenomen in titel III van het VLAREM. BBT 53. (nl. de BBT om geluidsemissies te voorkomen of, indien dat niet haalbaar is, te verminderen, is de toepassing van één of een combinatie van de vermelde technieken). De toepasbaarheid is beperkt tot gevallen waarin geluidshinder bij gevoelige receptoren wordt verwacht of zich heeft voorgedaan. Deze BBT-conclusie wordt niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Deze bepaling is niet algemeen toepasbaar en handhaafbaar, is te voorwaardelijk geformuleerd, en sterk gekoppeld aan een individuele toetsing aan de lokale omstandigheden. Daarom wordt deze BBT van geval tot geval beoordeeld.
Hoofdstuk 3.17 bestaat uit volgende elementen:
titel III van het VLAREM
BBT-conclusies
Toelichting
Afdeling 3.17.1. Toepassingsgebied en definities
3.17.1.1.
Toepassingsgebied
- De activiteiten waarop de BBT-conclusies al dan niet betrekking hebben worden opgenomen. Zowel de rubrieken van de indelingslijst worden vermeld, als de overeenkomstige GPBV-activiteiten die zijn opgenomen in bijlage 1 bij titel III van het VLAREM. In deze bijlage worden de GPBV-activiteiten van bijlage I bij de Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) letterlijk opgenomen. Deze bijlage heeft betrekking op het toepassingsgebied van hoofdstuk 2 van deze richtlijn. Gezien het belang van dit toepassingsgebied werd ervoor geopteerd om deze integraal over te nemen als bijlage 1 bij titel III van het VLAREM III met het oog op eenvoud en transparantie van de omzetting van het toepassingsgebied van de BBT-conclusies.
Dit hoofdstuk is ook van toepassing bij een gecombineerde behandeling van afvalwater van verschillende herkomst als de belangrijkste vuilvracht afkomstig is van een of meer activiteiten die onder de toepassing van rubriek 4.6, a) en b), en rubriek 19.4, 4°, vallen, als die afwaterbehandeling niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 91/271/EEG valt (stedelijk afvalwater). - De indelingslijst, vermeld in § 1, 1°, van dit artikel, wordt gedefinieerd in het Decreet algemene bepalingen milieubeleid (DABM), met name als de lijst, vastgesteld door de Vlaamse Regering bestaande uit rubrieken die een omschrijving omvatten van de inrichtingen en activiteiten die ernstige risico's of hinder voor de mens en het milieu kunnen inhouden. In het omgevingsvergunningsbesluit wordt verder gedefinieerd dat de indelingslijst de lijst is, opgenomen als bijlage 1 bij titel II van het VLAREM. - In § 2, 1°, van dit artikel, worden de activiteiten vermeld die niet onder het hoofdstuk 3.17 vallen voor wat betreft de oppervlaktebehandeling van stoffen, voorwerpen of producten met behulp van organische oplosmiddelen, waaronder onder meer: a) het waterdicht maken van textiel met behulp van andere middelen dan het gebruik van een op oplosmiddelbasis ononderbroken laag.Dit kan vallen onder de BBT-conclusies voor de textielindustrie (TXT) (bij het schrijven van dit hoofdstuk nog geen gepubliceerde BBT-conclusies voor de textielindustrie, dus nog geen omzetting naar titel III van het VLAREM); b) het bedrukken, sterken en impregneren van textiel.Dit kan vallen onder de BBT-conclusies voor de textielindustrie (TXT) (bij het schrijven van dit hoofdstuk nog geen gepubliceerde BBT-conclusies voor de textielindustrie, dus nog geen omzetting naar titel III van het VLAREM); f) stookinstallaties (in de BBT-conclusies stookinstallaties ter plekke genoemd), tenzij de geproduceerde hete gassen worden gebruikt voor het via direct contact verwarmen, drogen of anderzijds behandelen van voorwerpen of materialen.Deze kunnen vallen onder hoofdstuk 3.12 van titel III van het VLAREM (grote verbrandingsinstallaties) of onder afdeling 5.43.2 of 5.43.3 van titel II van het VLAREM (kleine en middelgrote stookinstallaties en grote stookinstallaties). - In § 2, 2°, van dit artikel, worden de activiteiten vermeld die niet onder het hoofdstuk 3.17 vallen voor wat betreft de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen, waaronder onder meer: a) chemische modificatie en hydrofobering, bijvoorbeeld met behulp van harsen, van hout en houtproducten;d) stookinstallaties (in de BBT-conclusies stookinstallaties ter plekke genoemd).Deze kunnen vallen onder hoofdstuk 3.12 van titel III van het VLAREM (grote verbrandingsinstallaties) of onder afdeling 5.43.2 of 5.43.3 van titel II van het VLAREM (kleine en middelgrote stookinstallaties en grote stookinstallaties).
3.17.1.2.
Afkortingen en definities
Enkel definities die niet gelijk zijn aan definities reeds opgenomen in het VLAREM én welke nodig zijn om de sectorale voorwaarden te kunnen begrijpen worden opgenomen.
Enkele verduidelijkingen: - De termen "procesafgassen" en "afgassen" betekenen niet hetzelfde.
Afgassen worden in artikel 1.1.2 van titel II van het VLAREM reeds gedefinieerd voor activiteiten die gebruikmaken van organische oplosmiddelen (hoofdstuk 5.59), wat in overeenstemming is met de definitie in artikel 57, lid 2, van Richtlijn 2010/75/EU. Het is dus in principe niet nodig om "afgas" hier te definiëren, maar door het belang in verschil tussen beide termen, is er voor de duidelijkheid voor gekozen om de definitie van afgassen hier nogmaals te hernemen. - De term "diffuse emissies" wordt niet gedefinieerd in dit hoofdstuk, aangezien dit een reeds veelgebruikte term in VLAREM is.
Niettegenstaande de Engelstalige term "fugitive emissions" is, is de Nederlandstalige term wel degelijk `diffuse emissies', zoals gedefinieerd in artikel 57, lid 3, van Richtlijn 2010/75/EU: "diffuse emissie: emissie, in een andere vorm dan van afgassen, van vluchtige organische stoffen in lucht, bodem of water alsmede oplosmiddelen die zich in enig product bevinden, tenzij anders vermeld in bijlage VII, deel 2". - De term "organische oplosmiddel" wordt niet gedefinieerd in dit hoofdstuk, aangezien deze term reeds gedefinieerd wordt in titel II van het VLAREM voor activiteiten die gebruikmaken van organische oplosmiddelen (hoofdstuk 5.59): "een vluchtige organische stof die alleen of in combinatie met andere stoffen en zonder een chemische verandering te ondergaan wordt gebruikt om grondstoffen, producten of afvalmaterialen op te lossen of als schoonmaakmiddel om verontreinigingen op te lossen, dan wel als verdunner, als dispergeermiddel, om de viscositeit aan te passen, om de oppervlaktespanning aan te passen, als weekmaker of als conserveermiddel" (i.e. overeenkomstig de definitie uit Richtlijn Industriële Emissies). - Met de term "oplosmiddel" wordt "organisch oplosmiddel" bedoeld. - Voor de definitie "input aan massa aan vaste stof" wordt verwezen naar de totale massa aan gebruikte vaste stoffen als omschreven in bijlage 5.59.2, punt 3, 2°, a), bij titel II van het VLAREM, waar vermeld staat: "Vaste stof is ieder materiaal in coating, inkt, lak en kleefstof dat vast wordt wanneer het water of de vluchtige organische stoffen zijn verdampt.". - Voor de term "input aan oplosmiddelen" wordt doorverwezen naar de reeds bestaande definitie in titel II van het VLAREM voor "input" voor activiteiten die gebruikmaken van organische oplosmiddelen (hoofdstuk 5.59), naar analogie met definitie in Richtlijn Industriële Emissies artikel 57(7): "de hoeveelheid organische oplosmiddelen en de hoeveelheid daarvan in mengsels die tijdens het uitoefenen van een activiteit worden gebruikt, met inbegrip van de binnen en buiten de installatie gerecycleerde oplosmiddelen die telkens worden meegerekend wanneer ze worden gebruikt om de activiteit uit te oefenen". - In de definitie voor behandelingschemicaliën worden chemicaliën voor het waterdicht maken vermeld, dit kunnen bijvoorbeeld olie en emulsies betreffen. In afdeling 5.19.2 van titel II van het VLAREM wordt de term "drenkvloeistoffen" gebruikt, deze worden vervat onder de behandelingschemicaliën.
Afdeling 3.17.2. Algemene bepalingen
3.17.2.1
Algemene overwegingen
De manier waarop totale VOS-emissies moeten worden uitgedrukt, wordt overgenomen in titel III van het VLAREM.
3.17.2.2
Algemene overwegingen
- De definitie voor periodieke metingen uit de BBT-conclusies wordt, inclusief voetnoot (1), opgenomen in titel III van het VLAREM aangezien deze afwijkt van de algemene bepalingen hieromtrent in titel II van het VLAREM (meer bepaald artikel 4.4.3.3 van titel II van het VLAREM). - Naast een bemonstering van 3x30 min wordt ook een continue bemonstering van 1x90 min toegelaten. Bedrijven uit verschillende sectoren zijn hiervoor vragende partij, en het betreft een vereenvoudiging voor de labo's, aangezien er anders een onderscheid is tussen titel II en III van het VLAREM-meetpunten (o.a. één versus drie metingen + verschillende monsternemingsduur). 1x90 min meten is aanvaardbaar, mits rekening gehouden wordt met doorbraak. In dit laatste geval, moeten bij een totale bemonsteringsduur van 90 min toch meerdere opeenvolgende metingen uitgevoerd worden. Dit wordt ondervangen door artikel 4.4.4.3, tweede lid, van titel II van het VLAREM, welke stelt dat de monsternemingsduur of frequentie zo nodig wordt verhoogd als men met de aangegeven monsternemingsduur of frequentie niet tot een betrouwbaar eindresultaat komt.
Bovenstaande wordt extra verduidelijkt door in het tweede lid te stellen dat de uitvoerder van de metingen verifieert dat de gekozen monsternemingsduur en meetfrequentie een representatieve meetwaarde oplevert voor de voorgeschreven referentiemethode.
De huidige periode van titel II van het VLAREM (60 minuten bemonsteren) opnemen in titel III van het VLAREM is geen optie, daar deze te afwijkend is van wat de BBT-conclusies voorschrijven.
3.17.2.3
Algemene overwegingen
De bepaling dat emissiegrenswaarden gelden zonder correctie voor zuurstofgehalte wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. In geval dat naverbranding gebruikt wordt als afgasreinigingstechniek, vervalt bijgevolg artikel 4.4.3.3, § 3, van titel II van het VLAREM, en gelden de emissiegrenswaarden in hoofdstuk 3.17 van titel III van het VLAREM zonder correctie voor zuurstofgehalte.
-
Algemene overwegingen
De manier van uitmiddeling voor emissies naar water wordt niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Daarvoor wordt teruggevallen op de reeds bestaande algemene bepalingen uit titel II van het VLAREM, die ook binnen titel III van het VLAREM van toepassing zijn. Ook wordt niet toegelaten om tijdsproportioneel te werken voor bemonsteringen, aangezien dit beperkingen inhoudt naar controle door de toezichthouder.
Afdeling 3.17.3. Algemene bepalingen voor oppervlaktebehandeling met
behulp van organische oplosmiddelen
Onderafdeling 3.17.3.1. Toepasbaarheid
3.17.3.1.1
Toepasbaarheid: BBT 4 BBT 5, f) BBT 7 BBT 8 BBT 14 BBT 19 BBT 20 tabel 16 BBT 27
De toepasbaarheid van de technieken vermeld in BBT 4, BBT 5, f), BBT 7, BBT 8, BBT 14, BBT 19, BBT 20, tabel 16 en BBT 27 van de BBT-conclusies (omgezet in artikel 3.17.3.3.2, artikel 3.17.3.3.3, 6°, artikel 3.17.3.4.1, artikel 3.17.3.4.2, artikel 3.17.3.8.1, artikel 3.17.3.9.2, artikel 3.17.3.10.2, artikel 3.17.9.1 en artikel 3.17.11.1) is mogelijk beperkt. Gezien de voorwaardelijke formulering in de BBT-conclusies, is een beoordeling nodig. Door dit te verankeren in de omgevingsvergunning kan deze beoordeling gebeuren via de evaluatie- of vergunningsprocedures. Dit biedt de bedrijven rechtszekerheid. Via dit artikel wordt dus de mogelijkheid gegeven om in de vergunning een afwijking toe te staan op deze technieken.
3.17.3.1.2
Algemene overweging voor elke sector
Er wordt verduidelijkt dat de bepalingen die specifiek gelden voor bepaalde sectoren of processen, vermeld in afdeling 3.17.4 tot en met afdeling 3.17.16, van toepassing zijn naast de algemene bepalingen die in deze afdeling beschreven worden.
3.17.3.1.3
Er wordt verduidelijkt dat de algemene bepalingen voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen niet van toepassing zijn op de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Onderafdeling 3.17.3.2. Totale milieuprestatie
3.17.3.2.1.
BBT 1.
- De elementen van het milieubeheersysteem die steeds van toepassing zijn, worden opgenomen. Het geurbeheerplan wordt niet opgenomen als onderdeel van het milieubeheersysteem in VLAREM, gezien de overeenkomstige BBT 23 niet wordt omgezet in titel III van het VLAREM wegens beperkte toepasbaarheid. Deze BBT en dit onderdeel van het milieubeheersysteem wordt wel bekeken in de individuele evaluaties. -Bij Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad is het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de Unie (EMAS) vastgesteld, een voorbeeld van een milieubeheersysteem dat in overeenstemming is met deze BBT. Een ander voorbeeld is een ISO 14001-gecertificeerd milieuzorgsysteem.
Er is geen verplichting tot een gecertificeerd milieuzorgsysteem, dit wordt bevestigd door de toepasbaarheid in de overeenkomstige BBT-conclusies, met name dat het toepassingsgebied (bv. de mate van gedetailleerdheid) en de aard (bv. gestandaardiseerd of niet-gestandaardiseerd) van het milieubeheersysteem over het algemeen te maken heeft met de aard, omvang en complexiteit van de installatie en de milieueffecten ervan. - De toepasbaarheid wordt opgenomen in het derde lid.
3.17.3.2.2.
BBT 2.
Alle elementen moeten worden toegepast, dus de BBT-conclusie is geheel opgenomen in titel III van het VLAREM. Onderafdeling 3.17.3.3. Grondstoffen
3.17.3.3.1.
BBT 3.
- Alle elementen moeten worden toegepast, dus de technieken worden opgenomen in titel III van het VLAREM, inclusief de beschrijving. De technieken zijn vaag geformuleerd. De beschrijving bevat bijkomende, essentiële informatie over wat er juist wordt bedoeld met de technieken. - Voorbeelden van optimalisaties zoals vermeld onder punt 2° zijn: werken met kleurpartijen en optimaliseren van spuitverstuiving. - De toepasbaarheden worden niet opgenomen. Afhankelijk van de aard, de schaal en de complexiteit van de installatie zal de invulling van de techniek a verschillen, maar de techniek is wel algemeen toepasbaar.
3.17.3.3.2.
BBT 4.
- "één of een combinatie van de technieken" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 4 uit de BBT-conclusies verwezen. - De toepasbaarheid wordt opgenomen in titel III van het VLAREM via het algemeen afwijkingsartikel in artikel 3.17.3.1.1 aangezien hiervoor een evaluatie nodig is.
3.17.3.3.3.
BBT 5.
- Alle technieken moeten worden toegepast, dus de technieken worden opgenomen in titel III van het VLAREM. Ook de beschrijvingen van de technieken worden opgenomen in titel III van het VLAREM. De technieken zijn vaag geformuleerd. De beschrijving bevat bijkomende, essentiële informatie over wat er juist wordt bedoeld met de technieken. - Enkel voor techniek f (6° in VLAREM) wordt de toepasbaarheid opgenomen in titel III van het VLAREM. De toepasbaarheid specifieert de gevallen waarbij een afwijking van de BBT-conclusie kan toegestaan worden. Hiervoor is evenwel een evaluatie nodig ("mogelijk niet"), daarom wordt dit via het algemeen afwijkingsartikel in artikel 3.17.2.1.1 opgenomen.
3.17.3.3.4.
BBT 6.
"één of een combinatie van de technieken" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 6 uit de BBT-conclusies verwezen.
Onderafdeling 3.17.3.4. Aanbrengen van coating, droging en uitharding
3.17.3.4.1.
BBT 7.
- "één of een combinatie van de technieken" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 7 uit de BBT-conclusies verwezen. - De toepasbaarheid, waaronder voetnoot (1), wordt opgenomen in titel III van het VLAREM via het algemeen afwijkingsartikel in artikel 3.17.3.1.1 aangezien hiervoor een evaluatie nodig is.
3.17.3.4.2.
BBT 8.
- "één of een combinatie van de technieken" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 8 uit de BBT-conclusies verwezen. - De toepasbaarheid, waaronder voetnoot (1), wordt opgenomen in titel III van het VLAREM via het algemeen afwijkingsartikel in artikel 3.17.3.1.1 aangezien hiervoor een evaluatie nodig is.
Onderafdeling 3.17.3.5. Reiniging
3.17.3.5.1.
BBT 9.
- "een combinatie van de technieken" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 9 uit de BBT-conclusies verwezen. - De toepasbaarheid wordt niet opgenomen in titel III van het VLAREM. De toepasbaarheid kan een mogelijke beperking inhouden voor alle technieken, maar toch lijken deze voldoende algemeen dat telkens minstens twee van de technieken ("een combinatie") kunnen toegepast worden.
Onderafdeling 3.17.3.6. Monitoring
3.17.3.6.1.
BBT 10.
- Alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt deze BBT-conclusie volledig opgenomen, inclusief de beschrijvingen, want deze bevatten bijkomende, essentiële informatie (brengen verduidelijking). Aangezien bijlage 5.59.3 bij titel II van het VLAREM de richtsnoeren bevat voor het opstellen van een oplosmiddelenboekhouding, worden de technieken daar ingevoegd en wordt vanuit titel III van het VLAREM doorverwezen naar deze bestaande, maar verder verfijnde, richtsnoeren in titel II van het VLAREM. - De BBT is algemeen toepasbaar, daarom wordt de toepassing niet opgenomen in titel III van het VLAREM. De mate van gedetailleerdheid van de oplosmiddelenboekhouding zal in verhouding staan tot de aard, omvang en complexiteit van de installatie en van de mogelijke milieueffecten ervan, alsook tot het type en de hoeveelheid gebruikte materialen.
3.17.3.6.2.
BBT 11.
Verwijzing CEN-, ISO- en andere normen voor emissies naar lucht wordt opgenomen. De EN-normen zijn beschikbaar in het Frans, Engels en Duits en zijn net zoals andere Europese of Belgische normen niet gratis beschikbaar. De norm kan o.m. aangekocht worden via het NBN, het Bureau voor Normalisatie, verantwoordelijk voor het ontwikkelen en verkopen van normen in België.
3.17.3.6.3.
BBT 11.
- De meetfrequenties voor emissies naar lucht worden opgenomen in de tabel. Voor stof, DMF, NOX en CO werd rekening gehouden met strengere geldende meetfrequenties uit titel II van het VLAREM, die in die gevallen werden overgenomen in titel III van het VLAREM. - De referentiemeetmethodes zijn beschreven in het compendium voor de monsterneming, meting en analyse van lucht (LUC, zie http://www.emis.vito.be/node/269) en worden daarom niet opgenomen in titel III van het VLAREM. - In de tabel, onder bronnen en sectoren, zijn schuren en stralen voorbeelden van voorbereiding bij coating van vliegtuigen. - Voetnoot (1) in de BBT-conclusies heeft betrekking op de toepasbaarheid en wordt opgenomen in de tabel. Ze staat bij parameters stof, TVOC en DMF. - Voetnoot (2) in de BBT-conclusies bepaalt de voorwaarden waaronder een lagere TVOC meetfrequentie of een berekening in plaats van een meting wordt toegelaten. Aangezien het hier om een heel specifieke problematiek gaat binnen de STS sectoren, waarbij een installatie vele schouwen met een beperkte TVOC vracht kan hebben die nauwelijks bijdragen aan de totale VOS uitstoot, en de problematiek uitvoerig is besproken tijdens de Finale Meeting van de BREF, wordt de voetnoot opgenomen in de tabel. - Voetnoot (3) in de BBT-conclusies wordt opgenomen in een afzonderlijk artikel: artikel 3.17.3.6.4. - Voetnoot (4) in de BBT-conclusies wordt niet opgenomen in titel III van het VLAREM. De voetnoot bevat een verwijzing naar toepasselijke meetmethoden, wat wordt geregeld in het LUC. - Voetnoot (5) in de BBT-conclusies wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. De voetnoot heeft betrekking op de toepasbaarheid en hoort bij parameter DMF. - Voetnoot (6) in de BBT-conclusies wordt niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Het LUC bevat een meetmethode voor DMF, die het meten van de condensfase verplicht. - Voetnoot (7) in de BBT-conclusies wordt niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Ter controle van thermische behandeling van afgassen is een jaarlijkse NOX en CO meting aangewezen. - Er wordt in titel III van het VLAREM een voetnoot (3) toegevoegd voor de parameter TVOC, om de verduidelijken dat ook de bepalingen, vermeld in artikel 5.59.3.1 van titel II van het VLAREM, blijven gelden, aangezien die in sommige gevallen een strengere meetfrequentie inhouden. Hierbij geldt steeds de strengste meetfrequentie van de twee.
3.17.3.6.4.
BBT 11.
Voetnoot (3) in de BBT-conclusies zorgt ervoor dat de thermische nabehandeling van TVOC-afgassen juist functioneert, met als primair doel om de emissies van TVOC te beperken. NOX wordt beschouwd als een crossmedia effect van de TVOC verwijdering. Het is zo dat een goede temperatuurbewaking ook de NOX-emissie onder controle houdt, maar het gaat in de eerste plaats om de verwijdering van TVOC, daarom werd de voetnoot aan deze parameter gekoppeld in de BBT-conclusies. Voetnoot (3) bevat een essentiële monitoringvoorwaarde voor thermische behandeling van procesafgassen.Ook artikel 5.59.3.1, § 2, 3° van titel II van het VLAREM stelt dat de naverbranding moet worden ingesteld op de optimale temperatuur en die continu moet worden geregistreerd.
3.17.3.6.5.
BBT 12.
- Verwijzing CEN-, ISO- en andere normen voor emissies naar water wordt opgenomen. De EN-normen zijn beschikbaar in het Frans, Engels en Duits en zijn net zoals andere Europese of Belgische normen niet gratis beschikbaar. De norm kan o.m. aangekocht worden via het NBN, het Bureau voor Normalisatie, verantwoordelijk voor het ontwikkelen en verkopen van normen in België. - De monitoringvoorwaarden (minimum frequenties) worden via 3.17.3.11.3 in titel III van het VLAREM ondergebracht bij de BBT-conclusie (met emissiegrenswaarden) waarmee ze geassocieerd zijn, met name BBT 21. - De referentiemeetmethodes zijn beschreven in het compendium voor de monsterneming, meting en analyse van water (WAC, zie https://emis.vito.be/nl/lne-erkenningen-water) en worden daarom niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Onderafdeling 3.17.3.7. Emissies tijdens andere dan normale bedrijfsomstandigheden
3.17.3.7.1.
BBT 13.
De BBT-conclusie met technieken worden opgenomen, aangezien beiden moeten worden toegepast. De beschrijving bevat bijkomende, essentiële informatie en wordt daarom opgenomen in titel III van het VLAREM. Onderafdeling 3.17.3.8. Emissies in afgassen
3.17.3.8.1.
BBT 14.
- "een passende combinatie van de technieken" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast, daarom wordt rechtstreeks naar BBT 14 uit de BBT-conclusies verwezen. - Techniek a moet steeds worden toegepast. Daarom wordt deze techniek wel opgenomen in titel III van het VLAREM. De techniek is algemeen toepasbaar. Een procesafgas-systeem wordt geselecteerd, ontworpen en geoptimaliseerd, rekening houdend met parameters als: ? hoeveelheid afgezogen lucht; ? type en concentratie van oplosmiddelen in de afgezogen lucht; ? type behandelingssysteem (lokaal/gecentraliseerd); ? gezondheid en veiligheid; ? energie-efficiëntie.
De volgende volgorde van prioriteit die in overweging kan worden genomen bij het kiezen van een systeem wordt opgenomen in het tweede lid. - De toepasbaarheid houdt een mogelijke beperking in voor alle overige technieken. De toepasbaarheid wordt opgenomen in titel III van het VLAREM via het algemeen afwijkingsartikel in artikel 3.17.3.1.1 aangezien hiervoor in sommige gevallen een evaluatie nodig is. - Bij de evaluaties zal bekeken worden dat alle mogelijke maatregelen die relevant zijn voor een bepaalde installatie toegepast worden.
/
BBT 15.
- Indien een BBT-conclusie een BBT-GMPN bevat worden technieken niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Installaties die niet onder één van de subsectoren vallen, hebben geen overeenkomstige BBT-GMPN. De toepassing van BBT 15 wordt voor deze installaties bekeken tijdens de individuele evaluaties. - De BBT-GEN voor emissies van VOS voor de diverse sectoren worden opgenomen als EGW onder de respectievelijke onderafdelingen en worden hieronder per subsector besproken.
3.17.3.8.2.
BBT 16.
- "één of een combinatie van de technieken" impliceert dat niet alle technieken moeten worden toegepast. Normaal wordt dergelijke BBT-conclusie enkel opgenomen door verwijzing naar de technieken in BBT 16 van de BBT-conclusies. In latere artikelen wordt echter regelmatig verwezen naar techniek 16, c, met name voor een bijkomende EGW. Het is dus van belang alvast deze techniek, inclusief de verduidelijkende beschrijving, op te nemen in titel III van het VLAREM. Voor de eenvoud worden daarom alle technieken opgenomen.
Andere beschrijvingen zijn niet nodig om mee op te nemen. - Voor techniek 16, c, opgenomen in titel III van het VLAREM als techniek 3°, kan de uitrusting het volgende omvatten: ? vast-bed-adsorptie met actieve kool of zeoliet; ? wervelbedadsorptie met actieve kool; ? rotoradsorptie met actieve kool of zeoliet; ? moleculaire zeef. - De toepasbaarheid houdt een mogelijke beperking in voor technieken a, b en c. De toepasbaarheid wordt opgenomen in titel III van het VLAREM via het algemeen afwijkingsartikel in artikel 3.17.3.1.1 aangezien hiervoor een evaluatie nodig is.
3.17.3.8.3.
BBT 17.
Techniek a, namelijk optimalisatie van de thermische behandelingsomstandigheden, is dermate essentieel, en voor parameter CO geldt enkel een indicatieve waarde in de BBT-conclusies die niet wordt omgezet naar titel III van het VLAREM. Daarom wordt techniek a, alsook de verduidelijkende beschrijving met specificatie wat dit inhoudt, opgenomen in titel III van het VLAREM. - De toepasbaarheid bij techniek a stelt dat de toepasbaarheid van ontwerpen beperkt kan zijn voor bestaande installaties. Wat betreft optimalisering van de verbrandingsomstandigheden en het onderhoud is de techniek a algemeen toepasbaar. Daarom wordt de toepasbaarheid niet mee opgenomen in titel III van het VLAREM.
