gepubliceerd op 25 februari 2011
Decreet houdende diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en onderwijs voor sociale promotie
10 FEBRUARI 2011. - Decreet houdende diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en onderwijs voor sociale promotie (1)
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
Artikel 1.Artikel 16 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, zoals laatst aangevuld met het decreet van 12 december 2008, wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidend als volgt : « § 5. Worden ook toegelaten de diensten, opgenomen in dit artikel, gepresteerd binnen een instelling van een lidstaat van de Europese Unie die overeenstemt met één van de instellingen bedoeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs. » HOOFDSTUK II. - Bepaling tot wijziging van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra
Art. 2.In artikel 2, § 1, 1° en 2° van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra, zoals gewijzigd bij het decreet van 19 februari 2009 en bij het decreet van 8 juli 2010, worden de woorden « of tijdelijke » toegevoegd tussen de woorden « in volledige of gedeeltelijke permanente integratie » en de woorden « zowel binnen de bevolking van het gewoon psycho-medisch-sociaal centrum als in het psycho-medisch-sociaal centrum belast met de begeleiding ». HOOFDSTUK III. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
Art. 3.In artikel 28 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, zoals aangevuld met het decreet van 8 februari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, eerste zin, worden de woorden « of op gemotiveerd voorstel van de bevoegde inspecteur » opgeheven;2° in het eerste lid, derde zin en in het derde lid, vierde zin, worden de woorden « of de bevoegde inspecteur » opgeheven.
Art. 4.In het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt een artikel 28bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Artikel 28bis.§ 1. Elk tijdelijk aangesteld personeelslid kan afgedankt worden zonder opzegging wegens zware fout.
Onder zware fout wordt verstaan, elke tekortkoming die elke medewerking onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt tussen het personeelslid en de directeur van de onderwijsinrichting waaraan het toegewezen wordt. § 2. Zodra het inrichtingshoofd in kennis wordt gesteld van feiten die een zware fout kunnen uitmaken, roept hij, bij een ter post aangetekend schrijven, het personeelslid voor een hoorzitting op, die ten vroegste vijf werkdagen en uiterlijk tien werkdagen na de verzending van de oproepingsbrief moet plaatsvinden. De procedure verloopt verder wanneer het opgeroepen personeelslid niet op de hoorzitting verschijnt of er niet vertegenwoordigd is.
Bij de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een verdediger gekozen onder de personeelsleden van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, in dienstactiviteit of in ruste, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie. § 3. Indien, na de hoorzitting bedoeld in § 2 of in afwezigheid van het personeelslid of zijn vertegenwoordiger op de hoorzitting, het inrichtingshoofd van mening is dat er voldoende elementen zijn die een zware fout bewijzen, zendt hij het voorstel tot ontslag onmiddellijk over aan de Regering die haar beslissing neemt binnen de drie werkdagen die volgen op de verzending van het voorstel.
De afdanking wordt gestaafd door het bewijs dat de verweten feiten wel hebben plaatsgevonden. Daarvan wordt het personeelslid kennis gegeven, ofwel bij deurwaardersexploot ofwel bij een ter post aangetekend schrijven, dat de derde werkdag volgend op de datum van de verzending ervan uitwerking heeft. § 4. Het personeelslid kan binnen de tien dagen een schriftelijke klacht bij de Minister indienen. Die klacht wordt per aangetekende brief ingediend. Zodra de Minister de klacht ontvangen heeft, kan hij de klacht bij de Raad van beroep doen toekomen. Deze brengt zijn advies uit aan de Regering binnen een termijn van hoogstens twee maanden na de datum van ontvangst van de klacht.
Het personeelslid wordt op eigen aanvraag door de Raad van beroep verhoord. Hij kan zich laten bijstaan door een advocaat, een verdediger gekozen onder de personeelsleden van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, in dienstactiviteit of in ruste, of door een afgevaardigde van een erkende vakorganisatie.
De niet-verschijning van het personeelslid of van zijn vertegenwoordiger belet de Raad van beroep niet, zich uit te spreken.
De Regering doet uitspraak vanaf de ontvangst van het advies. »
Art. 5.In artikel 42, eerste lid, eerste zin van het koninklijk besluit van 22 maart 1969, worden de woorden « of van de bevoegde inspecteur » opgeheven.
Art. 6.In artikel 43, tweede lid, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969, wordt de tweede zin opgeheven.
Art. 7.In het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt een artikel 43ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Artikel 43ter.§ 1. Elke prioritaire tijdelijk of beschermde tijdelijk kan afgedankt worden zonder opzegging wegens zware fout.
Onder zware fout wordt verstaan, elke tekortkoming die elke medewerking onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt tussen het personeelslid en de directeur van de onderwijsinrichting waaraan het toegewezen wordt. § 2. Zodra het inrichtingshoofd in kennis wordt gesteld van feiten die een zware fout kunnen uitmaken, roept hij, bij een ter post aangetekend schrijven, het personeelslid voor een hoorzitting op, die ten vroegste vijf werkdagen en uiterlijk tien werkdagen na de verzending van de oproepingsbrief moet plaatsvinden. De procedure verloopt verder wanneer het opgeroepen personeelslid niet op de hoorzitting verschijnt of er niet vertegenwoordigd is.
