gepubliceerd op 26 april 2018
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Wapenhandelbesluit van 20 juli 2012 en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2014 tot regeling van de uitvoer, doorvoer en overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik en het verlenen van technische bijstand
9 MAART 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Wapenhandelbesluit van 20 juli 2012 en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2014 tot regeling van de uitvoer, doorvoer en overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik en het verlenen van technische bijstand
VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING 1. ALGEMENE TOELICHTING Dit ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering kadert binnen de optimalisatie van het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012 en het Wapenhandelbesluit van 20 juli 2012. Het ontwerp bevat die in die zin drie categorieën van "optimaliseringsbepalingen": 1. bepalingen die de uitvoering vormen van het decreet van 30 juni 2017 tot wijziging en optimalisatie van diverse bepalingen van het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012 (hierna: "optimalisatiedecreet"); o In dat opzicht geeft het optimalisatiedecreet in zes bepalingen de opdracht aan de Vlaamse Regering om een decretale regeling (verder) uit te voeren (artikel 7, 11, 15, 24, 25, 28) en geeft het in vier bepalingen de mogelijkheid om dit te doen (artikel 3, 6, 20, 30). 2. bepalingen die de rechtstreekse uitvoering vormen van de conceptnota van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de optimalisatie van het Wapenhandeldecreet en het Wapenhandelbesluit;en 3. bepalingen die verder uitvoering geven aan het oorspronkelijke Wapenhandeldecreet. Een overzicht van welke bepalingen uitvoering geven aan het optimalisatiedecreet en/of de conceptnota en welke bepalingen verdere uitvoering geven aan het oorspronkelijke Wapenhandeldecreet zit in de bijgevoegde rechtsgrondtabel.
De inhoudelijk belangrijkste elementen die uitvoering geven aan het optimalisatiedecreet zijn de volgende: - het vastleggen van de NAVO- en Wassenaar-lidstaten waarnaar - bijkomend aan EER-lidstaten - doorvoer met overlading wordt vrijgesteld van vergunning (artikel 9 en 23); - het vastleggen van de nadere regels van de eindgebruikersverklaring (artikel 11 en 26); en - het vastleggen van de procedure voor het opleggen van algemene beperkende maatregelen door de Vlaamse Regering en de nadere regels ervan (artikel 36).
De belangrijkste elementen die rechtstreeks uitvoering geven aan de conceptnota zijn de volgende: - het in overeenstemming brengen van de procedures en nadere regels omtrent vergunningen en van de rapporteringsregels met de eigenheid van globale vergunningen (artikel 10, 12 en 46); - het verlengen van de geldigheidstermijn van schriftelijke bevestigingen van één naar drie jaar (artikel 15); en - het aanpassen van de nadere regels van het certificaat van gecertificeerde persoon (artikel 19, 20, 21 en 22).
De belangrijkste optimaliseringen die verder uitvoering geven aan het oorspronkelijke Wapenhandeldecreet zijn de volgende: - de optimalisering van de voorwaarden en nadere regels van algemene vergunningen (artikel 6, 7, 8, 50, 51 en 52); - de optimalisering van de vereiste gegevens en documenten bij vergunningsaanvragen (artikel 10); en - de optimalisering van de nadere regels van de voorafgaande machtiging (artikel 16, 17 en 18).
Tot slot bevat het ontwerp ook twee bepalingen - artikel 53 en 54 - die wijzigingen aanbrengen in het "zusterbesluit" van het Wapenhandelbesluit betreffende strategische goederen, i.e. het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2014 tot regeling van de uitvoer, doorvoer en overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik en het verlenen van technische bijstand. Het gaat over formele wijzigingen omtrent enerzijds de naamsverandering van het bevoegde departement en anderzijds de problematiek van de beslissingsbevoegdheid over vergunningsaanvragen. 2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 Dit artikel past in artikel 3, punt 1°, van het Wapenhandelbesluit de naam van het relevante departement aan aan de nieuwe benaming Departement Buitenlandse Zaken. Artikel 2 Dit artikel wijzigt artikel 4 van het Wapenhandelbesluit dat onder meer de beslissingsbevoegdheid regelt.
De vervanging in punt 1° kadert binnen de vervanging van de vergunningsverplichtingen in artikel 36, § 2, en 39, § 2, van het Wapenhandeldecreet door een kennisgevingsverplichting (cf. artikel 22 en 23 van het optimalisatiedecreet).
De wijziging in punt 2° kadert volledig binnen de aanpassing van de beslissingsbevoegdheid over de schorsing, beperking en intrekking van bepaalde documenten bij wijze van algemene maatregel. Zie daaromtrent de toelichting bij artikel 32 t/m 35.
Artikel 3 Dit artikel wijzigt artikel 5, § 1, van het Wapenhandelbesluit en hangt samen met artikel 22, punt 2°, van het optimalisatiedecreet, dat in artikel 36 van het Wapenhandeldecreet inschrijft dat de Vlaamse Regering de nadere regels van de open vergunning vaststelt.
Zowel in de memorie bij artikel 22 van het optimalisatiedecreet als eerder in de conceptnota werd duidelijk gemaakt dat het de bedoeling was om hieromtrent een flexibele regeling te voorzien die aansluit bij de praktijk. De conceptnota verwijst in die zin naar "een aanvraag zonder vastgelegd formulier, die zelfs gewoon per e-mail kan, maar wel een aantal gegevens en documenten moet bevatten". In uitvoering daarvan wordt met het onderhavige artikel vastgelegd dat de aanvraag van een open vergunning elektronisch kan gebeuren.
Artikel 4 Dit artikel voegt een nieuw artikel 6/1 in het Wapenhandelbesluit in en hangt samen met artikel 3 van het optimalisatiedecreet, dat aan artikel 3 van het Wapenhandeldecreet een paragraaf 5 toevoegde.
In die nieuwe paragraaf 5 worden een aantal EER-en EVA-lidstaten voor bepaalde verplichtingen gelijkgesteld met EU-lidstaten, in verwijzing naar de relevante Europese instrumenten. Daarbij wordt voorzien dat de Vlaamse Regering de bepaling in kwestie kan wijzigen in geval een wijziging van de vermelde instrumenten of van het lidmaatschap van de EER of de EVA dat zou vereisen. Dit zorgt er voor dat een dergelijke wijziging niet moet leiden tot een aanpassing van het Wapenhandeldecreet, maar door de Vlaamse Regering kan afgehandeld worden. Dergelijke delegatie werd geoorloofd geacht omdat het louter gaat over de Vlaamse vertaling of uitvoering van een Europese beslissing zonder enige beleidsruimte. In de toelichting werd daarbij al de opmerking gemaakt dat deze bevoegdheid eventueel bij besluit van de Vlaamse Regering ook aan de bevoegde minister zou kunnen toevertrouwd worden. Dit artikel gaat daar op in.
Artikel 5 Dit artikel wijzigt artikel 7 van het Wapenhandelbesluit en is nodig nadat artikel 6 van het optimalisatiedecreet in artikel 8 van het Wapenhandeldecreet de vergunningsverplichting bij doorvoer afsplitste van deze bij uitvoer en "verhuisde" naar een nieuwe paragraaf 2/1.
Zonder deze wijziging zou artikel 7 niet langer van toepassing zijn op doorvoer.
Artikel 6, 7 en 8 Deze artikelen wijzigen artikel 9, 10 en 12 van het Wapenhandelbesluit, die de voorwaarden en nadere regels van algemene vergunningen bepalen in uitvoering van artikel 8, § 4, 12 en 14 van het Wapenhandeldecreet. De wijzigingen geven verder uitvoering aan deze bepalingen.
Artikel 6, punt 1°, maakt het mogelijk dat algemene vergunningen ook gebruikt zullen kunnen worden voor definitieve overbrenging van niet-essentiële onderdelen van gevoelige goederen, ook als het op het moment van de voorgenomen overbrenging vaststaat dat het eindgebruik van de defensiegerelateerde producten zich zal afspelen buiten de EU en de eindgebruiker buiten de EU op dat moment bekend is. Momenteel kan dat enkel bij definitieve overbrenging van niet-essentiële onderdelen van defensiegerelateerde producten die géén gevoelige goederen in de zin van artikel 2, punt 9°, van het Wapenhandeldecreet zijn. Deze aanpassing streeft ernaar om de regeling meer in lijn te brengen met de bedoeling van richtlijn 2009/43 om de overbrenging binnen de EU van defensiegerelateerde producten te vergemakkelijken, in het bijzonder met algemene vergunningen en in het bijzonder voor onderdelen, getuige artikel 4, lid 7 en 8. van de richtlijn (dat ook de basis vormt voor artikel 20 van het Wapenhandelbesluit; zie verder artikel 13). Het moet hier in die zin sowieso al gaan over niet-essentiële onderdelen (voor integratie), waardoor het in het licht van richtlijn 2009/43 proportioneel is om deze volledig onder de algemene vergunningen te brengen, ook al zijn ze bestemd voor integratie in gevoelige goederen. Daarbij wordt ook rekening gehouden met het feit dat hetzelfde niet-essentiële onderdeel zowel bestemd kan zijn voor gevoelige goederen als voor defensiegerelateerde producten die geen gevoelige goederen zijn.
Artikel 6, punt 2°, vertaalt de regel die op basis van artikel 19, § 4, van het Wapenhandeldecreet geldt voor houders van individuele en globale vergunningen naar gebruikers van algemene vergunningen. Omdat gebruikers van algemene vergunningen na hun registratie - mits voldoening aan de voorwaarden en beperkingen - onbeperkt kunnen gebruik maken van de algemene vergunningen waarvoor ze zich geregistreerd hebben, kan hier niet verwezen worden naar de geldigheidsduur van de vergunning, zoals dat in het voormelde artikel 19, § 4, wel het geval is voor individuele en globale vergunningen. De periode van drie jaar is echter analoog aan de geldigheidsduur van individuele en globale vergunningen. Het moet wel duidelijk zijn - vooral bij wederuitvoer - dat deze regel in feite pas relevant wordt als de gebruiker van de algemene vergunning de informatie in kwestie pas ontvangt na afloop van de rapporteringsperiode waarin hij de goederen in kwestie heeft overgebracht. Als hij binnen de rapporteringsperiode bijvoorbeeld informatie krijgt over eerder niet gekend eindgebruik of een eerder niet gekende eindgebruiker, moet hij die informatie sowieso rapporteren volgens de standaardregels van artikel 57 en 58 van het Wapenhandelbesluit.
Artikel 7 en 8 moeten gewoonweg verzekeren dat de algemene vergunning voor overbrengingen in het kader van een intergouvernementeel samenwerkingsprogramma enkel daarvoor gebruikt worden.
Artikelen 50, 51 en 52 verwerken deze wijzigingen in de relevante algemene vergunningen in bijlage 5, 6 en 9 van het Wapenhandeldecreet.
Artikel 9 Dit artikel voegt in Deel 1, Titel 1, van het Wapenhandelbesluit een nieuw hoofdstuk 3 en een nieuw artikel 13/1 in. Het vormt mee de uitvoering van artikel 6 van het optimalisatiedecreet dat de doorvoercontrole in artikel 8 van het Wapenhandeldecreet hervormt. Het vierde lid van de nieuwe paragraaf 2/1 van artikel 8 voorziet dat de Vlaamse Regering kan bepalen dat de vergunningsvrijstellingen voor EER-lidstaten bij doorvoer met overlading ook gelden voor een of meer lidstaten van de NAVO of van het Wassenaar Arrangement. Het nieuwe artikel 13/1 voorziet de vrijstelling nu voor de meeste NAVO- en Wassenaar-lidstaten, waarbij de volgende landen momenteel te gevoelig werden geacht in het licht van de criteria in artikel 26 en 28 van het Wapenhandeldecreet om systematisch vrij te stellen: Albanië, Mexico, Oekraïne, Rusland, Turkije en Zuid-Afrika. Daarbij werd onder meer rekening gehouden met geldende beperkende maatregelen, de algemene toepassing van de uit- en doorvoercriteria van het van Wapenhandeldecreet, het exportcontrolebeleid van de betreffende landen en met de behandeling van vergunningsaanvragen voor de betreffende landen in de afgelopen jaren, zowel op Vlaams als op Europees niveau.
Voor die landen blijft bij doorvoer met overlading dus momenteel systematisch een vergunning nodig, wat uiteraard niet systematisch hoeft te leiden tot vergunningsweigering. Het maakt enkel een beoordeling geval-per-geval.
Het artikel voorziet wel een delegatie aan de minister die hem toelaat om de niet-toepassing van de afwijking op de voornoemde landen te herevalueren in het licht van de omstandigheden omtrent de toets, vermeld in artikel 26 en 28, van het Wapenhandeldecreet en het exportcontrolebeleid in de landen in kwestie. De minister kan de afwijking voor die landen alsnog toestaan als hij op een bepaald moment oordeelt dat het exportcontrolebeleid van een dergelijk land en de omstandigheden die het voorwerp zijn van de toets aan de uitvoercriteria van het Wapenhandeldecreet van eenzelfde niveau zijn als het beleid en de omstandigheden in de NAVO- en Wassenaar-lidstaten waarvoor de Vlaamse Regering de afwijking al voorzien heeft. Op dezelfde manier kan hij bij de toetreding van een nieuwe lidstaat tot de NAVO of het Wassenaar Arrangement evalueren of de afwijking op de nieuwe lidstaat kan toegepast worden of niet.