3.17.3.8.4.
BBT 17.
Tabel 1.
- De bovengrens van de BBT-GEN voor emissies van NOX naar de lucht voor thermische behandeling van procesafgassen wordt opgenomen als EGW. - De indicatieve emissiewaarde voor CO, namelijk 20 - 150 mg/Nm3, wordt niet opgenomen in VLAREM III maar kan wel als richtwaarde gebruikt worden bij de individuele evaluaties. - De voetnoot (1) heeft betrekking op de toepasbaarheid en wordt opgenomen in titel III van het VLAREM als tweede lid. - De voetnoot (2) in de BBT-conclusies is er gekomen op vraag van Vlaanderen (België) en wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. De voetnoot heeft betrekking op de toepasbaarheid. Hoewel er staat "is mogelijk niet van toepassing" is uit de dataverzameling gebleken dat deze BBT-GEN systematisch uitdagend zijn voor textielcoating bedrijven in Vlaanderen die DMF gebruiken. Daarom wordt de mogelijkheid gelaten om hiervoor een afwijking in de vergunning te voorzien.
3.17.3.8.5.
BBT 18.
Tabel 2.
- De technieken worden niet opgenomen, enkel de BBT-GMPN's. - De bovengrens van de BBT-GEN voor emissies van stof naar de lucht worden opgenomen als EGW. Onderafdeling 3.17.3.9. Energie-efficiëntie
3.17.3.9.1.
BBT 19.
- De BBT bevat BBT-GMPN's, echter niet voor alle subsectoren. De technieken die steeds moeten worden toegepast, technieken a en b, worden opgenomen in titel III van het VLAREM. Alle andere technieken worden enkel opgenomen door verwijzing naar de technieken in BBT 19.
De beschrijvingen van techniek a en b worden mee opgenomen. - Het energie-efficiëntieplan en het rapport van de energiebalans zijn algemeen toepasbaar, maar de mate van gedetailleerdheid en de aard ervan zijn in het algemeen gerelateerd aan de aard, omvang en complexiteit van de installatie en van de soorten energiebronnen die worden gebruikt. - Er wordt in het tweede lid gespecifieerd dat een energie-efficiëntieplan en het rapport ter beschikking worden gesteld voor de toezichthouder en het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA). - Energie-intensieve inrichtingen stellen al een energieplan op overeenkomstig Hoofdstuk V van het energiebesluit, en wensen de relevante gegevens mogelijks aan te wenden voor het energie-efficiëntieplan zoals bepaald in titel III van het VLAREM, zodat slechts één plan moet worden opgesteld. - Er wordt in het derde lid verduidelijkt dat het rapport over de energiebalans wordt gebruikt ter aftoetsing van de grenswaarden voor specifiek energieverbruik, vermeld in artikel 3.17.3.9.2. - Het energie-efficiëntieplan en het rapport van de energiebalans kunnen ook betrekking hebben op een grotere installatie dan enkel de STS-activiteit, onder voorwaarde dat de grotere installatie de STS-activiteit afdoende omvat.
3.17.3.9.2.
BBT 19.
Tabel 3. + Algemene overwegingen
- De bovengrenzen van de BBT-GMPN voor energieverbruik worden opgenomen. - De toepasbaarheid in voetnoot (1) wordt opgenomen in titel III van het VLAREM via het algemeen afwijkingsartikel in artikel 3.17.3.1.1 aangezien hiervoor een evaluatie nodig is. - De manier waarop de specifieke energieverbruiksniveaus worden geformuleerd, worden opgenomen in titel III van het VLAREM. - Informatie voor de aftoetsing van de grenswaarden voor specifiek energieverbruik is ter beschikking via het rapport over de energiebalans, vermeld in artikel 3.17.3.9.1, § 1, 2°, welke jaarlijks moet worden opgesteld.
Onderafdeling 3.17.3.10. Watergebruik en de productie van afvalwater
3.17.3.10.1.
BBT 20.
- De BBT bevat BBT-GMPN's, echter niet voor alle subsectoren. De techniek die steeds moet worden toegepast, techniek a, wordt opgenomen in titel III van het VLAREM, inclusief de beschrijving. Alle andere technieken worden enkel opgenomen door verwijzing naar de technieken in BBT 20. - het waterbeheersplan en de wateraudits zijn algemeen toepasbaar, maar de mate van gedetailleerdheid en de aard ervan zijn in het algemeen gerelateerd aan de aard, omvang en complexiteit van de installatie. - het waterbeheersplan en de wateraudits kunnen ook betrekking hebben op een grotere installatie dan enkel de STS-activiteit, onder voorwaarde dat de grotere installatie de STS-activiteit afdoende omvat. - Er wordt in paragraaf 2 gespecifieerd dat het waterbeheersplan en de wateraudits ter beschikking worden gesteld van de toezichthouder en de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), indien zij daarom vragen. - Er wordt in paragraaf 3 verduidelijkt dat informatie uit het waterbeheersplan en de wateraudits, wordt gebruikt ter aftoetsing van de grenswaarden voor specifiek waterverbruik, vermeld in artikel 3.17.3.10.2.
3.17.3.10.2.
BBT 20.
Tabel 4. + Algemene overwegingen
- De bovengrenzen van de BBT-GMPN voor waterverbruik worden opgenomen. - De toepasbaarheid in voetnoot (1) wordt opgenomen in titel III van het VLAREM via het algemeen afwijkingsartikel in artikel 3.17.3.1.1 aangezien hiervoor een evaluatie nodig is. - De manier waarop de specifieke waterverbruiksniveaus worden geformuleerd, worden opgenomen in titel III van het VLAREM. - Informatie voor de aftoetsing van de grenswaarden voor specifiek waterverbruik is ter beschikking via het waterbeheersplan en de wateraudits, vermeld in artikel 3.17.3.10.1, § 1, welke jaarlijks moeten worden uitgevoerd.
Onderafdeling 3.17.3.11. Emissies naar water
3.17.3.11.1.
BBT 21.
De BBT bevat BBT-GMPN's, echter niet voor alle subsectoren. De technieken worden in titel III van het VLAREM opgenomen door verwijzing naar de technieken in BBT 21.
3.17.3.11.2.
BBT 21.
Tabel 5, 6.
- De emissiegrenswaarden voor directe (in oppervlaktewater) en indirecte (in riolering) lozing worden opgenomen in één tabel in titel III van het VLAREM. Er wordt uitgegaan van de bovengrens van de BBT-GMPNs, tenzij er strengere geldende emissiegrenswaarden zijn in titel II van het VLAREM of bijzondere voorwaarden en dit dus haalbaar is voor de sector. In die gevallen worden de reeds geldende strengere waarden overgenomen in titel III van het VLAREM: ? CZV bij coating van voertuigen, continu verven en DWI-blikken ? Fluoride bij coating van voertuigen, continu verven ? In geval van coating en bedrukken van metalen verpakkingen (DWI-blikken) is er geen sectorale norm in titel II van het VLAREM, en moet dus bij overschrijding van het indelingscriterium van 0,9 mg/l een bijzondere voorwaarde worden aangevraagd. Er zijn momenteel echter geen dergelijke installaties in Vlaanderen. Daarom wordt voor deze sector dezelfde norm voor fluoride in titel III van het VLAREM voorgesteld als bij de coating van voertuigen en continu verven. ? zink (Zn) bij coating van voertuigen en continu verven ? nikkel (Ni) voor continu verven - Tabel directe lozing (in oppervlaktewater): ? De voetnoot (1) wordt niet opgenomen in titel III van het VLAREM, want geen bijkomende, nieuwe informatie. ? De voetnoot (2) wordt opgenomen om de keuze te laten tussen parameter CZV of TOC. ? De voetnoot (3) wordt opgenomen in titel III van het VLAREM, deze heeft betrekking op de toepasbaarheid. ? De voetnoot (4) wordt opgenomen in titel III van het VLAREM, via de vergunning kan afwijking verleend worden van de emissiegrenswaarde voor zink (Zn) voor de sector van continu verven. Opname is niet relevant voor de sector coating van voertuigen, want de bestaande installaties in Vlaanderen hebben allen strengere bijzondere voorwaarden. ? Voetnoot (5) wordt opgenomen in titel III van het VLAREM, deze heeft betrekking op de toepasbaarheid. ? Voetnoot (6) wordt opgenomen in titel III van het VLAREM, deze heeft betrekking op de toepasbaarheid. - Tabel indirecte lozing (in riolering): ? De voetnoot (1) wordt niet opgenomen in titel III van het VLAREM, want er wordt aangenomen dat de RWZI's in Vlaanderen niet voldoende uitgerust zijn om dergelijke parameters (chroom, chroom VI, nikkel, zink, AOX, fluoride) voldoende te zuiveren, daarom is het nodig van toepassing te laten voor de STS-installatie en is de voetnoot overbodig. ? Voetnoten, (2) tot (6) zijn hetzelfde als die voor directe lozing, zie boven.
3.17.3.11.3.
BBT 12.
- De meetfrequenties worden overgenomen uit de BBT-conclusies. Deze is voor alle parameters en in alle situaties maandelijks, wat even streng of strenger is dan de huidige voorwaarden uit titel II van het VLAREM. De meetfrequenties zijn enkel van toepassing indien de emissiegrenswaarde van toepassing is. - Voetnoot (1) wordt mee geïmplementeerd, aangezien de meetfrequentie in titel III van het VLAREM enkel geldt als ook de overeenkomstige emissiegrenswaarde geldt. Let wel, een meetfrequentie die geldt op basis van titel II van het VLAREM blijft van toepassing. - Voetnoot (2) wordt opgenomen als vierde lid. - Voetnoot (3) betreffende batchlozingen wordt opgenomen als tweede lid. - De voetnoot (4) wordt opgenomen als derde lid om de keuze te laten tussen parameter CZV of TOC. - Voetnoten (5), (7) en (8) zijn dezelfde als voor de emissiegrenswaarden, en worden opgenomen in artikel 3.17.3.11.2. - Voetnoot (6) wordt niet opgenomen, want er wordt aangenomen dat de RWZI's in Vlaanderen niet voldoende uitgerust zijn om dergelijke parameters (chroom, chroom VI, nikkel, zink, AOX, fluoride) voldoende te zuiveren. Daarom is het nodig dat deze emissiegrenswaarden van toepassing blijven voor de STS-installatie en is de voetnoot niet relevant.
Onderafdeling 3.17.3.12. Afvalbeheer
3.17.3.12.1.
BBT 22.
- De technieken die steeds moeten worden toegepast, technieken a en b, wordt opgenomen in titel III van het VLAREM, inclusief de beschrijving. Alle andere technieken worden enkel opgenomen door verwijzing naar de technieken in BBT 22. - Er wordt verduidelijkt dat de informatie van de monitoring van hoeveelheid afvalstoffen, kan gebruikt worden ter aftoetsing van de richtwaarden voor de specifieke hoeveelheid afval die van de locatie verwijderd is.
Afdeling 3.17.4. Coaten van voertuigen
Onderafdeling 3.17.4.1. VOS-emissies en verbruik van energie en grondstoffen
3.17.4.1.1.
BBT 24.
De BBT-conclusie bevat BBT-GMPN's, maar niet voor alle parameters waarop deze BBT gericht is (geldt voor verbruik van solvent, andere grondstoffen en energie). Bovendien is het een belangrijke basis BBT die de manier van coating in de toekomst (=> nieuwe installaties of wezenlijke verbeteringen van installaties) definieert. Pure solvent-gebaseerde toepassingen worden niet als mogelijke optie gegeven. Daarom worden deze coatingsystemen als "een of een combinatie van" in titel III van het VLAREM opgenomen, samen met de beschrijving en de toepasbaarheid.
3.17.4.1.2.
BBT 24. Tabel 7.
- De emissiegrenswaarden voor totale VOS-emissies worden opgenomen in titel III van het VLAREM. Er wordt uitgegaan van de bovengrens van de BBT-GMPN's. Voor de categorie van de personenwagens haalt de enige Vlaamse installatie systematisch veel lagere emissies. Er zijn wel trends (bv. Duo-tone wagens) die een negatieve invloed kunnen hebben op de VOS emissies, daarom wordt de emissiegrenswaarde toch iets hoger ingesteld als de huidige emissies, met name de bovengrens van de BBT-GMPN. - De voetnoot (1) wordt opgenomen in titel III van het VLAREM aangezien het een belangrijke duiding is voor de interpretatie van de emissiegrenswaarden. - De voetnoot (2) wordt opgenomen in titel III van het VLAREM aangezien het definieert wat hier bedoeld wordt met "oppervlakte". Er wordt doorverwezen naar "Emissiegrenswaarden voor de voertuigcoatingindustrie" in bijlage 5.59.1 bij titel II van het VLAREM, waar dit uit de Richtlijn Industriële Emissies werd geïmplementeerd.
Onderafdeling 3.17.4.2. Hoeveelheid afval die van de locatie verwijderd is
3.17.4.2.1
Tabel 8 (gelinkt aan BBT 22). + Algemene overwegingen
- De bovengrenzen van de indicatieve waarden voor hoeveelheid afval die van de locatie verwijderd is worden opgenomen als richtwaarden. - De toepasbaarheid in voetnoot (1) wordt opgenomen in titel III van het VLAREM als afzonderlijk lid. - De manier waarop de specifieke hoeveelheid afval die van de locatie verwijderd is worden geformuleerd, worden opgenomen in titel III van het VLAREM. - Informatie voor de aftoetsing van de richtwaarden voor de specifieke hoeveelheid afval die van de locatie verwijderd is ter beschikking via de monitoring van de hoeveelheden afval, vermeld in artikel 3.17.3.12.1, eerste lid, 2°, welke jaarlijks moeten worden geregistreerd.
Afdeling 3.17.5. Coaten van andere oppervlakken van metaal of
kunststof
3.17.5.1.
Tabel 9, 10, 11.
BBT 15.
- De bovengrenzen van de BBT-GEN voor totale, diffuse en geleide VOS-emissies worden opgenomen in titel III van het VLAREM. Er wordt de keuze gelaten tussen de BBT-GEN voor ? OF de totale emissies, ? OF de combinatie van deze voor diffuse emissies én geleide emissies. - De voetnoot (1) wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. - De voetnoot (2) bevat een bijkomende emissiegrenswaarde als BBT 16, c, wordt toegepast, in geval de emissiegrenswaarden voor diffuse VOS-emissies en VOS emissies in afgassen gelden, en wordt opgenomen in titel III van het VLAREM als afzonderlijke paragraaf. Indien de totale emissiegrenswaarde geldt, omvat deze de VOS-emissies van de volledige activiteit, dus ook van de concentrator. Indien de emissiegrenswaarden voor diffuse + geleide gelden, beperkt deze laatste zich tot de afgassen van het coaten, vandaar een bijkomende eis voor de concentrator.
3.17.5.1.
algemene overweging bij deze subsector
- De eerste zin is louter een verduidelijking, en wordt niet opgenomen in titel III van het VLAREM. - De tweede zin is een duiding bij de toepasbaarheid van de BBT-GEN. De bedoeling is dat alle emissies ergens gereglementeerd zijn, ofwel onder deze afdeling, ofwel als onderdeel van de activiteit van het coaten van voertuigen. Daarom wordt de mogelijkheid gegeven om van de emissiegrenswaarden vermeld in deze afdeling af te wijken via de omgevingsvergunning. Dit wordt opgenomen in het derde lid van dit artikel.
Afdeling 3.17.6. Coaten van schepen en jachten
3.17.6.1.
BBT 25.
- De BBT-conclusie bevat BBT-GMPN's, maar niet voor alle parameters waarop deze BBT gericht is (o.a. niet op emissies van stof naar lucht of emissies naar water). Technieken a en b moeten altijd worden toegepast, en worden opgenomen in titel III van het VLAREM. Voor de overige technieken wordt verwezen naar BBT 25 van de BBT-conclusies. - De toepasbaarheid bij techniek a wordt opgenomen (nl. enkel voor nieuwe installaties of belangrijke verbeteringen)
3.17.6.2.
BBT 25.
Tabel 12.
De bovengrens van de BBT-GEN voor totale VOS emissies wordt opgenomen in titel III van het VLAREM.
Afdeling 3.17.7. Coaten van vliegtuigen
3.17.7.1.
BBT 26.
De BBT-conclusie bevat BBT-GMPN's, maar niet voor alle parameters waarop deze BBT gericht is (niet voor de algehele milieuperformantie).
Techniek a moet altijd worden toegepast, en wordt daarom opgenomen in titel III van het VLAREM. Voor techniek b wordt verwezen naar BBT 26 van de BBT-conclusies.
3.17.7.2.
BBT 26.
Tabel 13.
De bovengrens van de BBT-GEN voor totale VOS emissies wordt opgenomen in titel III van het VLAREM.
Afdeling 3.17.8. Continu verven (bandlakken)
3.17.8.1.
Tabel 14, 15.
BBT 15.
- De bovengrenzen van de BBT-GEN voor diffuse en geleide VOS-emissies worden opgenomen in titel III van het VLAREM. De BBT-GEN dienen te worden gecombineerd, en zijn dus niet onderling inwisselbaar. - De voetnoot (1) wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. - De voetnoot (2) bevat een bijkomende emissiegrenswaarde als BBT 16, c, wordt toegepast en wordt opgenomen in titel III van het VLAREM als afzonderlijk lid.
Afdeling 3.17.9. Vervaardiging van kleefband
3.17.9.1.
Tabel 16, 17.
BBT 15.
- De BBT-GEN voor totale en geleide VOS-emissies worden opgenomen in titel III van het VLAREM. De BBT-GEN dienen te worden gecombineerd, en zijn dus niet onderling inwisselbaar. Voor de geleide emissies wordt de bovengrens opgenomen. Voor de totale emissie blijkt uit de solventboekhoudingen van de Vlaamse installaties die hieronder vallen dat de totale emissieniveau's systematisch in een grootteorde liggen van 2% of lager. Daarom wordt hier geopteerd voor een emissiegrenswaarde van 2,5% in titel III van het VLAREM. - De voetnoot (1) uit tabel 16 betreft een toepasbaarheid die wordt opgenomen in titel III van het VLAREM via het algemeen afwijkingsartikel in artikel 3.17.3.1.1 aangezien hiervoor een evaluatie nodig is. - De voetnoot (1) uit tabel 17 wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. - De voetnoot (2) uit tabel 17 bevat een bijkomende emissiegrenswaarde als BBT 16, c, wordt toegepast en wordt opgenomen in titel III van het VLAREM als afzonderlijk lid.
Afdeling 3.17.10. Coaten van textiel, folie en papier
3.17.10.1.
Tabel 18, 19.
BBT 15.
- De bovengrenzen van de BBT-GEN voor diffuse en geleide VOS-emissies worden opgenomen in titel III van het VLAREM. De BBT-GEN dienen te worden gecombineerd, en zijn dus niet onderling inwisselbaar. - De voetnoot (1) wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. - De voetnoot (2) bevat een bijkomende emissiegrenswaarde als BBT 16, c, wordt toegepast en wordt opgenomen in titel III van het VLAREM als afzonderlijk lid.
Afdeling 3.17.11. Vervaardiging van wikkeldraad
3.17.11.1.
BBT 27.
- De BBT-conclusie bevat BBT-GMPN's, maar niet voor alle parameters waarop deze BBT gericht is (niet voor energieverbruik). Techniek a moet altijd worden toegepast, en wordt opgenomen in titel III van het VLAREM, voor de overige technieken wordt verwezen naar de technieken in BBT 27 van de BBT-conclusies. De beschrijving van techniek a wordt mee opgenomen, de toepasbaarheid niet aangezien dit algemeen toepasbaar is. - De toepasbaarheid van technieken b tot en met d houdt een mogelijke beperking in en wordt opgenomen in titel III van het VLAREM via het algemeen afwijkingsartikel in artikel 3.17.3.1.1 aangezien hiervoor een evaluatie nodig is.
3.17.11.2.
BBT 27.
Tabel 20, 21.
BBT 15.
- De bovengrenzen van de BBT-GEN voor totale en geleide VOS-emissies worden opgenomen in titel III van het VLAREM. De BBT-GEN dienen te worden gecombineerd, en zijn dus niet onderling inwisselbaar. - In de BBT-conclusies staat enkel een emissiegrenswaarde voor draden met een gemiddelde diameter > 0,1 mm. De oude STS BREF en titel II van het VLAREM, bijlage 5.59.1, vermelde echter ook een emissiegrenswaarde voor draden met een gemiddelde diameter ? 0,1 mm, die voor de volledigheid wordt overgenomen in titel III van het VLAREM aangezien dit ook blijft gelden.
Afdeling 3.17.12. Coaten en bedrukken van metalen verpakkingen
3.17.12.1.
Tabel 22, 23, 24.
BBT 15.
- De bovengrenzen van de BBT-GEN voor totale, diffuse en geleide VOS-emissies worden opgenomen in titel III van het VLAREM. Er wordt de keuze gelaten tussen de BBT-GEN voor ? OF de totale emissies, ? OF de combinatie van deze voor diffuse emissies én geleide emissies. - De voetnoot (1) bevat een bijkomende emissiegrenswaarde als BBT 16, c, wordt toegepast, in geval de emissiegrenswaarden voor diffuse VOS-emissies en VOS emissies in afgassen gelden, en wordt opgenomen in titel III van het VLAREM als afzonderlijk lid.
Afdeling 3.17.13. Heatsetrotatie-offsetdruk
3.17.13.1.
BBT 28.
Tabel 25, 26, 27.
BBT 15.
- De technieken worden niet opgenomen, enkel de BBT-GMPN's. - De bovengrenzen van de BBT-GEN voor totale, diffuse en geleide VOS-emissies worden opgenomen in titel III van het VLAREM. Er wordt de keuze gelaten tussen de BBT-GEN voor ? OF de totale emissies, ? OF de combinatie van deze voor diffuse emissies én geleide emissies. - De voetnoot (1) bij tabellen 25 en 26 (met totale en diffuse emissiegrenswaarden), welke stelt dat de bovengrens van het BBT-GEN-bereik verband houdt met de fabricage van producten van hoge kwaliteit, wordt niet opgenomen in titel III van het VLAREM, maar kan wel nuttige informatie zijn bij de individuele evaluaties.
Afdeling 3.17.14. Flexografie en rotatiediepdruk, andere dan
illustratiediepdruk
3.17.14.1.
Tabel 28, 29, 30.
BBT 15.
- De bovengrenzen van de BBT-GEN voor totale, diffuse en geleide VOS-emissies worden opgenomen in titel III van het VLAREM. Er wordt de keuze gelaten tussen de BBT-GEN voor ? OF de totale emissies, ? OF de combinatie van deze voor diffuse emissies én geleide emissies. - De voetnoot (1) wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. - De voetnoot (2) bevat een bijkomende emissiegrenswaarde als BBT 16, c, wordt toegepast, in geval de emissiegrenswaarden voor diffuse VOS-emissies en VOS emissies in afgassen gelden, en wordt opgenomen in titel III van het VLAREM als afzonderlijk lid.
Afdeling 3.17.15. Illustratiediepdruk
3.17.15.1.
BBT 29.
De techniek "gebruik van een tolueenterugwinningssysteem op basis van adsorptie" moet altijd worden toegepast en lijkt dermate essentieel, en wordt daarom opgenomen in titel III van het VLAREM. De andere technieken worden omwille van de afdekking ervan door de BBT-GMPN's niet opgenomen.
3.17.15.2.
BBT 29.
Tabel 31, 32.
BBT 15.
De bovengrenzen van de BBT-GEN voor diffuse en geleide VOS-emissies worden opgenomen in titel III van het VLAREM. De BBT-GEN dienen te worden gecombineerd, en zijn dus niet onderling inwisselbaar.
Afdeling 3.17.16. Coaten van houten oppervlakken
3.17.16.1.
Tabel 33, 34, 35.
BBT 15.
- De bovengrenzen van de BBT-GEN voor totale, diffuse en geleide VOS-emissies worden opgenomen in titel III van het VLAREM. Er wordt de keuze gelaten tussen de BBT-GEN voor ? OF de totale emissies, ? OF de combinatie van deze voor diffuse emissies én geleide emissies. - De voetnoot (1) bevat een bijkomende emissiegrenswaarde als BBT 16, c, wordt toegepast, in geval de emissiegrenswaarden voor diffuse VOS-emissies en VOS emissies in afgassen gelden, en wordt opgenomen in titel III van het VLAREM als afzonderlijk lid.
Afdeling 3.17.17. Conservering van hout en houtproducten met chemische
stoffen
Onderafdeling 3.17.17.1. Toepasbaarheid
3.17.17.1.1.
Toepasbaarheid: BBT 38, g) BBT 39 BBT 47, a) BBT 47, c)
De toepasbaarheid van de technieken vermeld in BBT 38, g), BBT 39, BBT 47, a), en BBT 47, c), van de BBT-conclusies (omgezet in artikel 3.17.17.7.3, 7°, artikel 3.17.17.7.4, artikel 3.17.17.12.1, § 1, 1°, en artikel 3.17.17.12.1, § 3) is mogelijk beperkt. Gezien de voorwaardelijke formulering in de BBT-conclusies, is een beoordeling nodig. Door dit te verankeren in de omgevingsvergunning kan deze beoordeling gebeuren via de evaluatie- of vergunningsprocedures. Dit biedt de bedrijven rechtszekerheid. Via dit artikel wordt dus de mogelijkheid gegeven om in de vergunning een afwijking toe te staan op deze technieken.
Onderafdeling 3.17.17.2. Totale milieuprestaties
3.17.17.2.1.
BBT 30.
- Alle elementen van het milieubeheersysteem zijn steeds van toepassing, en worden opgenomen onder dit artikel of door verwijzing naar de analoge elementen reeds vermeld onder artikel 3.17.3.2.1. - Met betrekking tot punt 16° ("de uitvoering van een sectorale benchmarking op regelmatige basis") kan er bijvoorbeeld verwezen worden naar een benchmark uitgevoerd door sectororganisaties, in het kader van BBT-studies,... -Bij Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad is het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de Unie (EMAS) vastgesteld, wat een voorbeeld is van een milieubeheersysteem dat in overeenstemming is met deze BBT. Een ander voorbeeld is een ISO 14001-gecertificeerd milieuzorgsysteem.
Er is geen verplichting tot een gecertificeerd milieuzorgsysteem, dit wordt bevestigd door de toepasbaarheid in de overeenkomstige BBT-conclusies, met name dat het toepassingsgebied (bv. de mate van gedetailleerdheid) en de aard (bv. gestandaardiseerd of niet-gestandaardiseerd) van het milieubeheersysteem over het algemeen te maken heeft met de aard, omvang en complexiteit van de installatie en de milieueffecten ervan. - Voor het opnemen van plannen voor het voorkomen en onder controle houden van lekken en morsen, met inbegrip van richtsnoeren voor het beheer van afval dat afkomstig is van morsen, wordt in de BBT-conclusies verwezen naar BAT 46, welke wordt omgezet in artikel 3.17.17.11.1 van VLAREM III. - De toepasbaarheid wordt opgenomen in het derde lid.