Bij de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een verdediger gekozen onder de personeelsleden van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, in dienstactiviteit of in ruste, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie. § 3. Indien, na de hoorzitting bedoeld in § 2 of in afwezigheid van het personeelslid of zijn vertegenwoordiger op de hoorzitting, het inrichtingshoofd van mening is dat er voldoende elementen zijn die een zware fout bewijzen, zendt hij het voorstel tot ontslag onmiddellijk over aan de Regering die haar beslissing neemt binnen de drie werkdagen die volgen op verzending van het voorstel.
De afdanking wordt gestaafd door het bewijs dat de verweten feiten wel hebben plaatsgevonden. Daarvan wordt het personeelslid kennis gegeven ofwel bij deurwaardersexploot ofwel bij een ter post aangetekend schrijven, dat de derde werkdag volgend op de datum van de verzending ervan uitwerking heeft. § 4. Het personeelslid kan binnen de tien dagen een schriftelijke klacht bij de Minister indienen. Die klacht wordt per aangetekende brief ingediend. Zodra de Minister de klacht ontvangen heeft, kan hij de klacht bij de Raad van beroep doen toekomen. Deze brengt zijn advies uit aan de Regering binnen een termijn van hoogstens twee maanden na de datum van ontvangst van de klacht.
Het personeelslid wordt op eigen aanvraag door de Raad van beroep verhoord. Hij kan zich laten bijstaan door een advocaat, een verdediger gekozen onder de personeelsleden van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, in dienstactiviteit of in ruste, of door een afgevaardigde van een erkende vakorganisatie.
De niet-verschijning van het personeelslid of van zijn vertegenwoordiger belet de Raad van beroep niet, zich uit te spreken.
De Regering doet uitspraak vanaf de ontvangst van het advies. »
Art. 8.In artikel 45, § 3, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, zoals laatst gewijzigd bij het decreet van 17 december 2003, wordt het vierde lid aangevuld als volgt : « Deze aanvraag wordt in aanmerking genomen in één van de inrichtingen waar het personeelslid aanvullend wordt toegewezen zodra ze ingediend wordt. De aanvraag heeft nochtans slechts uitwerking met ingang van 1 juli daarop. »
Art. 9.Artikel 168 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : « Elk personeelslid dat ambtshalve en zonder opzegging uit zijn ambten wordt ontheven met toepassing van het eerste lid, 3°, 4°, 5°, 7°, verliest, voor alle ambten, het recht op de ingediende kandidaturen alsook op het aantal gepresteerde dagen voor het ambt dat hij vóór zijn ontslag uitoefende. »
Art. 10.Artikel 169 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : « Elk personeelslid dat ambtshalve en zonder opzegging uit zijn ambten wordt ontheven met toepassing van het eerste lid, 2° of 4°, verliest, voor alle ambten, het recht op de ingediende kandidaturen alsook op het aantal gepresteerde dagen voor het ambt dat hij vóór zijn ontslag uitoefende. » HOOFDSTUK IV. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs
Art. 11.In artikel 4bis, tweede lid, van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de regels voor de rangschikking van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in het rijksonderwijs, worden de woorden « of van de bevoegde inspecteur » opgeheven. HOOFDSTUK V. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
Art. 12.In het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, wordt artikel 14, waarvan de huidige tekst § 1 zal vormen, aangevuld met een § 2, luidend als volgt : « § 2. Worden ook in aanmerking genomen de diensten opgenomen in § 1, gepresteerd binnen een instelling van een lidstaat van de Europese Unie die overeenstemt met één van de instellingen bedoeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs. » HOOFDSTUK VI. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe en islamitische godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap
Art. 13.In het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe en islamitische godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap, wordt een artikel 19ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Artikel 19ter.Bij ontslag worden de dienstdagen die gepresteerd worden tijdens de stage, gelijkgesteld met de dienstdagen gepresteerd als tijdelijk personeelslid. »
Art. 14.In Hoofdstuk X van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe en islamitische godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap, wordt een artikel 49bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 49bis.Elk personeelslid dat ambtshalve en zonder opzegging uit zijn ambten ontheven wordt met toepassing van artikel 48, 3°, 4°, 5°, 6° of 49, 2° of 4°, verliest, voor alle ambten, het recht op de ingediende kandidaturen alsook op het aantal gepresteerde dagen voor het ambt dat hij vóór zijn ontslag uitoefende.». HOOFDSTUK VII. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs
Art. 15.In artikel 11 van het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter- en lager onderwijs, zoals laatst gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2003, wordt na de rubriek « Leermeester bijzondere vakken (huishoudkunde) » een rubriek « studiemeester-opvoeder » ingevoegd, luidend als volgt : Studiemeester-opvoeder Groep A a) Diploma van sociaal adviseur - van de houder VB/S b) Diploma van kandidaat/bachelor (elke studierichting) uitgereikt door een Belgische universiteit of door een door de wet daartoe gemachtigde inrichting - van de houder VB/S c) Diploma van een hogere technische school van de eerste graad aangevuld met het getuigschrift van G.M.T.N. of door GPB - van de houder VB/S d) Diploma van een hogere technische school of leergangen van de eerste graad - van de houder V.B./S. met een tweejaarlijkse verhoging e) Diploma van hogere secundaire technische school of getuigschrift van hoger secundair onderwijs, aangevuld met het getuigschrift van G.M.T.N. of door GPB - van de houder V.B./S. met een tweejaarlijkse verhoging f) Diploma van de hogere secundaire technische school of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs - van de houder B/S g) Brevet van een aanvullende secundaire beroepsschool, aangevuld met 36 maanden dienst, gepresteerd in vast verband in het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat met volledige dienstprestaties - van de houder B/S h) Brevet van een hogere secundaire beroepsschool, aangevuld met 36 maanden dienst, gepresteerd in vast verband in het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat met volledige dienstprestaties - van de houder B/S i) Diploma van hogere secundaire technische leergangen, aangevuld met 36 maanden dienst gepresteerd in vast verband in het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat met volledige dienstprestaties - van de houder B/S. HOOFDSTUK VIII. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 december 1976 houdende organiek reglement van de personeelsleden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op de rijksinrichtingen
Art. 16.Artikel 7 van het koninklijk besluit van 14 december 1976 houdende organiek reglement van de personeelsleden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op de rijksinrichtingen, wordt opgeheven. HOOFDSTUK IX. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra
Art. 17.Artikel 33 van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra, wordt vervangen als volgt : «
Artikel 33.De stagiair kan tijdens de stage afgedankt worden op gemotiveerd voorstel van de directeur van het centrum.