Omgekeerd kan hij de toepassing van de afwijking op de wel genoemde landen ook herevalueren, mocht daar aanleiding toe bestaan. In die zin kan hij bestaande vergunningsvrijstellingen voor een NAVO- of Wassenaar-lidstaat opheffen, als hij oordeelt dat er gewijzigde omstandigheden hebben plaatsgevonden die een dermate belangrijk negatief effect kunnen hebben op het exportbeleid van het land in kwestie of op de toets aan de uitvoercriteria van het Wapenhandeldecreet dat deze niet langer van eenzelfde niveau zijn als het beleid en de omstandigheden in de andere NAVO- en Wassenaar-lidstaten waarvoor een afwijking geldt.
De Vlaamse Regering kan deze bevoegdheid overigens aan de minister delegeren omdat het niet over een reglementaire bevoegdheid gaat; de minister kan immers enkel beslissen over de al dan niet toepassing van de afwijking met betrekking tot de landen het Wapenhandeldecreet die zelf heeft vastgelegd, namelijk de lidstaten van de NAVO en het Wassenaar Arrangement.
Voor de duidelijkheid, NAVO- en WA-lidstaten die ook EER-lidstaten zijn hoeven niet in dit artikel 13/1 vermeld te worden, voor deze landen geldt de vrijstelling rechtstreeks op basis van het derde lid van de nieuwe paragraaf 2/1 van artikel 8 van het Wapenhandeldecreet.
Artikel 10 Dit artikel wijzigt artikel 14 van het Wapenhandelbesluit, dat bepaalt welke gegevens en documenten een vergunningsaanvraag betreffende defensiegerelateerde producten minimaal moet bevatten. Het vormt gedeeltelijk de uitvoering van artikel 11 en 14 van het optimalisatiedecreet en van de conceptnota, maar geeft ook gewoon verdere uitvoering aan de ongewijzigde bepalingen in artikel 7, § 3, en artikel 8, § 4, die algemeen stellen dat de Vlaamse Regering de procedure voor de aanvraag en toekenning van die vergunningen en de nadere regels ervan vaststelt.
De toevoeging van een tweede lid aan paragraaf 1 in punt 1° geeft rechtstreeks uitvoering aan de conceptnota waarin vooropgesteld werd om de relevante bepalingen betreffende globale vergunningen in het Wapenhandelbesluit "in overeenstemming te brengen met de eigenheid van globale vergunningen als vergunningen die worden toegekend voor een onbepaalde hoeveelheid van bepaalde defensiegerelateerde producten of productcategorieën" (zie ook artikel 12 en artikel 46).
De toevoeging van een derde lid aan paragraaf 1 in punt 1° betreft enerzijds louter verdere uitvoering en anderzijds uitvoering van het optimalisatiedecreet. Punten 1° en 2° in het toegevoegde derde lid verankeren een administratieve praktijk uit het huidige aanvraagformulier waarin al naar deze gegevens gevraagd wordt.
De vraag naar de gegevens van andere betrokken partijen moet zorgen voor meer transparantie over de transactie en een betere inschatting van het afwendingscriterium als vermeld in artikel 26, § 8, van het Wapenhandeldecreet. In de huidige toelichting bij het aanvraagformulier worden de vermelde andere betrokken partijen als volgt gedefinieerd: - een "nakomende bestemmeling" is een partij waaraan de bestemmeling de goederen levert en die op zijn beurt de goederen aan de eindgebruiker levert, al dan niet na integratie; - een "tussenpersoon" of "broker" is een derde partij die betrokken was bij het creëren van de voorwaarden voor het sluiten van de overeenkomst met als voorwerp de beoogde overbrenging of uitvoer; - een "uitvoerder" is een partij die de overbrenging of uitvoer regelt of uitvoert voor de aanvrager; - een "expediteur" is een persoon of onderneming die instaat voor de organisatie van de verzending en/of het vervoer van de goederen; - een "douane-agent" is een persoon of onderneming die instaat voor de afhandeling van de douaneformaliteiten betreffende de beoogde uit- of doorvoer; - een "vervoerder" is de persoon of onderneming die instaat voor het vervoer van de betreffende goederen.
Van "vervoerder" werd met artikel 2, punt 7°, van het optimalisatiedecreet nu een definitie in artikel 2, punt 17° /1, van het Wapenhandeldecreet ingeschreven: "als die verschillend is van de exporteur of de importeur, de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, al dan niet vertegenwoordigd door een derde, die het transport van de in-, uit-, doorvoer of overbrenging uitvoert".
De wijze van vervoer en het uitklaringskantoor worden gevraagd in het licht van de mogelijkheid in artikel 12 van het Wapenhandeldecreet om aan de toekenning en het gebruik van vergunning voorwaarden en beperkingen op te leggen die er op gericht zijn bij te dragen tot de naleving van het Wapenhandeldecreet en het Wapenhandelbesluit.
Punt 3° in het toegevoegde derde lid, tot slot, hangt samen met artikel 15 van het optimalisatiedecreet dat de verplichting hieromtrent in artikel 25 van het Wapenhandeldecreet aanpast.
Hetzelfde geldt voor de vooropgestelde vervanging van punt 4° in punt 3°.
De vooropgestelde vervanging van punt 2° en 3° in punt 3° hangt dan weer samen met de "verankering van de eindgebruikersverklaring", door artikel 11 en 14 van het optimalisatiedecreet in artikel 19 en 24 van het Wapenhandeldecreet (zie ook hieronder artikel 11).
De vervanging van punt 4° betreft louter verdere uitvoering. Het gaat hier over gevallen waarin ten laatste op het moment van de beslissing over de vergunningsaanvraag bekend is dat de goederen vanuit het land van bestemming - eventueel na integratie in een groter geheel - verder zullen uitgevoerd of overgebracht worden naar een ander land en de eindgebruiker in dat land op dat moment bekend is. Als het land van bestemming voor die verdere uitvoer of overbrenging ten laatste op het moment van de beslissing over de Vlaamse vergunningsaanvraag al een vergunning heeft toegekend, moet de Vlaamse aanvrager een kopie daarvan aan de dienst Controle Strategische Goederen bezorgen. De toegekende vergunning kan dan een element zijn in de beoordeling van de Vlaamse vergunningsaanvraag.
Punt 4° betreft louter verdere uitvoering.
Punt 5° geeft uitvoering aan artikel 5 van het optimalisatiedecreet, dat aan artikel 6 van het Wapenhandeldecreet een derde lid toevoegt, waarin de voorlegging van het betreffende document wordt vereist.
Artikel 11 Dit artikel voegt een nieuw artikel 14/1 in het Wapenhandelbesluit in en voert punt 1° van respectievelijk artikel 11 en 14 van het optimalisatiedecreet uit. Dat punt schrijft in de vervangen paragraaf 2 van artikel 19 en 24 van het Wapenhandeldecreet telkens in dat een vergunningsaanvrager bij zijn aanvraag een verklaring van de eindgebruiker moet voegen en dat de Vlaamse Regering de nadere regels van die verklaring van de eindgebruiker vaststelt.
De inhoud van het artikel bouwt grotendeels voort op het bestaande sjabloon van eindgebruikersverklaring dat de dienst Controle Strategische Goederen sinds 2015 hanteert. Dat sjabloon is zelf gedeeltelijk gebaseerd op het Europese model van eindgebruikerscertificaat voor uitvoer van producten tweeërlei gebruik en houdt rekening met aanbevelingen van het relevante internationale fora ter zake, in het bijzonder de zogenaamde "End-User Assurances Commonly Used Consolidated Indicative List" van het Wassenaar Arrangement.
Wat betreft de verbintenissen die de eindgebruiker moet aangaan wordt gewerkt met een aantal algemene verbintenissen en een aantal specifieke verbintenissen voor specifieke gevallen van aanwending van de goederen, i.e. operationeel gebruik (bijvoorbeeld door een krijgsmacht of een politiedienst) en integratie. Bij dat laatste moet het duidelijk zijn dat in de context van het Wapenhandeldecreet en het Wapenhandelbesluit integratie van goederen in een groter geheel als eindgebruik kan beschouwd worden en een systeemintegrator dus als eindgebruiker. Dit vloeit voort uit de definitie van "eindgebruiker" in artikel 2, 7°, van het Wapenhandeldecreet, namelijk "de op het moment van de beslissing over de vergunningsaanvraag laatst bekende natuurlijke persoon of rechtspersoon waaraan het gebruik van de over te brengen of uit of door te voeren goederen zal toevallen".
Het artikel verwijst ook naar zowel andere gegevens als andere verbintenissen die kunnen vereist worden, met vermelding van artikel 19, § 3, en 24, § 3, van het Wapenhandeldecreet. In die artikelen is deze mogelijkheid uitdrukkelijk voorzien en is het opleggen van een zogenaamde "wederuitvoerverbintenis" in sommige gevallen zelfs verplicht. Met uitzondering van overbrenging/uitvoer met eindgebruik in EU-, NAVO- en bepaalde Wassenaar-lidstaten is dat het geval als het gaat over "gevoelige goederen" (cf. artikel 2, 9°, van het Wapenhandeldecreet) of als de dienst Controle Strategische Goederen oordeelt dat: 1) het eindgebruik of de eindgebruiker aanleiding tot bezorgdheid zou kunnen geven op het vlak van een ongewenste wijziging van doel of bestemming of een ongewenste wederuitvoer; of 2) het exportcontrolebeleid en de effectiviteit van het exportcontrolesysteem van het opgegeven land van eindgebruik buiten de EU aanleiding tot bezorgdheid zou kunnen geven.
Artikel 12 Dit artikel wijzigt artikel 17 van het Wapenhandelbesluit, dat bepaalt welke gegevens een vergunning betreffende defensiegerelateerde producten minimaal moet bevatten (in uitvoering van artikel 7, § 3, en artikel 8, § 4, van het Wapenhandeldecreet).
Het geeft rechtstreeks uitvoering aan de conceptnota waarin vooropgesteld werd om de relevante bepalingen betreffende globale vergunningen in het Wapenhandelbesluit "in overeenstemming te brengen met de eigenheid van globale vergunningen als vergunningen die worden toegekend voor een onbepaalde hoeveelheid van bepaalde defensiegerelateerde producten of productcategorieën" (zie ook artikel 10 en artikel 46).
Artikel 13 Dit artikel wijzigt artikel 20 van het Wapenhandelbesluit, dat de toepassing artikel 12 van het Wapenhandeldecreet kadert en de omzetting vormt van artikel 4, lid 7 en 8, van richtlijn 2009/43 over de overbrenging van onderdelen.
De aanpassing in punt 1° en de identieke aanpassing in punt 2° verduidelijken dat het niet opleggen van uitvoerbeperkingen hier ook inhoudt dat de vergunning niet geweigerd wordt. Let wel, het gaat hier enkel in gevallen waarin de dienst Controle Strategische Goederen oordeelt dat de overbrenging in kwestie niet gevoelig is (op basis van de parameters in paragraaf 1, tweede lid, van artikel 20 van het Wapenhandelbesluit).
De andere aanpassing in punt 2° vormt de tegenhanger betreffende individuele en globale vergunningen van artikel 6, dat de behandeling van overbrenging van niet-essentiële onderdelen op basis van algemene vergunningen in artikel 9 van het Wapenhandelbesluit wijzigt.
Artikel 14 Dit artikel wijzigt artikel 22 van het Wapenhandelbesluit, dat de aanvraag van een voorlopig advies regelt (in uitvoering van artikel 9, § 3, van het Wapenhandeldecreet). Het artikel past de relevante wijzigingen betreffende de aanvraag van een vergunning - zie artikel 10 - toe op de aanvraag van een voorlopig advies.
Artikel 15 Dit artikel wijzigt artikel 27 van het Wapenhandelbesluit en verlengt de geldigheidsduur van de schriftelijke bevestiging van één naar drie jaar. De geldigheidsduur wordt daarmee gelijkgeschakeld met deze van vergunningen. De bepaling geeft rechtstreeks uitvoering aan de conceptnota waarin deze verlenging vooropgesteld werd. Formeel geeft dit artikel verdere uitvoering aan de ongewijzigde bepaling in artikel 9, § 3, van het Wapenhandeldecreet die stelt dat de Vlaamse Regering de nadere regels van de schriftelijke bevestiging vastlegt.
Artikel 16, 17 en 18 Deze artikelen wijzigen respectievelijk artikelen 29, 30 en 31 van het Wapenhandelbesluit, die de aanvraagprocedure en de nadere regels van de voorafgaande machtiging vastleggen (in uitvoering van artikel 10, § 2, laatste lid van het Wapenhandeldecreet). Ze vormen gedeeltelijk de uitvoering van artikel 7 van het optimalisatiedecreet en van de conceptnota, maar geven ook gewoon verdere uitvoering aan het voormelde artikel 10 van het Wapenhandeldecreet.