Onderafdeling 3.17.17.3. Vervanging van schadelijke of gevaarlijke stoffen
3.17.17.3.1.
BBT 31.
Dit is een belangrijke basis BBT die de manier van houtverduurzaming definieert. Solvent-gebaseerde middelen of creosoot moeten worden vervangen door water-gebaseerde, tenzij het niet anders kan omwille van kwaliteitseisen of specificaties van de producten. De BBT wordt opgenomen in titel III van het VLAREM, inclusief de beschrijving en de toepasbaarheid.
3.17.17.3.2.
BBT 32.
- De BBT-conclusie wordt opgenomen. - De toepasbaarheid ("Kwaliteitseisen of specificaties van de producten kunnen de toepasbaarheid van vervanging beperken") wordt mee opgenomen in titel III van het VLAREM, maar slaat enkel op substitutie, niet op de verplichting om regelmatig te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn.
Onderafdeling 3.17.17.4. Efficiënt gebruik van hulpbronnen
3.17.17.4.1.
BBT 33.
- De BBT-conclusie met technieken wordt opgenomen. De beschrijvingen van de technieken bevatten bijkomende, essentiële informatie en worden daarom opgenomen in titel III van het VLAREM. - Techniek a vermeldt dat aanbrengsystemen waarbij het hout wordt ondergedompeld in de conserveervloeistof efficiënter zijn dan bijvoorbeeld spuiten. De efficiëntie van de aanbrenging bij vacuümprocessen (gesloten systeem) bedraagt bijna 100%. - Techniek b vermeldt dat de controle en optimalisering van het verbruik van de behandelingschemicaliën voor het specifieke eindgebruik gebeurt door: a) het wegen van het hout en de houtproducten voor en na de impregnering;b) het bepalen van de hoeveelheid conserveervloeistof tijdens en na de impregnering.
Het verbruik van de behandelingschemicaliën volgt de aanbevelingen van de leveranciers en leidt niet tot overschrijding van de retentievereisten, zoals bijvoorbeeld vastgesteld in de productkwaliteitsnormen; - Techniek d vermeldt dat de houtvochtigheid voorafgaand aan de behandeling wordt gemeten, zoals door meting van de elektrische weerstand of door weging, en indien nodig wordt gecorrigeerd, zoals door het verder drogen van het hout, om het impregneren te optimaliseren en de vereiste productkwaliteit te waarborgen. - Voor technieken a, c en d wordt de toepasbaarheid opgenomen in titel III van het VLAREM. Techniek b is algemeen toepasbaar, dus deze toepasbaarheid wordt niet opgenomen.
Onderafdeling 3.17.17.5. Levering, opslag en hantering van behandelingschemicaliën
3.17.17.5.1.
BBT 34.
De BBT-conclusie met technieken wordt opgenomen, c tot f rechtstreeks, terwijl er voor a en b wordt verwezen naar BBT 34. De beschrijvingen bevatten bijkomende, essentiële informatie en worden mee opgenomen in titel III van het VLAREM. Onderafdeling 3.17.17.6. Voorbereiding en conditionering van hout
3.17.17.6.1.
BBT 35.
De BBT-conclusie wordt opgenomen door verwijzing naar de technieken in BBT 35 van de BBT-conclusies.
Onderafdeling 3.17.17.7. Procedure voor het aanbrengen van conserveermiddelen
3.17.17.7.1.
BBT 36.
De BBT-conclusie wordt opgenomen door verwijzing naar de technieken in BBT 36 van de BBT-conclusies.
3.17.17.7.2.
BBT 37.
De BBT-conclusie wordt opgenomen in titel III van het VLAREM.
3.17.17.7.3.
BBT 38.
- De BBT-conclusie met technieken wordt opgenomen. De beschrijvingen van de technieken bevatten bijkomende, essentiële informatie en worden daarom opgenomen in titel III van het VLAREM. - Een voorbeeld van techniek e (5° in titel III van het VLAREM) betreft de behandeling van afgezogen lucht uit drukvaten in een vloeistof-dampscheider. - de mogelijke beperkte toepasbaarheid bij techniek g (7° in titel III van het VLAREM) (nl. "Het toepassen van een finaal vacuüm is eventueel niet nodig als de verwijdering van behandelingschemicaliën van het oppervlak van het behandelde hout wordt verzekerd door toepassing van een passend initieel vacuüm (bv. minder dan 50 mbar).") wordt opgenomen via het algemeen afwijkingsartikel in artikel 3.17.17.1.1. aangezien hiervoor een evaluatie nodig is.
3.17.17.7.4.
BBT 39.
- De BBT-conclusie, inclusief beschrijving, wordt opgenomen. - De mogelijke beperkte toepasbaarheid wordt opgenomen via het algemeen afwijkingsartikel in artikel 3.17.17.1.1. aangezien hiervoor een evaluatie nodig is.
Onderafdeling 3.17.17.8. Conditionering na behandeling en tussentijdse opslag
3.17.17.8.1.
BBT 40.
- De BBT-conclusie wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. - De beschrijving wordt deels mee geïntegreerd in titel III van het VLAREM. De volledige beschrijving houdt in: "Om ervoor te zorgen dat de overtollige behandelingschemicaliën naar het behandelingsvat kunnen terugvloeien, wordt/worden behandeld(e) hout/houtpakketten gedurende een voldoende lange periode na de behandeling en vóór overbrenging naar de droogzone in het omsloten/ingekuipte gebied gehouden (bv. boven het behandelingsvat of een uitlekmat). Vóór het verlaten van de droogzone wordt/worden behandeld(e) hout/houtpakketten bijvoorbeeld opgetild met mechanische middelen en ten minste 5 minuten zo gehouden.
Indien er zich geen druppels behandelingsvloeistof vormen, wordt het hout geacht droog te zijn.". - er wordt gelinkt naar artikel 5.19.2.1.1, § 10, van titel II van het VLAREM, welke meer duiding geeft over wat bedoeld wordt met "het behandelde hout [...] geacht wordt droog te zijn": "Hout of soortgelijke producten moeten verduurzaamd worden onder dak. Daarna moet een voldoende lange fixatieperiode volgen. De exploitant beschikt over een procedure die de fixatieperiode bepaalt en rekening houdt met de zomer- of wintertemperatuur, het gebruikte verduurzamingsproduct, de temperatuur tijdens het proces en de nabehandeling, de luchtvochtigheid, de houtsoort en het houtvochtgehalte. De plaats waar de fixatie plaatsvindt moet voorzien zijn van een afdak en als het behandelde hout niet drupvrij is, moet het vers verduurzaamde hout gedurende de eerste dagen na de behandeling op een vloeistofdichte ondergrond opgeslagen worden.". - Overige te nemen maatregelen tijdens het behandelen, conditioneren na behandeling en het tijdelijk opslaan gedurende het uitdruipen van het hout worden bepaald in artikel 17.17.11.1, § 1, en 3.17.17.12.1, § 1, van titel III van het VLAREM en artikel 5.19.2.1.1, § 3, van titel II van het VLAREM. Onderafdeling 3.17.17.9. Afvalbeheer
3.17.17.9.1.
BBT 41.
De BBT-conclusie wordt opgenomen in titel III van het VLAREM, technieken a en b rechtstreeks en technieken c en d door te verwijzen naar BBT 41. De beschrijvingen van deze technieken bevatten geen bijkomende, essentiële informatie en worden niet daarom opgenomen in titel III van het VLAREM.
3.17.17.9.2.
BBT 42.
De BBT-conclusie wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. Onderafdeling 3.17.17.10. Monitoring water en grondwater
3.17.17.10.1.
BBT 43.
- Verwijzing CEN-, ISO- en andere normen voor emissies naar water wordt opgenomen. De EN-normen zijn beschikbaar in het Frans, Engels en Duits en zijn net zoals andere Europese of Belgische normen niet gratis beschikbaar. De norm kan o.m. aangekocht worden via het NBN, het Bureau voor Normalisatie, verantwoordelijk voor het ontwikkelen en verkopen van normen in België. - De referentiemeetmethodes zijn beschreven in het compendium voor de monsterneming, meting en analyse van water (WAC, zie https://emis.vito.be/nl/lne-erkenningen-water) en worden daarom niet opgenomen in titel III van het VLAREM. - De monitoringvoorwaarden (minimum frequentie bij elke batchlozing) worden opgenomen. - O.b.v. art. 2.3.1 van titel III van het VLAREM, en dus bijlage 4.2.5.2 bij titel II van het VLAREM, zouden de meetfrequentie kunnen afgebouwd worden. Aangezien dit niet wordt toegelaten in de BBT-conclusies, worden de meetfrequenties hier opgenomen in afwijking van artikel 2.3.1. - Overeenkomstig de huidige WAC-methode en de ISO 28540 (16 PAK in water met GC/MS, 2011), wordt in titel III van het VLAREM verduidelijkt dat met PAK's de lijst van volgende 16 PAK's worden bedoeld: acenafteen, acenaftyleen, antraceen, benzo(a)antraceen, benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen, benzo(g,h,i)peryleen, benzo(k)fluorantheen, chryseen, dibenzo(a,h)antraceen, fluorantheen, fluoreen, indeno(1,2,3-cd)pyreen, naftaleen, fenantreen en pyreen. Dit is dezelfde lijkst met PAK's die wordt vermeld onder de PAK's in bijlage 4.2.5.2, artikel 4, § 1; - het meten van benzo(a)pyreen wordt afzonderlijk vermeld in de BBT-conclusies, maar aangezien deze parameter vervat zit in het meten van de PAK's, wordt benzo(a)pyreen niet meer afzonderlijk vermeld in titel III van het VLAREM. - minerale-olie-index (HOI) wordt omgezet als totaal koolwaterstoffen; - De voetnoten worden opgenomen in titel III van het VLAREM. Voor oplosmiddelen en biociden moeten specifieke stoffen worden gemeten, deze zijn individueel te bepalen op basis van de oplosmiddelen (als die er zijn) en biociden die worden gebruikt in de installaties.
3.17.17.10.2.
BBT 44.
- Verwijzing CEN-, ISO- en andere normen voor emissies naar water wordt opgenomen. De EN-normen zijn beschikbaar in het Frans, Engels en Duits en zijn net zoals andere Europese of Belgische normen niet gratis beschikbaar. De norm kan o.m. aangekocht worden via het NBN, het Bureau voor Normalisatie, verantwoordelijk voor het ontwikkelen en verkopen van normen in België. - De referentiemeetmethodes zijn beschreven in het compendium voor de monsterneming, meting en analyse van water (WAC, zie https://emis.vito.be/nl/lne-erkenningen-water) en worden daarom niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Overeenkomstig artikel 1.3.1.1, § 1, 1°, van titel II van het VLAREM en artikel 45, § 1, 1°, van het VLAREL, moeten de methodes van het WAC worden toegepast. - In paragraaf 1 wordt in het tweede lid vermeld op welke manier de monitoring van het grondwater moet uitgevoerd worden. Met name dat de peilbuizen voor de monitoring bepaald worden in overleg met een erkend bodemsaneringsdeskundige en gebaseerd worden op standaardprocedures van OVAM. Verder staat ook een bodemsaneringsdeskundige in voor de evaluatie van de bekomen meetgegevens. - De standaardprocedure Oriënterend Bodemonderzoek (OBO) wordt gepubliceerd door OVAM. - De monitoringvoorwaarden (minimum frequentie om de zes maanden) worden opgenomen in paragraaf 2. - Overeenkomstig de huidige WAC-methode en de ISO 28540 (16 PAK in water met GC/MS, 2011), wordt in titel III van het VLAREM verduidelijkt dat met PAK's de lijst van volgende 16 PAK's worden bedoeld: acenafteen, acenaftyleen, antraceen, benzo(a)antraceen, benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen, benzo(g,h,i)peryleen, benzo(k)fluorantheen, chryseen, dibenzo(a,h)antraceen, fluorantheen, fluoreen, indeno(1,2,3-cd)pyreen, naftaleen, fenantreen en pyreen; - Minerale-olie-index (HOI) wordt omgezet als totaal koolwaterstoffen; - De voetnoten worden opgenomen in titel III van het VLAREM. Op basis van de eerste voetnoot wordt de mogelijkheid gegeven om de monitoring achterwege te laten indien de betrokken stof niet in het proces wordt gebruikt én aangetoond is dat het grondwater niet met deze stof verontreinigd is. Voetnoten (2) en (3) stellen dat voor oplosmiddelen en biociden specifieke stoffen moeten worden gemeten, deze zijn individueel te bepalen in de omgevingsvergunning op basis van de oplosmiddelen (als die er zijn) en biociden die worden (of werden) gebruikt in de installaties. - De vermelding dat de monitoringfrequentie mag worden verminderd tot eens per twee jaar op basis van een risicobeoordeling of wanneer is aangetoond dat het niveau van de verontreinigende stoffen voldoende stabiel is, wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. De BBT-conclusies geven een periode van 4 jaar aan als voorbeeld om voldoende stabiliteit na te gaan.
BBT 45.
De meetfrequenties voor emissies naar lucht worden opgenomen in titel III van het VLAREM daar waar ook de emissiegrenswaarden worden opgenomen. Zie verder onder artikel 3.17.17.13.6.
Onderafdeling 3.17.17.11. Emissies naar bodem en grondwater
3.17.17.11.1.
BBT 46.
- De BBT-conclusie met technieken wordt opgenomen, verspreid over verschillende paragrafen door de grote omvang ervan. De beschrijvingen van de meeste technieken bevatten immers nog veel bijkomende, essentiële informatie en worden daarom (grotendeels) mee opgenomen in titel III van het VLAREM. - De beschrijving bij techniek a (omgezet in § 1) geeft mee dat voorbeelden van kritische apparatuur zijn: afsluiters, in- en uitlaatopeningen van opslagtanks, behandelingsvaten, werktanks, losplaatsen/uitrijzones, koel-/droogzones, en een voorbeeld van een kritisch proces: het hanteren van pas behandeld hout. - Voor het voorzien van voldoende opvangcapaciteit bij inkuipingen wordt doorverwezen naar titel II van het VLAREM, dat al verschillende regels bevat omtrent de minimale capaciteit, afhankelijk van de toepassing en het type product. Zo bepaalt artikel 5.19.2.1.1, § 3, van titel II van het VLAREM bijvoorbeeld dat de nuttige inhoud van kuipen en houders voor drenkvloeistoffen tenminste gelijk is aan de inhoud van de grootste erboven geplaatste kuip of houder. Daarnaast zijn in hoofdstuk 5.17 bepalingen opgenomen voor opslag van gevaarlijke producten, met inhoudsvermogens afhankelijk van het type product en/of houder. - De beschrijving bij techniek b (omgezet in § 2) geeft als voorbeeld mee dat de opslag van behandeld hout op een ondoordringbare ondergrond moet gebeuren indien dit in de biocidenverordening is voorgeschreven voor de toelating van het voor de behandeling gebruikte houtconserveringsmiddel. - Er wordt verwezen naar de beschrijving bij techniek f (omgezet in § 6), welke volgende voorbeelden geeft van geschikte technieken om de verontreiniging van delen van installaties die normaliter niet in contact komen met behandelingschemicaliën te voorkomen: 1° lekbakken zo ontwerpen dat vorkheftrucks niet in contact komen met mogelijk verontreinigde oppervlakken van de lekbakken;2° de laadapparatuur (gebruikt om behandeld hout uit het behandelingsvat te verwijderen) zo ontwerpen dat de overdracht van behandelingschemicaliën wordt voorkomen;3° een kraansysteem gebruiken voor het hanteren van behandeld hout;4° speciale transportvoertuigen gebruiken voor mogelijk verontreinigde zones;5° de toegang tot mogelijk verontreinigde gebieden beperken;6° looppaden met grind gebruiken.- Als onderdeel van het milieubeheersysteem, dienen plannen worden opgenomen voor het voorkomen en onder controle houden van lekken en morsen, met inbegrip van richtsnoeren voor het beheer van afval dat afkomstig is van morsen. In de BBT-conclusies wordt hiervoor gerefereerd naar deze BAT 46, welke wordt omgezet in dit artikel 3.17.17.11.1. - Ter info, ook artikel 5.19.2.1.1, § 3, van titel II van het VLAREM legt maatregelen op om de verspreiding van de drenkvloeistoffen te voorkomen, deze blijven onverminderd van toepassing.
Onderafdeling 3.17.17.12. Emissies naar water en afvalwaterbeheer
3.17.17.12.1.
BBT 47.
- De BBT-conclusie met technieken worden opgenomen, verspreid over verschillende paragrafen door de grote omvang ervan. - De beschrijvingen van de meeste technieken bevatten bijkomende, essentiële informatie en worden daarom (grotendeels) opgenomen in titel III van het VLAREM. - In techniek e (omgezet in § 5) wordt verwezen naar een geschikte afvalwaterzuiveringsinstallatie, deze kan op of buiten het terrein liggen. - De toepasbaarheid van technieken a en c (deel 2) zijn voorwaardelijk geformuleerd, en worden daarom opgenomen in titel III van het VLAREM via het algemene afwijkingsartikel omdat hiervoor een evaluatie nodig is. - De toepasbaarheid van techniek d (omgezet in § 4), en de eerste zin van de toepasbaarheid bij techniek c (omgezet in § 3) bevatten essentiële informatie en worden opgenomen in titel III van het VLAREM.
3.17.17.12.2.
BBT 48.
De BBT-conclusie wordt opgenomen. De beschrijving geeft meer duiding (nl. "De condensaten worden opgevangen, krijgen de tijd om te bezinken, en worden behandeld met een actieve koolfilter of zandfilter. Het behandelde water wordt of hergebruikt (gesloten circuit) of in het openbare rioolstelsel geloosd. Als alternatief mogen de opgevangen condensaten ook als gevaarlijke afvalstoffen worden verwijderd."), maar bevat geen bijkomende, essentiële informatie en worden daarom niet opgenomen in titel III van het VLAREM. Onderafdeling 3.17.17.13. Emissies naar lucht
3.17.17.13.1.
BBT 49.
- De BBT-conclusie wordt opgenomen. - Er is gekozen om de terminologie van "gesloten systeem" te gebruiken waar gesproken wordt van het insluiten van emitterende apparatuur of processen, overeenkomstig de definitie in VLAREM (definities activiteiten die gebruikmaken van organische oplosmiddelen (hoofdstuk 5.59), 26° ) en Richtlijn Industriële Emissies (artikel 57 (12)), welke als volgt luidt: "gesloten systeem: een systeem dat zodanig functioneert dat de uit de activiteit vrijkomende vluchtige organische stoffen beheerst worden afgevangen en uitgestoten, hetzij via een afgaskanaal of via nabehandelingsapparatuur, en derhalve niet volledig diffuus zijn;".
3.17.17.13.2.
BBT 50.
- De BBT-conclusie wordt opgenomen. - De toepasbaarheid ("Mogelijk is creosoot van klasse C niet toepasbaar bij koude klimatologische omstandigheden") wordt niet opgenomen. Creosoot type B is niet toegelaten in Vlaanderen. Artikel 5.19.2.1.2 uit titel II van het VLAREM stelt namelijk dat emissies moeten worden beperkt tot een niveau dat niet hoger is dan bij het gebruik van WEI type C als houtverduurzamingsproduct. WEI types en klassen volgens EN13991 zijn identiek.
3.17.17.13.3.
BBT 51.
Tabel 36.
- De inleidende zin, namelijk dat toestellen en processen moeten afgesloten worden en afgassen moeten afgezogen worden, is essentieel en wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. - De technieken worden niet opgenomen, de BBT-GMPN's wel. - De bovengrenzen van de BBT-GENs worden opgenomen. - Bijlage 4.4.2. bij titel II van het VLAREM vermeldt algemene emissiegrenswaarden voor lucht voor enkele individuele PAK parameters.
Deze blijven onverminderd geldig, naast de emissiegrenswaarde voor de groepsparameter in titel III van het VLAREM. Voor de duidelijkheid worden deze individuele emissiegrenswaarden ook overgenomen in titel III van het VLAREM. - De voetnoot wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. De lijst van 16 PAKs is de volgende: acenaphthene, acenaftyleen, anthracene, benzo(a)anthracene, benzo(a)pyrene, benzo(b)fluoranthene, benzo(ghi)perylene, benzo(k)fluoranthene, chrysene, dibenzo(a,h)anthracene, fluoranthene, fluorene, indeno(1,2,3-cd)pyrene, naphthalene, phenanthrene, pyrene.
3.17.17.13.4.
BBT 52.
Techniek a, namelijk optimalisatie van de thermische behandelingsomstandigheden, alsook de verduidelijkende beschrijving met specificatie wat dit inhoudt, wordt opgenomen in titel III van het VLAREM. Techniek a is dermate essentieel en voor parameter CO geldt enkel een indicatieve waarde in de BBT-conclusies die niet wordt omgezet in titel III van het VLAREM. - De toepasbaarheid bij techniek a stelt dat de toepasbaarheid van ontwerpen beperkt kan zijn voor bestaande installaties. Wat betreft optimalisering van de verbrandingsomstandigheden en het onderhoud is de techniek a algemeen toepasbaar. Daarom wordt de toepasbaarheid niet mee opgenomen in titel III van het VLAREM.
3.17.17.13.5.
BBT 52.
Tabel 37.
- De bovengrens van de BBT-GEN voor emissies van NOX naar de lucht voor thermische behandeling van procesafgassen wordt opgenomen als emissiegrenswaarde. - De bovengrens van de indicatieve emissiewaarde voor CO, namelijk 20 - 150 mg/Nm3, wordt niet opgenomen in VLAREM III maar kan wel als richtwaarde gebruikt worden bij de individuele evaluaties. - De voetnoot (1) heeft betrekking op de toepasbaarheid en wordt opgenomen in titel III van het VLAREM als derde lid.
3.17.17.13.6.
BBT 45.
- Verwijzing CEN-, ISO- en andere normen voor emissies naar lucht wordt opgenomen. De EN-normen zijn beschikbaar in het Frans, Engels en Duits en zijn net zoals andere Europese of Belgische normen niet gratis beschikbaar. De norm kan o.m. aangekocht worden via het NBN, het Bureau voor Normalisatie, verantwoordelijk voor het ontwikkelen en verkopen van normen in België. - De meetfrequenties voor emissies naar lucht worden opgenomen in titel III van het VLAREM. Daarbij wordt rekening gehouden met reeds strenger geldende voorwaarden uit titel II van het VLAREM, die dan worden overgenomen in titel III van het VLAREM. - Bijlage 4.4.3. bij titel II van het VLAREM vermeldt voor lucht algemene meetfrequenties voor enkele individuele PAK parameters. Deze blijven onverminderd geldig, naast de meetfrequentie voor de groepsparameter in titel III van het VLAREM. Voor de duidelijkheid worden deze individuele meetfrequenties ook overgenomen in titel III van het VLAREM. - De voetnoten (1), (2) en (3) worden opgenomen in titel III van het VLAREM. De lijst van 16 PAKs is de volgende: acenaphthene, acenaftyleen, anthracene, benzo(a)anthracene, benzo(a)pyrene, benzo(b)fluoranthene, benzo(ghi)perylene, benzo(k)fluoranthene, chrysene, dibenzo(a,h)anthracene, fluoranthene, fluorene, indeno(1,2,3-cd)pyrene, naphthalene, phenanthrene, pyrene. - De referentiemeetmethodes zijn beschreven in het compendium voor de monsterneming, meting en analyse van lucht (LUC, zie http://www.emis.vito.be/node/269) en worden daarom niet opgenomen in titel III van het VLAREM.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen Artikel 51 Dit artikel stelt de klassieke slotbepaling vast.
De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR
Raad van State, afdeling Wetgeving, advies 70.739/1 van 19 januari 2022 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen' Op 20 december 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen'.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 13 januari 2022 . De kamer was samengesteld uit Marnix Van Damme, kamervoorzitter, Wouter Pas en Inge Vos, staatsraden, Michel Tison en Johan Put, assessoren, en Wim Geurts, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Kristine Bams, eerste auditeur-afdelingshoofd.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 19 januari 2022 . 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering strekt ertoe om de titels II en III van het VLAREM te wijzigen, rekening houdend met de conclusies over de beste beschikbare technieken (BBT-conclusies) voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen. De ontworpen wijzigingen voorzien op die wijze in de omzetting van het uitvoeringsbesluit (EU) 2020/2009 van de Commissie van 22 juni 2020 `tot vaststelling, op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies, van de conclusies inzake de beste beschikbare technieken (BBT-conclusies) voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen'. 3. Voor de ontworpen regeling wordt rechtsgrond ontleend aan het in de aanhef van het ontwerp vermelde artikel 5.4.3, § 1, van het decreet van 5 april 1995 `houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid' (DABM), op grond waarvan de Vlaamse Regering de wijze bepaalt waarop de beste beschikbare technieken vastgesteld worden. In zover de artikelen 2 en 3 van het ontwerp, die een aantal wijzigingen beogen aan te brengen in titel II van het VLAREM niet gebaseerd zijn op BBT-conclusies, kan ervoor een meer algemene rechtsgrond worden gevonden in artikel 5.4.1 van het DABM waarin de Vlaamse Regering wordt belast met het vaststellen van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden en zij bevoegd wordt gemaakt om voorwaarden vast te stellen ter bescherming van de mens en het milieu tegen bepaalde vormen van hinder en risico's afkomstig van niet-ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Vormvereisten 4. In de rubriek "Vormvereisten", in de aanhef van het ontwerp, wordt onder meer het volgende vermeld: "De voorschriften van artikel 5.4.4 van het DABM zijn vervuld: het voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering werd van 19 juli 2021 tot en met 30 augustus 2021 gepubliceerd op de website van het Departement Omgeving".
De gemachtigde verstrekte met betrekking tot deze vermelding nog de volgende bijkomende toelichting: "Deze inspraakprocedures hebben steeds plaatsgevonden, ook bij eerdere besluiten van de Vlaamse Regering ter omzetting van BBT-conclusies, maar de melding hiervan wordt nog maar sinds de omzetting van de BBT-conclusies voor de voedingsmiddelen-, dranken- en zuivelindustrie opgenomen in de vormvereisten van het besluit." Op te merken valt dat artikel 5.4.4 van het DABM ook nog voorschrijft dat het voorontwerp van besluit ter inzage wordt gelegd bij het Departement Omgeving, hetgeen naar het zeggen van de gemachtigde eveneens is gebeurd. Volledigheidshalve zou het best ook van die inzage melding worden gemaakt in de rubriek "Vormvereisten" in de aanhef van het ontwerp.
Tot slot wordt de Vlaamse Regering in artikel 5.4.4 van het DABM opgedragen "de nadere regels inzake de bekendmaking en inspraak van de bevolking" te bepalen. De gemachtigde deelde wat dat betreft mee dat "[e]r (...) geen specifieke bepalingen ter uitvoering van artikel 5.4.4 van het DABM" zijn tot stand gebracht. Wil aan de betrokken opdracht in artikel 5.4.4 van het DABM uitvoering worden gegeven, zal de Vlaamse Regering alsnog de desbetreffende nadere regels moeten vaststellen.