Dit voorstel wordt aan de stagiair voorgelegd, op de dag dat het wordt opgemaakt.
De stagiair viseert en dateert dit voorstel en bezorgt het terug binnen de tien werkdagen volgend op de dag waarop het voorstel hem werd voorgelegd. »
Art. 18.Artikel 196 van het bovenvermelde koninklijk besluit van 27 juli 1979, zoals vervangen bij het decreet van 31 januari 2002, wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « Elk personeelslid dat ambtshalve en zonder opzegging uit zijn ambten wordt ontheven met toepassing van het eerste lid, 3°, 4°, 5°, 6°, verliest, voor alle ambten, het recht op de ingediende kandidaturen alsook op het aantal dagen gepresteerd voor het ambt dat hij vóór zijn ontslag uitoefende. »
Art. 19.Artikel 197 van het bovenvermelde koninklijk besluit van 27 juli 1979, zoals gewijzigd bij het decreet van 31 januari 2002 en bij het decreet van 30 april 2009, wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « Elk personeelslid dat ambtshalve en zonder opzegging uit zijn ambten wordt ontheven met toepassing van het eerste lid, 2° of 4°, verliest, voor alle ambten, het recht op de ingediende kandidaturen alsook op het aantal dagen gepresteerd voor het ambt dat hij vóór zijn ontslag uitoefende. » HOOFDSTUK X. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie
Art. 20.In artikel 20 van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, zoals gewijzigd bij het decreet van 24 juli 1997 en gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2004, wordt het 2e lid vervangen door hetgeen volgt : « De werkende en plaatsvervangende leden van de Commissie worden door de Regering benoemd voor een vernieuwbare termijn van vijf jaar. »
Art. 21.In artikel 75 van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 14 november 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 3e lid wordt opgeheven;2° in het 4e lid worden de woorden « een overeenstemming of » opgeheven.
Art. 22.Artikel 120 van hetzelfde decreet, zoals aangevuld bij het decreet van 19 juli 1991 en bij het decreet van 4 februari 1993 wordt opgeheven. HOOFDSTUK XI. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren
Art. 23.Artikel 79/2, 1e lid, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, zoals ingevoegd bij het decreet van 18 maart 2010, wordt aangevuld met een 3°, luidend als volgt : « 3° een gespecialiseerde basisschool of lagere school, elke vestiging in de zin van artikel 4, § 1, 3°, van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs. »
Art. 24.In artikel 79/7 van hetzelfde decreet, zoals ingevoegd bij het decreet van 18 maart 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In paragraaf 1, 2e lid, worden de woorden « die een aanvraag om inschrijving in het eerste gemeenschappelijke jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs met het oog op het volgende schooljaar kan indienen » vervangen door de woorden « ingeschreven in het 6e jaar van het gewoon onderwijs »;2° In paragraaf 1, 3e lid, worden de woorden « , onder gesloten omslag, » geschrapt;3° Paragraaf 2 wordt vervangen door hetgeen volgt : « § 2.In het gespecialiseerd onderwijs, op de voordracht van de klassenraad, deelt het inrichtingshoofd voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerd onderwijs of de inrichtende macht voor het gesubsidieerd onderwijs, vóór 1 december ten laatste, de lijst van de leerlingen, die een aanvraag om inschrijving in het eerste gemeenschappelijke jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs met het oog op het volgende schooljaar kunnen indienen, aan het Bestuur mee.
Voor de kinderen die huisonderwijs volgen of in een inrichting ingeschreven zijn bedoeld in artikel 3 van het decreet van 25 april 2008 tot vaststelling van de voorwaarden om te kunnen voldoen aan de leerplicht buiten het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en voor elk kind voor wie geen formulier ingediend werd, kan/kunnen de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent een formulier aanvragen overeenkomstig § 5 »; 4° In paragraaf 3, 2e lid, worden de woorden « van de leerling of » ingevoegd tussen de woorden « is de woonplaats » en de woorden « van één van beide ouders »;5° In paragraaf 3 wordt een lid ingevoegd tussen het 2e en het 3e lid, luidend als volgt : « Voor de toepassing van artikel 79/17, § 1, 2e lid, 1°, kan de woonplaats bedoeld in het 2e lid daarenboven, naargelang van het geval, die van de leerling, van een van beide ouders of van een derde, die de ouderlijke macht uitoefent op het moment van de inschrijving in de oorspronkelijke school, zijn.»