De drie punten van artikel 16 vloeien voort uit artikel 7 van het optimalisatiedecreet, waarmee de vereiste van betrouwbaarheid van de aanvrager van een voorafgaande machtiging uitdrukkelijk werd ingeschreven in artikel 10 van het Wapenhandeldecreet. Daarbij wordt uitdrukkelijk gesteld dat rekening gehouden wordt met het interne programma tot naleving van de overbrengings- en uitvoercontroleprocedure of het uitvoerbeheerssysteem van de aanvrager en met de benoeming van een verantwoordelijk directielid. Het is dan ook logisch dat daarover verplicht gegevens en documenten moeten voorgelegd worden, zoals voorzien in punten 1° en 2°. Het is evenzeer logisch dat de evaluatie van die elementen moet kunnen leiden tot voorwaarden daaromtrent, zoals voorzien in punt 3°. De bestaande paragraaf 2 wordt daarin herwerkt, ook met het oog op duidelijkheid en analogie met artikel 33 over het certificaat van gecertificeerde persoon (zie daaromtrent ook artikel 20).
Punt 1° van artikel 17 hangt samen met de voormelde kwestie en voorziet de vermelding van het directielid in kwestie op de voorafgaande machtiging. Dit is nuttig omdat het ook aangeeft wie bevoegd is om vergunningsaanvragen voor de rechtspersoon te ondertekenen.
Punt 2° van artikel 17 en punt 2° van artikel 18 vormen louter verdere uitvoering van artikel 10, § 2, laatste lid van het Wapenhandeldecreet en hebben betrekking op de herevaluatie van toegekende voorafgaande machtigingen. Het gaat daarbij weliswaar ook op het rechtzetten van lacunes; de toegevoegde bepalingen waren al voorzien in de sectie over het (gelijkaardige) certificaat van gecertificeerde persoon.
De toevoeging in punt 1° van artikel 18 heeft evenzeer te maken met herevaluatie, maar werd al wel vooropgesteld in de conceptnota. Net als in artikel 10 van het Wapenhandeldecreet ontbreekt in artikel 31 de Administratie der Douane en Accijnzen als instantie waaraan advies kan gevraagd worden.
Artikel 19 t/m 22 Deze artikelen wijzigen respectievelijk artikelen 32, 33, 34 en 35 van het Wapenhandelbesluit, die de aanvraagprocedure en de nadere regels van het certificaat van gecertificeerde persoon vastleggen (in uitvoering van artikel 14, § 3, laatste lid, van het Wapenhandeldecreet). Ze geven rechtstreeks uitvoering aan de conceptnota.
De toevoegingen in artikel 19, punt 1°, en artikel 21 betreffen de vermelding van de persoonlijk verantwoordelijke personen bij de aanvraag en afhandeling van een certificaat van gecertificeerde persoon.
De toevoeging in artikel 20 zet de lacune recht dat in het artikel over het opleggen van voorwaarden en beperkingen niet uitdrukkelijk verwezen werd naar het zogenaamde "internal compliance programma" ("ICP") van de aanvrager en de daaraan verbonden elementen uit in artikel 14, § 3, het Wapenhandeldecreet. Ook daaromtrent moeten logischerwijze voorwaarden opgelegd kunnen worden. Strikt juridisch was dit geen probleem. De voormelde elementen maken immers deel uit van de beoordeling van een aanvraag van een certificaat en zouden dus een weigeringsgrond kunnen zijn, waardoor het logischerwijze mogelijk moet zijn om in plaats van een weigering uit te spreken voorwaarden op te leggen die alsnog de toekenning van een certificaat toelaten (vanuit het principe "cui licet quod maius, non debet quod minus est non licere" of nog "qui peut le plus, peut le moins"). Omwille van de duidelijkheid en rechtszekerheid is het echter aangewezen om in het reeds bestaande artikel over beperkingen en voorwaarden ook uitdrukkelijk te verwijzen naar eventuele voorwaarden omtrent de voormelde elementen (zie in die zin ook artikel 16 over de voorafgaande machtiging).
De toevoegingen in artikel 19, punt 2°, en artikel 22 zetten net als bij de voorafgaande machtiging de lacune recht dat de Administratie der Douane en Accijnzen niet vermeld wordt als instantie waaraan advies kan gevraagd worden.
Artikel 23 Dit artikel voegt in Deel 3, Titel 1, van het Wapenhandelbesluit een nieuw hoofdstuk 2 en een nieuw artikel 37/1 in. Het is de tegenhanger betreffende civiele vuurwapens van artikel 9 betreffende defensiegerelateerde producten. Het vormt in die zin mee de uitvoering van artikel 19 van het optimalisatiedecreet, dat de doorvoercontrole in artikel 30 van het Wapenhandeldecreet hervormt.
Artikel 24 Dit artikel wijzigt de titel van Deel 3, Titel 2, Hoofdstuk 1, van het Wapenhandelbesluit. De vervanging kadert binnen de vervanging van de vergunningsverplichtingen in artikel 36, § 2, en 39, § 2, van het Wapenhandeldecreet door een kennisgevingsverplichting (cf. artikel 22 en 23 van het optimalisatiedecreet).
Artikel 25 Dit artikel wijzigt artikel 38 van het Wapenhandelbesluit, dat bepaalt welke gegevens en documenten een vergunningsaanvraag betreffende civiele vuurwapens minimaal moet bevatten.
De vervanging in punt 1° en de opheffing in punt 2° kaderen binnen de vervanging van de vergunningsverplichtingen in artikel 36, § 2, en 39, § 2, van het Wapenhandeldecreet door een kennisgevingsverplichting (cf. artikel 22 en 23 van het optimalisatiedecreet).
De vervanging in punt 4° vloeit voort uit artikel 20 van het optimalisatiedecreet, dat de regeling in artikel 31, § 2, derde lid, van het Wapenhandeldecreet over de opgave van serienummers aanpast (zie ook artikel 46).
Punten 5° en 6° vormen de tegenhanger betreffende civiele vuurwapens van artikel 10, punt 3°, betreffende defensiegerelateerde producten.
De vooropgestelde wijzigingen in punt 4°, 5° en 6° hangen in die zin samen met de "verankering van de eindgebruikersverklaring", door artikel 24 van het optimalisatiedecreet in artikel 40 van het Wapenhandeldecreet (zie ook hieronder artikel 26).
Artikel 26 Dit artikel voegt een nieuw artikel 38/1 in het Wapenhandelbesluit in en vormt de tegenhanger betreffende civiele vuurwapens van artikel 11 betreffende defensiegerelateerde producten. Het voert in die zin punt 2° van artikel 24 van het optimalisatiedecreet uit, dat in een nieuw derde lid van artikel 40, § 2, van het Wapenhandeldecreet inschrijft dat de Vlaamse Regering de nadere regels van de verklaring van de eindgebruiker vaststelt. Artikel 27 en 28 Deze artikelen wijzigen artikel 41 en 42 van het Wapenhandelbesluit.
De vervangingen en opheffing kaderen binnen de vervanging van de vergunningsverplichtingen in artikel 36, § 2, en 39, § 2, van het Wapenhandeldecreet door een kennisgevingsverplichting (cf. artikel 22 en 23 van het optimalisatiedecreet).
Artikel 29, 30 en 31 Artikel 29 wijzigt het opschrift van Deel 3, Titel 2, Hoofdstuk 3, van het Wapenhandelbesluit, artikel 30 voegt daaronder een nieuw artikel 44/1 in en artikel 31 wijzigt artikel 45.
Momenteel bepaalt dit hoofdstuk enkel welke gegevens en documenten een kennisgeving van een overbrenging van civiele vuurwapens door een wapenhandelaar met open vergunning naar een wapenhandelaar in een andere EU-lidstaat minimaal moet bevatten (in uitvoering van artikel 36, § 1, eerste lid, van het Wapenhandeldecreet). Daaromtrent vormt de toevoeging van een punt 3° in artikel 45, § 1, tweede lid, met artikel 31, punt 3°, de rechtstreekse uitvoering van de conceptnota, waarin werd vooropgesteld om de ambiguïteit op te lossen dat "[artikel 45, § 1, tweede lid] niet duidelijk maakt of de verplichte toevoeging van een "afschrift van de open vergunning" betrekking heeft op de open vergunning van de wapenhandelaar in het Vlaamse Gewest die de wapens gaat overbrengen, dan wel op de wapenhandelaar in de ontvangende EU-lidstaat".
Artikel 29 maakt in de titel van het hoofdstuk duidelijk dat het hoofdstuk nu ook de open vergunning op zich regelt en de nieuwe kennisgevingsprocedure voor erkende wapenhandelaars - identiek aan deze voor particulieren - bij tijdelijke overbrenging, in- en uitvoer voor bepaalde doeleinden. Daarmee voert artikel 29 artikel 22 en 23 van het optimalisatiedecreet uit, die artikel 36, en 39 van het Wapenhandeldecreet in die zin wijzigen.
Artikel 30 bevat in die zin de nadere regels van de open vergunning; artikel 31 maakt de bestaande kennisgevingsregels ook toepasselijk op de voormelde tijdelijke overbrengingen.
De vervanging van de vergunningsverplichtingen in artikel 36, § 2, en 39, § 2, van het Wapenhandeldecreet door een kennisgevingsverplichting leidde ook tot aanpassingen in artikel 4, 38, 41, 42, 57, 59, 60, 61 en 62 van het Wapenhandelbesluit en de opschriften van Deel 3, Titel 2, Hoofdstuk 1 en Deel 8, Titel 1 en 2 (zie artikel 2, 24, 25, 27, 28, 43, 44, 45, 46, 48 en 49).
Artikel 32 t/m 35 Deze artikelen wijzigen respectievelijk artikelen 46, 47 en 49 van het Wapenhandelbesluit, die de schorsing, intrekking en beperking van vergunningen, machtigingen, certificaten, voorlopige adviezen en schriftelijke bevestigingen regelen (in uitvoering van artikel 43, § 1).
De wijziging vloeit voort uit de introductie van de mogelijkheid voor de Vlaamse Regering om algemene beperkende maatregelen te nemen, waarbij de beslissingsbevoegdheid uitdrukkelijk bij de Vlaamse Regering, die als college ligt (zie hieronder de toelichting bij artikel 36).
Omdat een schorsing, intrekking en beperking van bestaande vergunningen bij wijze van algemene maatregel inhoudelijk op identieke gronden beslist als algemene beperkende maatregelen, is het opportuun om ook de procedure en de beslissingsbevoegdheid gelijk te schakelen.
De regeling voor de schorsing, intrekking of beperking bij wijze van individuele maatregel - i.e. wanneer de aanleiding tot de schorsing, intrekking of beperking betrekking heeft op de specifieke situatie van een of meerdere specifieke personen - kan behouden blijven; artikelen 47 en 49 van het Wapenhandelbesluit voorzien immers een specifieke procedure met een recht op verweer voor de specifiek betrokken personen.
Om het onderscheid in procedure duidelijk te maken voorziet artikel 33 wel de toevoeging van een zin in artikel 47, die de bevoegdheid voor schorsingen, intrekkingen en beperkingen bij wijze van individuele maatregel uitdrukkelijk bij de minister legt (zie ook de toelichting bij artikel 37).
Voor alle duidelijkheid, het onderscheid tussen schorsing, intrekking en beperking van vergunningen (en voorlopige adviezen) bij wijze van algemene maatregel ten opzichte van individuele maatregel werd al in het verslag bij het oorspronkelijke Wapenhandelbesluit geduid. Er is sprake van een individuele maatregel als de situatie waarop het voornemen van de schorsing, intrekking of beperking gebaseerd is - één van de situaties vermeld in punten 1° tot en met 3° van artikel 43, § 1, van het Wapenhandeldecreet - verbonden is aan een of meerdere specifieke personen en de vergunning of vergunningen die aan deze persoon of personen is of zijn toegekend. De oorzaak van een schorsing, intrekking of beperking bij wijze van algemene maatregel houdt daarentegen geen verband met specifieke aanvragers of gebruikers van vergunningen. De oorzaak ligt anders gezegd niet in laakbaar gedrag van specifieke aanvragers of gebruikers van vergunningen. Het gaat integendeel over externe feiten, zoals bijvoorbeeld het uitbreken van een gewapend conflict in een land waarvoor eerder uitvoervergunningen werden toegekend. Aangezien de oorzaak van een algemene maatregel dus geen betrekking heeft op het gedrag van specifieke personen, en gelet op het eventuele hoge aantal van betrokken personen, zijn de procedure en de daaraan verbonden waarborgen anders.
Artikel 36 Dit artikel voegt een nieuw artikel 49/1 in het Wapenhandelbesluit in en voert artikel 27 van het optimalisatiedecreet uit dat in het nieuwe artikel 43/1 van het Wapenhandeldecreet de mogelijkheid voor de Vlaamse Regering introduceert om algemene beperkende maatregelen te nemen en voor een bepaalde periode de uitvoer van defensiegerelateerde producten naar een bepaald land of een bepaalde gebruiker te verbieden. Paragraaf 3 van het nieuwe artikel 43/1 voorziet daarbij dat de Vlaamse Regering de procedure voor het opleggen, verlengen en aanpassen van de maatregel en de nadere regels ervan vastlegt.