Onderzoek van de tekst Aanhef 5. Rekening houdend met hetgeen onder randnummer 3 is opgemerkt met betrekking tot de rechtsgrond voor het ontwerp, dient in de rubriek "Rechtsgronden" van de aanhef, benevens van artikel 5.4.3, § 1, van het DABM, tevens melding te worden gemaakt van artikel 5.4.1 van hetzelfde decreet.
Artikel 50 6. Aan het einde van het opschrift van de ontworpen onderafdeling 3.17.4.2 van titel III van het VLAREM moet worden geschreven "... die van de locatie verwijderd is". 7. In het ontworpen artikel 3.17.17.10.2, § 2, derde lid, moet worden geschreven "..., mag de monitoringfrequentie, vermeld in het eerste lid, na goedkeuring door ...". 8. In het ontworpen artikel 3.17.17.11.1, § 5, schrijve men "Dat omvat de controle van de integriteit en ...". In gelijkaardige zin moet in het ontworpen artikel 3.17.17.13.4, 2°, worden geschreven "... door de controle van verbrandingsparameters zoals ...".
De griffier, De voorzitter, Wim Geurts Marnix Van Damme
1 APRIL 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 5.4.1, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 12/05/2014 numac 2014035516 bron vlaamse overheid Decreet houdende het rechtsherstel van ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de planmilieueffectrapportage werd opgesteld met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2008 betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan type decreet prom. 25/04/2014 pub. 23/10/2014 numac 2014036510 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de omgevingsvergunning type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035706 bron vlaamse overheid Decreet betreffende complexe projecten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 29/08/2014 numac 2014035731 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid en tot opheffing van diverse andere bepalingen type decreet prom. 25/04/2014 pub. 30/06/2014 numac 2014035687 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de rustpensioenen, toegekend aan de vastbenoemde personeelsleden van de Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie en betreffende de overlevingspensioenen, toegekend aan de rechtverkrijgenden van die personeelsleden sluiten, en artikel 5.4.3, § 1, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 12/05/2014 numac 2014035516 bron vlaamse overheid Decreet houdende het rechtsherstel van ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de planmilieueffectrapportage werd opgesteld met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2008 betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan type decreet prom. 25/04/2014 pub. 23/10/2014 numac 2014036510 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de omgevingsvergunning type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035706 bron vlaamse overheid Decreet betreffende complexe projecten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 29/08/2014 numac 2014035731 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid en tot opheffing van diverse andere bepalingen type decreet prom. 25/04/2014 pub. 30/06/2014 numac 2014035687 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de rustpensioenen, toegekend aan de vastbenoemde personeelsleden van de Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie en betreffende de overlevingspensioenen, toegekend aan de rechtverkrijgenden van die personeelsleden sluiten.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 23 november 2021; - De Raad van State heeft advies 70.739/1 gegeven op 19 januari 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; - De voorschriften van artikel 5.4.4 van het DABM zijn vervuld: het voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering werd van 19 juli 2021 tot en met 30 augustus 2021 gepubliceerd op de website van het Departement Omgeving en werd gedurende deze periode ook ter inzage gelegd. Tijdens deze termijn kon elk persoon zijn opmerkingen meedelen.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Dit besluit voorziet in de omzetting van het uitvoeringsbesluit (EU) 2020/2009 van de Commissie van 22 juni 2020 tot vaststelling, op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies, van de conclusies inzake de beste beschikbare technieken, voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM
Art. 2.In artikel 1.1.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2021, wordt in definities luchtverontreiniging (hoofdstuk 2.10, deel 3, 4, 5 en 6) de definitie "referentieperiode" vervangen door wat volgt: "referentieperiode: tenzij het anders is vermeld één uur of negentig minuten, behalve voor metingen bij discontinue productieactiviteiten, ook wel batchprocedés genoemd, waarvoor als referentieperiode de tijdsduur van de batch met een maximum van vier uur geldt;".
Art. 3.In artikel 4.4.4.3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 16/05/2014 pub. 27/10/2014 numac 2014036539 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 type besluit van de vlaamse regering prom. 16/05/2014 pub. 24/09/2014 numac 2014036521 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu, wat betreft een aanpassing aan de evolutie van de techniek en aan de CLP-verordening type besluit van de vlaamse regering prom. 16/05/2014 pub. 17/09/2014 numac 2014035880 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorwaarden voor erkenning en attest van toezicht en het kwaliteitsbeleid voor buitenschoolse gezinsopvang en groepsopvang sluiten en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 26/09/2019 numac 2019014243 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 20/06/2019 numac 2019030432 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de beleidstaken betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en de sectorale voorwaarden voor luchthavens, en tot opheffing van de beslissingen van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 en 7 december 2007 betreffende de aanduiding van de bevoegde instanties in uitvoering van Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/08/2019 numac 2019041573 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/07/2019 numac 2019013489 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot invoeging van artikel 53/2 in bijlage IX van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, wat betreft het subsidiebedrag voor de dagverzorgingscentra vermeld in artikel 51 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 2°, worden de woorden "van één uur" opgeheven;2° in het eerste lid, 3°, wordt in de tabel de rij
voor batchprocedés die minder dan 1 uur duren: het aantal monsters, vermeld in punt a).Als het batchproces te kort is om een gepast aantal bemonsteringen uit te voeren, wordt bemonsterd gedurende verschillende opeenvolgende batches.
opgeheven; 3° in het derde lid worden de woorden "kan worden" vervangen door de woorden "wordt als dat nodig is".
Art. 4.In artikel 5.19.2.1.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten, worden de woorden "WEI type C als houtverduurzamingsproduct" vervangen door de zinsnede "WEI type C, wat overeenstemt met creosoot klasse C volgens EN 13991, als houtverduurzamingsproduct".
Art. 5.Aan afdeling 5.59.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 en 27 november 2015, wordt een artikel 5.59.1.3 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Artikel 5.59.1.3. De emissiegrenswaarden in dit hoofdstuk gelden zonder correctie voor het zuurstofgehalte.".
Art. 6.In artikel 5.59.3.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 10/02/2017 pub. 23/02/2017 numac 2017010859 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten naar aanleiding van de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het tweede lid opgeheven;2° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2.De exploitant berekent en controleert jaarlijks de VOS-emissies ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen. Hij stelt jaarlijks en uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarin de emissies hebben plaatsgevonden, een document op, waarin al de volgende gegevens zijn opgenomen: 1° een beschrijving van de inrichting, met opgave van alle nodige gegevens die relevant zijn om de emissies te berekenen; 2° een overzicht van de resultaten van de metingen, uitgevoerd conform artikel 5.59.3.1, als dat van toepassing is; 3° de berekening van de emissiewaarden en de controle van de voorschriften, vermeld in paragraaf 1, aan de hand van een oplosmiddelenboekhouding die is opgesteld conform bijlage 5.59.3; 4° een overzicht van de emissiebronnen;5° een beschrijving van het ventilatiesysteem en het eventueel aanwezige afgasbehandelingssysteem;6° een overzicht van de gebruikte stoffen of mengsels waaraan een of meer van de gevarenaanduidingen H340, H350, H350i, H360D of H360F zijn toegekend, en van de gehalogeneerde VOS waaraan de gevarenaanduidingen H341 of H351 zijn toegekend, en een overzicht van de maatregelen om die oplosmiddelen binnen een zo kort mogelijke tijd door minder schadelijke stoffen of mengsels te vervangen. De exploitant bezorgt een afschrift van het document, vermeld in het eerste lid, aan de toezichthouder of de afdeling milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, als die daarom verzoekt.".
Art. 7.In artikel 5.59.3.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/06/2013 pub. 09/07/2013 numac 2013203826 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 februari 2010 houdende de uitvoering van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering, wat betreft de automatische aanvraag type besluit van de vlaamse regering prom. 07/06/2013 pub. 23/07/2013 numac 2013035645 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het loopbaan- en diversiteitsbeleid sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt het woord "doorlopende" vervangen door het woord "continue";2° in paragraaf 2 en 3 wordt het woord "emissiegrenswaarden" telkens vervangen door het woord "emissiegrenswaarde";3° in paragraaf 3 wordt het woord "toezichtcampagne" vervangen door het woord "meetcampagne"; 4° in paragraaf 3 wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° het debiet- en tijdgewogen rekenkundig gemiddelde van alle meetresultaten onder normale omstandigheden niet hoger dan de emissiegrenswaarde is;"; 5° in paragraaf 3, 2°, wordt het woord "uurgemiddelden" vervangen door het woord "meetresultaten".
Art. 8.In bijlage 5.59.1 bij hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 26/09/2019 numac 2019014243 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 20/06/2019 numac 2019030432 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de beleidstaken betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en de sectorale voorwaarden voor luchthavens, en tot opheffing van de beslissingen van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 en 7 december 2007 betreffende de aanduiding van de bevoegde instanties in uitvoering van Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/08/2019 numac 2019041573 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/07/2019 numac 2019013489 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot invoeging van artikel 53/2 in bijlage IX van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, wat betreft het subsidiebedrag voor de dagverzorgingscentra vermeld in artikel 51 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht in punt 1: 1° in de tabel wordt de rij
>200
20 (2)
30 (1)(2)
10% van het inktverbruik (2)(3)
vervangen door wat volgt:
>200
20 (2)
30 (1)(2)
10% van het inktverbruik (2)
2° in de tabel wordt de voetnoot "(3) In afwijking van deze emissiegrenswaarde geldt tot en met 1 september 2018 voor inrichtingen die voor 1 januari 2009 reglementair in bedrijf gesteld zijn, een totale emissiegrenswaarde van 15% van het inktverbruik." opgeheven; 3° onder de tabel wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: "Bij een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h gelden aanvullend de emissiegrenswaarden in artikel 3.17.13.1 van titel III van het VLAREM.".
Art. 9.In bijlage 5.59.1 bij hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 26/09/2019 numac 2019014243 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 20/06/2019 numac 2019030432 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de beleidstaken betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en de sectorale voorwaarden voor luchthavens, en tot opheffing van de beslissingen van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 en 7 december 2007 betreffende de aanduiding van de bevoegde instanties in uitvoering van Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/08/2019 numac 2019041573 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/07/2019 numac 2019013489 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot invoeging van artikel 53/2 in bijlage IX van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, wat betreft het subsidiebedrag voor de dagverzorgingscentra vermeld in artikel 51 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht in punt 2: 1° in de tabel wordt de cel
>25
vervangen door de cel
>25 - 200
2° onder de tabel wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: "Bij een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h gelden de emissiegrenswaarden in artikel 3.17.15.2 van titel III van het VLAREM.".
Art. 10.In bijlage 5.59.1 bij hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 26/09/2019 numac 2019014243 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 20/06/2019 numac 2019030432 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de beleidstaken betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en de sectorale voorwaarden voor luchthavens, en tot opheffing van de beslissingen van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 en 7 december 2007 betreffende de aanduiding van de bevoegde instanties in uitvoering van Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/08/2019 numac 2019041573 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/07/2019 numac 2019013489 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot invoeging van artikel 53/2 in bijlage IX van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, wat betreft het subsidiebedrag voor de dagverzorgingscentra vermeld in artikel 51 sluiten, wordt in punt 3, onder de tabel, een zin toegevoegd, die luidt als volgt: "Bij een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h gelden voor flexografie en rotatiediepdruk, andere dan illustratiediepdruk, aanvullend de emissiegrenswaarden in artikel 3.17.14.1 van titel III van het VLAREM.".
Art. 11.In bijlage 5.59.1 bij hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 26/09/2019 numac 2019014243 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 20/06/2019 numac 2019030432 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de beleidstaken betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en de sectorale voorwaarden voor luchthavens, en tot opheffing van de beslissingen van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 en 7 december 2007 betreffende de aanduiding van de bevoegde instanties in uitvoering van Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/08/2019 numac 2019041573 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/07/2019 numac 2019013489 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot invoeging van artikel 53/2 in bijlage IX van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, wat betreft het subsidiebedrag voor de dagverzorgingscentra vermeld in artikel 51 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht in punt 7: 1° in de tabel wordt de cel
>25
vervangen door de cel
>25 - 200
2° onder de tabel wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: "Bij een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h gelden de emissiegrenswaarden voor continu verven (bandlakken) in artikel 3.17.8.1 van titel III van het VLAREM.".
Art. 12.In bijlage 5.59.1 bij hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 26/09/2019 numac 2019014243 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 20/06/2019 numac 2019030432 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de beleidstaken betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en de sectorale voorwaarden voor luchthavens, en tot opheffing van de beslissingen van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 en 7 december 2007 betreffende de aanduiding van de bevoegde instanties in uitvoering van Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/08/2019 numac 2019041573 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/07/2019 numac 2019013489 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot invoeging van artikel 53/2 in bijlage IX van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, wat betreft het subsidiebedrag voor de dagverzorgingscentra vermeld in artikel 51 sluiten, wordt in punt 8, onder de tabel, een zin toegevoegd, die luidt als volgt: "Bij een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h gelden aanvullend de emissiegrenswaarden vermeld in titel III van het VLAREM, namelijk in artikel 3.17.5.1 voor het coaten van andere oppervlakken van metaal of kunststof, in artikel 3.17.6.2 voor het coaten van schepen en jachten, in artikel 3.17.7.2 voor het coaten van vliegtuigen, in artikel 3.17.10.1 voor het coaten van textiel, folie en papier, of in artikel 3.17.12.1 voor het coaten en bedrukken van metalen verpakkingen.".
Art. 13.In bijlage 5.59.1 bij hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 26/09/2019 numac 2019014243 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 20/06/2019 numac 2019030432 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de beleidstaken betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en de sectorale voorwaarden voor luchthavens, en tot opheffing van de beslissingen van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 en 7 december 2007 betreffende de aanduiding van de bevoegde instanties in uitvoering van Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/08/2019 numac 2019041573 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/07/2019 numac 2019013489 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot invoeging van artikel 53/2 in bijlage IX van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, wat betreft het subsidiebedrag voor de dagverzorgingscentra vermeld in artikel 51 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht in punt 9: 1° in de tabel wordt de cel
>5
vervangen door de cel
>5 - 200
2° onder de tabel wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: "Bij een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h gelden de emissiegrenswaarden voor de vervaardiging van wikkeldraad in artikel 3.17.11.2 van titel III van het VLAREM.".
Art. 14.In bijlage 5.59.1 bij hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 26/09/2019 numac 2019014243 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 20/06/2019 numac 2019030432 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de beleidstaken betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en de sectorale voorwaarden voor luchthavens, en tot opheffing van de beslissingen van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 en 7 december 2007 betreffende de aanduiding van de bevoegde instanties in uitvoering van Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/08/2019 numac 2019041573 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/07/2019 numac 2019013489 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot invoeging van artikel 53/2 in bijlage IX van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, wat betreft het subsidiebedrag voor de dagverzorgingscentra vermeld in artikel 51 sluiten, wordt in punt 10, onder de tabel, een zin toegevoegd, die luidt als volgt: "Bij een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h gelden aanvullend de emissiegrenswaarden voor het coaten van houten oppervlakken in artikel 3.17.16.1 van titel III van het VLAREM.".
Art. 15.In bijlage 5.59.1 bij hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 26/09/2019 numac 2019014243 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 20/06/2019 numac 2019030432 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de beleidstaken betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en de sectorale voorwaarden voor luchthavens, en tot opheffing van de beslissingen van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 en 7 december 2007 betreffende de aanduiding van de bevoegde instanties in uitvoering van Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/08/2019 numac 2019041573 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/07/2019 numac 2019013489 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot invoeging van artikel 53/2 in bijlage IX van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, wat betreft het subsidiebedrag voor de dagverzorgingscentra vermeld in artikel 51 sluiten, wordt in punt 12, onder de tabel een zin toegevoegd, die luidt als volgt: "Bij een productiecapaciteit van meer dan 75 m3 per dag, geldt aanvullend de emissiegrenswaarde voor de conservering van hout en houtproducten met behulp van behandelingschemicaliën op oplosmiddelbasis of creosoot in artikel 3.17.17.13.3, tweede lid, van titel III van het VLAREM.".
Art. 16.In bijlage 5.59.1 bij hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 26/09/2019 numac 2019014243 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 20/06/2019 numac 2019030432 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de beleidstaken betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en de sectorale voorwaarden voor luchthavens, en tot opheffing van de beslissingen van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 en 7 december 2007 betreffende de aanduiding van de bevoegde instanties in uitvoering van Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/08/2019 numac 2019041573 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/07/2019 numac 2019013489 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot invoeging van artikel 53/2 in bijlage IX van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, wat betreft het subsidiebedrag voor de dagverzorgingscentra vermeld in artikel 51 sluiten, wordt in punt 16, onder de tabel een zin toegevoegd, die luidt als volgt: "Voor de vervaardiging van kleefband gelden bij een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h aanvullend de emissiegrenswaarden in artikel 3.17.9.1 van titel III van het VLAREM.".
Art. 17.In bijlage 5.59.1 bij hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 26/09/2019 numac 2019014243 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 20/06/2019 numac 2019030432 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de beleidstaken betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en de sectorale voorwaarden voor luchthavens, en tot opheffing van de beslissingen van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 en 7 december 2007 betreffende de aanduiding van de bevoegde instanties in uitvoering van Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/08/2019 numac 2019041573 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 03/05/2019 pub. 08/07/2019 numac 2019013489 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot invoeging van artikel 53/2 in bijlage IX van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, wat betreft het subsidiebedrag voor de dagverzorgingscentra vermeld in artikel 51 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht onder het punt "emissiegrenswaarden voor de voertuigcoatingindustrie": 1° in de tabel worden de rijen
Coating nieuwe personenwagens (> 200)
? 5000 zelfdragend of 3500 -5000 met chassis
90 g/m2 of 1,5 kg/personenwagen + 70 g/m2
> 5000
35 g/m2 of 1 kg /personenwagen + 26 g/m2 (1)
opgeheven;2° in de tabel worden de rijen
Coating van nieuwe vrachtwagencabines (> 200)
? 5000 >5000
65 55
85 55
opgeheven;3° in de tabel worden de rijen
Coating van nieuwe bestelwagens en vrachtwagens (> 200)
? 2500 > 2500
90 50
120 50
opgeheven;4° in de tabel worden de rijen
Coating van nieuwe autobussen (> 200)
? 2000 > 2000
210 150
290 150
opgeheven;5° in de tabel wordt de voetnoot "(1) Tot 1 januari 2020 geldt voor bestaande installaties de volgende totale emissiegrenswaarde: 60 g/m2 of 1,9 kg/personenwagen + 41 g/m2" opgeheven; 6° onder de tabel wordt een laatste lid toegevoegd, die luidt als volgt: "Bij een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van meer dan 200 ton/jaar of meer dan 150 kg/h gelden voor het coating van personenwagens, bestelwagens, vrachtwagencabines, vrachtwagens en bussen de emissiegrenswaarden voor het coaten van voertuigen in artikel 3.17.4.1.2 van titel III van het VLAREM.".
Art. 18.In bijlage 5.59.3 bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 januari 2011, 7 juni 2013 en 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1 wordt vervangen door wat volgt: "1.Inleiding Een oplosmiddelenboekhouding wordt opgesteld conform deze bijlage.
De gegevens worden in de volgende volgorde vermeld: 1° de beginselen, vermeld in punt 2;2° de regels over de massabalans, vermeld in punt 3;3° de eisen voor de controle op de naleving, vermeld in punt 4; 4° de technieken om de onzekerheid van de gegevens in de oplosmiddelenboekhouding tot een minimum te beperken, vermeld in punt 5."; 2° er wordt een punt 5 toegevoegd, dat luidt als volgt: "5.Technieken om de onzekerheid van de gegevens in de oplosmiddelenboekhouding tot een minimum te beperken De onzekerheid van de gegevens in de oplosmiddelenboekhouding wordt tot een minimum beperkt door al de volgende technieken toe te passen: 1° de volledige identificatie en kwantificering van de relevante inputs en outputs aan oplosmiddelen, met inbegrip van de onzekerheid die daarmee samenhangt.Dat omvat onder meer: a) de identificatie en documentatie van de inputs en outputs aan oplosmiddelen, waaronder emissies in afgassen, emissies uit elke diffuse emissiebron en output aan oplosmiddelen in de afvalstoffen;b) de onderbouwde kwantificering van elke relevante input en output aan oplosmiddelen en de registratie van de gebruikte methodologie, zoals meting, berekening met behulp van emissiefactoren en raming op basis van operationele parameters;c) de identificatie van de belangrijkste bronnen van onzekerheid van de voormelde kwantificering en de uitvoering van corrigerende maatregelen om de onzekerheid te verminderen;d) het regelmatig bijwerken van de gegevens over de input en output aan oplosmiddelen;2° de invoering van een opvolgsysteem voor oplosmiddelen.Dat opvolgsysteem voor oplosmiddelen heeft tot doel op de hoogte te blijven van de gebruikte en de ongebruikte hoeveelheden oplosmiddelen; 3° de monitoring van veranderingen die van invloed kunnen zijn op de onzekerheid van de gegevens voor de oplosmiddelenboekhouding.Dat betekent dat elke wijziging die van invloed kan zijn wordt geregistreerd, waaronder: a) de storingen van het afgasbehandelingssysteem: de datum en de duur worden geregistreerd; b) de veranderingen die een invloed kunnen hebben op de lucht- of gasdebieten, waaronder de vervanging van ventilatoren, riemschijven en motoren: de datum en het type wijziging worden geregistreerd.". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van titel III van het VLAREM
Art. 19.In artikel 3.2.2.6 en 3.2.2.7 van titel III van het VLAREM van 16 mei 2014 worden de woorden "atmosferische emissies" telkens vervangen door de woorden "emissies naar lucht".
Art. 20.Artikel 3.2.2.11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.2.2.11. Voor periodieke metingen van emissies naar lucht wordt een van de volgende bemonsteringsperioden gebruikt om de meetwaarde te bepalen: 1° continue bemonstering gedurende negentig minuten;2° bemonstering gedurende drie opeenvolgende tijdsintervallen van ten minste dertig minuten.De meetwaarde wordt daarbij berekend als het debietgewogen rekenkundig gemiddelde van de verschillende metingen.
De uitvoerder van de metingen verifieert dat de gekozen monsternemingsduur en het aantal bemonsteringen een representatieve meetwaarde opleveren voor de voorgeschreven referentiemethode.
Voor parameters waarvoor, door beperkingen op het vlak van bemonstering of analyse of door operationele omstandigheden, de bemonsteringsperioden, vermeld in het eerste lid, niet geschikt zijn, kan een meer geschikte bemonsteringsperiode worden vastgelegd. De exploitant laat de motivatie daarvoor opnemen in het meetrapport.
Voor regeneratieve ovens omvat de meetperiode minstens twee branderwisselingen van de regeneratieve kamers.".
Art. 21.In artikel 3.2.2.12 van hetzelfde besluit worden de woorden "atmosferische emissies" vervangen door de woorden "emissies naar lucht".
Art. 22.Artikel 3.4.2.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 28/12/2015 numac 2015036633 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 03/02/2016 numac 2016035081 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de maatregelen in het kader van de handhaving van de voorwaarden voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/03/2016 numac 2016035248 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van titel II van het VLAREM van 1 juni 1995 en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor de sectoren voor het looien van huiden en vellen, de productie van cement, kalk en magnesiumoxide en de productie van chlooralkali, de productie van pulp, papier en karton en voor het raffineren van aardolie en gas type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 19/02/2016 numac 2016035195 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de overdracht van een personeelslid van het Departement Kanselarij en Bestuur naar het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media en tot toewijzing van het bouwmeesterschap aan het Departement Kanselarij en Bestuur sluiten, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 3.4.2.2. Voor periodieke metingen van emissies naar lucht wordt een van de volgende bemonsteringsperioden gebruikt om de meetwaarde te bepalen: 1° continue bemonstering gedurende negentig minuten;2° bemonstering gedurende drie opeenvolgende tijdsintervallen van ten minste dertig minuten.De meetwaarde wordt daarbij berekend als het debietgewogen rekenkundig gemiddelde van de verschillende metingen.
De uitvoerder van de metingen verifieert dat de gekozen monsternemingsduur en het aantal bemonsteringen een representatieve meetwaarde opleveren voor de voorgeschreven referentiemethode.
Voor parameters waarvoor, door beperkingen op het vlak van bemonstering of analyse of door operationele omstandigheden, de bemonsteringsperioden, vermeld in het eerste lid, niet geschikt zijn, kan een meer geschikte bemonsteringsperiode worden vastgelegd. De exploitant laat de motivatie daarvoor opnemen in het meetrapport.".
Art. 23.In artikel 3.4.2.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 28/12/2015 numac 2015036633 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 03/02/2016 numac 2016035081 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de maatregelen in het kader van de handhaving van de voorwaarden voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/03/2016 numac 2016035248 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van titel II van het VLAREM van 1 juni 1995 en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor de sectoren voor het looien van huiden en vellen, de productie van cement, kalk en magnesiumoxide en de productie van chlooralkali, de productie van pulp, papier en karton en voor het raffineren van aardolie en gas type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 19/02/2016 numac 2016035195 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de overdracht van een personeelslid van het Departement Kanselarij en Bestuur naar het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media en tot toewijzing van het bouwmeesterschap aan het Departement Kanselarij en Bestuur sluiten, worden de woorden "atmosferische emissies" vervangen door de woorden "emissies naar lucht".
Art. 24.In artikel 3.5.4.1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 28/12/2015 numac 2015036633 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 03/02/2016 numac 2016035081 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de maatregelen in het kader van de handhaving van de voorwaarden voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/03/2016 numac 2016035248 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van titel II van het VLAREM van 1 juni 1995 en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor de sectoren voor het looien van huiden en vellen, de productie van cement, kalk en magnesiumoxide en de productie van chlooralkali, de productie van pulp, papier en karton en voor het raffineren van aardolie en gas type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 19/02/2016 numac 2016035195 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de overdracht van een personeelslid van het Departement Kanselarij en Bestuur naar het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media en tot toewijzing van het bouwmeesterschap aan het Departement Kanselarij en Bestuur sluiten, worden de woorden "metingen met tussentijd van een uur" vervangen door de woorden "metingen van een uur".
Art. 25.Artikel 3.6.2.6.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 28/12/2015 numac 2015036633 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 03/02/2016 numac 2016035081 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de maatregelen in het kader van de handhaving van de voorwaarden voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/03/2016 numac 2016035248 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van titel II van het VLAREM van 1 juni 1995 en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor de sectoren voor het looien van huiden en vellen, de productie van cement, kalk en magnesiumoxide en de productie van chlooralkali, de productie van pulp, papier en karton en voor het raffineren van aardolie en gas type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 19/02/2016 numac 2016035195 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de overdracht van een personeelslid van het Departement Kanselarij en Bestuur naar het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media en tot toewijzing van het bouwmeesterschap aan het Departement Kanselarij en Bestuur sluiten, wordt vervangen door wat volgt: "Artikel 3.6.2.6.3. Tenzij het anders is vermeld, worden de meetwaarden en middelingstijden voor emissies in de lucht op de volgende wijze bepaald: 1° voor periodieke metingen wordt een van de volgende bemonsteringsperioden gebruikt om de meetwaarde te bepalen: a) continue bemonstering gedurende negentig minuten;b) bemonstering gedurende drie opeenvolgende tijdsintervallen van ten minste dertig minuten.De meetwaarde wordt hierbij berekend als het debietgewogen rekenkundig gemiddelde van de verschillende metingen.