Art. 25.In artikel 79/8 van hetzelfde decreet, zoals ingevoegd bij het decreet van 18 maart 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met de volgende leden : « Na de registratiefase van de inschrijvingsaanvragen bedoeld in het vorige lid kan geen enkele inschrijvingsaanvraag in aanmerking genomen worden vóór de eerste werkdag van de 3e week volgend op het einde van de lentevakantie. Behoudens voorafgaande terugtrekking kan geen enkele inschrijving met batige rangschikking geregistreerd worden voor een leerling die reeds batig gerangschikt is in een andere inrichting. »; 2° In paragraaf 3 worden de woorden « een door haar bekrachtigd afschrift van dat formulier uit, dat, voor de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, geldt als ontvangstbewijs voor hun inschrijvingsaanvraag in die school » vervangen door « een ontvangstbewijs uit dat de gegevens opneemt die in acht genomen worden voor de rangschikking van de leerling.»
Art. 26.In artikel 79/9, 3e lid, zoals ingevoegd bij het decreet van 18 maart 2010, worden de woorden « ingediend door middel van hetzelfde unieke formulier of van een duplicaat ervan » worden ingevoegd tussen de woorden « Die aanvragen » en de woorden « , die in de chronologische volgorde worden opgenomen, ».
Art. 27.In artikel 79/12, § 1, zoals ingevoegd bij het decreet van 18 maart 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 2e lid wordt vervangen door hetgeen volgt : « Voor de inschrijvingen in het eerste gemeenschappelijke jaar van het schooljaar waarvoor de bedoelde inschrijvingen aangevraagd worden, worden de inrichtingen voor secundair onderwijs die op het einde van de registratieperiode van die inschrijvingsaanvragen een aantal unieke inschrijvingsformulieren gekregen hebben dat hoger ligt dan 102 % van het aantal beschikbare plaatsen als volzet beschouwd.»; 2° het 3e lid wordt vervangen door een nieuw lid, luidend als volgt : « De inrichtingen voor secundair onderwijs ander dan die bedoeld in het 2e lid worden beschouwd als niet volzet voor de inschrijvingen in het eerste gemeenschappelijke jaar van het beschouwde schooljaar.»; 3° § 2 wordt opgeheven.
Art. 28.Artikel 79/13, zoals ingevoegd bij het decreet van 18 maart 2010, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 79/13.In elke inrichting voor secundair onderwijs die bij toepassing van artikel 79/12 als niet volzet wordt beschouwd, zijn alle leerlingen voor wie het unieke inschrijvingsformulier werd ingediend definitief batig gerangschikt in die inrichting.
Binnen de volgende vijf schoolwerkdagen, stuurt de in het eerste lid bedoelde inrichting de netoverschrijdende inschrijvingscommissie een elektronisch afschrift van haar register van inschrijvingsaanvragen en bepaalt het aantal plaatsen die nog beschikbaar zijn en het aantal « ZSEI - leerlingen » dat eventueel ontbreekt om het percentage van 20,4 procent « ZSEI - leerlingen » in verhouding tot de erkende plaatsen te bereiken. »
Art. 29.Artikel 79/14 zoals ingevoegd bij het decreet van 18 maart 2010, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 79/14.In elke inrichting voor secundair onderwijs die bij toepassing van artikel 79/12 als volzet wordt beschouwd, kan het inrichtingshoofd of de inrichtende macht van de inrichting zelf 80 % van de erkende plaatsen toekennen volgens de in onderafdeling 8 bepaalde methode en behoudt de toekenning van de vrij gebleven plaatsen voor de ZSEI voor.
Binnen de volgende vijf schoolwerkdagen, stuurt de in het eerste lid bedoelde inrichting de netoverschrijdende inschrijvingscommissie een elektronisch afschrift van haar register van inschrijvingsaanvragen en bepaalt het aantal plaatsen die nog beschikbaar zijn en het aantal « ZSEI - leerlingen » dat ontbreekt om het percentage van 20,4 procent « ZSEI - leerlingen » in verhouding tot de erkende plaatsen te bereiken. »
Art. 30.In artikel 79/17 van hetzelfde decreet, zoals ingevoegd bij het decreet van 18 maart 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2.Wanneer, bij gebrek aan gegevens, het onmogelijk is om de waarde van het samengestelde indexcijfer van een leerling te bepalen, wordt voor zijn rangschikking in de inrichting bedoeld in artikel 79/8, § 2, 1e lid, een indexcijfer toegekend, waarvan de waarde het gemiddelde is van de samengestelde indexcijfers van de leerlingen die hun unieke inschrijvingsformulier bij die inrichting hebben ingediend en waarvoor die waarde bekend is.
Bij rangschikking in een inrichting bepaald op het deel van het unieke inschrijvingsformulier bedoeld in artikel 79/7, § 3, 4e lid, kent de netoverschrijdende Inschrijvingscommissie hem een indexcijfer toe, waarvan de waarde het gemiddelde is van de samengestelde indexcijfers van de leerlingen die zij in elke inrichting rangschikt waarvoor die waarde bekend is. 2° Een paragraaf 3 wordt toegevoegd, luidend als volgt : « § 3.Wanneer de oorspronkelijke lagere of basisschool onder het gespecialiseerd onderwijs ressorteert, worden, voor de bepaling van de criteriumwaarde bedoeld in § 1, 2e lid, 1°, enkel in aanmerking genomen, onder de scholen van het netwerk waartoe de oorspronkelijke lagere of basisschool behoort, de gespecialiseerde basis- of lagere scholen die een onderwijs van hetzelfde type organiseren in de zin van artikel 7, § 1, van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs.