In de tekst van het nieuwe artikel 43/1 en de memorie van toelichting daarbij wordt in die zin al uitdrukkelijk gesteld dat het de Vlaamse Regering is, die als college een beslissing zal moet nemen, op voorstel van de bevoegde minister. Dit is hier overgenomen.
Er is daarbij wel voorzien dat die beslissing gebeurt na advies van de dienst Controle Strategische Goederen. Met het oog op dit advies werden een aantal elementen opgelijst die minimaal in dergelijk advies behandeld moeten worden. Deze elementen houden rekening met de richtsnoeren die de memorie van toelichting bij het nieuwe artikel 43/1 voorziet voor de eventuele overweging van een algemene beperkende maatregel.
Artikel 37 Dit artikel wijzigt artikel 50 van het Wapenhandelbesluit, dat de tijdelijke uitsluiting van aanvragers regelt (in uitvoering van artikel 44, § 1, van het Wapenhandeldecreet). De beslissingsbevoegdheid daaromtrent ligt bij de minister. In lijn met artikel 33, dat over de ministeriële bevoegdheid voor schorsingen, intrekkingen en beperkingen bij wijze van individuele maatregel een uitdrukkelijke zin toevoegt in het relevante artikel 47 van het Wapenhandelbesluit, wordt met dit artikel in artikel 50 van het Wapenhandelbesluit een identieke zin toegevoegd over de ministeriële bevoegdheid voor tijdelijke uitsluitingen (die per definitie individuele maatregelen zijn).
Artikel 38 Dit artikel wijzigt artikel 52 van het Wapenhandelbesluit, dat de uitoefening van het hoorrecht bij weigering regelt (in uitvoering van artikel 45 van het Wapenhandeldecreet). Het artikel maakt de opgenomen procedure bijkomend van toepassing op de weigering van een schriftelijke bevestiging. Dit betreft de uitvoering van artikel 28 van het optimalisatiedecreet dat de betreffende anomalie in artikel 45 van het Wapenhandeldecreet rechtzet.
Artikel 39 Dit artikel voegt een paragraaf toe aan artikel 53 van het Wapenhandelbesluit, dat handelt over de aanwijzing van toezichthouders. In uitvoering van artikel 29 van het optimalisatiedecreet dat in artikel 46 van het Wapenhandeldecreet de mogelijkheid inschrijft om aan bepaalde toezichthouders de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie toe te kennen, wordt deze bevoegdheid gedelegeerd aan de secretaris-generaal van het Departement Buitenlandse Zaken. Het gaat hier voor de secretaris-generaal uiteraard over de individuele toepassing van de mogelijkheid om de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie toe te kennen. De secretaris-generaal heeft in dat opzicht in artikel 53 al de bevoegdheid om toezichthouders aan te wijzen.
Verder wordt ook de naam van het relevante departement aangepast aan de nieuwe benaming Departement Buitenlandse Zaken.
Artikel 40 Dit artikel past in artikel 54 van het Wapenhandelbesluit de naam van het relevante departement aan aan de nieuwe benaming Departement Buitenlandse Zaken.
Artikel 41 Dit artikel wijzigt artikel 55 van het Wapenhandelbesluit, dat de procedure van administratieve sanctionering regelt (in uitvoering van artikel 48 - sinds artikel 31, punt 5°, van het optimalisatiedecreet paragraaf 2 - van het Wapenhandeldecreet.) De wijzigingen in punt 1° en 2° hangen samen met de introductie door artikel 31, punt 4°, van het optimalisatiedecreet van exclusieve administratieve sancties voor bepaalde inbreuken in het nieuwe paragraaf 1, tweede lid van artikel 48 van het Wapenhandeldecreet: - punt 1° : Zoals voorzien in de nieuwe paragraaf 4 van artikel 46 van het Wapenhandeldecreet worden inbreuken die exclusief sanctioneerbaar zijn met administratieve sancties niet vastgesteld in een proces-verbaal, maar in een verslag van vaststelling. - punt 2° : Inbreuken die exclusief sanctioneerbaar zijn met administratieve sancties zijn niet strafrechtelijk vervolgbaar en daarom is punt 2° van artikel 55, § 1 van het Wapenhandelbesluit enkel nog relevant voor misdrijven en pogingen tot misdrijf (waarvoor het systeem van alternatieve administratieve sancties geldt).
De wijziging in punt 3° werd vooropgesteld in de conceptnota. Het gaat hier louter over het rechtzetten van een materiële fout. Er wordt in deze bepaling gesproken over het meedelen van verweermiddelen aan de minister terwijl dit aan de secretaris-generaal moet zijn; het is immers de secretaris-generaal die op basis van artikel 54 van het Wapenhandelbesluit bevoegd is om administratieve sancties op te leggen, niet de minister.
Artikel 42 Dit artikel zet een grammaticale fout recht in de laatste zin van artikel 56, § 2, van het Wapenhandelbesluit.
Artikel 43 t/m 49 Deze artikelen wijzigen de opschriften en de bepalingen van deel 8 van het Wapenhandelbesluit, dat de rapportering over het gebruik van vergunningen regelt (artikel 57 t/m 62; in uitvoering van bepaling in artikel 49, § 4, van het Wapenhandeldecreet). Ze geven allemaal uitvoering aan het optimalisatiedecreet en/of de conceptnota.
De wijzigingen in artikel 43 (opschrift titel 1), artikel 44 (artikel 57), artikel 45, punt 1° en 2° (artikel 59), artikel 46, punt 2° (artikel 60), artikel 46 (opschrift titel 2), artikel 48, punt 1° (artikel 61), en artikel 49, punt 1° (artikel 62) kaderen allemaal binnen de vervanging van de vergunningsverplichtingen in artikel 36, § 2, en 39, § 2, van het Wapenhandeldecreet door een kennisgevingsverplichting (cf. artikel 22 en 23 van het optimalisatiedecreet).
De opheffing in artikel 45, punt 3° vloeit voort uit artikel 20 van het optimalisatiedecreet, dat de regeling in artikel 31, § 2, derde lid, van het Wapenhandeldecreet over de opgave van serienummers aanpast (zie ook artikel 25).
De vervanging in artikel 46, punt 1°, geeft uitvoering aan de doelstelling in de conceptnota om de relevante bepalingen betreffende globale vergunningen in het Wapenhandelbesluit "in overeenstemming te brengen met de eigenheid van globale vergunningen als vergunningen die worden toegekend voor een onbepaalde hoeveelheid van bepaalde defensiegerelateerde producten of productcategorieën" (zie ook artikel 10, punt 1°, en artikel 12).
De toevoeging in artikel 46, punt 3°, en de toevoegingen in artikel 48, punt 2°, en artikel 49, punt 2°, tot slot, geven uitvoering aan de doelstelling in de conceptnota om de houders van vergunningen die tijdens een bepaalde rapporteringsperiode niet gebruikt werden te verplichten tot een zogenaamde "nulrapportering". Dit moet de opvolging van de rapportering door de dienst Controle Strategische Goederen optimaliseren.
Artikel 50, 51 en 52 Deze artikelen verwerken de wijzigingen die artikel 6, 7 en 8 aanbrengen in artikel 9, 10 en 12 van het Wapenhandelbesluit betreffende voorwaarden en nadere regels van algemene vergunningen in de relevante algemene vergunningen in bijlage 5, 6 en 9.
Artikel 53 en 54 De aanpassing van het Wapenhandelbesluit wordt aangegrepen om ook twee formele elementen te corrigeren in het ander besluit van de Vlaamse Regering dat de handel in strategische goederen aanbelangt, in dat geval de handel in producten voor tweeërlei gebruik - i.e. het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2014 tot regeling van de uitvoer, doorvoer en overbrenging van producten voor tweeërlei gebruiken het verlenen van technische bijstand.
Artikel 53 past in artikel 2 van dat besluit de naam van het relevante departement aan aan de nieuwe benaming Departement Buitenlandse Zaken.
Artikel 54 kadert binnen de problematiek van de beslissingsbevoegdheid over vergunningsaanvragen.
Voor vergunningsaanvragen betreffende strategische goederen is er daaromtrent - gelet op de politieke gevoeligheid van de materie - een specifieke regeling. Algemeen is er artikel 3 van het ministerieel besluit van 3 april 2014 tot delegatie van bepaalde bevoegdheden aan de leidend ambtenaar van het Departement internationaal Vlaanderen.
Daarin wordt aan de leidend ambtenaar van het Departement Buitenlandse Zaken delegatie verleend om de vergunningen toe te kennen of te weigeren voor een aantal types van aanvragen betreffende zowel defensiegerelateerde producten en civiele vuurwapens als voor producten voor tweeërlei gebruik. Specifiek over aanvragen betreffende defensiegerelateerde producten en civiele vuurwapens voorziet artikel 4 van het Wapenhandelbesluit verder uitdrukkelijk de basisregel dat principieel de minister over aanvragen beslist. Het voormelde besluit betreffende producten voor tweeërlei gebruik bevat dergelijke basisregel niet.
Dit laatste riep vragen op in het licht van de algemene delegatieregeling in het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2015 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen. Dat besluit geeft in artikel 17, punt 4°, departementshoofden immers heel algemeen de beslissingsbevoegdheid over alle vergunningsaanvragen - los van de materie - en bepaalt in artikel 18 dat beperkingen daarop voor "beslissingen waarvoor het aangewezen is dat ze, gelet op de omvang, draagwijdte en weerslag ervan, genomen worden door de minister, de Vlaamse Regering of een ander orgaan" moeten gespecificeerd worden in "het besluit van de Vlaamse Regering over de betrokken beleidsmaterie".
Gelet op de gevoeligheid van de materie werd in het licht daarvan beslist om in het voormelde besluit betreffende producten voor tweeërlei gebruik een identieke regel in te schrijven als in artikel 4 van het Wapenhandelbesluit, die de beslissingsbevoegdheid principieel bij de minister legt. Voor aanvragen die minder gevoelig zijn kan dan bij ministerieel besluit alsnog een delegatie aan de secretaris-generaal van het Departement Buitenlandse Zaken voorzien worden, zoals dat momenteel het geval is met het ministerieel besluit van 3 april 2014 tot delegatie van bepaalde bevoegdheden aan de leidend ambtenaar van het Departement internationaal Vlaanderen.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, G. BOURGEOIS
ADVIES 62.841/1 VAN 22 FEBRUARI 2018 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING `TOT WIJZIGING VAN HET WAPENHANDELBESLUIT VAN 20 JULI 2012 EN HET BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 14 MAART 2014 TOT REGELING VAN DE UITVOER, DOORVOER EN OVERBRENGING VAN PRODUCTEN VOOR TWE"RLEI GEBRUIK EN HET VERLENEN VAN TECHNISCHE BIJSTAND' Op 17 januari 2018 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed verzocht binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot 23 februari 2018, een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van het Wapenhandelbesluit van 20 juli 2012 en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2014 tot regeling van de uitvoer, doorvoer en overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik en het verlenen van technische bijstand'.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 15 februari 2018 .
De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wilfried VAN VAERENBERGH en Wouter PAS, staatsraden, Michel TISON, assessor, en Greet VERBERCKMOES, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Paul DEPUYDT, eerste auditeur-afdelingshoofd.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 22 februari 2018. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering beoogt diverse wijzigingen aan te brengen in het Wapenhandelbesluit van 20 juli 2012 (1) (artikelen 1 tot 52 van het ontwerp).Die wijzigingen strekken er blijkens het verslag aan de Vlaamse Regering vooral toe om het voornoemde besluit aan te passen aan de wijzigingen die bij het zogeheten "Optimalisatiedecreet" van 30 juni 2017 (2) werden aangebracht in het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012 (3). Daarnaast bevat het ontwerp van besluit een aantal bepalingen die maatregelen bevatten waarin - steeds volgens het verslag aan de Vlaamse Regering - werd voorzien in de conceptnota van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 `over de optimalisatie van het Wapenhandeldecreet en het Wapenhandelbesluit', benevens een aantal bepalingen die strekken tot de nadere uitvoering van artikelen van het oorspronkelijke Wapenhandeldecreet.
Het ontwerp bevat tevens twee bepalingen die strekken tot het wijzigen van respectievelijk de artikelen 2 (naamsverandering van het bevoegde departement) en 3 (beslissingsbevoegdheid over vergunningsaanvragen) van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2014 (4) (artikelen 53 en 54 van het ontwerp). 3.1. Alle wijzigingen die het ontwerp beoogt aan te brengen in het Wapenhandelbesluit (artikelen 1 tot 52) kunnen worden geacht rechtsgrond te vinden in het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012, inclusief de wijzigingen die voortvloeien uit het "Optimalisatiedecreet" van 30 juni 2017 of die in het vooruitzicht werden gesteld in de reeds genoemde conceptnota van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 (5).