De uitvoerder van de metingen verifieert dat de gekozen monsternemingsduur en het aantal bemonsteringen een representatieve meetwaarde opleveren voor de voorgeschreven referentiemethode; 2° het daggemiddelde wordt bepaald als het gemiddelde over een periode van 24 uur op basis van geldige uurgemiddelden uit continue metingen;3° het jaargemiddelde wordt bepaald als het voortschrijdend gemiddelde van alle geldige uurgemiddelden in geval van continue metingen of het voortschrijdend gemiddelde van alle meetwaarden in geval van periodieke metingen, die gedurende een jaar verkregen zijn. Voor parameters waarvoor, door beperkingen op het vlak van bemonstering of analyse of door operationele omstandigheden, de bemonsteringsperioden, vermeld in het eerste lid, 1°, niet geschikt zijn, kan een meer geschikte bemonsteringsperiode worden vastgelegd.
De exploitant laat de motivatie daarvoor opnemen in het meetrapport.".
Art. 26.In artikel 3.6.4.2.3, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 28/12/2015 numac 2015036633 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 03/02/2016 numac 2016035081 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de maatregelen in het kader van de handhaving van de voorwaarden voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/03/2016 numac 2016035248 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van titel II van het VLAREM van 1 juni 1995 en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor de sectoren voor het looien van huiden en vellen, de productie van cement, kalk en magnesiumoxide en de productie van chlooralkali, de productie van pulp, papier en karton en voor het raffineren van aardolie en gas type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 19/02/2016 numac 2016035195 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de overdracht van een personeelslid van het Departement Kanselarij en Bestuur naar het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media en tot toewijzing van het bouwmeesterschap aan het Departement Kanselarij en Bestuur sluiten, worden in de tabel de rijen
parameter
opmerkingen
emissiegrenswaarde
daggemiddelde (in mg/Nm3 bij 5% O2)
jaargemiddelde (in mg/Nm3 bij 5% O2)
gemiddelde over de bemonsteringsperiode (in mg/Nm3 bij 5% O2)
vervangen door de rijen
parameter
opmerkingen
emissiegrenswaarde
continue metingen
periodieke metingen
daggemiddelde (in mg/Nm3 bij 5% O2)
jaargemiddelde (in mg/Nm3 bij 5% O2)
gemiddelde over de bemonsteringsperiode (in mg/Nm3 bij 5% O2)
".
Art. 27.Artikel 3.7.2.6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 28/12/2015 numac 2015036633 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 03/02/2016 numac 2016035081 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de maatregelen in het kader van de handhaving van de voorwaarden voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/03/2016 numac 2016035248 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van titel II van het VLAREM van 1 juni 1995 en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor de sectoren voor het looien van huiden en vellen, de productie van cement, kalk en magnesiumoxide en de productie van chlooralkali, de productie van pulp, papier en karton en voor het raffineren van aardolie en gas type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 19/02/2016 numac 2016035195 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de overdracht van een personeelslid van het Departement Kanselarij en Bestuur naar het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media en tot toewijzing van het bouwmeesterschap aan het Departement Kanselarij en Bestuur sluiten, wordt vervangen door wat volgt: "Artikel 3.7.2.6. Voor periodieke metingen van emissies naar lucht wordt een van de volgende bemonsteringsperioden gebruikt om de meetwaarde te bepalen: 1° continue bemonstering gedurende negentig minuten;2° bemonstering gedurende drie opeenvolgende tijdsintervallen van ten minste dertig minuten.De meetwaarde wordt hierbij berekend als het debietgewogen rekenkundig gemiddelde van de verschillende metingen.
De uitvoerder van de metingen verifieert dat de gekozen monsternemingsduur en het aantal bemonsteringen een representatieve meetwaarde opleveren voor de voorgeschreven referentiemethode.
Voor parameters waarvoor, door beperkingen op het vlak van bemonstering of analyse of door operationele omstandigheden, de bemonsteringsperioden, vermeld in het eerste lid, niet geschikt zijn, kan een meer geschikte bemonsteringsperiode worden vastgelegd. De exploitant laat de motivatie daarvoor opnemen in het meetrapport.".
Art. 28.In artikel 3.7.2.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 28/12/2015 numac 2015036633 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 03/02/2016 numac 2016035081 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de maatregelen in het kader van de handhaving van de voorwaarden voor gezinsopvang en groepsopvang van baby's en peuters type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/03/2016 numac 2016035248 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van titel II van het VLAREM van 1 juni 1995 en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor de sectoren voor het looien van huiden en vellen, de productie van cement, kalk en magnesiumoxide en de productie van chlooralkali, de productie van pulp, papier en karton en voor het raffineren van aardolie en gas type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 19/02/2016 numac 2016035195 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de overdracht van een personeelslid van het Departement Kanselarij en Bestuur naar het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media en tot toewijzing van het bouwmeesterschap aan het Departement Kanselarij en Bestuur sluiten, worden de woorden "atmosferische emissies" vervangen door de woorden "emissies naar lucht".
Art. 29.In artikel 3.8.7.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 2017Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 27/10/2017 pub. 14/12/2017 numac 2017040881 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor de productie van platen en panelen van hout type besluit van de vlaamse regering prom. 27/10/2017 pub. 11/12/2017 numac 2017014210 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en tot wijziging van artikel 3.7.10.2 van titel III van het VLAREM van 16 mei 2014 type besluit van de vlaamse regering prom. 27/10/2017 pub. 12/01/2018 numac 2018010015 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017 sluiten, worden de woorden "atmosferische emissies" vervangen door de woorden "emissies naar lucht".
Art. 30.Artikel 3.8.7.1.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 2017Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 27/10/2017 pub. 14/12/2017 numac 2017040881 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor de productie van platen en panelen van hout type besluit van de vlaamse regering prom. 27/10/2017 pub. 11/12/2017 numac 2017014210 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en tot wijziging van artikel 3.7.10.2 van titel III van het VLAREM van 16 mei 2014 type besluit van de vlaamse regering prom. 27/10/2017 pub. 12/01/2018 numac 2018010015 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017 sluiten, wordt vervangen door wat volgt: "Artikel 3.8.7.1.2. Voor periodieke metingen van emissies naar lucht wordt een van de volgende bemonsteringsperioden gebruikt om de meetwaarde te bepalen: 1° continue bemonstering gedurende negentig minuten;2° bemonstering gedurende drie opeenvolgende tijdsintervallen van ten minste dertig minuten.De meetwaarde wordt hierbij berekend als het debietgewogen rekenkundig gemiddelde van de verschillende metingen.
De uitvoerder van de metingen verifieert dat de gekozen monsternemingsduur en het aantal bemonsteringen een representatieve meetwaarde opleveren voor de voorgeschreven referentiemethode.
Voor parameters waarvoor, door beperkingen op het vlak van bemonstering of analyse of door operationele omstandigheden, de bemonsteringsperioden, vermeld in het eerste lid, niet geschikt zijn, kan een meer geschikte bemonsteringsperiode worden vastgelegd. De exploitant laat de motivatie daarvoor opnemen in het meetrapport.".
Art. 31.Artikel 3.10.2.5.6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 09/03/2018 pub. 24/04/2018 numac 2018040074 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten naar aanleiding van het decreet van 15 juli 2016 betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid en het decreet van 8 december 2017 houdende diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving type besluit van de vlaamse regering prom. 09/03/2018 pub. 26/04/2018 numac 2018040069 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Wapenhandelbesluit van 20 juli 2012 en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2014 tot regeling van de uitvoer, doorvoer en overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik en het verlenen van technische bijstand type besluit van de vlaamse regering prom. 09/03/2018 pub. 27/06/2018 numac 2018012787 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van titel II van het VLAREM van 1 juni 1995 en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor de gemeenschappelijke behandeling en beheer van afvalwaterstromen, en afgasstromen in de chemiesector, voor de non-ferrometaalindustrie en voor de intensieve pluimvee- of varkenshouderij sluiten, wordt vervangen door wat volgt: "Artikel 3.10.2.5.6. Tenzij het anders is vermeld, wordt voor periodieke metingen van emissies naar lucht een van de volgende bemonsteringsperioden gebruikt om de meetwaarde te bepalen: 1° continue bemonstering gedurende negentig minuten;2° bemonstering gedurende drie opeenvolgende tijdsintervallen van ten minste dertig minuten.De meetwaarde wordt hierbij berekend als het debietgewogen rekenkundig gemiddelde van de verschillende metingen.
Voor batchprocessen kan, in afwijking van het eerste lid, het gemiddelde van een representatief aantal metingen dat is genomen over de totale ladingstijd, of het resultaat van een meting die is uitgevoerd over de totale ladingstijd, gebruikt worden.
Emissiemetingen van batchprocessen worden uitgevoerd en gerapporteerd conform een code van goede praktijk.
De uitvoerder van de metingen verifieert dat de gekozen monsternemingsduur en het aantal bemonsteringen een representatieve meetwaarde opleveren voor de voorgeschreven referentiemethode.
Voor parameters waarvoor, door beperkingen op het vlak van bemonstering of analyse of door operationele omstandigheden, de bemonsteringsperioden, vermeld in het eerste lid, niet geschikt zijn, kan een meer geschikte bemonsteringsperiode worden vastgelegd. De exploitant laat de motivatie daarvoor opnemen in het meetrapport.".
Art. 32.Artikel 3.12.2.1.9 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, wordt vervangen door wat volgt: "Artikel 3.12.2.1.9. Tenzij het anders is vermeld, worden de meetwaarden en middelingstijden voor emissies in de lucht op de volgende wijze bepaald: 1° voor periodieke metingen wordt een van de volgende bemonsteringsperioden gebruikt om de meetwaarde te bepalen: a) continue bemonstering gedurende negentig minuten;b) bemonstering gedurende drie opeenvolgende tijdsintervallen van ten minste dertig minuten.De meetwaarde wordt hierbij berekend als het debietgewogen rekenkundig gemiddelde van de verschillende metingen.
De uitvoerder van de metingen verifieert dat de gekozen monsternemingsduur en het aantal bemonsteringen een representatieve meetwaarde opleveren voor de voorgeschreven referentiemethode; 2° het daggemiddelde wordt bepaald als het gemiddelde over een periode van 24 uur op basis van geldige uurgemiddelden uit continue metingen;3° het jaargemiddelde wordt bepaald als het voortschrijdend gemiddelde van alle geldige uurgemiddelden in geval van continue metingen, of het voorstchrijdend gemiddelde van alle meetwaarden in geval van periodieke metingen, die gedurende een jaar verkregen zijn. Voor parameters waarvoor, door beperkingen op het vlak van bemonstering of analyse of door operationele omstandigheden, de bemonsteringsperioden, vermeld in het eerste lid, 1°, niet geschikt zijn, kan een meer geschikte bemonsteringsperiode worden vastgelegd.
De exploitant laat de motivatie daarvoor opnemen in het meetrapport.
In afwijking van het eerste lid, 1°, wordt voor dioxinen en furanen een bemonsteringsperiode van zes tot acht uur gebruikt.".
Art. 33.In artikel 3.12.2.4.2, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "als jaargemiddelde of gemiddelde over de bemonsteringsperiode" vervangen door de woorden "als jaargemiddelde in geval van continue metingen of als gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen".
Art. 34.In artikel 3.12.3.1.3 en 3.12.3.1.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "daggemiddelde of gemiddelde over de bemonsteringsperiode" vervangen door de woorden "daggemiddelde in geval van continue metingen of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen".
Art. 35.In artikel 3.12.3.1.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "daggemidelde of gemiddelde over de bemonsteringsperiode" vervangen door de woorden "daggemiddelde in geval van continue metingen of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen".
Art. 36.In artikel 3.12.3.2.3, 3.12.3.2.4 en 3.12.3.2.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "daggemiddelde of gemiddelde over de bemonsteringsperiode" vervangen door de woorden "daggemiddelde in geval van continue metingen of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen".
Art. 37.In artikel 3.12.3.2.6, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "als gemiddelde over de bemonsteringsperiode" vervangen door de woorden "als gemiddelde over de bemonsteringsperiode van de periodieke meting".
Art. 38.In artikel 3.12.3.2.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "daggemiddelde of gemiddelde over de bemonsteringsperiode" vervangen door de woorden "daggemiddelde in geval van continue metingen of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen".
Art. 39.In artikel 3.12.3.2.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "als gemiddelde over de bemonsteringsperiode" vervangen door de woorden "als gemiddelde over de bemonsteringsperiode van de periodieke meting".
Art. 40.In artikel 3.12.4.1.3, 3.12.4.1.5, 3.12.4.1.6, 3.12.4.2.2, 3.12.4.2.5, 3.12.4.2.6 en 3.12.4.3.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "daggemiddelde of gemiddelde over de bemonsteringsperiode" vervangen door de woorden "daggemiddelde in geval van continue metingen of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen".
Art. 41.In artikel 3.12.5.1.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "daggemiddelde of gemiddelde over de bemonsteringsperiode" telkens vervangen door de woorden "daggemiddelde in geval van continue metingen of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen".
Art. 42.In artikel 3.12.5.1.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "daggemiddelde of gemiddelde over de bemonsteringsperiode" vervangen door de woorden "daggemiddelde in geval van continue metingen of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen".
Art. 43.In artikel 3.12.5.1.6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "als gemiddelde over de bemonsteringsperiode" vervangen door de woorden "als gemiddelde over de bemonsteringsperiode van de periodieke meting".
Art. 44.In artikel 3.12.5.2.4, 3.12.5.2.5, 3.12.5.2.6, 3.12.6.1.4, 3.12.6.1.5 en 3.12.6.1.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "daggemiddelde of gemiddelde over de bemonsteringsperiode" vervangen door de woorden "daggemiddelde in geval van continue metingen of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen".
Art. 45.In artikel 3.12.7.10 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "gemiddelde over de bemonsteringsperiode" vervangen door de woorden "gemiddelde over de bemonsteringsperiode van de periodieke meting".
Art. 46.In artikel 3.12.8.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "daggemiddelde of gemiddelde over de bemonsteringsperiode" vervangen door de woorden "daggemiddelde in geval van continue metingen of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen".
Art. 47.In artikel 3.12.8.4, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten0, worden de woorden "gemiddelde over de bemonsteringsperiode" telkens vervangen door de woorden "gemiddelde over de bemonsteringsperiode van de periodieke meting".
Art. 48.In artikel 3.13.2.2.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/04/2019 pub. 03/07/2019 numac 2019013371 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de bijlagen van titel II van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en titel III van het VLAREM van 16 mei 2014, wat betreft de omzetting van de BBT-conclusies voor de productie van grote hoeveelheden organisch-chemische producten sluiten, worden het eerste en tweede lid vervangen door wat volgt: "Tenzij het anders is vermeld, wordt voor periodieke metingen van emissies naar lucht een van de volgende bemonsteringsperioden gebruikt om de meetwaarde te bepalen: 1° continue bemonstering gedurende negentig minuten;2° bemonstering gedurende drie opeenvolgende tijdsintervallen van ten minste dertig minuten.De meetwaarde wordt hierbij berekend als het debietgewogen rekenkundig gemiddelde van de verschillende metingen.
De uitvoerder van de metingen verifieert dat de gekozen monsternemingsduur en het aantal bemonsteringen een representatieve meetwaarde opleveren voor de voorgeschreven referentiemethode.
Voor parameters waarvoor, door beperkingen op het vlak van bemonstering of analyse of door operationele omstandigheden, de bemonsteringsperioden, vermeld in het eerste lid, niet geschikt zijn, kan een meer geschikte bemonsteringsperiode worden vastgelegd. De exploitant laat de motivatie daarvoor opnemen in het meetrapport.".
Art. 49.Artikel 3.14.2.4.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2020Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten1, wordt vervangen door wat volgt: "Artikel 3.14.2.4.1. Voor periodieke metingen van emissies naar lucht wordt een van de volgende bemonsteringsperioden gebruikt om de meetwaarde te bepalen: 1° continue bemonstering gedurende negentig minuten;2° bemonstering gedurende drie opeenvolgende tijdsintervallen van ten minste dertig minuten.De meetwaarde wordt hierbij berekend als het debietgewogen rekenkundig gemiddelde van de verschillende metingen.
De uitvoerder van de metingen verifieert dat de gekozen monsternemingsduur en het aantal bemonsteringen een representatieve meetwaarde opleveren voor de voorgeschreven referentiemethode.
Voor parameters waarvoor, door beperkingen op het vlak van bemonstering of analyse of door operationele omstandigheden, zoals voor de geurconcentratie, de bemonsteringsperioden, vermeld in het eerste lid, niet geschikt zijn, kan een meer geschikte bemonsteringsperiode worden vastgelegd. De exploitant laat de motivatie daarvoor opnemen in het meetrapport.".
Art. 50.Aan deel 3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2020Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 21/03/2012 numac 2012035294 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de actualisatie van voormelde besluiten aan de evolutie van de techniek type besluit van de vlaamse regering prom. 23/12/2011 pub. 08/02/2012 numac 2012035077 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van Kind en Gezin, wat betreft de integratie van agentschapsspecifieke graden, loopbanen en salarisschalen en de invoering van een agentschapsspecifieke toelage sluiten1, wordt een hoofdstuk 3.17, dat bestaat uit artikel 3.17.1.1 tot en met 3.17.17.13.5, toegevoegd, dat luidt als volgt: "HOOFDSTUK 3.17. Oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen Afdeling 3.17.1. Toepassingsgebied en definities
Art. 3.17.1.1. § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op: 1° de inrichtingen, vermeld in rubriek 4.6, a) en b), en rubriek 19.4, 4°, van de indelingslijst; 2° de inrichtingen, vermeld in rubriek 3.6.7 van de indelingslijst, als de belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is van een of meer installaties waarin een of meer activiteiten worden uitgevoerd die onder de toepassing vallen van rubriek 4.6, a) en b), en rubriek 19.4, 4°, van de indelingslijst; 3° de gecombineerde behandeling van afvalwater van verschillende herkomst, als de belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is van een of meer activiteiten die onder de toepassing vallen van rubriek 4.6, a) en b), en rubriek 19.4, 4°, van de indelingslijst, met uitzondering van de behandelingen inzake stedelijk afvalwater.
Bestaande installaties, als vermeld in artikel 3.17.1.2, 5°, voldoen uiterlijk op 9 december 2024 aan dit hoofdstuk.
De overeenkomstige GPBV-activiteiten zijn de activiteiten, vermeld in punt 6.7 en 6.10, van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd. § 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op: 1° voor de oppervlaktebehandeling van stoffen, voorwerpen of producten met behulp van organische oplosmiddelen: a) het waterdicht maken van textiel met behulp van andere middelen dan het gebruik van een ononderbroken laag op oplosmiddelbasis;b) het bedrukken, sterken en impregneren van textiel;c) het lamineren van platen en panelen op basis van hout;d) de bewerking van rubber;e) de vervaardiging van coatingmengsels, lak, verf, inkt, halfgeleiders, kleefstoffen of farmaceutische producten;f) stookinstallaties, tenzij de geproduceerde hete gassen worden gebruikt voor het via direct contact verwarmen, drogen of anderzijds behandelen van voorwerpen of materialen;2° voor de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen: a) chemische modificatie en hydrofobering van hout en houtproducten;b) sapvlekbehandeling van hout en houtproducten;c) ammoniakbehandeling van hout en houtproducten;d) stookinstallaties. Art. 3.17.1.2. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° afgas: de uiteindelijke uitworp in de lucht van gassen met vluchtige organische stoffen of andere verontreinigende stoffen uit een afgaskanaal of uit nabehandelingsapparatuur in de lucht, zoals omschreven in artikel 1.1.2 van titel II van het VLAREM, onder definities activiteiten die gebruikmaken van organische oplosmiddelen, punt 7° ; 2° BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen: de conclusies inzake de beste beschikbare technieken (BBT-conclusies) die zijn opgenomen in de bijlage bij het uitvoeringsbesluit (EU) 2020/2009 van de Commissie van 22 juni 2020 tot vaststelling, op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies, voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen;3° behandelingschemicaliën: de chemische stoffen die worden gebruikt voor de conservering van hout en houtproducten, zoals biociden, vlamvertragers en chemicaliën voor het waterdicht maken.Ook de drager van de werkzame stoffen, zoals water en oplosmiddel, valt daaronder; 4° belangrijke verbetering van een installatie: een belangrijke wijziging in het ontwerp of de technologie van een installatie, met grote aanpassingen of vervangingen van de proces- of nabehandelingstechnieken en de bijbehorende apparatuur;5° bestaande installatie: een andere dan een nieuwe installatie;6° DWI-blikken of "Drawn and Wall Ironed": het type blik in de metaalverpakkingsindustrie dat dungetrokken is; 7° input aan massa van vaste stof: de totale massa van gebruikte vaste stoffen als vermeld in punt 3, 2°, a), van bijlage 5.59.2, bij titel II van het VLAREM; 8° input aan oplosmiddelen: de input, als vermeld in artikel 1.1.2 van titel II van het VLAREM, onder definities activiteiten die gebruikmaken van organische oplosmiddelen, punt 21°, aan oplosmiddelen; 9° mengsel op oplosmiddelbasis: de coating op oplosmiddelbasis, waarbij een van de coatinglagen op waterbasis is;10° nieuwe installatie: een installatie die voor het eerst wordt vergund op het terrein van de installatie na 9 december 2020, of een volledige vervanging van een installatie na 9 december 2020;11° op oplosmiddelbasis: een type verf, inkt of ander coatingmateriaal waarbij gebruik gemaakt wordt van een of meer oplosmiddelen als drager.Bij de conservering van hout en houtproducten wordt daarmee het type behandelingschemicaliën bedoeld; 12° op waterbasis: een type verf, inkt of ander coatingmateriaal waarbij het gehalte aan oplosmiddelen volledig of gedeeltelijk door water is vervangen.Bij de conservering van hout en houtproducten wordt daarmee het type behandelingschemicaliën bedoeld; 13° oplosmiddelenboekhouding: een massabalansbepaling die ten minste een keer per jaar wordt uitgevoerd conform bijlage 5.59.3 bij titel II van het VLAREM; 14° procesafgas: gas dat van een proces, apparaat of gebied afkomstig is en dat ter behandeling wordt doorgeleid of rechtstreeks in de lucht wordt uitgestoten via een schoorsteen. Afdeling 3.17.2. Algemene bepalingen
Art. 3.17.2.1. Emissiegrenswaarden voor totale VOS-emissies worden op een van de volgende manieren uitgedrukt: 1° als een specifieke emissiebelasting: berekend als jaarlijks gemiddelde door de totale emissie aan VOS, zoals die is berekend door de oplosmiddelenboekhouding, te delen door een parameter voor sectorafhankelijke productie-input of verwerkte hoeveelheid; 2° als een percentage van de input aan oplosmiddelen: berekend als jaarlijks gemiddelde conform punt 4, 2°, a), van bijlage 5.59.3 bij titel II van het VLAREM. Emissiegrenswaarden voor diffuse VOS-emissies worden uitgedrukt als percentage van de input aan oplosmiddelen, berekend als jaarlijks gemiddelde conform punt 4, 2°, a), van bijlage 5.59.3 bij titel II van het VLAREM. Art. 3.17.2.2. Voor periodieke metingen van emissies naar lucht wordt een van de volgende bemonsteringsperioden gebruikt om de meetwaarde te bepalen: 1° continue bemonstering gedurende negentig minuten;2° bemonstering gedurende drie opeenvolgende tijdsintervallen van ten minste dertig minuten.De meetwaarde wordt hierbij berekend als het debietgewogen rekenkundig gemiddelde van de verschillende metingen.
De uitvoerder van de metingen verifieert dat de gekozen monsternemingsduur en het aantal bemonsteringen een representatieve meetwaarde opleveren voor de voorgeschreven referentiemethode.
Voor parameters waarvoor, door beperkingen op het vlak van bemonstering of analyse of door operationele omstandigheden, de bemonsteringsperioden, vermeld in het eerste lid, niet geschikt zijn, kan een meer geschikte bemonsteringsperiode worden vastgelegd. De exploitant laat de motivatie daarvoor opnemen in het meetrapport.
Art. 3.17.2.3. De emissiegrenswaarden in dit hoofdstuk gelden zonder correctie voor het zuurstofgehalte. Afdeling 3.17.3. Algemene bepalingen voor oppervlaktebehandeling met
behulp van organische oplosmiddelen Onderafdeling 3.17.3.1. Toepasbaarheid Art. 3.17.3.1.1. Met toepassing van de bepalingen over de toepasbaarheid, vermeld in BBT 4, punt f) van BBT 5, BBT 7, BBT 8, BBT 14, BBT 16, BBT 19, BBT 20, tabel 16 en BBT 27 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen, kan er in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit worden afgeweken van de volgende artikelen van dit besluit: 1° artikel 3.17.3.3.2 met toepassing van BBT 4; 2° artikel 3.17.3.3.3, 6°, met toepassing van punt f) van BBT 5; 3° artikel 3.17.3.4.1 met toepassing van BBT 7; 4° artikel 3.17.3.4.2 met toepassing van BBT 8; 5° artikel 3.17.3.8.1 met toepassing van BBT 14; 6° artikel 3.17.3.8.2 met toepassing van BBT 16; 7° artikel 3.17.3.9.2 met toepassing van BBT 19; 8° artikel 3.17.3.10.2 met toepassing van BBT 20; 9° artikel 3.17.9.1 met toepassing van tabel 16; 10° artikel 3.17.11.1 met toepassing van BBT 27.
Art. 3.17.3.1.2. De bepalingen, vermeld in afdeling 3.17.4 tot en met afdeling 3.17.16, zijn van toepassing naast de algemene bepalingen die in deze afdeling beschreven worden.