Wanneer de oorspronkelijke lagere of basisschool onder het gewoon onderwijs ressorteert, worden voor de bepaling van de criteriumwaarde bedoeld in § 1, 2e lid, 1°, enkel de basis- of lagere scholen, in de zin van artikel 79/2, 1e lid, in aanmerking genomen onder het netwerk waartoe de oorspronkelijke gewone lagere of basisschool behoort. »
Art. 31.In artikel 79/20 van hetzelfde decreet, zoals ingevoegd bij het decreet van 18 maart 2010, wordt het 2e lid vervangen door hetgeen volgt : « Het inrichtingshoofd bedoeld in artikel 79/13, 2e lid of in artikel 79/14, 2e lid, stuurt hem het afzonderlijke en vertrouwelijke deel van het unieke inschrijvingsformulier van de leerlingen die een aanvraag om inschrijving hebben ingediend gedurende de registratieperiode van de inschrijvingsaanvragen. »
Art. 32.In artikel 79/21, § 4, van hetzelfde decreet, zoals ingevoegd bij het decreet van 18 maart 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « , onverminderd de termijn bepaald in artikel 79/24, § 2, tweede lid » worden opgeheven;2° het volgende lid wordt toegevoegd : « De inrichtingen waarin een aanvraag om inschrijving in aanmerking genomen is na de registratiefase bedoeld in artikel 79/8, § 1, worden geacht minder overeen te stemmen met de voorkeuren ervan dan die aangesteld gedurende die registratiefase.»
Art. 33.Artikel 79/22 van hetzelfde decreet, zoals ingevoegd bij het decreet van 18 maart 2010, wordt aangevuld met de volgende leden : « De meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, beschikken, als ze geen batig gerangschikte plaats bekomen hebben in de inrichting die overeenstemt met hun eerste voorkeur, over een termijn van 10 werkdagen vanaf de versturing van de brief bedoeld in het vorige lid om de inschrijvingsaanvragen ingediend overeenkomstig artikel 79/7, § 3 te bevestigen of nietig te verklaren. Bij afwezigheid van een antwoord binnen die termijn, worden zij geacht die inschrijvingsaanvragen te bevestigen.
Behoudens uitdrukkelijke tegenstrijdige aanvraag aan de netoverschrijdende Inschrijvingscommissie worden de inschrijvingsaanvragen van de leerlingen die geen basisgetuigschrift bekomen hebben, vernietigd zodra de beslissing om weigering van toekenning van dat getuigschrift definitief is. »
Art. 34.In artikel 79/23 van hetzelfde decreet, zoals ingevoegd bij het decreet van 18 maart 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1e lid, 3°, worden de woorden « de laatste » vervangen door « een »;2° De volgende leden worden toegevoegd : « Wanneer de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, achten met uitzonderlijke gevallen of gevallen van overmacht bedoeld in het 1e lid, 1°, geconfronteerd te zijn, dienen zij, binnen de 10 werkschooldagen volgend op de ontvangst van de brief van de netoverschrijdende Inschrijvingscommissie waarin de rangschikking bekendgemaakt wordt na toepassing van § 2 van artikel 79/21 van dit decreet, per aangetekende brief bij de netoverschrijdende Inschrijvingscommissie een gemotiveerde aanvraag in. In het geval er een nieuw geval van overmacht zich voordoet na de termijn bedoeld bij het vorige lid, dienen de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, per aangetekende brief bij de netoverschrijdende Inschrijvingscommissie een gemotiveerde aanvraag in. »
Art. 35.In artikel 79/24, § 2, van hetzelfde decreet, zoals ingevoegd bij het decreet van 18 maart 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « zolang beschikbaarheid strekt » worden ingevoegd tussen de woorden « wachtlijst bedoeld in § 1 voorgesteld.» En de woorden « Het voorstel komt van de wetoverschrijdende Inschrijvingscommissie »; 2° het 2e en het 3e lid worden opgeheven.
Art. 36.In hoofdstuk IX, afdeling 1/1, onderafdeling 9, wordt een artikel 79/24bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 79/24bis.Vanaf de eerste werkdag van het schooljaar, veroorzaakt elke batig gerangschikte plaats de vernietiging, door de netoverschrijdende Inschrijvingscommissie, van de inschrijvingen op een wachtlijst in andere schoolinrichtingen, en dit ook wanneer de inschrijving op een wachtlijst resulteert uit een aanvraag om inschrijving geregistreerd na de registratiefase bedoeld in artikel 79/8, § 1, overeenkomstig artikel 79/9, 3e lid. »
Art. 37.Artikel 79/25 van hetzelfde decreet, zoals ingevoegd bij het decreet van 18 maart 2010, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt : § 3. De netoverschrijdende inschrijvingscommissie komt bijeen tot de laatste werkdag van augustus om te beraadslagen over de aanvragen die tot haar gericht zijn op basis van artikel 79/23, 3e en 4e lid.