Mede op basis van de rechtsgrondtabel die aan de Raad van State, afdeling Wetgeving, is meegedeeld, kan de volgende opsomming worden gegeven van bepalingen van het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012 die rechtsgrond bieden voor de artikelen van het ontwerp die het Wapenhandelbesluit beogen te wijzigen: artikel 3, § 5, ingevoegd bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 5, eerste lid, artikel 7, § 3, artikel 8, § 2/1, ingevoegd bij het decreet van 30 juni 2017, en § 4, artikel 9, § 3, artikel 10, § 2, vierde lid, vervangen bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 12, § 3, artikel 14, § 3, tweede lid, artikel 19, § 2, tweede lid, vervangen bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 24, § 2, tweede lid, vervangen bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 30, § 3, artikel 36, § 1, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 39, § 2, tweede lid, vervangen bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 40, § 2, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 43, § 1, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 43/1, § 3, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 44, § 1, artikel 45, tweede lid, artikel 46, § 3, vierde lid, vervangen bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 48, § 2, eerste lid, en artikel 49, § 4. 3.2. Wat de ontworpen wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2014 betreft (artikelen 53 en 54 van het ontwerp), kan rechtsgrond worden gevonden in de artikelen 2 en 4 van de wet van 11 september 1962 `betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen en de daaraan verbonden technologie'.
ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 4. Het lid van de aanhef van het ontwerp waarin wordt verwezen naar de rechtsgrond biedende bepalingen die zijn vervat in het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012, dient in overeenstemming te worden gebracht met hetgeen sub 3.1 is opgemerkt. 5. In de aanhef van een wijzigend besluit worden de te wijzigen normatieve teksten in chronologische volgorde vermeld, te beginnen met de oudste (6).Het vijfde en het zesde lid van de aanhef van het om advies voorgelegde ontwerp dienen derhalve van plaats te worden verwisseld. 6. Men passe de redactie van het lid van de aanhef waarin wordt gerefereerd aan het advies van de Raad van State aan als volgt: "Gelet op advies 62.841/1 van de Raad van State, gegeven op 22 februari 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;".
Artikel 8 7. Ter wille van de leesbaarheid schrijve men in het ontworpen artikel 12, § 3, van het Wapenhandelbesluit: "voor het geval, vermeld in artikel 14, § 2, 5°, van het Wapenhandeldecreet, mag alleen gebruikt worden als de bevoegde dienst heeft bevestigd dat ...".
Artikel 9 8. In het ontworpen artikel 13/1, tweede lid, van het Wapenhandelbesluit, wordt aan de minister de bevoegdheid verleend om te bepalen dat de afwijking van de vergunningsplicht ook geldt voor bepaalde andere of nieuwe lidstaten van de NAVO of van het Wassenaar Arrangement.Tevens wordt hij in hetzelfde lid bevoegd gemaakt om de afwijkingsmogelijkheid waarover lidstaten met toepassing van het eerste lid van het ontworpen artikel 13/1 van het Wapenhandelbesluit beschikken, op te heffen.
Overeenkomstig de geldende publiekrechtelijke beginselen wordt aangenomen dat de Vlaamse Regering weliswaar verordenende bevoegdheid kan overdragen aan een minister voor zover die overdracht van bevoegdheid evenwel betrekking heeft op bijkomstige of detailmatige maatregelen die nodig zijn voor het uitvoeren of toepassen van een regeling waarvan de basisvoorschriften door de regering zelf zijn vastgesteld en met betrekking tot dewelke de minister enkel over de bevoegdheid beschikt om eraan nadere invulling te geven.
Afgezien van de vraag of de bevoegdheid die in het ontworpen artikel 13/1, tweede lid, van het Wapenhandelbesluit, aan de minister wordt gedelegeerd, wel kan worden geacht betrekking te hebben op een bijkomstige of detailmatige aangelegenheid, moet worden vastgesteld dat in het ontwerp aan de minister geen of weinig precieze criteria worden aangereikt op basis waarvan hij de betrokken afwijking kan uitbreiden of opheffen. Integendeel lijkt aan de minister wat dat betreft een zekere beoordelingsruimte te worden gelaten. In het derde lid van het ontworpen artikel 13/1, van het Wapenhandelbesluit, wordt immers enkel bepaald dat de minister rekening dient te houden met het exportcontrolebeleid in de betrokken landen en met de omstandigheden die "een belangrijk effect" kunnen hebben op de toets, vermeld in de artikelen 26 en 28 van het Wapenhandeldecreet, hetgeen vrij algemene en weinig afgebakende omschrijvingen uitmaken.
De bevoegdheidsdelegatie die in het ontworpen artikel 13/1, tweede lid, van het Wapenhandelbesluit, is vervat, moet in het licht van wat voorafgaat dan ook worden herzien.
Eenzelfde opmerking geldt ten aanzien van het ontworpen artikel 37/1, tweede lid, van het Wapenhandelbesluit (artikel 23 van het ontwerp).
Artikel 11 9. In de inleidende zin van het ontworpen artikel 14/1, § 2, derde lid, van het Wapenhandelbesluit, moet worden geschreven "Als de eindgebruiker de goederen zal aanwenden voor integratie in andere goederen, ...".
Artikel 32 10. Aan het einde van het ontworpen artikel 46, § 2, vierde lid, van het Wapenhandelbesluit, vervange men de woorden "van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 1, eerste lid" door de woorden "van de kennisgeving van de beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid". Artikel 39 11. In het ontworpen artikel 53, § 2, van het Wapenhandelbesluit, wordt aan de secretaris-generaal van het Departement Buitenlandse Zaken de bevoegdheid toegekend om "ook de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie [toe te kennen] aan een of meer toezichthouders die over de vereiste kwalificaties en eigenschappen beschikken".De bevoegdheid om de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie toe te kennen aan toezichthouders wordt in artikel 46, § 3, vierde lid, van het Wapenhandeldecreet, evenwel aan de Vlaamse Regering toegewezen. Het bepaalde in het ontworpen artikel 53, § 2, van het Wapenhandelbesluit, kan hiermee enkel in overeenstemming worden geacht in zoverre de bevoegdheid van de secretaris-generaal van het Departement Buitenlandse Zaken enkel individuele toepassingen betreft van door de Vlaamse Regering vastgestelde regels.
DE GRIFFIER Greet VERBERCKMOES. DE VOORZITTER, Marnix VAN DAMME _______ Nota (1) Besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 `tot uitvoering van het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012'.(2) Decreet van 30 juni 2017 `tot wijziging en optimalisatie van diverse bepalingen van het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012'.(3) Decreet van 15 juni 2012 `betreffende de in-, uit-, doorvoer en overbrenging van defensiegerelateerde producten, ander voor militair gebruik dienstig materiaal, ordehandhavingsmateriaal, civiele vuurwapens, onderdelen en munitie'.(4) Besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2014 `tot regeling van de uitvoer, doorvoer en overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik en het verlenen van technische bijstand'.(5) Het "Optimalisatiedecreet" van 30 juni 2017 is een wijzigingsdecreet dat geen autonome, rechtsgrond biedende bepalingen bevat;de betrokken conceptnota is uiteraard geen normatieve tekst die het ontworpen besluit tot rechtsgrond kan strekken. (6) Omzendbrief VR/2014/4 van 9 mei 2014 `betreffende de wetgevingstechniek', nr.73.
9 MAART 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Wapenhandelbesluit van 20 juli 2012 en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2014 tot regeling van de uitvoer, doorvoer en overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik en het verlenen van technische bijstand DE VLAAMSE REGERING, Gelet op verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik, het laatst gewijzigd bij gedelegeerde verordening (EU) 2016/1969 van de Commissie van 12 september 2016;
Gelet op verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan;
Gelet op de wet van 11 september 1962 betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen en de daaraan verbonden technologie, artikel 2, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1968 en 3 augustus 1992, en artikel 4, vervangen bij de wet van 3 augustus 1992;
Gelet op het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012, artikel 3, § 5, ingevoegd bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 5, eerste lid, artikel 7, § 3, artikel 8, § 2/1, ingevoegd bij het decreet van 30 juni 2017, en § 4, artikel 9, § 3, artikel 10, § 2, vierde lid, vervangen bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 12, § 3, artikel 14, § 3, tweede lid, artikel 19, § 2, tweede lid, vervangen bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 24, § 2, tweede lid, vervangen bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 30, § 3, artikel 36, § 1, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 39, § 2, tweede lid, vervangen bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 40, § 2, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 43, § 1, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 43/1, § 3, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 44, § 1, artikel 45, tweede lid, artikel 46, § 3, vierde lid, vervangen bij het decreet van 30 juni 2017, artikel 48, § 2, eerste lid, en artikel 49, § 4;
Gelet op het Wapenhandelbesluit van 20 juli 2012;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2014 tot regeling van de uitvoer, doorvoer en overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik en het verlenen van technische bijstand;
Overwegende het aanvullend protocol tegen de ongeoorloofde vervaardiging van en handel in vuurwapens, de onderdelen, componenten en munitie ervan, bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen transnationale georganiseerde misdaad, gedaan te New York op 31 mei 2001;
Overwegende het gemeenschappelijk standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie;
Overwegende het VN-verdrag inzake handel in conventionele wapens, opgemaakt in New York op 2 april 2013 en ondertekend in New York op 3 juni 2013;
Overwegende het samenwerkingsakkoord van 17 juli 2007 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met betrekking tot de invoer, uitvoer en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en de daaraan verbonden technologie alsook van producten en technologieën voor dubbel gebruik;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 november 2017;
Gelet op advies 62.841/1 van de Raad van State, gegeven op 22 februari 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Wapenhandelbesluit van 20 juli 2012
Artikel 1.In artikel 3, 1°, van het Wapenhandelbesluit van 20 juli 2012 worden de woorden "Departement internationaal Vlaanderen" vervangen door de woorden "Departement Buitenlandse Zaken".
Art. 2.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "34, 36, § 2, 38 en 39, § 2," vervangen door de zinsnede "34 en 38" en wordt de zinsnede "toegekend, geweigerd, geschorst, ingetrokken en beperkt" vervangen door de woorden "toegekend en geweigerd"; 2° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De vergunningen, voorafgaande machtigingen, certificaten van gecertificeerd persoon, voorlopige adviezen en schriftelijke bevestigingen worden geschorst, ingetrokken en beperkt conform artikel 46 tot en met 49.".
Art. 3.In artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden tussen het woord "kennisgeving" en het woord "kan" de woorden "of een aanvraag voor een open vergunning" ingevoegd;2° in het derde lid worden tussen de woorden "aanvraag van een" en het woord "vergunning" de woorden "ander soort" ingevoegd.
Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 6/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 6/1.De bevoegdheid die aan de Vlaamse Regering is gedelegeerd, met toepassing van artikel 3, § 5, van het Wapenhandeldecreet, wordt gedelegeerd aan de minister.".
Art. 5.In artikel 7, vierde lid, van hetzelfde besluit wordt tussen de zinsnede "artikel 8, § 1, tweede lid," en de woorden "van het voormelde decreet" de zinsnede "en § 2/1," ingevoegd.
Art. 6.In artikel 9, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 2°, d), wordt de zinsnede "die geen niet-essentiële onderdelen van gevoelige goederen zijn," opgeheven; 2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als een persoon die gebruikmaakt van een algemene vergunning, binnen drie jaar na een definitieve overbrenging op basis van die algemene vergunning informatie verkrijgt over de wijziging van het doel, de bestemming of de uitvoer van de overgebrachte goederen, brengt hij of zij de bevoegde dienst daarvan op de hoogte.".
Art. 7.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt een punt 6° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "6° /1 een beschrijving van het intergouvernementele samenwerkingsprogramma waarbij voorgenomen overbrengingen aansluiten als dat van toepassing is;"; 2° aan paragraaf 2, tweede lid, wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt: "3° een bewijs van het intergouvernementele samenwerkingsprogramma waarbij voorgenomen overbrengingen aansluiten als dat van toepassing is.".
Art. 8.Aan artikel 12 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3. De algemene vergunning voor het geval, vermeld artikel 14, § 2, 5°, van het Wapenhandeldecreet, mag alleen gebruikt worden als bevoegde dienst heeft bevestigd dat de vergunning van toepassing is op het intergouvernementele samenwerkingsprogramma waarbij de voorgenomen overbrengingen aansluiten.".
Art. 9.Aan deel 2, titel 1, van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 3, dat bestaat uit artikel 13/1, toegevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 3. Afwijkingen van de vergunningsplicht bij doorvoer als vermeld in artikel 8, § 2/1, derde lid, van het Wapenhandeldecreet
Art. 13/1.Aanvullend op de afwijking van de vergunningsplicht bij doorvoer, vermeld in artikel 8, § 2/1, derde lid, van het Wapenhandeldecreet, geldt de afwijking in kwestie ook voor de volgende lidstaten van de NAVO of van het Wassenaar Arrangement: Argentinië, Australië, Canada, Japan, Montenegro, Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten van Amerika, Zuid-Korea en Zwitserland.