Art. 3.17.3.1.3. Deze afdeling is niet van toepassing op de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Onderafdeling 3.17.3.2. Totale milieuprestatie Art. 3.17.3.2.1. De totale milieuprestatie wordt verbeterd door een milieubeheersysteem in te voeren en na te leven dat al de volgende elementen omvat: 1° de betrokkenheid, het leiderschap en de verantwoordingsplicht van het management, met inbegrip van het hoger management, bij de uitvoering van een effectief milieubeheersysteem;2° een analyse waarin onder meer de volgende elementen worden bepaald: a) de context van de organisatie;b) de behoeften en verwachtingen van de betrokken partijen;c) de kenmerken van de installatie in verband met mogelijke risico's voor het milieu, of de menselijke gezondheid;d) de wettelijke milieuvoorschriften die van toepassing zijn;3° de ontwikkeling van een milieubeleid dat de continue verbetering van de milieuprestaties van de installatie omvat;4° de vaststelling van doelstellingen en prestatie-indicatoren voor belangrijke milieuaspecten, met inbegrip van het waarborgen van de naleving van wettelijke voorschriften die van toepassing zijn;5° de planning en uitvoering van de nodige procedures en maatregelen, met inbegrip van corrigerende en preventieve maatregelen als dat nodig is, om de milieudoelstellingen te verwezenlijken en milieurisico's te vermijden;6° de vaststelling van structuren, taken en verantwoordelijkheden voor milieuaspecten en -doelstellingen en beschikbaarstelling van de benodigde financiële en personele middelen;7° de waarborging van het vereiste niveau van deskundigheid en bewustzijn van werknemers van wie de werkzaamheden van invloed kunnen zijn op de milieuprestaties van de installatie, bijvoorbeeld door informatie en opleiding aan te bieden;8° de interne en externe communicatie;9° de bevordering van de betrokkenheid van werknemers bij goede milieubeheerpraktijken;10° het opstellen en actueel houden van een beheerhandleiding en schriftelijke procedures voor de controle van activiteiten met aanzienlijke milieueffecten en voor relevante gegevens;11° de doeltreffende operationele planning en procesbeheersing;12° de uitvoering van geschikte onderhoudsprogramma's;13° de paraatheid bij noodsituaties en rampenplannen, met inbegrip van het voorkomen of beperken van de nadelige milieueffecten en andere effecten van noodsituaties;14° het in aanmerking nemen van de milieueffecten bij het ontwerpen of herontwerpen van een installatie of een onderdeel daarvan gedurende de hele levensduur, inclusief de bouw, het onderhoud, de exploitatie en de ontmanteling ervan;15° de uitvoering van een monitoring- en meetprogramma;16° de uitvoering van een sectorale benchmarking op regelmatige basis;17° de periodieke interne, en als dat praktisch haalbaar is, onafhankelijke, audits en periodieke externe onafhankelijke audits, om de milieuprestaties te beoordelen en vast te stellen of het milieubeheersysteem al dan niet aan de geplande regelingen voldoet en of het op de juiste wijze wordt uitgevoerd en gehandhaafd;18° de evaluatie van de oorzaken van gevallen van niet-naleving, uitvoering van corrigerende maatregelen naar aanleiding van gevallen van niet-naleving, beoordeling van de doeltreffendheid van corrigerende maatregelen en vaststelling of soortgelijke gevallen van niet-naleving bestaan of zouden kunnen optreden;19° de periodieke evaluatie van het milieubeheersysteem en de blijvende geschiktheid, adequaatheid en doeltreffendheid ervan door het hoger management;20° het volgen en in aanmerking nemen van de ontwikkeling van schonere technieken. Specifiek voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen maken naast de elementen, vermeld in het eerste lid, ook de volgende elementen deel uit van het milieubeheersysteem: 1° de interactie met kwaliteitscontrole en -borging en overwegingen op het gebied van gezondheid en veiligheid;2° de planning om de ecologische voetafdruk van een installatie te verkleinen.Dat houdt met name het volgende in: a) het beoordelen van de totale milieuprestatie van de installatie, vermeld in artikel 3.17.3.2.2; b) rekening houden met crossmedia-effecten, namelijk de handhaving van een goed evenwicht tussen vermindering van de uitstoot van oplosmiddelen en: 1) het energiegebruik, vermeld in artikel 3.17.3.9.1, eerste lid; 2) het waterverbruik, vermeld in artikel 3.17.3.10.1, § 1; 3) het grondstoffenverbruik, vermeld in artikel 3.17.3.3.4; c) het verminderen van de VOS-emissies van reinigingsprocessen, vermeld in artikel 3.17.3.5.1; 3° het opnemen van: a) een plan om lekken en morsen te voorkomen en onder controle te houden, vermeld in artikel 3.17.3.3.3, 1° ; b) een grondstoffenevaluatiesysteem om grondstoffen met een gering milieueffect te gebruiken en een beheersplan om het gebruik van oplosmiddelen in het proces te optimaliseren als vermeld in artikel 3.17.3.3.1; c) een oplosmiddelenboekhouding als vermeld in artikel 3.17.3.6.1; d) een onderhoudsprogramma om de frequentie en de gevolgen voor het milieu van andere dan normale bedrijfsomstandigheden te beperken als vermeld in artikel 3.17.3.7.1, 2° ; e) een energie-efficiëntieplan als vermeld in artikel 3.17.3.9.1, eerste lid, 1° ; f) een waterbeheersplan als vermeld in artikel 3.17.3.10.1, § 1; g) een afvalbeheersplan als vermeld in artikel 3.17.3.12.1, eerste lid, 1°.
Het milieubeheersysteem, vermeld in het eerste en tweede lid, is algemeen toepasbaar. De mate van gedetailleerdheid en formalisering van het milieubeheersysteem is over het algemeen gerelateerd aan de aard, de omvang en de complexiteit van de installatie en alle mogelijke milieueffecten ervan.
Art. 3.17.3.2.2. De totale milieuprestatie van de installatie, met name wat de VOS-emissies en het energieverbruik betreft, wordt verbeterd door al de volgende elementen toe te passen: 1° de proceszones, -trajecten en -stappen identificeren die de grootste bijdrage leveren aan de VOS-emissies en het energieverbruik, en identificeren waar de grootste verbeteringen kunnen worden geboekt. Dat maakt deel uit van de planning om de ecologische voetafdruk van een installatie te verkleinen, als onderdeel van het milieubeheersysteem als vermeld in artikel 3.17.3.2.1; 2° de acties identificeren om de VOS-emissies en het energieverbruik tot een minimum te beperken, en die acties uitvoeren;3° de situatie ten minste een keer per jaar herzien en zorgen voor opvolging van de vastgestelde acties. Onderafdeling 3.17.3.3. Grondstoffen Art. 3.17.3.3.1. De milieueffecten van de gebruikte grondstoffen worden voorkomen of verminderd door de toepassing van beide onderstaande technieken: 1° het gebruik van grondstoffen met een gering milieueffect.Via een grondstoffenevaluatiesysteem wordt als onderdeel van het milieubeheersysteem, vermeld in artikel 3.17.3.2.1, een systematische evaluatie gemaakt van de negatieve milieueffecten van de gebruikte materialen, in het bijzonder stoffen die kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting zijn, en ook stoffen die zeer zorgwekkend zijn, en, als dat mogelijk is, vervanging daarvan door stoffen die geen of minder gevolgen voor het milieu en de gezondheid hebben, rekening houdend met de productkwaliteitseisen of -specificaties; 2° de optimalisering van het gebruik van oplosmiddelen in het proces via een beheersplan, als onderdeel van het milieubeheersysteem, vermeld in artikel 3.17.3.2.1, dat erop gericht is de acties te identificeren en uit te voeren die nodig zijn.
Art. 3.17.3.3.2. Het verbruik van oplosmiddelen, de VOS-emissies en het totale milieueffect van de gebruikte grondstoffen wordt verminderd door de toepassing van één of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 4 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Art. 3.17.3.3.3. Diffuse VOS-emissies tijdens de opslag en behandeling van materialen op oplosmiddelbasis of gevaarlijke materialen worden voorkomen of beperkt, door de beginselen van goed beheer toe te passen door alle technieken, vermeld in de volgende tabel, te gebruiken:
techniek
omschrijving
beheertechnieken
1°
het opstellen en uitvoeren van een plan om lekken en morsen te voorkomen en onder controle te houden
Een plan om lekken en morsen te voorkomen en onder controle te houden maakt deel uit van het milieubeheersysteem, vermeld in artikel 3.17.3.2.1, en omvat, maar is niet beperkt tot: a) site-specifieke incidentplannen voor het morsen van kleine en grote hoeveelheden;b) de identificatie van de taken en verantwoordelijkheden van de betrokken personen;c) het verzekeren dat het personeel milieubewust is, en opgeleid is om morsen te voorkomen en aan te pakken;d) de identificatie van gebieden waar het risico op morsen of lekken van gevaarlijke materialen bestaat, en de indeling van die gebieden aan de hand van dat risico;e) het zorgen voor geschikte inperkingssystemen, zoals ondoorlatende vloeren in de geïdentificeerde gebieden;f) het in kaart brengen van geschikte apparatuur om morsen in te perken en schoon te maken, en het regelmatig controleren dat die apparatuur beschikbaar is, goed functioneert, en zich in de buurt bevindt van punten waar zulke incidenten zich kunnen voordoen;g) richtsnoeren voor het beheer van afval dat afkomstig is van morsen; h) het ten minste jaarlijks inspecteren van de opslag- en operationele ruimten en het testen en kalibreren van de apparatuur om lekken op te sporen, en de snelle reparatie van lekkende kleppen, dichtingen, flenzen enzovoort, als onderdeel van het onderhoudsprogramma, vermeld in artikel 3.17.3.7.1.
opslagtechnieken
2°
afsluiten of afdekken van de houders en inkuiping van de opslagzone
Opslag van oplosmiddelen, gevaarlijke materialen, gebruikte oplosmiddelen en gebruikte reinigingsmaterialen in afgesloten of afgedekte houders die geschikt zijn voor het risico dat aan die stoffen is verbonden, en die ontworpen zijn om emissies tot een minimum te beperken. De opslagzone waar de houders staan, is ingekuipt en voldoende groot.
3°
zo weinig mogelijk gevaarlijke materialen in productiezones opslaan
Gevaarlijke materialen zijn alleen in productiezones aanwezig in hoeveelheden die nodig zijn voor de productie. Grotere hoeveelheden van gevaarlijke materialen worden afzonderlijk opgeslagen.
technieken voor het overpompen, circuleren en hanteren van vloeistoffen
4°
technieken om lekken en morsen tijdens het overpompen en cirucleren te voorkomen
Lekken en morsen worden voorkomen door pompen en afdichtingen te gebruiken die geschikt zijn voor het materiaal in kwestie en die een goede afsluiting waarborgen. Dat omvat uitrusting zoals: a) pompen met ingekapselde rotor; b) magnetisch gekoppelde pompen;c) pompen met meervoudige mechanische afdichtingen en een dempings- of buffersysteem; d) pompen met meervoudige mechanische afdichtingen en drogegasafdichtingen; e) membraanpompen;f) balgpompen.
5°
technieken om overlopen tijdens het overpompen en circuleren te voorkomen
Dat houdt in dat: a) er toezicht is op de pompwerkzaamheden;b) opslagtanks voor grotere hoeveelheden worden uitgerust met akoestische of optische overvulbeveiliging, zo nodig met afsluitsysteem. 6°
afvangen van VOS-dampen tijdens levering van materiaal dat oplosmiddelen bevat
Bij de levering van oplosmiddelbevattende materialen in bulk, onder meer bij het laden of lossen van tanks, wordt de damp uit de ontvangende tanks opgevangen, meestal door retourdamp.
7°
beheersing van morsen of snelle opname bij het omgaan met materialen die oplosmiddelen bevatten
Bij het omgaan met oplosmiddelbevattende materialen in houders kan morsen mogelijk worden vermeden door indamming, onder meer door wagentjes, pallets en rekken te voorzien van inkuiping, zoals lekbakken, of door snelle opname met behulp van absorberende materialen.
Art. 3.17.3.3.4. Het grondstoffenverbruik en de VOS-emissies worden verminderd door de toepassing van één of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 6 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
De technieken, vermeld in het eerste lid, maken deel uit van de planning om de ecologische voetafdruk van een installatie te verkleinen, als onderdeel van het milieubeheersysteem, vermeld in artikel 3.17.3.2.1.
Onderafdeling 3.17.3.4. Aanbrengen van coating, droging en uitharding Art. 3.17.3.4.1. Het grondstoffenverbruik en het totale milieueffect van de coatingprocessen worden verminderd door de toepassing van één of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 7 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Art. 3.17.3.4.2. Het energieverbruik en het totale milieueffect van drogings-en uithardingsprocessen worden verminderd door de toepassing van één of een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 8 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Onderafdeling 3.17.3.5. Reiniging Art. 3.17.3.5.1. De VOS-emissies van reinigingsprocessen worden verminderd door het gebruik van reinigingsmiddelen op oplosmiddelbasis tot een minimum te beperken en door een combinatie toe te passen van de technieken, vermeld in BBT 9 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
De technieken, vermeld in het eerste lid, maken deel uit van de planning om de ecologische voetafdruk van een installatie te verkleinen, als onderdeel van het milieubeheersysteem, vermeld in artikel 3.17.3.2.1.
Onderafdeling 3.17.3.6. Monitoring Art. 3.17.3.6.1. De totale en diffuse VOS-emissies worden gemonitord door jaarlijks een oplosmiddelenboekhouding op te stellen aan de hand van de in- en output aan oplosmiddelen van de installatie en om de onzekerheid van de gegevens in de oplosmiddelenboekhouding tot een minimum te beperken, zoals gedefinieerd in bijlage 5.59.3 bij titel II van het VLAREM. De oplosmiddelenboekhouding, vermeld in het eerste lid, is onderdeel van het milieubeheersysteem, vermeld in artikel 3.17.3.2.1.
Art. 3.17.3.6.2. De monitoring van emissies in de lucht wordt verricht conform de meetmethoden, vermeld in bijlage 4.4.2 bij titel II van het VLAREM. Als er geen meetmethoden worden vermeld, worden de CEN-normen gevolgd. Als er geen CEN-normen bestaan, worden de ISO-normen, de nationale normen of andere internationale normen toegepast die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.
Art. 3.17.3.6.3. Op de geloosde afgassen zijn de volgende meetfrequenties van toepassing:
stof of parameter
sectoren of bronnen
meetfrequentie
stof
1° coating van voertuigen: spuitcoating 2° coating van andere oppervlakken van metaal of kunststof: spuitcoating 3° coating van vliegtuigen: voorbereiding en coating 4° coating en bedrukken van metalen verpakkingen: aanbrenging door spuiten 5° coating van houten oppervlakken: voorbereiding en coating
< 0,2 kg stof/h
jaarlijks (1)
? 0,2 kg stof/h
maandelijks (1)
> 5 kg stof/h
continu
totaal vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als koolstof (TVOC)
alle sectoren
elke schoorsteen met een TVOC-massastroom van < 10 kg C/h
jaarlijks (1)(2)(3)
elke schoorsteen met een TVOC-massastroom van ? 10 kg C/h
continu
N,N-dimethylformamide (DMF)
coating van textiel, folie en papier als N,N-dimethylformamide wordt gebruikt in de processen
maandelijks (1)
stikstofoxiden (NOX), uitgedrukt als NO2
thermische behandeling van procesafgassen
< 5 kg NOX/h
jaarlijks
? 5 kg NOX/h
maandelijks
> 30 kg NOX/h
continu
koolstofmonoxide
thermische behandeling van procesafgassen
< 5 kg CO/h
jaarlijks
? 5 kg CO/h
maandelijks
(1) De metingen worden uitgevoerd bij de hoogst verwachte emissietoestand onder normale bedrijfsomstandigheden.(2) Bij een TVOC-massastroom van < 0,1 kg C/h, of bij een onbehandelde en stabiele TVOC-massastroom van < 0,3 kg C/h, kan de meetfrequentie voor TVOC na goedkeuring door de toezichthouder worden vervangen door een minimumfrequentie van een keer om de drie jaar of door jaarlijkse berekeningen, als kan worden aangetoond dat die berekeningen gegevens van een gelijkwaardige kwaliteit opleveren. (3) Deze meetfrequentie geldt met behoud van de toepassing van artikel 5.59.3.1 van titel II van het VLAREM. Art. 3.17.3.6.4. Bij de thermische behandeling van procesafgassen wordt de temperatuur in de verbrandingskamer continu gemeten. Dat wordt gecombineerd met een alarmsysteem waarmee wordt gecontroleerd wanneer temperaturen buiten het optimale temperatuurbereik vallen.
Art. 3.17.3.6.5. De monitoring van emissies naar water wordt verricht conform de meetmethoden, vermeld in artikel 4, § 1, van bijlage 4.2.5.2 bij titel II van het VLAREM. Als er geen meetmethoden worden vermeld, worden de CEN-normen gevolgd. Als er geen CEN-normen bestaan, worden de ISO-normen, de nationale normen of andere internationale normen toegepast die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.
Onderafdeling 3.17.3.7. Emissies tijdens andere dan normale bedrijfsomstandigheden Art. 3.17.3.7.1. De frequentie van andere dan normale bedrijfsomstandigheden en de emissies tijdens andere dan normale bedrijfsomstandigheden worden verminderd door de toepassing van beide volgende technieken: 1° de identificatie van kritische apparatuur.Op basis van een risicobeoordeling wordt vastgesteld welke apparatuur cruciaal is voor de bescherming van het milieu. Dat omvat alle apparatuur en systemen waarbij VOS een rol spelen, waaronder afgasbehandelingssysteem en lekdetectiesysteem; 2° inspectie, onderhoud en toezicht.Dat omvat een gestructureerd onderhoudsprogramma, als onderdeel van het milieubeheersysteem, vermeld in artikel 3.17.3.2.1, om de beschikbaarheid en prestaties van kritische apparatuur te maximaliseren, met inbegrip van standaardwerkvoorschriften, preventief onderhoud, regelmatige en niet-geplande onderhoudswerkzaamheden. De perioden, duur, oorzaken en, als dat mogelijk is, de emissies tijdens het optreden van de andere dan normale bedrijfsomstandigheden worden gemonitord.
Onderafdeling 3.17.3.8. Emissies in afgassen Art. 3.17.3.8.1. De VOS-emissies uit productie- en opslagzones worden verminderd door de toepassing van een geschikte selectie, een passend ontwerp, de optimalisatie van het systeem en een passende combinatie van de technieken, vermeld in punt b) tot en met h) van BBT 14 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Bij de selectie wordt de voorkeur gegeven aan de volgende systemen die in afnemende graad van prioriteit worden vermeld: 1° scheiding van procesafgassen met hoge en lage VOS-concentraties; 2° technieken om de VOS-concentratie te homogeniseren en te verhogen als vermeld in artikel 3.17.3.8.2, 2° en 3°, van dit besluit; 3° technieken om oplosmiddelen in procesafgassen op te vangen en terug te winnen als vermeld in punt a) tot en met c) van BBT 15 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen;4° technieken voor VOS-reductie met terugwinning van energie als vermeld in punt d) tot en met g) van BBT 15 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen;5° technieken voor VOS-reductie zonder terugwinning van oplosmiddelen of energie als vermeld in punt h) en i) van BBT 15 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen. Art. 3.17.3.8.2. Het energieverbruik van het VOS-nabehandelingssysteem wordt verminderd door de toepassing van één of een combinatie van de volgende technieken: 1° bij gecentraliseerde thermische afgasbehandelingssystemen voor batchprocessen de instandhouding van de naar het afgasbehandelingssysteem gestuurde VOS-concentraties door ventilatoren met variabele frequentie te gebruiken;2° de interne concentratie van oplosmiddelen in de procesafgassen;3° de externe concentratie van oplosmiddelen in de procesafgassen via adsorptie.Dat houdt in dat de oplosmiddelconcentratie in procesafgassen wordt verhoogd door een continue circulaire stroom van de spuitcabineproceslucht, als dat mogelijk is in combinatie met procesafgassen van de uithardingsoven en -droger, door een adsorptie-uitrusting te leiden; 4° de plenum (ventilatie) techniek om het volume van het afgas te verminderen. Art. 3.17.3.8.3. In afgassen van de thermische behandeling van procesafgassen die afkomstig zijn van oplosmiddelen worden de emissies van NOX verminderd en de emissies van CO beperkt door de optimalisatie van de thermische behandelingsomstandigheden. Dat houdt het volgende in: 1° het goede ontwerp van de verbrandingskamers, branders en bijbehorende apparatuur en toestellen; 2° de optimalisering van de verbrandingsomstandigheden door de verbrandingsparameters te controleren, waaronder de temperatuur, vermeld in artikel 3.17.3.6.4, en de verblijftijd, al dan niet met gebruik van automatische systemen; 3° het regelmatig geplande onderhoud van het verbrandingssysteem volgens de aanbevelingen van de leveranciers. Art. 3.17.3.8.4. Op de geloosde afgassen van de thermische behandeling van de procesafgassen die afkomstig zijn van oplosmiddelen is een emissiegrenswaarde van 130 mg/Nm3 voor NOX, uitgedrukt als NO2, van toepassing.
Het eerste lid is niet van toepassing als procesafgassen naar een stookinstallatie worden gestuurd.
In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit kan een afwijking verleend worden van de emissiegrenswaarde voor NOX, vermeld in het eerste lid, als stikstofbevattende verbindingen, zoals N,N-dimethylformamide (DMF) of N-methylpyrrolidon (NMP), in het procesafgas aanwezig zijn.
Art. 3.17.3.8.5. De emissiegrenswaarden, vermeld in de volgende tabel, zijn van toepassing op de emissies van stof in afgassen die afkomstig zijn van de oppervlaktevoorbereiding, het snijden, het coaten en de afwerking van het substraat voor de sectoren en processen, vermeld in de volgende tabel:
parameter
sector
proces
emissiegrenswaarde
stof
coating van voertuigen
spuitcoating
3 mg/Nm3
coating van andere oppervlakken van metaal of kunststof
spuitcoating
3 mg/Nm3
coating van vliegtuigen
voorbereiding, zoals schuren of stralen, en coating
3 mg/Nm3
het coaten en bedrukken van metalen verpakkingen
aanbrenging door spuiten
3 mg/Nm3
coating van houten oppervlakken
voorbereiding en coating
3 mg/Nm3
Onderafdeling 3.17.3.9. Energie-efficiëntie Art. 3.17.3.9.1. Energie wordt efficiënt gebruikt door de toepassing van de volgende technieken en een geschikte combinatie van de technieken, vermeld in punt c) tot en met h) van BBT 19 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen: 1° het opstellen van een energie-efficiëntieplan.Dat maakt deel uit van de planning om de ecologische voetafdruk van een installatie te verkleinen, als onderdeel van het milieubeheersysteem, vermeld in artikel 3.17.3.2.1. Het energie-efficiëntieplan wordt aangepast aan de specifieke kenmerken van de installatie voor de uitgevoerde processen, de materialen, de producenten enzovoort en omvat ten minste al de volgende punten: a) het vaststellen en berekenen van het specifiek energieverbruik van de activiteit;b) het vaststellen van jaarlijkse essentiële prestatie-indicatoren;c) het plannen van periodieke doelstellingen voor verbetering en de acties die daarmee verband houden;2° het jaarlijks opstellen van een rapport over de energiebalans.In het rapport wordt een uitsplitsing gemaakt van het energieverbruik en de energieopwekking, met inbegrip van geëxporteerde energie, naar soort bron, zoals elektriciteit, fossiele brandstoffen, hernieuwbare energie, ingevoerde warmte of koeling. Het rapport wordt aangepast aan de specifieke kenmerken van de installatie voor de uitgevoerde processen, de materialen enzovoort en omvat ten minste al de volgende punten: a) de afbakening van de energiegrens van de activiteit voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen;b) de informatie over het energieverbruik voor de geleverde energie;c) de informatie over de energie die uit de installatie wordt geëxporteerd;d) de informatie over de energiestroom, zoals Sankey-diagrammen of energiebalansen, waaruit blijkt hoe de energie door het proces wordt gebruikt. Het energie-efficiëntieplan, vermeld in het eerste lid, 1°, en het rapport over de energiebalans, vermeld in het eerste lid, 2°, worden ter beschikking gesteld van de toezichthouder en het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap als die daarom verzoekt.
Het rapport over de energiebalans, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt gebruikt om de grenswaarden voor specifiek energieverbruik, vermeld in artikel 3.17.3.9.2, af te toetsen.
Art. 3.17.3.9.2. De grenswaarden voor specifiek energieverbruik, vermeld in de volgende tabel, zijn van toepassing op de sectoren en productsoorten, vermeld in de volgende tabel:
sector
productsoort
grenswaarde voor specifiek energieverbruik
eenheid
coating van voertuigen
personenwagens
1,3
MWh/gecoat voertuig
bestelwagens
2
vrachtwagencabines
2
vrachtwagens
0,5
continu verven (bandlakken)
rollen van staal of aluminium
2,5
kWh/m2 continu geverfd materiaal
coating van textiel, folie en papier
coating van textiel met polyurethaan of polyvinylchloride
5
kWh/m2 gecoat oppervlak
vervaardiging van wikkeldraad
draden met een gemiddelde diameter > 0,1 mm
5
kWh/kg gecoate draad
het coaten en bedrukken van metalen verpakkingen
alle productsoorten
1,5
kWh/m2 gecoat oppervlak
heatsetrotatie-offsetdruk
alle productsoorten
14
Wh/m2 van het bedrukte oppervlak
flexografie en rotatiediepdruk, andere dan illustratiediepdruk
alle productsoorten
350
Wh/m2 van het bedrukte oppervlak
illustratiediepdruk
alle productsoorten
30
Wh/m2 van het bedrukte oppervlak
De grenswaarden voor specifiek energieverbruik, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op jaargemiddelden en worden berekend met de volgende formule:
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1° energieverbruik: de totale hoeveelheid warmte, door primaire energiebronnen geproduceerd, en de elektriciteit die door de installatie wordt verbruikt als gedefinieerd in het energie-efficiëntieplan, vermeld in artikel 3.17.3.9.1, eerste lid, 1° ; 2° activiteitsgraad: de totale hoeveelheid in of door de installatie verwerkte producten, uitgedrukt in voor de sector passende eenheden. Onderafdeling 3.17.3.10. Watergebruik en de productie van afvalwater Art. 3.17.3.10.1. § 1. Het waterverbruik en de productie van afvalwater uit waterige processen, zoals ontvetting, reiniging, oppervlaktebehandeling en natte gaswassing, worden verminderd door de toepassing van een passende combinatie van de technieken, vermeld in punt b) en c) van BBT 20 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen, en door het opstellen van een waterbeheersplan en het jaarlijks uitvoeren van wateraudits.
Het opstellen van een waterbeheersplan en het jaarlijks uitvoeren van wateraudits, vermeld in het eerste lid, maakt deel uit van de planning om de ecologische voetafdruk van een installatie te verkleinen, als onderdeel van het milieubeheersysteem, vermeld in artikel 3.17.3.2.1.
Een waterbeheersplan en wateraudits, vermeld in het eerste lid, omvatten ten minste de volgende punten: 1° stroomdiagrammen en een watermassabalans van de installatie;2° de vaststelling van doelstellingen op het gebied van de waterefficiëntie;3° de toepassing van technieken voor de optimalisering van het water, zoals controle van het waterverbruik, recycling van water, detectie en reparatie van lekken. § 2. Het waterbeheersplan en de wateraudits, vermeld in paragraaf 1, worden ter beschikking gesteld van de toezichthouder en de Vlaamse Milieumaatschappij als die daarom verzoekt. § 3. Het waterbeheersplan en de wateraudits, vermeld in paragraaf 1, worden gebruikt om de grenswaarden voor specifiek waterverbruik, vermeld in artikel 3.17.3.10.2, af te toetsen.