Na die datum en om over de aanvragen die tot haar gericht zijn op basis van artikel 79/23, 3e lid, te beslissen, beslist de netoverschrijdende inschrijvingscommissie geldig door haar leden via elektronische weg te verenigen. » HOOFDSTUK XII. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten
Art. 38.In artikel 22, § 3, van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten, zoals gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2001, bij het decreet van 2 februari 2007 en bij het decreet van 8 maart 2007, wordt 3° vervangen door hetgeen volgt : « 3° drie personeelsleden vastbenoemd in een bevorderings- of selectieambt ander dan die bedoeld in 2° ». HOOFDSTUK XIII. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra
Art. 39.In artikel 57, paragraaf 2, 2e lid, van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra, zoals gewijzigd bij het decreet van 2 februari 2007 en bij het decreet van 8 juli 2010, worden de woorden « aan de in artikel 54, 1°, bedoelde voorwaarde » vervangen door de woorden « aan de in artikel 54, 1° en 2°, bedoelde voorwaarden ». HOOFDSTUK XIV. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra
Art. 40.In artikel 45, § 2, 3e lid van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra, worden de woorden « aan de in artikel 42, 1°, bedoelde voorwaarde » vervangen door de woorden « aan de in artikel 42, 1° en 2°, bedoelde voorwaarden ». HOOFDSTUK XV. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 17 juli 2003 houdende algemene bepalingen betreffende het onderricht in een taal via onderdompeling en verschillende maatregelen inzake onderwijs.
Art. 41.In artikel 1 van het decreet van 17 juli 2003 houdende algemene bepalingen betreffende het onderricht in een taal via onderdompeling en verschillende maatregelen inzake onderwijs, zoals gewijzigd bij het decreet van 1 juli 2005, bij het decreet van 11 mei 2007 en bij het decreet van 23 januari 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 3bis wordt geschrapt;b) in paragraaf 4, 1e lid, wordt punt 3 geschrapt;c) in paragraaf 5, worden het 1e, het 2e en het 3e lid vervangen door twee leden luidend als volgt : « De Regering bepaalt de voorwaarden tot het bekomen van dat getuigschrift en de deliberatie- en werkingsregels van de examencommissie. De Regering kent de leden en de Voorzitter van de examencommissie een reglementaire vergoeding toe voor vervoerkosten en een toelage voor de deelname aan de proeven en aan de deliberaties. » d) in paragraaf 6 wordt het bedrag van « 5 euro » vervangen door het bedrag van « 25 euro ». HOOFDSTUK XVI. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs
Art. 42.In artikel 4, § 2, 16°, van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) bij punt a), worden de woorden « door lichte mentale achterlijkheid » vervangen door de woorden « door een lichte mentale achterstand » b) bij punt b), worden de woorden « door lichte mentale achterlijkheid » telkens vervangen door de woorden « door een lichte mentale achterstand ».
Art. 43.In artikel 46, § 4, tweede lid, van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, worden de woorden « door lichte mentale achterlijkheid » telkens vervangen door de woorden « door een lichte mentale achterstand ».
Art. 44.In artikel 134 van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) bij 2° worden de woorden « van die inrichting » vervangen door de woorden « van de inrichting voor gespecialiseerd onderwijs »;b) er wordt een 5° luidend als volgt ingevoegd : « 5° de instelling die voor de begeleiding zorgt van de leerlingen van de inrichting voor gewoon onderwijs.»
Art. 45.Artikel 137 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een lid luidend als volgt : « In geval van uitzonderlijke omstandigheden voorheen bepaald door de Regering kan ze van de datum bepaald bij het vorige lid afwijken. »
Art. 46.In artikel 150 van hetzelfde decreet, zoals vervangen bij het decreet van 5 februari 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het 2° wordt aangevuld met de woorden « van het gespecialiseerd onderwijs »;b) er wordt een 5° luidend als volgt ingevoegd : « 5° de instelling die voor de begeleiding zorgt van de leerlingen van de inrichting voor gewoon onderwijs.» HOOFDSTUK XVII. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap
Art. 47.In artikel 62, § 1, tweede lid, van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, worden de woorden « op de volgende 1ste juli » vervangen door de woorden « op de volgende 1ste september ».