De minister kan bepalen dat de afwijking ook geldt voor bepaalde andere of nieuwe lidstaten van de NAVO of van het Wassenaar Arrangement als hij oordeelt dat het exportbeleid in die lidstaten en de omstandigheden die een belangrijk effect kunnen hebben op de toets, vermeld in artikel 26 en 28 van het voormelde decreet, van hetzelfde niveau zijn als het exportbeleid en de omstandigheden in de lidstaten, vermeld in het eerste lid.
De minister kan de afwijking voor de lidstaten, vermeld in het eerste en tweede lid, opheffen als hij oordeelt dat in de lidstaten in kwestie gewijzigde omstandigheden hebben plaatsgevonden die een dermate belangrijk negatief effect kunnen hebben op het exportbeleid van die lidstaten of op de toets, vermeld in artikel 26 en 28 van het voormelde decreet, dat deze niet langer van hetzelfde niveau zijn als het exportbeleid en de omstandigheden in de andere lidstaten, vermeld in het eerste lid.".
Art. 10.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1 worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De verplichting, vermeld in het eerste lid, 9°, c) en d), is niet van toepassing op de aanvraag van de vergunning, vermeld in artikel 16 van het voormelde decreet. De aanvraag voor een vergunning voor de uitvoer, de doorvoer of de overbrenging naar een andere lidstaat van de EU bevat naast de gegevens, vermeld in het eerste lid, de volgende gegevens: 1° de gegevens van andere betrokken partijen als dat van toepassing is, zoals een nakomende bestemmeling, een tussenpersoon, een expediteur, een douaneagent, een uitvoerder of een vervoerder;2° een beschrijving van de vooropgestelde wijze van vervoer en het vooropgestelde uitklaringskantoor; 3° een beschrijving van die voorwaarden of beperkingen in geval van goederen die eerder vanuit een ander land zijn overgebracht of ingevoerd en waaraan uitvoervoorwaarden of -beperkingen zijn verbonden."; 2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede "artikel 31, § 1, eerste lid, van het voormelde decreet" vervangen door de zinsnede "artikel 31, § 1, van het Wapenhandeldecreet";3° in paragraaf 2, derde lid, worden punt 2°, 3° en 4° vervangen door wat volgt: "2° een verklaring van de eindgebruiker als vermeld in artikel 19, § 2, en artikel 24, § 2, en, als die van toepassing zijn, artikel 19, § 3, tweede lid, en 24, § 3, tweede lid, van het voormelde decreet;3° een internationaal invoercertificaat of een kopie van de invoervergunning van het land van bestemming als dat van toepassing is; 4° de documenten die aantonen dat de aanvrager heeft voldaan aan die voorwaarden of beperkingen in geval van goederen die eerder vanuit een ander land zijn overgebracht of ingevoerd en waaraan uitvoervoorwaarden of -beperkingen zijn verbonden;"; 4° aan paragraaf 2, derde lid, worden een punt 6° en een punt 7° toegevoegd, die luiden als volgt: "6° een kopie van de overbrengings- of uitvoervergunning van het land van bestemming als het land van eindgebruik verschillend is van het land van bestemming en als die kopie voorhanden is; 7° de gegevens van het contract of de factuur waarop de overbrenging, de uitvoer of de doorvoer betrekking heeft als die gegevens bekend zijn."; 5° aan paragraaf 2 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Bij de aanvraag voor een vergunning voor de uitvoer of doorvoer van vuurwapens die geen civiele vuurwapens zijn, inclusief onderdelen en munitie ervan, wordt ook een document gevoegd waaruit de toestemming van de eventuele landen van doorvoer blijkt, met uitzondering van de lidstaten van de EU als vermeld in artikel 6 en 40, § 4, van het voormelde decreet.".
Art. 11.In hetzelfde besluit wordt een artikel 14/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 14/1.§ 1. De verklaring van de eindgebruiker, vermeld in artikel 19, § 2, en artikel 24, § 2, van het Wapenhandeldecreet, bevat minstens al de volgende gegevens: 1° de gegevens van de volgende betrokken partijen: a) de afzender;b) de bestemmeling;c) de eindgebruiker, als die verschillend is van de bestemmeling;d) de nakomende bestemmeling en de tussenpersoon als dat van toepassing is;2° het land van eindgebruik;3° de volgende technische gegevens van de defensiegerelateerde producten, het ander voor militair gebruik dienstig materiaal, of het ordehandhavingsmateriaal: a) een technische beschrijving van het type en de aard van de goederen;b) het gewicht en het aantal van de goederen;c) de waarde van de goederen;4° een beschrijving van het voorgenomen gebruik van de goederen door de eindgebruiker;5° de locatie waar het eindgebruik van de goederen zal plaatsvinden als dat bekend is;6° de gegevens van het contract of de factuur waarop de overbrenging, de uitvoer of de doorvoer betrekking heeft als die bekend zijn;7° de gegevens die met toepassing van artikel 19, § 3, of artikel 24, § 3, van het voormelde decreet van de eindgebruiker geëist worden als dat van toepassing is. § 2. De verklaring, vermeld in paragraaf 1, bevat naast de gegevens, vermeld in paragraaf 1, al de volgende verbintenissen: 1° de verbintenis om de goederen alleen te gebruiken voor de doeleinden die in de verklaring omschreven zijn en om ze niet te gebruiken voor een van de volgende activiteiten: a) een activiteit die verband houdt met chemische, biologische of nucleaire wapens, of raketten die dergelijke wapens naar hun doel kunnen voeren;b) een activiteit die verband houdt met nucleaire explosieactiviteiten of splijtstofkringloopactiviteiten;c) een activiteit die verband houdt met andere goederen als vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van het Wapenhandeldecreet;2° de verbintenis om de goederen niet te gebruiken, over te dragen of uit te voeren in strijd met relevante beperkende maatregelen van de VN, de EU en de OVSE of in strijd met de beperkingen waarvan de eindgebruiker door de exporteur op de hoogte gebracht is;3° de verbintenis om de goederen niet aan een andere persoon over te dragen voor activiteiten als vermeld in punt 1° en 2°, en, tijdens de geldigheidsduur van de vergunning, niet als dusdanig uit te voeren naar een ander land buiten de EU zonder nakomende kennisgeving aan de Vlaamse Regering;4° de verbintenis om de goederen alleen als dusdanig aan een andere persoon over te dragen op voorwaarde dat die persoon de verbintenissen, vermeld in punt 1° tot en met 3°, schriftelijk als bindend voor zichzelf aanvaardt en op voorwaarde dat is nagegaan dat die persoon bekend is als betrouwbaar in de nakoming van dergelijke verbintenissen. Als de eindgebruiker de goederen zal aanwenden voor operationeel gebruik, bevat de verklaring van de eindgebruiker naast de gegevens, vermeld in paragraaf 1, en de verbintenissen, vermeld in het eerste lid, de verbintenis om de goederen niet te gebruiken en niet aan een andere persoon over te dragen voor schendingen van: 1° de rechten van de mens;2° het internationaal humanitair recht;3° het verbod op het gebruik van geweld, vermeld in artikel 2 van het Handvest van de Verenigde Naties;4° de verdragen van de Verenigde Naties over terrorisme en grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit. Als de eindgebruiker de goederen zal aanwenden voor integratie in andere goederen, bevat de verklaring van de eindgebruiker naast de gegevens, vermeld in paragraaf 1, en de verbintenissen, vermeld in het eerste lid, de volgende twee verbintenissen: 1° de verbintenis om de goederen effectief te integreren in de eigen goederen;2° de verbintenis om de eigen goederen in kwestie alleen over te dragen, over te brengen of uit te voeren conform de geldende exportregelgeving in het land van eindgebruik. Als dat van toepassing is, bevat de verklaring van de eindgebruiker naast de gegevens, vermeld in paragraaf 1, en de verbintenissen, vermeld in het eerste lid, al de eisen voor de eindgebruiker, vermeld in artikel 19, § 3, of artikel 24, § 3, van het voormelde decreet. § 3. De verklaring, vermeld in paragraaf 1, wordt ondertekend door een persoon die de bevoegdheid heeft om in naam van de eindgebruiker juridische verbintenissen aan te gaan voor handelingen voor de invoer, uitvoer, doorvoer en overbrenging van defensiegerelateerde producten, ander voor militair gebruik dienstig materiaal en ordehandhavingsmateriaal. § 4. De bevoegde dienst stelt op zijn website een sjabloon ter beschikking voor de opmaak van de verklaring van de eindgebruiker.".
Art. 12.In artikel 17, § 1, van hetzelfde besluit wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De verplichting, vermeld in het eerste lid, 6°, b) en c), is niet van toepassing op de aanvraag van de vergunning, vermeld in artikel 16 van het voormelde decreet.".
Art. 13.In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden tussen de woorden "wordt bij" en de woorden "de overweging van voorwaarden" de woorden "de al dan niet toekenning van de vergunning en bij" ingevoegd;2° in paragraaf 2 worden de woorden "Met uitzondering van de overbrenging van niet-essentiële onderdelen van gevoelige goederen worden in ieder geval geen beperkingen" vervangen door de zinsnede "De vergunning, vermeld in artikel 15 en 16 van het Wapenhandeldecreet, wordt in ieder geval niet geweigerd, noch worden beperkingen".
Art. 14.In artikel 22, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 14, § 1," vervangen door de zinsnede "artikel 14, § 1, eerste lid,";2° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 14, § 1," vervangen door de zinsnede "artikel 14, § 1, eerste lid,";3° in het tweede lid wordt tussen de zinsnede "10°, b)," en het woord "mee" de zinsnede "en § 1, derde lid," ingevoegd.
Art. 15.In artikel 27, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "één jaar" vervangen door de woorden "drie jaar".
Art. 16.In artikel 29 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, 7°, en in het tweede lid, 2°, wordt de zinsnede "als dat voorhanden is," opgeheven; 2° in paragraaf 1, eerste lid, wordt punt 8° vervangen door wat volgt: "8° als de aanvrager een rechtspersoon is: de gegevens en handtekening van het directielid van de aanvrager dat wordt benoemd als persoonlijk verantwoordelijk voor in-, uit-, doorvoer en overbrenging, vermeld in artikel 10, § 2, derde lid, van het Wapenhandeldecreet van 15 juni 2012, en van de personen, vermeld in punt 3°, die worden benoemd als zijn of haar plaatsvervanger(s) in geval van tijdelijke afwezigheid of verhindering."; 3° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2.Op basis van een evaluatie van de gegevens en de documenten, vermeld in paragraaf 1, en van de adviezen, vermeld in artikel 10, § 2, tweede lid, van het Wapenhandeldecreet, kan: 1° de machtiging beperkt worden tot bepaalde activiteiten van uitvoer, doorvoer of overbrenging;2° de machtiging beperkt worden tot bepaalde goederen of categorieën van goederen; 3° een aanpassing geëist worden van het interne programma tot naleving van de overbrengings- en uitvoercontroleprocedure of het uitvoerbeheerssysteem van de aanvrager en de benoeming van een directielid dat persoonlijk verantwoordelijk is voor in-, uit-, doorvoer en overbrenging.".
Art. 17.Aan artikel 30 van hetzelfde besluit worden een punt 5° en een punt 6° toegevoegd, die luiden als volgt: "5° de gegevens van de personen, vermeld in artikel 29, § 1, eerste lid, 8°, als de aanvrager een rechtspersoon is; 6° de verplichting voor de aanvrager om de bevoegde dienst op de hoogte te brengen van elke relevante verandering van de industriële of commerciële activiteit in defensiegerelateerde producten, ander voor militair gebruik dienstig materiaal of ordehandhavingsmateriaal, of van de interne organisatie van de aanvrager.".
Art. 18.In artikel 31 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid wordt tussen de woorden "de Staat" en de woorden "en van de federale politie" de zinsnede ", van de Administratie der Douane en Accijnzen van de FOD Financiën" ingevoegd;2° er wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 2.Aanvullend op de driejaarlijkse evaluatie, vermeld in paragraaf 1, kan de minister op elk moment aan de bevoegde dienst de opdracht geven tot herevaluatie van de naleving van de voorwaarden die aan de voorafgaande machtiging verbonden zijn, en van de criteria, vermeld in artikel 10, § 2, tweede en derde lid, van het Wapenhandeldecreet.
Een herevaluatie als vermeld in het eerste lid, wordt telkens uitgevoerd bij: 1° relevante veranderingen van de industriële of commerciële activiteit in defensiegerelateerde producten, ander voor militair gebruik dienstig materiaal of ordehandhavingsmateriaal, of van de interne organisatie van de aanvrager;2° aanwijzingen dat de aanvrager niet langer voldoet aan de relevante voorwaarden en criteria. Als de aanvrager niet meer voldoet aan de relevante voorwaarden en criteria, kan de voorafgaande machtiging conform artikel 43 van het voormelde decreet en artikel 46 tot en met 49 van dit besluit geschorst, ingetrokken of in gebruik beperkt worden, of kunnen maatregelen genomen worden die erop gericht zijn bij te dragen tot de naleving van de relevante voorwaarden en criteria.".