Art. 3.17.3.10.2. De grenswaarden voor specifiek waterverbruik, vermeld in de volgende tabel, zijn van toepassing op de sectoren en productsoorten, vermeld in de volgende tabel:
Sector
productsoort
grenswaarde voor specifiek waterverbruik
eenheid
coating van voertuigen
personenwagens
1,3
m3/gecoat voertuig
bestelwagens
2,5
vrachtwagencabines
3
vrachtwagens
5
continu verven (bandlakken)
rollen van staal of aluminium
1,3
l/m2 continu geverfd materiaal
het coaten en bedrukken van metalen verpakkingen
DWI-blikken uit twee delen
110
l/1000 blikken
De grenswaarden voor specifiek waterverbruik, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op jaargemiddelden en worden berekend met de volgende formule:
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1° waterverbruik: de totale hoeveelheid gebruikt water bij de activiteiten in de installatie, uitgedrukt in l/jaar of m3/jaar, exclusief de volgende hoeveelheden: a) gerecycleerd en hergebruikt water;b) water in koelsystemen met doorloop;c) water voor huishoudelijk of soortgelijk gebruik;2° activiteitsgraad: de totale hoeveelheid in of door de installatie verwerkte producten, uitgedrukt in voor de sector passende eenheden. Onderafdeling 3.17.3.11. Emissies naar water Art. 3.17.3.11.1. De emissies naar water worden verminderd en het hergebruik en de recycling van water uit waterige processen, zoals ontvetting, reiniging, oppervlaktebehandeling en natte gaswassing, worden vergemakkelijkt door de toepassing van een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 21 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Art. 3.17.3.11.2. De emissiegrenswaarden, vermeld in de volgende tabel, zijn van toepassing op de lozing van het afvalwater:
sector
stof of parameter
emissiegrenswaarde (in mg/l)
lozing in oppervlaktewater
lozing in riolering
coating van voertuigen
zwevende stoffen
30
/
CZV
125 (1)
/
AOX
0,4
0,4
fluoride
15 (2)
15 (2)
nikkel (Ni)
0,4
0,4
zink (Zn)
0,5
0,5
continu verven (bandlakken)
zwevende stoffen
30
/
CZV
125 (1)
/
AOX
0,4
0,4
fluoride
15 (2)
15 (2)
nikkel (Ni)
0,1
0,1
zink (Zn)
0,5 (3)
0,5 (3)
chroom (Cr)
0,15 (4)
0,15 (4)
chroom VI (Cr VI)
0,05 (5)
0,05 (5)
coating en bedrukken van metalen verpakkingen: DWI-blikken
zwevende stoffen
30
/
CZV
120 (1)
/
AOX
0,4
0,4
fluoride
15 (2)
15 (2)
coating van vliegtuigen
chroom (Cr)
0,15 (4)
0,15 (4)
chroom VI (Cr VI)
0,05 (5)
0,05 (5)
(1) De emissiegrenswaarde voor CZV kan worden vervangen door een emissiegrenswaarde voor TOC.Er wordt dan voor TOC door een MER-deskundige, erkend in de discipline water, deeldomein oppervlakte- en afvalwater als vermeld in artikel 6, 1°, d), 4), van het VLAREL van 19 november 2010, een correlatie tussen de twee parameters vastgesteld voor de specifieke emissiebron en de stap van de afvalwaterbehandeling. De parameters TOC en CZV zijn alternatieven.
Ofwel is de emissiegrenswaarde voor TOC van toepassing, ofwel de emissiegrenswaarde voor CZV. TOC is de voorkeursoptie omdat daarbij geen zeer toxische verbindingen hoeven te worden gebruikt. (2) De emissiegrenswaarde voor fluoride is alleen van toepassing als fluorverbindingen in de processen worden gebruikt.(3) In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit kan van de emissiegrenswaarde voor zink afgeweken worden in geval van substraten die zink bevatten of met zink zijn voorbehandeld, met een maximum van 1 mg/l.(4) De emissiegrenswaarde voor chroom is alleen van toepassing als chroomverbindingen in de processen worden gebruikt.(5) De emissiegrenswaarde voor chroom VI is alleen van toepassing als chroom VI-verbindingen in de processen worden gebruikt.
Art. 3.17.3.11.3. De parameters, vermeld in artikel 3.17.3.11.2, maandelijks gemeten. Voor de parameters zwevende stoffen en CZV of TOC bij lozing in riolering geldt de meetfrequentie, vermeld in artikel 4.2.5.2.1 van titel II van het VLAREM, als het bedrijfsafvalwater geen gevaarlijke stoffen bevat, of de meetfrequentie, vermeld in artikel 4.2.5.3.1 van het voormelde besluit, als het bedrijfsafvalwater een of meer gevaarlijke stoffen bevat.
Als de discontinue afvalwaterlozing minder frequent is dan de meetfrequentie, vermeld in het eerste lid, is de minimiale monitoringfrequentie een keer per lozing.
In het tweede lid wordt verstaan onder discontinue afvalwaterlozing: het lozen van een zekere hoeveelheid vastgehouden water.
De parameters TOC en CZV zijn alternatieven. Ofwel is de meetfrequentie voor TOC van toepassing, ofwel de meetfrequentie voor CZV. TOC is de voorkeursoptie omdat daarbij geen zeer toxische verbindingen hoeven te worden gebruikt.
De meetfrequentie kan worden verlaagd tot om de drie maanden als is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn en na goedkeuring door de toezichthouder.
Onderafdeling 3.17.3.12. Afvalbeheer Art. 3.17.3.12.1. De hoeveelheid afval dat bestemd is voor verwijdering, wordt verminderd door de toepassing van de volgende technieken en een van de technieken of de beide technieken, vermeld in punt c) en d) van BBT 22 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen: 1° het opstellen van een afvalbeheersplan.Een afvalbeheersplan maakt deel uit van het milieubeheersysteem, vermeld in artikel 3.17.3.2.1, en omvat een reeks maatregelen met de volgende doelstellingen: a) de productie van afval tot een minimum beperken;b) het hergebruik, de regeneratie of de recycling van afval of de terugwinning van energie uit afval optimaliseren;c) de correcte verwijdering van afval waarborgen;2° de monitoring van de hoeveelheden afvalstoffen.De geproduceerde hoeveelheden afval worden jaarlijks geregistreerd, uitgesplitst per soort afval. Het gehalte aan oplosmiddelen in het afval wordt ten minste jaarlijks bepaald met een analyse of berekening.
De monitoring van de hoeveelheden afvalstoffen, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt gebruikt ter aftoetsing van de richtwaarden voor de specifieke hoeveelheid afval die van de locatie verwijderd is en die afkomstig is van het coaten van voertuigen, vermeld in artikel 3.17.4.2.1. Afdeling 3.17.4. Coaten van voertuigen
Onderafdeling 3.17.4.1. VOS-emissies en verbruik van energie en grondstoffen Art. 3.17.4.1.1. Voor nieuwe installaties of belangrijke verbeteringen van installaties worden het verbruik van oplosmiddelen, andere grondstoffen en energie, en ook de VOS-emissies verminderd door de toepassing van één of een combinatie van de volgende coatingsystemen: 1° een gemengde coating.Dat is een coatingsysteem op oplosmiddelbasis waarbij een deklaag, namelijk primerlaag of grondlaag, op waterbasis is; 2° een coating op waterbasis.Dat is een coatingsysteem waarbij de primerlaag en grondlaag op waterbasis zijn; 3° een geïntegreerd coatingprocedé.Dat is een coatingsysteem dat de functies van primerlaag en grondlaag combineert en in twee spuitstappen wordt aangebracht; 4° een drielaags natlaksysteem, ook wel nat in nat genoemd.Dat is een coatingsysteem waarbij de primerlaag, de grondlaag en de vernislaag zonder tussentijds drogen worden aangebracht. De primerlaag en grondlaag kunnen op oplosmiddelbasis of waterbasis zijn.
Art. 3.17.4.1.2. De emissiegrenswaarden, vermeld in de volgende tabel, zijn van toepassing op de totale VOS-emissies die afkomstig zijn van het coaten van voertuigen:
parameter
voertuigtype
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde (in g VOS/m2 oppervlakte)
nieuwe installatie
bestaande installatie
totale VOS-emissie, zoals berekend met de oplosmiddelenboekhouding
personenwagens
15
30
bestelwagens
20
40
vachtwagencabines
20
40
vrachtwagens
40
50
bussen
100
150
De emissiegrenswaarden, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op emissies uit alle stadia van het proces die in dezelfde installatie worden uitgevoerd, vanaf de elektroforetische coating, of andere soorten coatingprocessen, tot en met het uiteindelijke in de was zetten en polijsten van de toplaag, en ook de oplosmiddelen die worden gebruikt bij het reinigen van productieapparatuur tijdens en buiten de productieperiode.
De oppervlakte, vermeld in het eerste lid, wordt gedefinieerd conform punt emissiegrenswaarden voor de voertuigcoatingindustrie van bijlage 5.59.1 bij titel II van het VLAREM. Onderafdeling 3.17.4.2. Hoeveelheid afval die van de locatie verwijderd is Art. 3.17.4.2.1. De richtwaarden voor de specifieke hoeveelheid afval die van de locatie verwijderd is en die afkomstig is van het coaten van voertuigen, vermeld in de volgende tabel, zijn van toepassing op de voertuigtypes, vermeld in de volgende tabel:
voertuigtype
relevante afvalstromen
richtwaarde voor specifieke hoeveelheid afval die van de locatie verwijderd is, jaargemiddelde
personenwagens
1° verfafval 2° plastisol-, dichtings- en kleefstofafval 3° gebruikte oplosmiddelen 4° verfslib 5° ander van de spuiterij afkomstig afval, waaronder absorberend en schoonmaakmateriaal, filters, verpakkingsmateriaal, gebruikte actieve kool enzovoort
9 kg/gecoat voertuig
bestelwagens
17 kg/gecoat voertuig
vrachtwagencabines
11 kg/gecoat voertuig
De richtwaarden voor de specifieke hoeveelheid afval die van de locatie verwijderd is, vermeld in het eerste lid, kunnen hoger zijn als droge gaswassing met kalksteen wordt gebruikt. De richtwaarden voor de specifieke hoeveelheid afval die van de locatie verwijderd is, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op jaargemiddelden en worden berekend met de volgende formule:
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1° hoeveelheid afval die van de locatie verwijderd is: de totale hoeveelheid afval die van de installatie verwijderd is, uitgedrukt in kg/jaar;2° activiteitsgraad: de totale hoeveelheid in of door de installatie verwerkte producten, uitgedrukt in het aantal gecoate voertuigen per jaar. Afdeling 3.17.5. Coaten van andere oppervlakken van metaal of
kunststof Art. 3.17.5.1. Voor het coaten van andere oppervlakken van metaal of kunststof wordt voldaan aan een van de volgende voorwaarden: 1° de emissiegrenswaarden voor de totale VOS-emissies, vermeld in de volgende tabel:
parameter
proces
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
totale VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
coating van metalen oppervlakken
0,2 kg VOS/kg input aan massa van vaste stof
coating van kunststofoppervlakken
0,3 kg VOS/kg input aan massa van vaste stof
2° de emissiegrenswaarde voor de diffuse VOS-emissies én de emissiegrenswaarde voor de VOS-emissies in afgassen, vermeld in de volgende tabellen:
parameter
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
diffuse VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
10% van de input aan oplosmiddelen
parameter
emissiegrenswaarde, daggemiddelde in geval van continue metingen, of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen
totaal vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als koolstof (TVOC) in afgassen
20 mg C/Nm3 (1)
(1) Als technieken worden gebruikt die het hergebruik of de recycling van het teruggewonnen oplosmiddel mogelijk maken geldt een emissiegrenswaarde van 35 mg C/Nm3 voor totaal vluchtige organische stoffen.
Voor installaties die gebruikmaken van externe concentratie van oplosmiddelen in de procesafgassen via adsorptie, als vermeld in artikel 3.17.3.8.2, 3°, in combinatie met een afgasbehandelingstechniek, geldt naast de emissiegrenswaarden, vermeld in het eerste lid, 2°, een bijkomende emissiegrenswaarde van 50 mg C/Nm3 voor totaal vluchtige organische stoffen op het afgas van de concentrator.
In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit kan afwijking verleend worden van de emissiegrenswaarden, vermeld in het eerste en tweede lid, als de metalen of kunststofonderdelen in een voertuigcoatingfabriek worden gecoat en die emissies worden meegenomen in de berekening van de totale VOS-emissies voor de coating van voertuigen. Afdeling 3.17.6. Coaten van schepen en jachten
Art. 3.17.6.1. De totale VOS-emissies en stofemissies naar lucht en de emissies naar water worden verminderd, en de totale milieuprestatie wordt verbeterd door de toepassing van de volgende technieken en een combinatie van de technieken, vermeld in punt c) tot en met i) van BBT 25 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen: 1° voor nieuwe installaties of belangrijke verbeteringen van installaties: de scheiding van afval- en afvalwaterstromen.Dat houdt in dat dokken en scheepshellingen worden gebouwd met al de volgende systemen: a) een systeem om droog afval op doeltreffende wijze te verzamelen en te hanteren en gescheiden te houden van nat afval;b) een systeem om afvalwater te scheiden van hemelwater, met inbegrip van stormwater;2° beperkingen hanteren voor ongunstige weersomstandigheden.Dat houdt in dat er niet gestraald of luchtloos gespoten wordt bij vastgestelde of voorspelde ongunstige weersomstandigheden als de behandelingsruimten niet volledig zijn afgesloten.
Art. 3.17.6.2. De emissiegrenswaarde, vermeld in de volgende tabel, is van toepassing op de totale VOS-emissies die afkomstig zijn van het coaten van schepen en jachten:
parameter
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
totale VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
0,375 kg VOS/kg input aan massa van vaste stof
Afdeling 3.17.7. Coaten van vliegtuigen
Art. 3.17.7.1. De totale VOS-emissies worden verminderd en de totale milieuprestatie van het coaten van vliegtuigen wordt verbeterd door omsluiting toe te passen, namelijk het coaten van de samenstellende onderdelen in gesloten spuitcabines, al dan niet in combinatie met de andere techniek, vermeld in punt b) van BBT 26 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Art. 3.17.7.2. De emissiegrenswaarde, vermeld in de volgende tabel, is van toepassing op de totale VOS-emissies die afkomstig zijn van het coaten van vliegtuigen:
parameter
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
totale VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
0,58 kg VOS/kg input aan massa van vaste stof
Afdeling 3.17.8. Continu verven (bandlakken)
Art. 3.17.8.1. De emissiegrenswaarden, vermeld in de volgende twee tabellen, zijn van toepassing op de diffuse VOS-emissies en de VOS-emissies in afgassen die afkomstig zijn van het continu verven:
parameter
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
diffuse VOS-emissie zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
3% van de input aan oplosmiddelen
parameter
emissiegrenswaarde, daggemiddelde in geval van continue metingen of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen
totaal vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als koolstof (TVOC) in afgassen
20 mg C/Nm3 (1)
(1) Als technieken worden gebruikt die het hergebruik of de recycling van het teruggewonnen oplosmiddel mogelijk maken geldt een emissiegrenswaarde van 50 mg C/Nm3 voor totaal vluchtige organische stoffen.
Voor installaties die gebruikmaken van externe concentratie van oplosmiddelen in de procesafgassen via adsorptie, als vermeld in artikel 3.17.3.8.2, 3°, in combinatie met een afgasbehandelingstechniek, geldt naast de emissiegrenswaarden vermeld in het eerste lid, een bijkomende emissiegrenswaarde van 50 mg C/Nm3 voor totaal vluchtige organische stoffen op het afgas van de concentrator. Afdeling 3.17.9. Vervaardiging van kleefband
Art. 3.17.9.1. De emissiegrenswaarden, vermeld in de volgende twee tabellen, zijn van toepassing op de totale VOS-emissies en de VOS-emissies in afgassen die afkomstig zijn van de vervaardiging van kleefband:
parameter
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
totale VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
2,5% van de input aan oplosmiddelen
parameter
emissiegrenswaarde, daggemiddelde in geval van continue metingen, of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen
totaal vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als koolstof (TVOC) in afgassen
20 mg C/Nm3 (1)
(1) Als technieken worden gebruikt die het hergebruik of de recycling van het teruggewonnen oplosmiddel mogelijk maken geldt een emissiegrenswaarde van 50 mg C/Nm3 voor totaal vluchtige organische stoffen.
Voor installaties die gebruikmaken van externe concentratie van oplosmiddelen in de procesafgassen via adsorptie, als vermeld in artikel 3.17.3.8.2, 3°, in combinatie met een afgasbehandelingstechniek, geldt naast de emissiegrenswaarden, vermeld in het eerste lid, een bijkomende emissiegrenswaarde van 50 mg C/Nm3 voor totaal vluchtige organische stoffen op het afgas van de concentrator. Afdeling 3.17.10. Coaten van textiel, folie en papier
Art. 3.17.10.1. De emissiegrenswaarden, vermeld in de volgende twee tabellen, zijn van toepassing op de diffuse VOS-emissies en de VOS-emissies in afgassen die afkomstig zijn van het coaten van textiel, folie en papier:
parameter
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
diffuse VOS-emissie zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
5% van de input aan oplosmiddelen
parameter
emissiegrenswaarde, daggemiddelde in geval van continue metingen of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen
totaal vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als koolstof (TVOC) in afgassen
20 mg C/Nm3 (1)
(1) Als technieken worden gebruikt die het hergebruik of de recycling van het teruggewonnen oplosmiddel mogelijk maken geldt een emissiegrenswaarde van 50 mg C/Nm3 voor totaal vluchtige organische stoffen.
Voor installaties die gebruikmaken van externe concentratie van oplosmiddelen in de procesafgassen via adsorptie, als vermeld in artikel 3.17.3.8.2, 3°, in combinatie met een afgasbehandelingstechniek, geldt naast de emissiegrenswaarden, vermeld in het eerste lid, een bijkomende emissiegrenswaarde van 50 mg C/Nm3 voor totaal vluchtige organische stoffen op het afgas van de concentrator. Afdeling 3.17.11. Vervaardiging van wikkeldraad
Art. 3.17.11.1. De totale VOS-emissies en het energieverbruik worden verminderd door de toepassing van procesgeïntegreerde VOS-oxidatie en één of een combinatie van de technieken, vermeld in punt b) tot en met d) van BBT 27 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen. Procesgeïntegreerde VOS-oxidatie, vermeld in het eerste lid, houdt in dat het lucht- en oplosmiddelmengsel, dat het resultaat is van verdamping van het oplosmiddel tijdens het proces van herhaalde uitharding van de deklaag, wordt behandeld in een katalytische oxidator die in de uithardingsoven/droger is geïntegreerd. De afvalwarmte van de katalytische oxidator wordt gebruikt in het droogproces om de circulerende luchtstroom te verwarmen of als proceswarmte voor andere doeleinden binnen de installatie.
Art. 3.17.11.2. De emissiegrenswaarden, vermeld in de volgende twee tabellen, zijn van toepassing op de totale VOS-emissies en de VOS-emissies in afgassen die afkomstig zijn van de vervaardiging van wikkeldraad:
parameter
productsoort
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
totale VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
draden met een gemiddelde diameter > 0,1 mm
3,3 g VOS/kg gecoate draad
draden met een gemiddelde diameter ? 0,1 mm
10 g VOS/kg gecoate draad
parameter
emissiegrenswaarde, daggemiddelde in geval van continue metingen, of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen
totaal vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als koolstof (TVOC) in afgassen
40 mg C/Nm3
Afdeling 3.17.12. Coaten en bedrukken van metalen verpakkingen
Art. 3.17.12.1. Voor het coaten en bedrukken van metalen verpakkingen wordt voldaan aan een van de volgende voorwaarden: 1° de emissiegrenswaarde voor de totale VOS-emissies, vermeld in de volgende tabel:
parameter
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
totale VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
3,5 g VOS/m2 gecoat of bedrukt oppervlak
2° de emissiegrenswaarde voor diffuse VOS-emissies én de emissiegrenswaarde voor de VOS-emissies in afgassen, vermeld in de volgende tabellen:
parameter
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
diffuse VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
12% van de input aan oplosmiddelen
parameter
emissiegrenswaarde, daggemiddelde in geval van continue metingen, of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen
totaal vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als koolstof (TVOC) in afgassen
20 mg C/Nm3
Voor installaties die gebruikmaken van externe concentratie van oplosmiddelen in de procesafgassen via adsorptie, als vermeld in artikel 3.17.3.8.2, 3°, in combinatie met een afgasbehandelingstechniek, geldt naast de emissiegrenswaarden vermeld in het eerste lid, 2°, een bijkomende emissiegrenswaarde van 50 mg C/Nm3 voor totaal vluchtige organische stoffen op het afgas van de concentrator. Afdeling 3.17.13. Heatsetrotatie-offsetdruk
Art. 3.17.13.1. Voor heatsetrotatie-offsetdruk wordt voldaan aan een van de volgende voorwaarden: 1° de emissiegrenswaarde voor de totale VOS-emissies, vermeld in de volgende tabel:
parameter
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
totale VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
0,04 kg VOS/kg inktinput
2° de emissiegrenswaarde voor diffuse VOS-emissies én de emissiegrenswaarde voor de VOS-emissies in afgassen, vermeld in de volgende tabellen:
parameter
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
diffuse VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
10% van de input aan oplosmiddelen
parameter
emissiegrenswaarde, daggemiddelde in geval van continue metingen, of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen
totaal vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als koolstof (TVOC) in afgassen
15 mg C/Nm3
Afdeling 3.17.14. Flexografie en rotatiediepdruk, andere dan
illustratiediepdruk Art. 3.17.14.1. Voor flexografie en rotatiediepdruk, andere dan illustratiediepdruk, wordt voldaan aan een van de volgende voorwaarden: 1° de emissiegrenswaarde voor de totale VOS-emissies, vermeld in de volgende tabel:
parameter
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
totale VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
0,3 kg VOS/kg input aan massa van vaste stof
2° de emissiegrenswaarde voor diffuse VOS-emissies én emissiegrenswaarde voor de VOS-emissies in afgassen, vermeld in de volgende tabellen:
parameter
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
diffuse VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
12% van de input aan oplosmiddelen
parameter
emissiegrenswaarde, daggemiddelde in geval van continue metingen, of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen
totaal vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als koolstof (TVOC) in afgassen
20 mg C/Nm3 (1)
(1) Als technieken worden gebruikt die het hergebruik of de recycling van het teruggewonnen oplosmiddel mogelijk maken geldt een emissiegrenswaarde van 50 mg C/Nm3 voor totaal vluchtige organische stoffen.
Voor installaties die gebruikmaken van externe concentratie van oplosmiddelen in de procesafgassen via adsorptie, als vermeld in artikel 3.17.3.8.2, 3°, in combinatie met een afgasbehandelingstechniek, geldt naast de emissiegrenswaarden, vermeld in het eerste lid, 2°, een bijkomende emissiegrenswaarde van 50 mg C/Nm3 voor totaal vluchtige organische stoffen op het afgas van de concentrator. Afdeling 3.17.15. Illustratiediepdruk
Art. 3.17.15.1. De VOS-emissies van de illustratiediepdruk worden verminderd door het gebruik van een tolueenterugwinningssysteem op basis van adsorptie.
Art. 3.17.15.2. De emissiegrenswaarden, vermeld in de volgende tabellen, zijn van toepassing op de totale VOS-emissies én de VOS-emissies in afgassen die afkomstig zijn van de illustratiediepdruk:
parameter
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
diffuse VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
2,5% van de input aan oplosmiddelen
parameter
emissiegrenswaarde, daggemiddelde in geval van continue metingen, of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen
totaal vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als koolstof (TVOC) in afgassen
20 mg C/Nm3
Afdeling 3.17.16. Coaten van houten oppervlakken
Art. 3.17.16.1. Voor het coaten van houten oppervlakken wordt voldaan aan een van de volgende voorwaarden: 1° de emissiegrenswaarde voor de totale VOS-emissies, vermeld in de volgende tabel:
Parameter
gecoate substraten
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
totale VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
platte substraten
0,1 kg VOS/kg input aan massa van vaste stof
andere dan platte substraten
0,25 kg VOS/kg input aan massa van vaste stof
2° de emissiegrenswaarde voor diffuse VOS-emissies én de emissiegrenswaarde voor de VOS-emissies in afgassen, vermeld in de volgende tabellen:
parameter
emissiegrenswaarde, jaargemiddelde
diffuse VOS-emissie, zoals berekend aan de hand van de oplosmiddelenboekhouding
10% van de input aan oplosmiddelen
parameter
emissiegrenswaarde, daggemiddelde in geval van continue metingen, of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen
totaal vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als koolstof (TVOC) in afgassen
20 mg C/Nm3
Voor installaties die gebruikmaken van externe concentratie van oplosmiddelen in de procesafgassen via adsorptie, als vermeld in artikel 3.17.3.8.2, 3°, in combinatie met een afgasbehandelingstechniek, geldt naast de emissiegrenswaarden vermeld in het eerste lid, 2°, een bijkomende emissiegrenswaarde van 50 mg C/Nm3 voor totaal vluchtige organische stoffen op het afgas van de concentrator. Afdeling 3.17.17. Conservering van hout en houtproducten met chemische
stoffen Onderafdeling 3.17.17.1. Toepasbaarheid Art. 3.17.17.1.1. Met toepassing van de bepalingen over de toepasbaarheid, vermeld in punt g) van BBT 38, BBT 39, punt a) van BBT 47 en punt c) van BBT 47 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen, kan er in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit worden afgeweken van de volgende artikelen van dit besluit: 1° artikel 3.17.17.7.3, 7°, met toepassing van punt g) van BBT 38; 2° artikel 3.17.17.7.4 met toepassing van BBT 39; 3° artikel 3.17.17.12.1, § 1, 1°, met toepassing van punt a) van BBT 47; 4° artikel 3.17.17.12.1, § 3, met toepassing van punt c) van BBT 47.
Onderafdeling 3.17.17.2. Totale milieuprestatie Art. 3.17.17.2.1. De totale milieuprestatie wordt verbeterd door een milieubeheersysteem in te voeren en na te leven dat al de elementen, vermeld in artikel 3.17.3.2.1, eerste lid, 1° tot en met 20°, omvat.
Specifiek voor de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen maken naast de elementen, vermeld in het eerste lid, ook de volgende elementen deel uit van het milieubeheersysteem: 1° het bijblijven bij de ontwikkelingen op het gebied van biociden en de daarmee verband houdende wetgeving, waaronder de toelating van producten in het kader van de verordening (EU) nr.528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden, om de meest milieuvriendelijke processen te gebruiken; 2° het opnemen van een oplosmiddelenboekhouding voor behandeling op oplosmiddelbasis of creosoot, vermeld in artikel 3.17.17.4.1, 3° ; 3° de identificatie en oplijsting van alle voor het milieu kritische proces- en nabehandelingsapparatuur, vermeld in artikel 3.17.17.11.1, § 3, waarvan het falen gevolgen kan hebben voor het milieu. De lijst van kritische apparatuur wordt continu bijgewerkt; 4° het opnemen van plannen voor het voorkomen en onder controle houden van lekken en morsen, met inbegrip van richtsnoeren voor het beheer van afval dat afkomstig is van morsen;5° de registratie van lekken en morsen, en verbeteringsplannen of tegenmaatregelen. Het milieubeheersysteem, vermeld in het eerste en tweede lid, is algemeen toepasbaar. De mate van gedetailleerdheid en formalisering van het milieubeheersysteem is over het algemeen gerelateerd aan de aard, de omvang en de complexiteit van de installatie en alle mogelijke milieueffecten ervan.
Onderafdeling 3.17.17.3. Vervanging van schadelijke of gevaarlijke stoffen Art. 3.17.17.3.1. De uitstoot van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) en oplosmiddelen wordt voorkomen of beperkt door conserveermiddelen op waterbasis te gebruiken, ter vervanging van conserveermiddelen op oplosmiddelbasis of creosoot, tenzij kwaliteitseisen of specificaties van de producten dat verhinderen. Bij conserveermiddelen op waterbasis fungeert water als draagstof voor biociden.