Art. 48.Artikel 169 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « Elk personeelslid dat ambtshalve en zonder vooropzegging uit zijn ambt ontslagen is met toepassing van het eerste lid, 3°, 4°, 5°, 6°, verliest, voor enig ambt, het genot van de kandidaturen die ingediend werden alsook het aantal dagen gepresteerd voor het ambt dat hij voor zijn ontslag uitoefende. »
Art. 49.Artikel 170 van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « Elk personeelslid dat ambtshalve en zonder vooropzegging uit zijn ambt ontslagen is met toepassing van het eerste lid, 2° en 4°, verliest, voor enig ambt, het genot van de kandidaturen die ingediend werden alsook het aantal dagen gepresteerd voor het ambt dat hij voor zijn ontslag uitoefende. »
Art. 50.Artikel 315 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « Elk personeelslid dat ambtshalve en zonder vooropzegging uit zijn ambt ontslagen is met toepassing van het eerste lid, 3°, 4°, 5°, 6°, verliest, voor enig ambt, het genot van de kandidaturen die ingediend werden alsook het aantal dagen gepresteerd voor het ambt dat hij voor zijn ontslag uitoefende. »
Art. 51.Artikel 316 van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « Elk personeelslid dat ambtshalve en zonder vooropzegging uit zijn ambt ontslagen is met toepassing van het eerste lid, 2° en 4°, verliest, voor enig ambt, het genot van de kandidaturen die ingediend werden alsook het aantal dagen gepresteerd voor het ambt dat hij voor zijn ontslag uitoefende. »
Art. 52.Artikel 342 van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, zoals aangevuld bij het decreet van 21 december 2004, wordt aangevuld met een vierde paragraaf, luidend als volgt : « § 4. De rekenplichtige correspondenten, die, op 1 september 2010, tijdelijk een betrekking bezetten in dit ambt, en die op 31 augustus 2011 steeds dezelfde betrekking bezetten, worden vast benoemd op 1 september 2010 en aangesteld in de inrichting voor onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap waar zij voor deze datum hun betrekking uitoefenden, voor zover ze op deze datum aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Belg zijn of afkomstig zijn van een andere lidstaat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;5° drager zijn van de vereiste kwalificaties voor het toegekende ambt, zoals voorzien in artikel 18;6° voldoen aan de wettelijke bepalingen en reglementen in verband met het taalstelsel;7° minstens 720 dagen dienst tellen in één van de ambten als lid van het administratief personeel berekend overeenkomstig artikel 30, § 4;8° niet het voorwerp uitmaken van een schorsing bij tuchtmaatregel, een op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel, of van een herroeping voor een ambt als lid van het administratief personeel;9° een vacantverklaarde betrekking op 1 september ten laatste te bezetten die op 1 september 2011 steeds vacant is.» HOOFDSTUK XVIII. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 12 mei 2004 tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap
Art. 53.In artikel 28 van het decreet van 12 mei 2004 tot vaststelling van de rechten en plichten van de kinderverzorgers en houdende diverse bepalingen betreffende de valorisatie van de dagen gepresteerd door het niet-statutair personeel van de Franse Gemeenschap, zoals aangevuld bij het decreet van 2 juni 2006 en bij het decreet van 13 december 2007 en gewijzigd bij het decreet van 26 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In paragraaf 1 wordt het zevende lid aangevuld met een derde streepje, luidend als volgt : « - De dagen gepresteerd in het kader van contractuele tewerkstellingen krachtens artikel 9, § 1, 7°, van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving;» 2° In paragraaf 2 wordt het zesde lid aangevuld met een derde streepje, luidend als volgt : « - De dagen gepresteerd in het kader van contractuele tewerkstellingen krachtens artikel 9, § 1, 7°, van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving;» 3° In paragraaf 3, littera b, vierde lid, wordt een derde streepje toegevoegd, luidend als volgt : « - De dagen gepresteerd in het kader van contractuele tewerkstellingen krachtens artikel 9, § 1, 7° van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving;». HOOFDSTUK XIX. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd
Art. 54.In artikel 1 van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, zoals gewijzigd bij het decreet van 23 januari 2009, wordt het streepje « Contractuele verzorger : de kinderverzorger die een vervanging in het kader van de artikelen 24, 34, 44 waarneemt » vervangen door het streepje « Contractuele verzorger : de kinderverzorger die een vervanging in het kader van de artikelen 24, 34, 44 waarneemt en de kinderverzorger die zijn ambt uitoefent in het kader van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».
Art. 55.In titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 2, van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, wordt een Onderafdeling V ingevoegd luidend « De kinderverzorger die zijn ambt uitoefent in het kader van de gedifferentieerde omkadering », bestaande in een artikel 24bis, luidend als volgt : «
Artikel 24bis.De tewerkstelling van een kinderverzorger aangesteld met toepassing van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, geschiedt met inachtneming van de prioriteitsregels bedoeld bij artikel 28, § 1, van het decreet van 12 mei 2004.
Deze tewerkstelling valt onder de toepassing van de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. »
Art. 56.In titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 3, van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, wordt een Onderafdeling V ingevoegd luidend « De kinderverzorger die zijn ambt uitoefent in het kader van de gedifferentieerde omkadering », bestaande in een artikel 34bis, luidend als volgt : «
Artikel 34bis.De tewerkstelling van een kinderverzorger aangesteld met toepassing van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, geschiedt met inachtneming van de prioriteitsregels bedoeld bij artikel 28, § 2, van het decreet van 12 mei 2004.
Deze tewerkstelling valt onder de toepassing van de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. »
Art. 57.In titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 4, van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, wordt een Onderafdeling V ingevoegd luidend « De kinderverzorger die zijn ambt uitoefent in het kader van de gedifferentieerde omkadering », bestaande in een artikel 44bis, luidend als volgt : «
Artikel 44bis.De tewerkstelling van een kinderverzorger aangesteld met toepassing van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, geschiedt met inachtneming van de prioriteitsregels bedoeld bij artikel 28, § 3, van het decreet van 12 mei 2004.
Deze tewerkstelling valt onder de toepassing van de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. » HOOFDSTUK XX. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs
Art. 58.In artikel 37, § 1, tweede lid van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs, zoals gewijzigd bij het decreet van 13 december 2007, wordt het 2° opgeheven.
Art. 59.In titel III, Hoofdstuk 1, wordt een afdeling IIIbis ingevoegd tussen de artikelen 42 en 43 van het voornoemde decreet van 2 februari 2007 : « Afdeling IIIbis. De intrekking van de tijdelijke hogere ambten van directeur ».
Art. 60.In artikel 83, § 3, van het voornoemde decreet van 2 februari 2007, worden, in de Franse tekst, de woorden « de son » vervangen door het woord « du ».
Art. 61.In artikel 87, eerste lid, van het voornoemde decreet van 2 februari 2007, worden de woorden « en 14 » vervangen door de woorden « , 14 en 15 ».
Art. 62.In de tabel I gevoegd bij het voornoemde decreet van 2 februari 2007 worden de woorden « plein exercice » telkens vervangen door de woorden « plein exercice ou en alternance ».
Art. 63.In de tabel II gevoegd bij het voornoemde decreet van 2 februari 2007 worden de woorden « plein exercice » telkens vervangen door de woorden « plein exercice ou en alternance ». HOOFDSTUK XXI. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving
Art. 64.In artikel 4 van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, zoals gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het zevende lid worden tussen de woorden « waarvan de coëfficiënt de meest voordelige is » en de woorden « In voorkomend geval », de woorden « met uitzondering van de vestigingen die zich in een dergelijke toestand zouden bevinden en waarvoor het geheel van de schoolbevolking aan de gunstigste klasse geacht wordt te behoren » ingevoegd;2° In het laatste lid, worden de woorden « het secundair onderwijs die de gedifferentieerde omkadering genieten » vervangen door de woorden « het secundair onderwijs die al dan niet de gedifferentieerde omkadering genieten ».
Art. 65.In artikel 6 van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, vijfde lid, wordt door de volgende bepaling vervangen : « De overblijvende lestijden bedoeld bij het vierde lid worden verdeeld over alle regelmatig ingeschreven leerlingen voor het geheel van de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten op 15 januari naar rata van de klassecoëfficiënten bedoeld, naargelang het geval, bij het zesde lid en het zevende lid.Het deel van iedere vestiging die de gedifferentieerde omkadering geniet, wordt naar de lagere eenheid afgerond. » 2° § 3, vijfde lid, wordt door de volgende bepaling vervangen : « De overblijvende werkingsmiddelen bedoeld bij het vierde lid worden verdeeld over alle regelmatig ingeschreven leerlingen voor het geheel van de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten op 15 januari naar rata van de klassecoëfficiënten bedoeld, naargelang het geval, bij het zesde lid en het zevende lid.Het deel van iedere vestiging die de gedifferentieerde omkadering geniet, wordt naar de lagere eenheid afgerond. »
Art. 66.In artikel 7 van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, vijfde lid, wordt door de volgende bepaling vervangen : « De overblijvende lestijden bedoeld bij het vierde lid worden verdeeld over alle regelmatig ingeschreven leerlingen voor het geheel van de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten op 15 januari naar rata van de klassecoëfficiënten bedoeld, naargelang het geval, bij het zesde lid en het zevende lid.Het deel van iedere vestiging die de gedifferentieerde omkadering geniet, wordt naar de lagere eenheid afgerond. » 2° § 3, vijfde lid, wordt door de volgende bepaling vervangen : « De overblijvende werkingsmiddelen bedoeld bij het vierde lid worden verdeeld over alle regelmatig ingeschreven leerlingen voor het geheel van de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten op 15 januari naar rata van de klassecoëfficiënten bedoeld, naargelang het geval, bij het zesde lid en het zevende lid.Het deel van iedere vestiging die de gedifferentieerde omkadering geniet, wordt naar de lagere eenheid afgerond. »
Art. 67.In artikel 8 van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « voor de eerste keer ten laatste vóór 30 september 2010 » vervangen door de woorden « voor de eerste keer ten laatste vóór 30 juni 2011 »;2° in paragraaf 1, wordt het vijfde lid aangevuld met de volgende zin : « Nochtans bepaalt het PGAED ten laatste tegen 30 juni 2011 voor een duur van vier jaar de voornoemde doelstellingen en acties.»; 3° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « In het basisonderwijs » vervangen door de woorden « Onverminderd de bepalingen bedoeld bij artikel 8, § 1, vijfde lid, in het basisonderwijs »;4° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « voor de eerste keer ten laatste vóór 30 juni 2011 » vervangen door de woorden « voor de eerste keer ten laatste vóór 30 juni 2012 ».
Art. 68.In artikel 9, § 1, tweede lid, 4° van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2010, worden de woorden « bedoeld in 5° van het vorige lid » vervangen door de woorden « bedoeld in 5°en 7° van het vorige lid ».
Art. 69.In artikel 17, derde lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « ten laatste twee jaar na de inwerkingtreding van dit decreet » vervangen door de woorden « voor de eerste keer tegen 30 juni 2013 ten laatste ». HOOFDSTUK XXII. - Inwerkingtreding
Art. 70.De artikelen 39, 40, 53, 54, 55, 56, 57, 65, 66 en 68 hebben uitwerking met ingang van 1 september 2010.
Art. 71.Artikel 24, 3°, heeft uitwerking met ingang van 1 december 2010.
Art. 72.Artikel 41, b), heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008.
Kondigen dit decreet af en bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt Brussel, 10 februari 2011.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, J.-C. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-D. SIMONET _______ Nota (1) Zitting 2010-2011 Stukken van het Parlement.- Ontwerp van decreet, nr. 161-1. - Commissieamendementen, nr. 161-2. - Verslag nr. 161-3.
Vergaderingsamendementen, nr. 161-4.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 9 februari 2011.