Art. 19.In artikel 32, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan het eerste lid, 9°, wordt de zinsnede "en van de personen, vermeld in punt 3°, die worden benoemd als zijn of haar plaatsvervanger(s) in geval van tijdelijke afwezigheid of verhindering" toegevoegd;2° in het derde lid wordt tussen de zinsnede "de Staat," en de zinsnede ", van de federale politie" de zinsnede "van de Administratie der Douane en Accijnzen van de FOD Financiën," ingevoegd.
Art. 20.Aan artikel 33 van hetzelfde besluit wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt: "3° een aanpassing geëist worden van het interne programma tot naleving van de overbrengings- en uitvoercontroleprocedure of het uitvoerbeheerssysteem van de aanvrager en de elementen, vermeld in artikel 14, § 3, eerste lid, van het voormelde decreet.".
Art. 21.In artikel 34 van hetzelfde besluit wordt een punt 3° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "3° /1 de gegevens van de personen, vermeld in artikel 32, § 1, eerste lid, 9° ;".
Art. 22.Aan artikel 35, § 1, van hetzelfde besluit wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Ook kan het advies gevraagd worden van de procureur des Konings van het arrondissement waar de aanvrager is gevestigd, van de Veiligheid van de Staat, van de Administratie der Douane en Accijnzen van de FOD Financiën en van de federale politie.".
Art. 23.In hetzelfde besluit wordt een artikel 37/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 37/1.Aanvullend op de afwijking van de vergunningsplicht bij doorvoer, vermeld in artikel 30, § 1, vierde lid, van het Wapenhandeldecreet, geldt de afwijking in kwestie ook voor de volgende lidstaten van de NAVO of van het Wassenaar Arrangement: Argentinië, Australië, Canada, Japan, Montenegro, Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten van Amerika, Zuid-Korea en Zwitserland.
De minister kan bepalen dat de afwijking ook geldt voor bepaalde andere of nieuwe lidstaten van de NAVO of van het Wassenaar Arrangement als hij oordeelt dat het exportbeleid in die lidstaten en de omstandigheden die een belangrijk effect kunnen hebben op de toets, vermeld in artikel 26 en 28 van het voormelde decreet, van hetzelfde niveau zijn als het exportbeleid en de omstandigheden in de lidstaten, vermeld in het eerste lid.
De minister kan de afwijking voor de lidstaten, vermeld in het eerste en tweede lid, opheffen als hij oordeelt dat in de lidstaten in kwestie gewijzigde omstandigheden hebben plaatsgevonden die een dermate belangrijk negatief effect kunnen hebben op het exportbeleid van die lidstaten of op de toets, vermeld in artikel 26 en 28 van het voormelde decreet, dat deze niet langer van hetzelfde niveau zijn als het exportbeleid en de omstandigheden in de andere lidstaten, vermeld in het eerste lid.".
Art. 24.In deel 3, titel 2, van hetzelfde besluit wordt in het opschrift van hoofdstuk 1 de zinsnede "artikelen 34, 36, § 2, 38 en 39, § 2" vervangen door de zinsnede "artikel 34 en 38".
Art. 25.In artikel 38 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "artikelen 34, 36, § 2, 38 of 39, § 2," vervangen door de zinsnede "artikel 34 en 38";2° in paragraaf 1, eerste lid, 3°, wordt punt c), opgeheven;3° in paragraaf 2, eerste lid, 1°, worden de woorden "voormelde decreet" vervangen door de zinsnede "Wapenhandeldecreet"; 4° in paragraaf 2, eerste lid, wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° in geval van een vergunningsaanvraag zonder opgave van de serienummers van de civiele vuurwapens, onderdelen of munitie in kwestie: een bewijs van de toepasselijkheid van een van de gevallen, vermeld in artikel 31, § 2, derde lid, van het voormelde decreet."; 5° in paragraaf 2, tweede lid, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° als het document, vermeld in het eerste lid, 3°, de eindgebruiker en het eindgebruik niet vermeldt: een verklaring van de eindgebruiker als vermeld in artikel 40, § 2, tweede lid, en, als dat van toepassing is, artikel 40, § 3, tweede lid, van het voormelde decreet;"; 6° in paragraaf 2, tweede lid, wordt punt 2° opgeheven.
Art. 26.In hetzelfde besluit wordt een artikel 38/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 38/1.§ 1. De verklaring van de eindgebruiker, vermeld in artikel 40, § 2, tweede lid, van het Wapenhandeldecreet, bevat minstens de volgende gegevens: 1° de gegevens van de volgende betrokken partijen: a) de afzender;b) de bestemmeling;c) de eindgebruiker, als die verschillend is van de bestemmeling;d) de nakomende bestemmeling en de tussenpersoon als dat van toepassing is;2° het land van eindgebruik;3° de volgende technische gegevens van de civiele vuurwapens, onderdelen of munitie: a) een beschrijving van de aard van de goederen;b) een beschrijving van de essentiële kenmerken, vermeld in artikel 31, § 2, tweede lid, van het voormelde decreet;c) een vermelding van de markering die is aangebracht op de vuurwapens als dat van toepassing is;d) het aantal goederen;e) de waarde van de goederen;4° een beschrijving van het voorgenomen gebruik van de goederen door de eindgebruiker;5° de locatie waar het eindgebruik van de goederen zal plaatsvinden als dat bekend is;6° de gegevens van het contract of de factuur waarop de overbrenging, uitvoer of doorvoer betrekking heeft als die bekend zijn;7° de gegevens die met toepassing van artikel 40, § 3, van het voormelde decreet van de eindgebruiker geëist worden als die bekend zijn. § 2. De verklaring van de eindgebruiker bevat naast de gegevens, vermeld in paragraaf 1, al de volgende verbintenissen: 1° de verbintenis om de goederen alleen te gebruiken voor de doeleinden die omschreven zijn in de verklaring en niet voor enige activiteit die verband houdt met de goederen vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van het Wapenhandeldecreet;2° de verbintenis om de goederen niet te gebruiken, over te dragen of uit te voeren in strijd met relevante beperkende maatregelen van de VN, de EU en de OVSE, of in strijd met de beperkingen waarvan de eindgebruiker door de exporteur op de hoogte gebracht is;3° de verbintenis om de goederen niet aan een andere persoon over te dragen voor activiteiten als vermeld in punt 1° en 2°, en om die goederen tijdens de geldigheidsduur van de vergunning niet als dusdanig uit te voeren naar een ander land buiten de EU zonder nakomende kennisgeving aan de Vlaamse Regering;4° de verbintenis om de goederen alleen als dusdanig aan een andere persoon over te dragen op voorwaarde dat die persoon de verbintenissen, vermeld in punt 1° tot en met 3°, schriftelijk als bindend voor zichzelf aanvaardt en op voorwaarde dat is nagegaan dat die persoon bekend is als betrouwbaar in de nakoming van dergelijke verbintenissen. Als de eindgebruiker de goederen zal aanwenden voor operationeel gebruik, bevat de verklaring van de eindgebruiker naast de gegevens, vermeld in paragraaf 1, en de verbintenissen, vermeld in het eerste lid, de verbintenis om de goederen niet te gebruiken en niet aan een andere persoon over te dragen voor schendingen van: 1° de rechten van de mens;2° het internationaal humanitair recht;3° het verbod op het gebruik van geweld, vermeld in artikel 2 van het Handvest van de Verenigde Naties;4° de verdragen van de Verenigde Naties over terrorisme en grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit. Als de eindgebruiker de goederen zal aanwenden voor integratie in andere goederen, bevat de verklaring van de eindgebruiker naast de gegevens, vermeld in paragraaf 1, en de verbintenissen, vermeld in het eerste lid, de volgende twee verbintenissen: 1° de verbintenis om de goederen effectief te integreren in de eigen goederen;2° de verbintenis om de eigen goederen in kwestie alleen over te dragen, over te brengen of uit te voeren in overeenstemming met de geldende exportregelgeving in het land van eindgebruik. Als dat van toepassing is, bevat de verklaring van de eindgebruiker naast de gegevens, vermeld in paragraaf 1, en de verbintenissen, vermeld in het eerste lid, de verbintenissen die met toepassing van artikel 40, § 3, van het voormelde decreet van de eindgebruiker geëist worden. § 3. De verklaring wordt ondertekend door een persoon die de bevoegdheid heeft om in naam van de eindgebruiker juridische verbintenissen aan te gaan voor de handelingen voor de invoer, uitvoer, doorvoer en overbrenging van civiele vuurwapens, onderdelen of munitie. § 4. De bevoegde dienst stelt op zijn website een sjabloon ter beschikking voor de opmaak van de verklaring van de eindgebruiker.".
Art. 27.In artikel 41, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "artikelen 34, 36, § 2, 38 en 39, § 2" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 34 en 38";2° in punt 5° wordt punt c) opgeheven.
Art. 28.In artikel 42, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "34, 36, § 2, 38 en 39, § 2" vervangen door de zinsnede "34 en 38".
Art. 29.In deel 3, titel 2, van hetzelfde besluit wordt in het opschrift van hoofdstuk 3 de zinsnede "van de kennisgeving, vermeld in artikel 36, § 1, eerste lid, van het Wapenhandeldecreet" vervangen door de zinsnede "voor de open vergunning en de kennisgeving, vermeld in artikel 36, § 1, eerste lid, van het Wapenhandeldecreet, en de kennisgeving, vermeld in artikel 39, § 2, eerste lid, van het voormelde decreet".
Art. 30.In deel 3, titel 2, hoofdstuk 3, van hetzelfde besluit wordt een artikel 44/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 44/1.De aanvraag voor een open vergunning, vermeld in artikel 36, § 1, eerste lid, van het Wapenhandeldecreet, bevat minstens de volgende gegevens en documenten: 1° de gegevens van de aanvrager;2° een afschrift van het getuigschrift van erkenning als wapenhandelaar, vermeld in artikel 36, § 1, eerste lid, van het voormelde decreet; 3° een afschrift van de statuten van de rechtspersoon als de aanvrager een rechtspersoon is.".
Art. 31.In artikel 45, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 36, § 1, eerste lid," vervangen door de zinsnede "artikel 36, § 1, eerste lid, en artikel 39, § 2, tweede lid," en wordt het woord "overbrenging" vervangen door de zinsnede "overbrenging, in- of uitvoer"; 2° in het derde lid wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° een document waaruit de voorafgaande toestemming van het land van bestemming voor de invoer of overbrenging blijkt, of waaruit blijkt dat de invoer of overbrenging kan plaatsvinden zonder die voorafgaande toestemming;"; 3° aan het derde lid worden een punt 3° en een punt 4° toegevoegd, die luiden als volgt: "3° in geval van definitieve overbrenging naar een wapenhandelaar: een afschrift van de open vergunning of het getuigschrift van erkenning als wapenhandelaar van de wapenhandelaar in het land van bestemming; 4° in geval van tijdelijke overbrenging, in- of uitvoer: een bewijs dat de betrokken persoon de vuurwapens, onderdelen of munitie daadwerkelijk wil overbrengen, of in- of uitvoeren voor de doeleinden, vermeld in artikel 36 van het voormelde decreet.".
Art. 32.Artikel 46 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 46.§ 1. De Vlaamse Regering beslist over de schorsing, beperking of intrekking van vergunningen en voorlopige adviezen bij wijze van algemene maatregel, en over de verlenging of aanpassing daarvan, op voorstel van de minister en na advies van de bevoegde dienst.
Het advies van de bevoegde dienst behandelt minstens de volgende elementen: 1° de toepassing van de criteria, vermeld in artikel 26, 28, 41 en 42 van het Wapenhandeldecreet;2° geldende embargo's of andere beperkende maatregelen van de VN, de EU of de OVSE en eventueel lopende discussie daarover;3° het overbrengings-, uit- en doorvoerbeleid van de andere gewesten en andere EU-lidstaten. § 2. Als de Vlaamse Regering oordeelt dat een schorsing, beperking of intrekking van vergunningen of voorlopige adviezen bij wijze van algemene maatregel moet worden uitgesproken, geeft de minister aan de bevoegde dienst de opdracht om dat mee te delen aan alle aanvragers van de vergunningen of voorlopige adviezen in kwestie, of, in geval van de schorsing, beperking of intrekking die betrekking heeft op een algemene vergunning als vermeld in artikel 14, § 2, van het Wapenhandeldecreet, dat mee te delen aan alle personen die zich hebben geregistreerd voor het gebruik van de algemene vergunning in kwestie.
Die informatie wordt meegedeeld met een aangetekende brief, per fax of elektronisch, als dat een ontvangstbewijs van de geadresseerde oplevert.
De personen in kwestie worden op de hoogte gebracht van de volgende elementen: 1° een beschrijving van de situaties, vermeld in artikel 43, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van het voormelde decreet, waarop de schorsing, beperking of intrekking gebaseerd is;2° een beschrijving van de beperking van de vergunningen, of voorlopige adviezen als dat van toepassing is;3° de bijkomende maatregelen die aan de schorsing, beperking of intrekking verbonden zijn als dat van toepassing is;4° de beoogde initiële duur van de schorsing of beperking en de mogelijkheid tot verlenging daarvan als dat van toepassing is; De beoogde initiële duur van de schorsing of beperking mag niet langer zijn dan zes maanden.
Tenzij de Vlaamse Regering het anders bepaalt, heeft de schorsing, beperking of intrekking gevolgen vanaf de datum van de ontvangst van de kennisgeving van de beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid.
Er wordt ook een kennisgeving van de schorsing, beperking of intrekking, met inbegrip van de elementen, vermeld in het tweede lid, 1° tot en met 3°, bekendgemaakt op de website van de bevoegde dienst. § 3. Als de Vlaamse Regering op basis van de situaties, vermeld in artikel 43, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van het Wapenhandeldecreet, van oordeel is dat een uitgesproken schorsing of beperking verlengd of aangepast moet worden, of dat de vergunningen of voorlopige adviezen in kwestie moeten worden ingetrokken, wordt een kennisgeving van de beslissing van de Vlaamse Regering tot verlenging of aanpassing van de schorsing of beperking, of tot de intrekking van de vergunningen of voorlopige adviezen in kwestie, bekendgemaakt op de website van de bevoegde dienst, met vermelding van de elementen, vermeld in paragraaf 1, 1° tot en met 3°, en, als dat van toepassing is, de duur van de verlenging van de schorsing of beperking, die telkens niet langer mag zijn dan zes maanden.
Ook van de beslissing tot niet-verlenging van een uitgesproken schorsing of beperking wordt een kennisgeving op de website van de bevoegde dienst bekendgemaakt.".
Art. 33.In artikel 47 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° voor paragraaf 1, die paragraaf 1/1 wordt, wordt een nieuwe paragraaf 1 ingevoegd, die luidt als volgt: " § 1.De minister beslist over de schorsing, beperking of intrekking van de vergunningen, machtigingen, certificaten, voorlopige adviezen of schriftelijke bevestigingen van een bepaalde persoon of bepaalde personen bij wijze van individuele maatregel, en over de verlenging of aanpassing daarvan, na advies van de bevoegde dienst."; 2° in paragraaf 2, eerste en derde lid, wordt de zinsnede "paragraaf 1" vervangen door de zinsnede "paragraaf 1/1".
Art. 34.In artikel 48, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "artikel 47, § 1," vervangen door de zinsnede "artikel 47, § 1/1".
Art. 35.In artikel 49 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het paragraafnummer wordt opgeheven;2° in het eerste lid wordt de zinsnede "een uitgesproken schorsing, intrekking of beperking" vervangen door de zinsnede "de uitgesproken schorsing of beperking, of, in geval van intrekking, om een nieuwe beslissing";3° in het vierde lid wordt de zinsnede "de schorsing, intrekking of beperking" vervangen door de zinsnede "de schorsing of beperking, of, in geval van intrekking, over een mogelijke nieuwe vergunning, machtiging, certificaat, voorlopig advies of schriftelijke bevestiging".
Art. 36.In hetzelfde besluit wordt een deel 4/1, dat bestaat uit artikel 49/1, ingevoegd, dat luidt als volgt: "Deel 4/1. Algemene beperkende maatregelen
Art. 49/1.§ 1. De Vlaamse Regering beslist over het toepassen van de maatregel, vermeld in artikel 43/1, § 1, van het Wapenhandeldecreet, en over de verlenging of aanpassing daarvan, op voorstel van de minister en na advies van de bevoegde dienst.
Het advies van de bevoegde dienst behandelt minstens de volgende elementen ten aanzien van het land of de eindgebruiker in kwestie: 1° de toepassing van de criteria, vermeld in artikel 26, 28, 41 en 42 van het voormelde decreet;2° geldende embargo's of andere beperkende maatregelen van de VN, de EU of de OVSE en eventueel lopende discussie daarover;3° het overbrengings-, uit- en doorvoerbeleid van de andere gewesten en andere EU-lidstaten. § 2. Als de Vlaamse Regering oordeelt dat de maatregel, vermeld paragraaf 1, moet worden toegepast, geeft de minister aan de bevoegde dienst de opdracht om op de website van de bevoegde dienst een kennisgeving bekend te maken die al de volgende elementen bevat: 1° een beschrijving van de omstandigheden, vermeld in artikel 43/1, § 1, eerste lid, van het Wapenhandeldecreet, waarop de maatregel gebaseerd is;2° een beschrijving van de genomen maatregel;3° de beoogde initiële duur van de genomen maatregel en de mogelijkheid tot verlenging daarvan, vermeld in artikel 43/1, § 2, van het voormelde decreet. De maatregel heeft gevolgen vanaf de datum van de bekendmaking op de website van de bevoegde dienst.
De bevoegde dienst bezorgt de kennisgeving ook aan alle aanvragers van wie aanvragen van vergunningen of voorlopige adviezen voor het land of de eindgebruiker in kwestie op dat moment in behandeling zijn. Hij doet dat met een aangetekende brief, per fax of elektronisch, als dat een ontvangstbewijs van de geadresseerde oplevert. § 3. Als de Vlaamse Regering oordeelt dat de genomen maatregel met toepassing van artikel 43/1, § 2, van het Wapenhandeldecreet, moet worden verlengd of aangepast, wordt een kennisgeving van de beslissing van de Vlaamse Regering tot verlenging of aanpassing van de maatregel bekendgemaakt op de website van de bevoegde dienst, met vermelding van de elementen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1° tot en met 3°.
Ook van de beslissing tot niet-verlenging van een genomen maatregel wordt een kennisgeving op de website van de bevoegde dienst bekendgemaakt.".
Art. 37.In artikel 50 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt voor paragraaf 1, die paragraaf 1/1 wordt, een nieuwe paragraaf 1 ingevoegd, die luidt als volgt: " § 1.De minister beslist over de tijdelijke uitsluiting van een bepaalde persoon, vermeld in artikel 44 van het Wapenhandeldecreet, en over de verlenging of aanpassing daarvan na advies van de bevoegde dienst."; 2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede "paragraaf 1" vervangen door de zinsnede "paragraaf 1/1".
Art. 38.In artikel 52, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "machtiging of certificaat" vervangen door de zinsnede "machtiging, certificaat of schriftelijke bevestiging".
Art. 39.In artikel 53 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "Departement internationaal Vlaanderen" vervangen door de woorden "Departement Buitenlandse Zaken";2° er wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 2.De secretaris-generaal van het Departement Buitenlandse Zaken kent ook de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie toe aan een of meer toezichthouders die over de vereiste kwalificaties en eigenschappen beschikken.".
Art. 40.In artikel 54, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "Departement internationaal Vlaanderen" vervangen door de woorden "Departement Buitenlandse Zaken".
Art. 41.In artikel 55 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, 1°, wordt tussen de woorden "proces-verbaal van overtreding" en de woorden "dat ten laste" de zinsnede "of, naargelang het geval, het verslag van vaststelling," ingevoegd;2° in paragraaf 1, eerste lid, 2°, wordt voor de woorden "het feit dat" de zinsnede "in geval van een misdrijf of poging tot misdrijf als vermeld in artikel 47, § 1, van het Wapenhandeldecreet:" ingevoegd;3° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "verweermiddelen aan de minister" vervangen door de woorden "verweermiddelen en verzachtende omstandigheden aan de secretaris-generaal"; 4° aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als een activiteitenverbod of een administratieve geldboete met uitstel wordt opgelegd, vermeldt de beslissing de duur van de proefperiode.".
Art. 42.In artikel 56, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "dat te goeder trouw" vervangen door de woorden "te goeder trouw dat".
Art. 43.In deel 8 van hetzelfde besluit wordt in het opschrift van titel 1 de zinsnede "algemene, globale, individuele en meervoudige vergunningen" vervangen door de zinsnede "algemene, globale en individuele vergunningen".
Art. 44.In artikel 57, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "algemene, globale, individuele en meervoudige vergunningen" vervangen door de zinsnede "algemene, globale en individuele vergunningen" en wordt de zinsnede "artikelen 14, 15, 16, 34 en 36, § 2," vervangen door de zinsnede "artikel 14, 15, 16 en 34".
Art. 45.In artikel 59 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "individuele en meervoudige vergunningen, vermeld in artikelen 34 en 36, § 2, van het Wapenhandeldecreet" vervangen door de zinsnede "individuele vergunningen, vermeld in artikel 34 van het Wapenhandeldecreet";2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "voor de rapportering over het gebruik van de betreffende individuele en meervoudige vergunningen" vervangen door de zinsnede ", vermeld in paragraaf 1,";3° in paragraaf 2 wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 46.In artikel 60, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden "vanaf de datum van de toekenning van de vergunning" vervangen door de woorden "over de periode van januari tot en met december";2° in het derde lid worden de woorden "en meervoudige" opgeheven; 3° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als de vergunning tijdens de periode in kwestie niet gebruikt werd, wordt ook dat uiterlijk twee maanden na de periode in kwestie aan de bevoegde dienst gemeld.".
Art. 47.In deel 8 van hetzelfde besluit wordt in het opschrift van titel 2 de zinsnede "individuele, gecombineerde en meervoudige vergunningen" vervangen door de woorden "individuele en gecombineerde vergunningen".
Art. 48.In artikel 61 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "individuele, gecombineerde en meervoudige vergunningen voor in-, uit- en doorvoer, vermeld in artikelen 22, 23, 38 en 39, § 2, van het Wapenhandeldecreet" vervangen door de zinsnede "individuele en gecombineerde vergunningen voor in-, uit- en doorvoer, vermeld in artikel 22, 23 en 38 van het Wapenhandeldecreet"; 2° aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als de vergunning tijdens de periode in kwestie niet gebruikt werd, wordt ook dat uiterlijk twee maanden na de periode in kwestie aan de bevoegde dienst gemeld.".
Art. 49.In artikel 62 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de zinsnede "individuele, gecombineerde en meervoudige vergunningen" vervangen door de woorden "individuele en gecombineerde vergunningen"; 2° aan paragraaf 3 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als de vergunning tijdens de periode in kwestie niet gebruikt werd, wordt ook dat uiterlijk twee maanden na de periode in kwestie aan de bevoegde dienst gemeld.".
Art. 50.In bijlage 5 bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 4, 12, 4°, worden het woord "andere" en de zinsnede "dan niet-essentiële onderdelen van gevoelige goederen," opgeheven; 2° aan paragraaf 5 wordt een punt 15/1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "15/1 Als een persoon die gebruikmaakt van die algemene vergunning binnen drie jaar na een definitieve overbrenging op basis daarvan informatie verkrijgt over de wijziging van het doel, de bestemming of de uitvoer van de overgebrachte goederen, brengt hij of zij de bevoegde dienst daarvan op de hoogte als vermeld in artikel 9, § 2, vijfde lid, van dit besluit.".
Art. 51.In bijlage 6 bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 4, 12, 4°, worden het woord "andere" en de zinsnede "dan niet-essentiële onderdelen van gevoelige goederen," opgeheven; 2° aan paragraaf 5 wordt een punt 15/1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "15/1 Als een persoon die gebruikmaakt van die algemene vergunning binnen drie jaar na een definitieve overbrenging op basis daarvan informatie verkrijgt over de wijziging van het doel, de bestemming of de uitvoer van de overgebrachte goederen, brengt hij of zij de bevoegde dienst daarvan op de hoogte als vermeld in artikel 9, § 2, vijfde lid, van dit besluit.".
Art. 52.In bijlage 9 bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 4, 6, worden de woorden "geverifieerd worden" vervangen door de woorden "de gebruiker aan de bevoegde dienst een schriftelijke bewijs voorleggen";2° in paragraaf 4, 6, wordt de zinsnede ", en moet daarvan een schriftelijk bewijs bijgehouden worden" opgeheven;3° in paragraaf 5, 13, 4°, worden het woord "andere" en de zinsnede "dan niet-essentiële onderdelen van gevoelige goederen," opgeheven; 4° aan paragraaf 6 wordt een punt 16/1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "16/1 Als een persoon die gebruikmaakt van die algemene vergunning binnen drie jaar na een definitieve overbrenging op basis daarvan informatie verkrijgt over de wijziging van het doel, de bestemming of de uitvoer van de overgebrachte goederen, brengt hij of zij de bevoegde dienst daarvan op de hoogte als vermeld in artikel 9, § 2, vijfde lid, van dit besluit.". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2014 tot regeling van de uitvoer, doorvoer en overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik en het verlenen van technische bijstand
Art. 53.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2014 tot regeling van de uitvoer, doorvoer en overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik en het verlenen van technische bijstand worden de woorden "Departement internationaal Vlaanderen" vervangen door de woorden "Departement Buitenlandse Zaken".
Art. 54.Aan artikel 3 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De vergunningen, vermeld in het eerste en tweede lid, worden toegekend door de minister die gezag uitoefent over de bevoegde dienst na advies van de bevoegde dienst.". HOOFDSTUK 3. - Slotbepaling
Art. 55.De Vlaamse minister, bevoegd voor de controle op de handel in strategische goederen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 maart 2018.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, G. BOURGEOIS