Art. 3.17.17.3.2. Het milieurisico als gevolg van het gebruik van behandelingschemicaliën wordt beperkt door behandelingschemicaliën die momenteel in gebruik zijn te vervangen door minder gevaarlijke chemische stoffen, tenzij kwaliteitseisen of specificaties van de producten dat verhinderen.
Er wordt jaarlijks onderzocht of er mogelijk nieuwe beschikbare en veiligere alternatieven voor behandelingschemicaliën geïdentificeerd kunnen worden.
Onderafdeling 3.17.17.4. Efficiënt gebruik van hulpbronnen Art. 3.17.17.4.1. Het efficiënte gebruik van hulpbronnen wordt verhoogd en de milieueffecten en de risico's in verband met het gebruik van behandelingschemicaliën worden beperkt door het verbruik ervan te verminderen door toepassing van al de volgende technieken: 1° voor nieuwe installaties of belangrijke verbeteringen van installaties: het gebruik van een efficiënt systeem omconserveermiddelen aan te brengen, zoals aanbrengsystemen waarbij het hout wordt ondergedompeld in de conserveervloeistof.Bij de keuze van het systeem wordt rekening gehouden met de gebruiksklasse en de benodigde penetratiegraad; 2° de controle en optimalisering van het verbruik van de behandelingschemicaliën voor het specifieke eindgebruik.Het verbruik van de behandelingschemicaliën volgt de aanbevelingen van de leveranciers en leidt niet tot overschrijding van de retentievereisten; 3° voor installaties die gebruikmaken van behandelingschemicaliën op oplosmiddelbasis of creosoot: het jaarlijks opstellen van een oplosmiddelenboekhouding conform bijlage 5.59.3 bij titel II van het VLAREM; 4° als hout met een specifiek vochtgehalte nodig is: de meting en aanpassing van het vochtgehalte van hout vóór de behandeling ervan. Dat houdt in dat de houtvochtigheid voorafgaand aan de behandeling wordt gemeten en, als dat nodig is, wordt gecorrigeerd om het impregneren te optimaliseren en de vereiste productkwaliteit te waarborgen.
Onderafdeling 3.17.17.5. Levering, opslag en hantering van behandelingschemicaliën Art. 3.17.17.5.1. De emissies als gevolg van de levering, opslag en hantering van behandelingschemicaliën worden verminderd door de toepassing van de volgende technieken en een techniek, vermeld in punt a) of b) van BBT 34 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen: 1° technieken om verdampingsverlies als gevolg van de opwarming van opgeslagen chemicaliën te verminderen.Dat houdt in dat als de blootstelling aan zonlicht kan leiden tot verdamping van oplosmiddelen en creosoot die in bovengrondse opslagtanks opgeslagen zijn, de tanks worden voorzien van een dak of van lichtgekleurde verf om de verwarming van de opgeslagen oplosmiddelen en creosoot te beperken; 2° de beveiliging van de toevoeraansluitpunten.Dat houdt in dat de aansluitpunten voor toevoer aan opslagtanks die zich in de ingekuipte of omsloten ruimte bevinden, worden geborgd en afgesloten als ze niet in gebruik zijn; 3° technieken om overlopen tijdens het overpompen en circuleren te voorkomen.Dat houdt onder meer het volgende in: a) er is toezicht op de pompwerkzaamheden;b) de opslagtanks voor grotere hoeveelheden worden uitgerust met akoestische of optische overloopvulbeveiliging en, als datnodig is, met een afsluitsysteem;4° het gebruik van gesloten opslaghouders voor de behandelingschemicaliën. Onderafdeling 3.17.17.6. Voorbereiding en conditionering van hout Art. 3.17.17.6.1. Het energieverbruik en het verbruik en de emissies van behandelingschemicaliën worden verminderd door de houtlading in het vat te optimaliseren en ophoping van behandelingschemicaliën te voorkomen, door gebruik te maken van een combinatie van de technieken, vermeld in BBT 35 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Onderafdeling 3.17.17.7. Procedure om conserveermiddelen aan te brengen Art. 3.17.17.7.1. Lekken en emissies van behandelingschemicaliën bij drukvrije processen worden voorkomen door de toepassing van een van de technieken, vermeld in BBT 36 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Art. 3.17.17.7.2. De emissie van aerosolen die afkomstig zijn van de conservering van hout en houtproducten met behulp van behandelingschemicaliën op waterbasis, wordt verminderd door spuitprocessen te omsluiten, overspray te verzamelen en opnieuw te gebruiken bij de bereiding van de houtconserveringsoplossing.
Art. 3.17.17.7.3. De emissies van behandelingschemicaliën bij processen onder druk, zoals autoclaven, worden voorkomen of verminderd door de toepassing van al de volgende technieken: 1° procesbeheersing om ervoor te zorgen dat behandelingen alleen worden uitgevoerd als de deur van het behandelingsvat afgesloten en vergrendeld is.Dat houdt in dat de deur van het behandelingsvat wordt afgesloten en vergrendeld zodra het behandelingsvat is ingeladen en voordat de behandeling plaatsvindt. Procesregelaars zorgen ervoor dat het behandelingsvat alleen in gebruik is als de deur afgesloten en vergrendeld is; 2° procesbeheersing om te voorkomen dat het behandelingsvat opengaat terwijl het toestel onder druk staat of met conserveervloeistof is gevuld.Dat houdt in dat procesregelaars de druk en de aanwezigheid van vloeistof in het behandelingsvat tonen en dat verhinderd wordt dat het behandelingsvat wordt geopend als dat nog onder druk staat of gevuld is; 3° de vergrendeling van de deur van het behandelingsvat via een catch-lock.Dat houdt in dat de deur van het behandelingsvat is voorzien van een catch-lock om te voorkomen dat vloeistoffen vrijkomen als de deur in noodgevallen geopend moet worden, doordat het mogelijk is om de deur gedeeltelijk te openen en de druk te laten ontsnappen maar niet de vloeistof; 4° het gebruik en het onderhoud van veiligheidskleppen.Dat houdt in dat: a) de behandelingsvaten worden voorzien van veiligheidskleppen om de vaten te beschermen tegen buitensporige druk;b) de uitstroming uit kleppen wordt doorgeleid naar een tank met voldoende capaciteit;c) de veiligheidskleppen ten minste om de zes maanden worden geïnspecteerd op tekenen van corrosie, verontreiniging of verkeerde montage, en zo nodig worden gereinigd of hersteld;5° de beheersing van emissies naar lucht van de vacuümpompuitlaat.Dat houdt in dat afgezogen lucht uit drukvaten, namelijk de lucht in de vacuümpompuitlaat, wordt behandeld; 6° de vermindering van emissies naar lucht bij het openen van het behandelingsvat.Dat houdt in dat de tijd tussen het verlagen van de druk in het behandelingsvat en de opening ervan voldoende is voor het uitlekken en het condenseren; 7° de toepassing van een finaal vacuüm om overtollige behandelingschemicaliën van het oppervlak van het behandelde hout te verwijderen.Dat houdt in dat het behandelingsvat vóór de opening in een finaal vacuüm gebracht wordt om overtollige behandelingschemicaliën van het oppervlak van behandeld hout te verwijderen om druppelvorming te voorkomen.
Art. 3.17.17.7.4. Het energieverbruik in drukprocessen, zoals autoclaven, wordt verminderd door variabele pompregeling. Dat houdt in dat het behandelingssysteem wordt omgeschakeld naar een pomp met een lager vermogen en energieverbruik nadat de vereiste werkdruk is bereikt.
Onderafdeling 3.17.17.8. Conditionering na behandeling en tussentijdse opslag Art. 3.17.17.8.1. Verontreiniging van de bodem of het grondwater door de tijdelijke opslag van pas behandeld hout wordt voorkomen of beperkt, en er wordt voor gezorgd dat de overtollige behandelingschemicaliën naar het behandelingsvat kunnen terugvloeien, door voldoende tijd te geven voor het uitlekken na de behandeling en door het behandelde hout pas uit het omsloten of ingekuipte gebied te halen als het geacht wordt droog te zijn. De duur van de fixatieperiode wordt bepaald conform artikel 5.19.2.1.1, § 10, van titel II van het VLAREM. Onderafdeling 3.17.17.9. Afvalbeheer Art. 3.17.17.9.1. De hoeveelheid afval die bestemd is voor verwijdering, in het bijzonder gevaarlijke afvalstoffen, wordt verminderd door de toepassing van de volgende technieken en een van van de technieken of beide technieken, vermeld in punt c) en d) van BBT 41 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen: 1° de verwijdering van losse resten, zoals zaagsel en houtspaanders, vóór de behandeling;2° de terugwinning en het hergebruik van wassen en oliën. Art. 3.17.17.9.2. Het milieurisico dat gerelateerd is aan het afvalbeheer wordt verminderd door afvalstoffen in geschikte houders of op ondoorlatende oppervlakken op te slaan en door gevaarlijke afvalstoffen gescheiden te houden in een tegen weersomstandigheden beschermd en omsloten en ingekuipt gebied.
Onderafdeling 3.17.17.10. Monitoring van water en grondwater Art. 3.17.17.10.1. § 1. De monitoring van emissies naar water wordt verricht conform de meetmethoden, vermeld in artikel 4, § 1, van bijlage 4.2.5.2 bij titel II van het VLAREM. Als er geen meetmethoden worden vermeld, worden de CEN-normen gevolgd. Als er geen CEN-normen bestaan, worden de ISO-normen, de nationale normen of andere internationale normen toegepast die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren. § 2. De volgende parameters in afvalwater, met inbegrip van potentieel verontreinigd hemelwater, worden, in afwijking van artikel 2.3.1, eerste lid, vóór elke batchlozing gemonitord: 1° specifieke stoffen van gebruikte biociden die worden bepaald op basis van de gebruikte biociden;2° koper (Cu), als in het proces koperverbindingen worden gebruikt;3° specifieke stoffen van gebruikte oplosmiddelen die worden bepaald op basis van de gebruikte oplosmiddelen;4° polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's), als creosootbehandeling wordt gebruikt.De monitoring heeft betrekking op de volgende PAK-verbindingen: a) acenafteen;b) acenaftyleen;c) antraceen;d) benzo(a)antraceen;e) benzo(a)pyreen;f) benzo(b)fluorantheen;g) benzo(g,h,i)peryleen;h) benzo(k)fluorantheen;i) chryseen;j) dibenzo(a,h)antraceen;k) fluorantheen;l) fluoreen;m) indeno(1,2,3-cd)pyreen;n) naftaleen;o) fenantreen;p) pyreen;5° totaal koolwaterstoffen. In het eerste lid wordt verstaan onder batchlozing: het lozen van een zekere hoeveelheid vastgehouden water.
Art. 3.17.17.10.2. § 1. De monitoring van verontreinigende stoffen in het grondwater wordt verricht conform de meetmethoden, vermeld in het compendium voor de monsterneming, meting en analyse van water, afgekort WAC. Als er geen meetmethoden worden vermeld, worden de CEN-normen gevolgd. Als er geen CEN-normen bestaan, worden de ISO-normen, de nationale normen of andere internationale normen toegepast die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.
De locatie, het aantal en de uitvoeringswijze van de peilbuizen, noodzakelijk om de monitoring van het grondwater uit te voeren, worden bepaald door en geplaatst onder leiding van een erkend bodemsaneringsdeskundige, als vermeld in artikel 6, 6° van het VLAREL. De erkend bodemsaneringsdeskundige baseert zich hiervoor op de vastgestelde standaardprocedure Oriënterend Bodemonderzoek, die gepubliceerd wordt door OVAM. Er kan gebruik gemaakt worden van reeds bestaande peilbuizen. De evaluatie van de bekomen monitoringsdata wordt uitgevoerd door de erkend bodemsaneringsdeskundige, die nagaat of bijkomende onderzoeksdaden, dan wel het nemen van maatregelen al dan niet in het kader van een schadegeval, zoals gedefinieerd in het Bodemdecreet, noodzakelijk zijn. De monitoringsdata en de resultaten van de evaluatie worden ter beschikking gesteld van de toezichthouder als die daarom verzoekt. § 2. De volgende parameters in grondwater, worden om de zes maanden gemonitord: 1° specifieke stoffen van gebruikte biociden die worden bepaald op basis van de gebruikte biociden nu of in het verleden;2° arseen (As);3° koper (Cu);4° chroom (Cr);5° specifieke stoffen van gebruikte oplosmiddelen die worden bepaald op basis van de gebruikte oplosmiddelen;6° polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's).De monitoring heeft betrekking op de volgende PAK-verbindingen: a) acenafteen;b) acenaftyleen;c) antraceen;d) benzo(a)antraceen;e) benzo(a)pyreen;f) benzo(b)fluorantheen;g) benzo(g,h,i)peryleen;h) benzo(k)fluorantheen;i) chryseen;j) dibenzo(a,h)antraceen;k) fluorantheen;l) fluoreen;m) indeno(1,2,3-cd)pyreen;n) naftaleen;o) fenantreen;p) pyreen;7° totaal koolwaterstoffen. Als de betrokken stof in kwestie niet in het proces wordt gebruikt en aangetoond is dat het grondwater niet met die stof verontreinigd is, mag de monitoring, vermeld in het eerste lid, na goedkeuring door de toezichthouder achterwege gelaten worden.
Op basis van een risicobeoordeling of als is aangetoond dat het niveau van de verontreinigende stoffen voldoende stabiel is, mag de monitoringfrequentie, vermeld in het eerste lid, na goedkeuring door de toezichthouder worden verminderd tot één keer per twee jaar.
Onderafdeling 3.17.17.11. Emissies naar bodem en grondwater Art. 3.17.17.11.1. § 1. Emissies naar de bodem en het grondwater worden voorkomen of verminderd door de omsluiting of inkuiping van installaties en apparatuur in de volgende delen of zones van de installatie waar chemische stoffen worden opgeslagen of gehanteerd: 1° de zones voor de opslag van behandelingschemicaliën, het behandelen, het conditioneren na behandeling en het tijdelijk opslaan, met inbegrip van het behandelingsvat, het werkvat, de losplaats en de uitrijzone, de uitlek- en droogzone, de koelzone;2° de leidingen en kanalen voor de behandelingschemicaliën;3° de zones voor de (her)conditionering van creosoot. De omsluitingen of inkuipingen voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze hebben een ondoordringbaar oppervlak;2° ze zijn bestendig tegen behandelingschemicaliën;3° ze beschikken over voldoende capaciteit om hoeveelheden die in de installatie of uitrusting gehanteerd of opgeslagen zijn, op te vangen en vast te houden.Voor de minimale nuttige inhoud wordt verwezen naar de bepalingen in artikel 5.19.2.1.1, § 3, en in afdeling 4.1.7, 5.6.1 en 5.17.4 van titel II van het VLAREM, voor zover van toepassing.
Als alternatief voor omsluiting of inkuiping kunnen lekbakken die vervaardigd zijn uit behandelingschemicaliënbestendig materiaal, gebruikt worden als plaatselijke opvangvoorzieningen om druppels en gemorste behandelingschemicaliën uit kritische apparatuur of processen te verzamelen en terug te winnen.
De vloeistoffen in de omsluitingen, inkuipingen en lekbakken worden opgevangen om de behandelingschemicaliën terug te winnen, zodat ze in het systeem voor de behandelingschemicaliën hergebruikt kunnen worden.
Slib dat in het opvangsysteem wordt gegenereerd, wordt verwijderd als gevaarlijk afval. § 2. Emissies naar de bodem en het grondwater worden voorkomen of verminderd door ondoordringbare vloeren te gebruiken in zones die niet zijn omsloten of ingekuipt en waar sprake kan zijn van druppelvorming, morsen of uitlogen van behandelingschemicaliën. Dat houdt in dat de vloeren ondoordringbaar zijn voor de stoffen in kwestie.
De vloeistoffen op de vloeren worden opgevangen om de behandelingschemicaliën terug te winnen, zodat ze in het systeem voor de behandelingschemicaliën hergebruikt kunnen worden.
Slib dat in het opvangsysteem wordt gegenereerd, wordt verwijderd als gevaarlijk afval. § 3. Emissies naar de bodem en grondwater worden voorkomen of verminderd door de toepassing van waarschuwingssystemen om storingen aan te duiden voor apparatuur die als kritisch is aangemerkt, zoals vermeld in artikel 3.17.17.2.1, tweede lid, 3°. § 4. Emissies naar de bodem en het grondwater worden voorkomen of verminderd door lekken die afkomstig zijn van ondergrondse opslagsystemen en leidingen voor schadelijke of gevaarlijke stoffen, te voorkomen en op te sporen, en door de gegevens daarover bij te houden. Dat omvat de toepassing van al de volgende elementen: 1° het gebruik van ondergrondse componenten wordt tot een minimum beperkt;2° de invoering van secundaire omsluiting, zoals dubbele wanden, als ondergrondse componenten worden gebruikt voor de opslag van schadelijke of gevaarlijke stoffen;3° de voorziening van apparatuur voor lekdetectie voor ondergrondse componenten;4° de uitvoering van regelmatige risico gebaseerde monitoring van ondergrondse opslag en leidingen om mogelijke lekken in kaart te brengen;5° de reparatie van lekkende apparatuur;6° het bijhouden van een register van incidenten die bodem- of grondwaterverontreiniging kunnen veroorzaken. § 5. Emissies naar de bodem en het grondwater worden voorkomen of verminderd door de installaties en de uitrusting regelmatig te inspecteren en te onderhouden. Dat omvat de controle van de integriteit en de lekvrije status van kleppen, pompen, leidingen, tanks, drukvaten, lekbakken, omsluitingen, inkuipingen en de goede werking van de waarschuwingssystemen. § 6. Emissies naar de bodem en het grondwater worden voorkomen of verminderd door de toepassing van een geschikte combinatie van technieken om kruisverontreiniging te voorkomen als vermeld in punt 46, f) van BBT 46 van de BBT-conclusies voor oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen, met inbegrip van de conservering van hout en houtproducten met chemische stoffen.
Onderafdeling 3.17.17.12. Emissies naar water en afvalwaterbeheer Art. 3.17.17.12.1. § 1. Emissies naar water worden voorkomen of, als dat niet haalbaar is, verminderd, en waterverbruik wordt verminderd door de toepassing van technieken om verontreiniging van hemelwater te voorkomen. Dat houdt in dat hemelwater gescheiden wordt gehouden van zones waar behandelingschemicaliën worden opgeslagen of gehanteerd, van zones waar pas behandeld hout is opgeslagen en van verontreinigd water, door ten minste gebruik te maken van de volgende technieken: 1° afwateringskanalen of een buitenste kuiprand rond de installatie;2° dakbedekking met dakgoten voor zones waar behandelingschemicaliën worden opgeslagen of gebruikt, namelijk voor: a) de opslagplaats voor behandelingschemicaliën;b) de zones voor behandeling, conditionering na de behandeling en tijdelijke opslag;c) pijpen en leidingen voor de behandelingschemicaliën;d) voorzieningen voor de (her)conditionering van creosoot;3° bescherming tegen weersomstandigheden, bijvoorbeeld met daken of dekzeilen, van de opslag van behandeld hout, als dat in de biocidenverordening is voorgeschreven voor de toelating van houtconserveringsmiddel dat voor de behandeling gebruikt is. § 2. Emissies naar water worden voorkomen of, als dat niet haalbaar is, verminderd, en waterverbruik wordt verminderd door de opvang van potentieel verontreinigd hemelwater.
Het opgevangen afvalwater wordt pas geloosd nadat passende maatregelen zijn genomen, waaronder: 1° monitoring als vermeld in artikel 3.17.17.10.1, § 2; 2° hergebruik als vermeld in paragraaf 4;3° behandeling als vermeld in paragraaf 5. § 3. Bij installaties die gebruikmaken van behandelingschemicaliën op waterbasis, wordt het waterverbruik verminderd door potentieel verontreinigd hemelwater te gebruiken om houtconserveringsmiddelen op waterbasis te bereiden. § 4. Bij installaties die gebruikmaken van behandelingschemicaliën op waterbasis wordt het waterverbruik verminderd door schoonmaakwater te hergebruiken. Dat houdt in dat het water dat wordt gebruikt om apparatuur en houders te wassen, wordt teruggewonnen en hergebruikt bij de bereiding van houtconserveringsmiddelen op waterbasis. § 5. Als het gebruik van potentieel verontreinigd hemelwater of schoonmaakwater, vermeld in paragraaf 3 en paragraaf 4, niet haalbaar is, wordt dat afvalwater behandeld in een afvalwaterzuiveringsinstallatie die daarvoor geschikt is, of wordt dat afvalwater verwijderd als gevaarlijk afval.
Art. 3.17.17.12.2. De emissies naar water dat afkomstig is van de conservering van hout en houtproducten met behulp van creosoot, worden verminderd door de condensaten die afkomstig zijn van de drukvermindering en vacuümwerking van het behandelingsvat en van het (her)conditioneren van creosoot op te vangen en die condensaten ofwel ter plekke te behandelen met behulp van een actieve koolfilter of zandfilter, ofwel ze als gevaarlijk afval te verwijderen.
Onderafdeling 3.17.17.13. Emissies naar lucht Art. 3.17.17.13.1. De uitstoot van VOS naar de lucht die afkomstig zijn van de conservering van hout en houtproducten met behulp van behandelingschemicaliën op oplosmiddelbasis, wordt verminderd door een gesloten systeem te maken van de emitterende apparatuur of processen, de procesafgassen af te zuigen en die naar een behandelingssysteem te sturen.
Art. 3.17.17.13.2. De emissie naar de lucht van organische verbindingen en geur die afkomstig zijn van de conservering van hout en houtproducten met behulp van creosoot, wordt verminderd door impregnerende oliën met een lage vluchtigheid te gebruiken, namelijk creosoot van klasse C als vermeld in artikel 5.19.2.1.2 van titel II van het VLAREM. Art. 3.17.17.13.3. De emissies naar de lucht van organische verbindingen die afkomstig zijn van de conservering van hout en houtproducten met behulp van creosoot, worden verminderd door een gesloten systeem te maken van de relevante apparatuur of processen, zoals opslag- en impregneertanks, drukvermindering en herconditionering van creosoot, en door de procesafgassen af te zuigen en die naar een behandelingssysteem te sturen.
De emissiegrenswaarden voor TVOC en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's), vermeld in de volgende tabel, zijn van toepassing op de geloosde afgassen die afkomstig zijn van de conservering van hout en houtproducten met behulp van behandelingschemicaliën op oplosmiddelbasis of creosoot:
parameter
type behandelingschemicaliën
massastroom
emissiegrenswaarde, daggemiddelde in geval van continue metingen, of gemiddelde over de bemonsteringsperiode in geval van periodieke metingen
totaal vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als koolstof (TVOC)
op oplosmiddelbasis of creosoot
20 mg C/Nm3
som van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) (1)
creosoot
1 mg/Nm3
benzo(a)pyreen
op oplosmiddelbasis of creosoot
? 0,5 g/h
0,1 mg/Nm3
dibenzo(a,h)antraceen
op oplosmiddelbasis of creosoot
? 0,5 g/h
0,1 mg/Nm3
(1) De emissiegrenswaarde heeft betrekking op de som van de volgende PAK-verbindingen: acenafteen, acenaftyleen, antraceen, benzo(a)antraceen, benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen, benzo(g,h,i)peryleen, benzo(k)fluorantheen, chryseen, dibenzo(a,h)antraceen, fluorantheen, fluoreen, indeno(1,2,3-cd)pyreen, naftaleen, fenantreen en pyreen.
Art. 3.17.17.13.4. In afgassen van de thermische behandeling van procesafgassen die afkomstig zijn van de conservering van hout en houtproducten met behulp van behandelingschemicaliën op oplosmiddelbasis of creosoot, worden de emissies van NOX verminderd en de emissies van CO beperkt door de thermische behandelingsomstandigheden, zoals ontwerp en werking, te optimaliseren. Dat houdt het volgende in: 1° een goed ontwerp van de verbrandingskamers, branders en bijbehorende apparatuur en toestellen; 2° de optimalisering van de verbrandingsomstandigheden door de controle van verbrandingsparameters zoals temperatuur als vermeld in artikel 3.17.3.6.4, en verblijftijd, al dan niet met gebruik van automatische systemen; 3° een regelmatig gepland onderhoud van het verbrandingssysteem volgens de aanbevelingen van de leveranciers. Art. 3.17.17.13.5. Op de geloosde afgassen van de thermische behandeling van procesafgassen die afkomstig zijn van de conservering van hout en houtproducten met behulp van behandelingschemicaliën op oplosmiddelbasis of creosoot, is een emissiegrenswaarde van 130 mg/Nm3 voor NOX, uitgedrukt als NO2, van toepassing.
Het eerste lid is niet van toepassing als procesafgassen naar een stookinstallatie worden gestuurd.
Art. 3.17.17.13.6. De monitoring van emissies in de lucht wordt verricht conform de meetmethoden, vermeld in bijlage 4.4.2 bij titel II van het VLAREM. Als er geen meetmethoden worden vermeld, worden de CEN-normen gevolgd. Als er geen CEN-normen bestaan, worden de ISO-normen, de nationale normen of andere internationale normen toegepast die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.
Op de geloosde afgassen die afkomstig zijn van de conservering van hout en houtproducten met behulp van behandelingschemicaliën op oplosmiddelbasis of creosoot, zijn de volgende meetfrequenties van toepassing:
parameter
type behandelingschemicaliën
massastroom
meetfrequentie
totaal vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als koolstof (TVOC)
op oplosmiddelbasis of creosoot
< 10 kg C/h
jaarlijks (1)
? 10 kg C/h
continu
polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) (2)
creosoot
jaarlijks (1)
benzo(a)pyreen
op oplosmiddelbasis of creosoot
? 0,5 g/h
maandelijks
dibenzo(a,h)antraceen
op oplosmiddelbasis of creosoot
? 0,5 g/h
maandelijks
naftaleen
op oplosmiddelbasis of creosoot
? 2000 g/h
om de drie maanden
stikstofoxiden (NOX), uitgedrukt als NO2
op oplosmiddelbasis of creosoot, bij thermische behandeling van procesafgassen
< 5 kg NOX/h
jaarlijks
? 5 kg NOX/h
maandelijks
> 30 kg NOX/h
continu
koolstofmonoxide
op oplosmiddelbasis of creosoot, bij thermische behandeling van procesafgassen
< 5 kg CO/h
jaarlijks
? 5 kg CO/h
maandelijks
(1) Metingen worden uitgevoerd bij de hoogst verwachte emissietoestand onder normale bedrijfsomstandigheden.(2) De monitoring heeft betrekking op de volgende PAK-verbindingen: acenafteen, acenaftyleen, antraceen, benzo(a)antraceen, benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen, benzo(g,h,i)peryleen, benzo(k)fluorantheen, chryseen, dibenzo(a,h)antraceen, fluorantheen, fluoreen, indeno(1,2,3-cd)pyreen, naftaleen, fenantreen en pyreen.
". HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling
Art. 51.De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 1 april 2022.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR