gepubliceerd op 24 februari 2009
Decreet tot wijziging van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, ter bevordering van de integratie van zijn hoger onderwijs in de Europese ruimte van het hoger onderwijs
14 NOVEMBER 2008. - Decreet tot wijziging van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, ter bevordering van de integratie van zijn hoger onderwijs in de Europese ruimte van het hoger onderwijs (1)
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen
Artikel 1.In artikel 5 van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, wordt het volgende lid ingevoegd tussen het 1e en het 2e lid : « De afdelingen en de korte autonome opleidingen van stelsel 2 van het hoger onderwijs en van het secundair onderwijs voor sociale promotie worden ten laatste op 1 september 2009 afgeschaft. Een bijkomende termijn van drie jaar wordt toegekend om de studenten toe te laten de ondernomen studies tot een goed einde te brengen, overeenkomstig artikel 5ter. ».
Art. 2.Artikel 5bis van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een punt 14°, luidend als volgt : « 14° algemeen studiereglement : het reglement dat de organisatie van studies vaststelt. ».
Art. 3.Na artikel 5bis van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, zoals ingevoegd bij het decreet van 3 maart 2004 en aangevuld bij het decreet van 27 oktober 2006, wordt een artikel 5ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 5ter.De Regering bepaalt wat er verstaan moet worden onder de studies tot een goed eind brengen. ».
Art. 4.Artikel 17, § 1, 2e lid, 1° van hetzelfde decreet, aangevuld met het decreet van 27 oktober 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° de opstelling van het pedagogisch dossier dat de volgende elementen bevat : de minimale referentielessenrooster, de minimale inhoud en de kenmerken van de afdelingen en vormingseenheden. ».
Art. 5.In artikel 75 van hetzelfde decreet worden tussen het tweede en het derde lid twee nieuwe leden ingevoegd, luidend als volgt : « Voor het hoger onderwijs wordt het Vast bureau bedoeld in artikel 74 eveneens geraadpleegd.
Bij een overeenstemming of een gelijkstelling van niveau wordt het advies van het Vast bureau gevoegd bij het eensluidend advies van de Overlegcommissie. Ingeval de adviezen van die twee instanties verschillend zijn, beschikken zij over 60 dagen om elkaar te raadplegen en tot een akkoord te komen. Als zij niet tot een akkoord gekomen zijn op het einde van de termijn, worden de twee adviezen naar de Regering gezonden die dan een beslissing neemt. ».
Art. 6.De hoofdstukken V en VI van Titel II van hetzelfde decreet, met de artikelen 41 tot 74, worden als volgt vervangen : « HOOFDSTUK V. - Hoger onderwijs voor sociale promotie Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen voor het hoger onderwijs
voor sociale promotie van het korte type en van het lange type Onderafdeling 1. - Definities
Art. 41.De definities van bachelor, kwalificatiekader, kwalificatie, studiepunt, curriculum, cyclus, diploma, instelling voor hoger onderwijs met volledig leerplan, academische graad, master, brug, type, valorisatie van de verworven kennis zijn die bedoeld in artikel 6 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten. Deze zijn van toepassing op de afdelingen die graden uitreiken die gelijkgesteld zijn alsmede aan andere opleidingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie.
De definitie van studiepunt bedoeld in het 1e lid wordt aangevuld met de bepalingen van artikel 26, § 2, van voornoemd decreet van 31 maart 2004.
In afwijking van artikel 6 van voornoemd decreet van 31 maart 2004 moet onder « studieprogramma » verstaan worden : het geheel onderwijsactiviteiten die de vormingseenheden vormen van een afdeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie. Het programma van de afdelingen die de graden van bachelor, master, specialisatie of brevet van het hoger onderwijs uitreiken, bepaalt de studiepunten die gepaard gaan met de onderwijsactiviteiten van de student.
Onderafdeling 2. - Doelstellingen en opdrachten
Art. 42.Onverminderd artikel 7 zet het hoger onderwijs voor sociale promotie, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, de algemene doelstellingen voort die bepaald zijn in artikel 2 van voornoemd decreet van 31 maart 2004.
Het hoger onderwijs voor sociale promotie past didactische methodes toe die aangepast zijn aan een volwassen publiek en overeenkomen met de doelstellingen vermeld in het 1e lid. Die pedagogie steunt inzonderheid op gemeenschappelijke of individuele activiteiten, onder de rechtstreekse of onrechtstreekse leiding van onderwijzers of deskundigen, maar ook op persoonlijke werken van studenten die autonoom verricht zijn.
Onderafdeling 3. - Structuur
Art. 43.Het hoger onderwijs voor sociale promotie kan georganiseerd worden in de volgende categorieën : 1° Het technisch hoger onderwijs;2° Het economisch hoger onderwijs;3° Het landbouwkundig hoger onderwijs;4° Het paramedisch hoger onderwijs;5° Het sociaal hoger onderwijs;6° Het pedagogisch hoger onderwijs;7° Het maritiem hoger onderwijs;8° Het hoger onderwijs voor toegepaste kunsten.
Art. 44.Elke vormingseenheid wordt door de Regering, op advies van de Hoge raad van het onderwijs voor sociale promotie bedoeld in artikel 78, in een van de categorieën bedoeld in artikel 43 gerangschikt.
Art. 45.Elke afdeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie wordt door de Regering, op advies van de Hoge raad van het onderwijs voor sociale promotie bedoeld in artikel 78, in een van de categorieën bedoeld in artikel 43 gerangschikt.
De lijst van de afdelingen die de graden van bachelor en master uitreiken, vormt bijlage I van dit decreet. Deze kan gewijzigd worden door de Regering en bevestigd worden door het Parlement.
De machtigingen om de in dit hoofdstuk vermelde afdelingen te organiseren en om de academische graden die zij bekrachtigen toe te kennen, worden verleend aan instellingen voor onderwijs voor sociale promotie die georganiseerd of gesubsidieerd worden door de Franse Gemeenschap. Die machtigingen worden bepaald door de Regering van de Franse Gemeenschap, op advies van de Hoge raad van het onderwijs voor sociale promotie bedoeld in artikel 78. Een besluit van de Regering zal overeenkomstig artikel 123bis, § 3, eerste streepje, de criteria bepalen die zullen toelaten de lijst van de machtigingen vast te stellen.
Bij overgangsmaatregel en tot 30 juni 2011 ten laatste wordt de lijst van de machtigingen die aan de instellingen worden verleend voor de opleidingen die zij organiseerden op 23 juni 2008 bepaald in bijlage II van dit decreet.
Art. 46.Elke afdeling omvat een geïntegreerde proef. Met uitzondering van de specialisatieafdelingen moet elke afdeling eveneens stages omvatten. Er worden omkaderingsperiodes georganiseerd voor de geïntegreerde proef en de stages in de referentierooster.
De Professionele activiteit van de studenten kan, met verwijzing naar de pedagogische dossiers, gelijkgesteld worden met de stages bedoeld in het vorige lid, op beslissing van de Studieraad.
Onderafdeling 4. - Bekwaamheidsbewijzen
Art. 47.§ 1. De afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie worden bekrachtigd : 1° Ofwel door graden van een niveau dat gelijkwaardig is met het niveau van deze die worden uitgereikt door het hoger onderwijs met volledig leerplan;2° Ofwel door specifieke bekwaamheidsbewijzen die eigen zijn aan het hoger onderwijs voor sociale promotie; § 2. De volgende graden hebben een gelijkwaardig niveau in de zin van § 1, 1° : 1° De graad van bachelor;2° De graad van master;3° De specialisatiegraad. § 3. De opleidingen die de graden van bachelor, master of een specialisatiegraad uitreiken van het hoger onderwijs voor sociale promotie en eveneens bestaan in het hoger onderwijs met volledig leerplan, moeten een geheel van bekwaamheden bekrachtigen die overeenstemmend verklaard zijn door de Regering, overeenkomstig artikel 75. § 4. De graden van bachelor of de specialisatiegraden van het hoger onderwijs voor sociale promotie waarvoor geen overeenstemmend bekwaamheidsbewijs bestaat in het hoger onderwijs met volledig leerplan bekrachtigen gehele bekwaamheden die eigen zijn aan het hoger onderwijs voor sociale promotie waarvan het niveau als gelijkwaardig erkend wordt met dat van de opleidingen van de 1e cyclus van het hoger onderwijs met volledig leerplan volgens de procedure bedoeld in artikel 75. § 5. In het kader van samenwerkingsovereenkomsten voor de organisatie van studies met het oog op de gezamenlijke toekenning van een graad met een instelling voor hoger onderwijs met volledig leerplan, bedoeld in artikel 29, § 2, van voornoemd decreet van 31 maart 2004, kan de oprichting van een afdeling bekrachtigd door de graad van master waarvoor nog geen overeenstemmend bekwaamheidsbewijs bestaat in het hoger onderwijs met volledig leerplan georganiseerd worden op voordracht van de economische en sociale raad van de Franse Gemeenschap. § 6. Onder bekwaamheidsbewijs dat specifiek is voor het onderwijs voor sociale promotie moet verstaan worden : 1° Elk brevet van het hoger onderwijs voor sociale promotie;2° Elk getuigschrift of elk ander bekwaamheidsbewijs van het hoger onderwijs voor sociale promotie dat onder een bijzondere reglementering valt. § 7. De vormingseenheden van het hoger onderwijs voor sociale promotie worden bekrachtigd met een slaagattest. De slaagattesten die verkregen zijn na afloop van de vormingseenheden van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type of van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type vormen, na toepassing van de nadere regels voor kapitalisatie, de graden of bekwaamheidsbewijzen van het hoger onderwijs voor sociale promotie. Afdeling 2. - Organisatie van het hoger onderwijs voor sociale
promotie van de eerste cyclus Onderafdeling 1. - Curriculum
Art. 48.§ 1. De afdelingen die leiden tot het behalen van de graad van bachelor behoren tot de eerste cyclus van het hoger onderwijs voor sociale promotie.
De afdelingen die leiden tot een graad van professionele bachelor hebben tot doel de studenten tot een kennis- en bekwaamheidsniveau te brengen dat noodzakelijk is voor de autonome uitoefening van een beroep of een groep beroepen.
De afdelingen die leiden tot een graad van overgangsbachelor hebben tot doel de studenten tot een kennis- en bekwaamheidsniveau te brengen dat noodzakelijk is om toegelaten te worden tot de tweede cyclus van dezelfde cursus die leidt tot de graad van master.
Die graden stemmen overeen met niveau 6 van het Europees Kwalificatiekader. § 2. De professionele afdelingen die bekrachtigd worden door de graad van bachelor moeten gelijktijdig voldoen aan de volgende drie criteria : 1° 180 studiepunten tellen;2° Georganiseerd worden over een minimale duur van drie jaar;3° De graad slechts uitreiken aan de studenten die de volle leeftijd van 23 jaar bereikt hebben. § 3. De bijkomende afdelingen voor abstractie hebben tot doel de studenten die houder zijn van een graad van professionele bachelor, naar een kennis- en bekwaamheidsniveau te brengen dat noodzakelijk is voor de toelating tot de tweede cyclus van hetzelfde curriculum dat leidt tot de graad van master.
Die afdelingen moeten tegelijkertijd voldoen aan de volgende twee criteria : 1° 60 studiepunten tellen;2° Het bekwaamheidsbewijs slechts uitreiken aan studenten die de volle leeftijd van 24 jaar bereikt hebben. Het geheel van de bevoegdheden van de professionele bachelor en van de bijkomende opleiding voor abstractie maken deel uit van een overeenstemmingsprocedure overeenkomstig artikel 75. Het wordt bekrachtigd door een graad van overgangsbachelor die toegang verleent tot de master van de bedoelde richting voor sociale promotie. § 4. De Studieraad kent een vrijstelling toe voor de leeftijdscriteria bedoeld in § 2, 3° en § 3, 2e lid, 2°, aan de kandidaat die, in het begin van de cursus, minstens het statuut heeft van eenderdetijdswerker. De Regering bepaalt de voorwaarden tot vrijstelling van die criteria voor de uitkeringsgerechtigd volledig werklozen mits de naleving van de reglementering inzake werkloosheid. § 5. Voor de graden van bachelor van een gelijkwaardig niveau is het criterium van de volle leeftijd van 23 jaar niet van toepassing zolang er geen overeenstemmend bekwaamheidsbewijs bestaat in het hoger onderwijs met volledig leerplan. § 6. De student die geen vrijstelling geniet van het leeftijdscriterium bedoeld in § 4, kan niet ingeschreven worden voor meer dan 36 studiepunten per academiejaar vóór de volle leeftijd van 20 jaar. § 7. De diploma's die bekrachtigd worden door de graad van bachelor gaan samen met een « toevoegsel bij het diploma », inzonderheid met bepaling van : 1° Het beroepsprofiel en de bijzondere finaliteiten van de opleiding;2° De constitutieve vormingseenheden van de afdeling, hun aantal studiepunten, de onderwijsactiviteiten waaruit zij bestaan alsook het aantal lestijden;3° De eindvaardigheden bedoeld bij de vormingseenheden waarvan de geïntegreerde proef en de evaluatie bekrachtigd worden door de toegekende academische graad. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het diploma en van het toevoegsel bij het diploma. § 8. De afdelingen bekrachtigd door de graad van bachelor kunnen toegang verlenen tot het curriculum dat leidt tot de graad van master van het hoger onderwijs met volledig leerplan of van het hoger onderwijs voor sociale promotie. De Regering bepaalt de eventuele bruggen en vrijstellingen voor de toegang tot de mastercurricula.
Art. 49.§ 1. De afdelingen bekrachtigd door een brevet van het hoger onderwijs, hierna « B.H.O. », zijn specifiek voor het hoger onderwijs voor sociale promotie.
Die afdelingen zijn beroepsgericht en geven toegang tot een beroep dat duidelijk geïdentificeerd wordt door de Hoge raad van het hoger onderwijs voor sociale promotie bedoeld in artikel 78.
Zij kunnen toegang verlenen tot de cursussen die leiden tot de graad van bachelor van het hoger onderwijs voor sociale promotie of van het hoger onderwijs met volledig leerplan. De Regering bepaalt de eventuele bruggen en vrijstellingen voor de toegang tot het curriculum van bachelor in het hoger onderwijs met volledig leerplan. § 2. De afdelingen bekrachtigd door het B.H.O. moeten gelijktijdig aan de volgende drie criteria voldoen : 1° 120 studiepunten tellen;2° Georganiseerd worden over een duur van minstens twee jaar;3° De graad slechts uitreiken aan de studenten die de leeftijd van 22 jaar bereikt hebben. § 3. De Studieraad kent een vrijstelling van het leeftijdscriterium toe, bedoeld in § 2, 3°, aan de kandidaat die in het begin van het curriculum minstens het statuut van eenderdetijdswerker heeft. De Regering bepaalt de vrijstellingsvoorwaarden voor dat criterium voor de uitkeringsgerechtigd volledig werklozen mits de naleving van de reglementering inzake werkloosheid. § 4. Het B.H.O. voor sociale promotie gaat samen met een « toevoegsel bij het diploma » met bepaling, inzonderheid van : 1° Het beroepsprofiel en de bijzondere finaliteiten van de opleiding;2° De constitutieve vormingseenheden van de afdeling, hun aantal studiepunten, de onderwijsactiviteiten waaruit zij bestaan alsook het aantal lestijden;3° De eindvaardigheden bedoeld bij de vormingseenheden, waaronder de geïntegreerde proef en de evaluatie bekrachtigd door de toegekende academische graad. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het diploma en van het toevoegsel bij het diploma.
Art. 50.De afdelingen georganiseerd met het oog op de uitreiking van bekwaamheidsbewijzen die verband houden met beroepen die aan een bijzondere reglementering worden onderworpen, worden bekrachtigd door bekwaamheidsbewijzen die overeenstemmen met de bedoelde reglementeringen. In dat geval refereert het bekwaamheidsbewijs naar de van kracht zijnde bijzondere reglementering.
Art. 51.Het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type reikt eveneens de volgende bewijzen uit : 1° Het getuigschrift voor pedagogische bekwaamheden (GPB) bedoeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurspersoneel en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, kunstonderwijs en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen;dat bewijs is constitutief van een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs A in het gesubsidieerd onderwijs; 2° De slaagattesten van de theoretische opleiding en van de praktische opleiding van het getuigschrift voor pedagogische bekwaamheid afgestemd op het hoger onderwijs ingesteld bij het decreet van 17 juli 2002 tot bepaling van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs (CAPAES."Certificat d'aptitude pédagogique approprié à l'enseignement supérieur") in de hogescholen en in het hoger onderwijs voor sociale promotie en van de voorwaarden voor het verkrijgen ervan.
Onderafdeling 2. - Studieraad
Art. 52.De Studieraad omvat een lid van het bestuurspersoneel of zijn afgevaardigde en de leden van het onderwijzend personeel verantwoordelijk voor de bedoelde studentengroep.
Daarenboven is zij voor de bekrachtiging van een afdeling toegevoegd aan de studieraad van de leden buiten de instelling waarvan het aantal en de nadere regels voor de aanstelling bepaald worden in het algemeen studiereglement zoals bepaald in artikel 60.
Art. 53.In elke instelling neemt de Studieraad binnen de perken en voorwaarden bepaald bij de pedagogische dossiers van de vormingseenheden en het algemeen studiereglement, de beslissingen met betrekking tot : 1° De toelating van studenten;2° De pedagogische opvolging van studenten;3° De bekrachtiging van de studies. Onderafdeling 3. - Toelatingsvoorwaarden
Art. 54.De toelating tot het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type gebeurt binnen een vormingseenheid.
Art. 55.Voor de toegang tot de studies die leiden tot de graad van bachelor in verpleegzorgen, wordt de Studieraad ertoe gehouden na te kijken of de student aan een van de volgende drie voorwaarden beantwoordt : 1° Geslaagd zijn voor de voorbereidingsproef bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 17 augustus 1957 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder het diploma van vroedvrouw, verpleger of verpleegster wordt toegekend;2° Houder zijn van het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs;3° Houder zijn van een bekwaamheidsbewijs van gebrevetteerd verpleger. Daarenboven moet de kandidaat een uittreksel van het strafregister, model 1, overleggen dat ten hoogste drie maanden vóór zijn inschrijving op het begin van het curriculum uitgereikt is.
Art. 56.De bepalingen van de artikelen 34 en 35 zijn van toepassing wat betreft het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type.
Onderafdeling 4. - Pedagogische begeleiding
Art. 57.De bepalingen van artikel 36 zijn van toepassing wat betreft het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type.
Onderafdeling 5. - Studiebekrachtiging
Art. 58.Het slaagattest bedoeld in artikel 47, § 7, wordt uitgereikt door de Studieraad na beraadslaging, met inachtneming van : 1° De eindvaardigheden bepaald in het pedagogisch dossier;2° De voortgezette en eindevaluatie van elke onderwijsactiviteit;3° Het geheel van de elementen van persoonlijke opleiding of professionele verworvenheden geleverd door de student, behoorlijk nagezien door de Studieraad. Bij toepassing van artikel 8 kan de Studieraad eveneens vormingseenheden bekrachtigen en dit na het behoorlijk nazien van : 1° Het beheersen van de eindvaardigheden bedoeld in het pedagogisch dossier;2° Het geheel van de elementen voor personele opleiding of professionele verworvenheden geleverd door de student.
Art. 59.Een student beëindigt met vrucht de opleiding van een afdeling als hij gelijktijdig aan de volgende drie voorwaarden voldoet : 1° Een slaagattest verkregen hebben voor elke vormingseenheid waaruit de afdeling bestaat.Met uitzondering van de geïntegreerde proef vermeldt het attest de graad voor het slagen door een percentage dat minstens gelijk is aan 50 percent; 2° Een geïntegreerde proef voorgebracht en verdedigd hebben voor een examencommissie die daartoe opgesteld is en een percentage van minstens 60 percent behaald hebben;3° Minstens 60 percent op het eindresultaat behaald hebben. Onderafdeling 6. - Algemeen studiereglement
Art. 60.De Regering bepaalt het algemeen studiereglement van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type. Afdeling 3. - Organisatie van het hoger onderwijs voor sociale
promotie van de tweede cyclus Onderafdeling I. - Curriculum
Art. 61.§ 1. De afdelingen die leiden tot het bekomen van de graad van master behoren tot de tweede cyclus van het hoger onderwijs voor sociale promotie. De onderwijsactiviteiten van die afdelingen gebruiken de theoretische en praktische kennis gespecialiseerd in een bepaald domein. Die graad stemt overeen met niveau 7 van het Europees kwalificatiekader. § 2. De afdelingen die bekrachtigd worden door de graad van master zijn toegankelijk door de houders van een graad van overgangsbachelor en moeten tegelijkertijd aan de volgende drie criteria voldoen : 1° 120 studiepunten tellen;2° Georganiseerd worden over een duur van minstens twee jaar;3° De graad slechts uitreiken aan studenten die de volle leeftijd van 26 jaar bereikt hebben. § 3. De Studieraad kent een vrijstelling voor het in § 2, 3°, bedoelde leeftijdscriterium toe aan de kandidaat die, in het begin van het curriculum minstens het statuut van eenderdetijdswerker heeft. De Regering bepaalt de voorwaarden tot de vrijstelling voor dit criterium voor de uitkeringsgerechtigd volledig werklozen mits de naleving van de reglementering inzake werkloosheid. § 4. Voor de graden van master van gelijkgesteld niveau georganiseerd in duale diplomering, overeenkomstig artikel 47, § 5, is het leeftijdscriterium van 26 jaar niet van toepassing zolang er geen overeenstemmend bekwaamheidsbewijs is in het hoger onderwijs met volledig leerplan. § 5. De diploma's die bekrachtigd worden door de graad van master gaan samen met een « toevoegsel bij het diploma » met inzonderheid : 1° Het beroepsprofiel en de bijzondere finaliteiten van de opleiding;2° De constitutieve vormingseenheden van de afdeling, hun aantal studiepunten, de onderwijsactiviteiten waaruit zij bestaan alsook het aantal lestijden;3° De eindvaardigheden bedoeld bij de vormingseenheden, waaronder de geïntegreerde proef en de evaluatie bekrachtigd door de toegekende academische graad. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het diploma en van het toevoegsel bij het diploma.
Onderafdeling 2. - Bekwaamheidsbewijzen
Art. 62.Het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type van de tweede cyclus reikt de graad van master uit.
Onderafdeling 3. - Studieraad
Art. 63.De Studieraad omvat een lid van het bestuurspersoneel of zijn afgevaardigde en de leden van het onderwijzend personeel belast met de betrokken studentengroep.
Daarenboven is hij voor de bekrachtiging van een afdeling toegevoegd aan de Studieraad van de leden buiten de instelling, waarvan het aantal en de nadere regels voor de aanstelling bepaald worden in het algemeen studiereglement zoals bepaald in artikel 70.
Art. 64.In elke instelling neemt de Studieraad binnen de perken en voorwaarden vastgesteld door de pedagogische dossiers van de vormingseenheden en het algemeen studiereglement, beslissingen inzake : 1° De toelating van de studenten;2° De pedagogische begeleiding van de studenten;3° De bekrachtiging van de studies. Onderafdeling 4. - Toelatingsvoorwaarden
Art. 65.De toelating in het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type gebeurt binnen een vormingseenheid.
Art. 66.De bepalingen van de artikelen 34 en 35 zijn van toepassing wat betreft het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type.
Onderafdeling 5. - Pedagogische begeleiding
Art. 67.De bepalingen van artikel 36 zijn van toepassing wat betreft het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type.
Onderafdeling 6. - Bekrachtiging van de studies
Art. 68.Het slaagattest bedoeld in artikel 47, § 6, wordt uitgereikt door de Studieraad na beraadslaging met inachtneming van : 1° De eindvaardigheden bepaald in het pedagogisch dossier;2° De voortgezette en eindevaluatie van elke onderwijsactiviteit;3° Het geheel van de elementen van personele opleiding of professionele verworvenheden afgegeven door de student, en behoorlijk nagezien door de Studieraad. Bij toepassing van artikel 8 kan de Studieraad eveneens vormingseenheden bekrachtigen en dit na het behoorlijk nazien van : 1° Het beheersen van de eindvaardigheden vastgesteld in het pedagogisch dossier;2° Het geheel van de elementen van personele opleiding of professionele verworvenheden geleverd door de student.
Art. 69.Een student beëindigt met vrucht de opleiding van een afdeling als hij gelijktijdig aan de volgende drie voorwaarden voldoet : 1° Een slaagattest verkregen hebben voor elke vormingseenheid waaruit de afdeling bestaat.Met uitzondering van de geïntegreerde proef vermeldt het attest de graad voor het slagen door een percentage dat minstens gelijk is aan 60 percent; 2° Een geïntegreerde proef voorgebracht en verdedigd hebben voor een examencommissie die daartoe opgesteld is en een percentage van minstens 60 percent behaald hebben;3° Minstens 60 percent op het eindresultaat behaald hebben. Onderafdeling 7. - Algemeen studiereglement van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type
Art. 70.De Regering bepaalt het algemeen studiereglement van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type. Afdeling 4. - De specialisatiestudies
Art. 71.De specialisatiestudies vervolledigen de initiële opleiding van een houder van de graad van bachelor, inzonderheid wanneer bijzondere voorwaarden voor toegang tot een bepaald beroep dit vereisen.
De specialisatiegraad wordt uitgereikt aan de kandidaat die geslaagd is voor een aanvullende opleiding van minstens 60 studiepunten.
De diploma's die bekrachtigd worden door de graad van specialisatiemaster gaan samen met een « toevoegsel bij het diploma » met inzonderheid : 1° Het beroepsprofiel en de bijzondere finaliteiten van de opleiding;2° De constitutieve vormingseenheden van de afdeling, hun aantal studiepunten, de onderwijsactiviteiten waaruit zij bestaan alsook het aantal lestijden;3° De eindvaardigheden bedoeld bij de vormingseenheden waaronder de geïntegreerde proef en de evaluatie bekrachtigd door de toegekende academische graad. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het diploma en van het toevoegsel bij het diploma. HOOFDSTUK VI. - De integratie van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs Afdeling 1. - Mobiliteit en medewerkingen
Art. 72.§ 1. Overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 28, 29 en 30 van voornoemd decreet van 31 maart 2004 en de artikelen 8, 114 en 115, kan een samenwerkingsovereenkomst gesloten worden door een instelling van onderwijs voor sociale promotie georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap met een of meerdere Belgische of buitenlandse instellingen van hoger onderwijs voor sociale promotie of met volledig leerplan.
Die overeenkomst bepaalt dat sommige cursussen en werkzaamheden georganiseerd worden door die andere instellingen voor hoger onderwijs. De examens die erop betrekking hebben, worden afgelegd overeenkomstig de regels van kracht in die instellingen. De overeenkomst garandeert de erkenning en de valorisatie van de bekwaamheden verworven op het einde van de opleidingen georganiseerd door elke instelling en bekrachtigd door de overeenstemmende slaagattesten.
De overeenkomst kan eveneens de uitwisseling van leden van het onderwijzend personeel bepalen. Deze laatsten behouden dezelfde rechten als in dienstactiviteit in hun oorspronkelijke instelling. De Regering bepaalt het kader en de nadere regels van de overeenkomsten en inzonderheid die met betrekking tot de uitwisseling van de personeelsleden.
De Belgische of buitenlandse instellingen waarmee die overeenkomsten gesloten worden, moeten erkend worden door hun overheidsinstanties bevoegd inzake hoger onderwijs, curricula organiseren of deelnemen aan de organisatie van curricula en graden uitreiken die minstens gelijkgesteld worden met een graad van de eerste cyclus zoals bepaald bij dit decreet.
De instellingen maken onverwijld de kopie van de samenwerkingsovereenkomst over aan de Hoge raad van het onderwijs voor sociale promotie. De Hoge raad van het onderwijs voor sociale promotie stelt daartoe jaarlijks een verslag op dat hij aan de Regering meedeelt. § 2. De Student die deelneemt aan een studieprogramma in het kader van het Europese programma « Een leven lang leren », verdeeld over meerdere instellingen die partner zijn bij een samenwerkingsovereenkomst zoals bepaald in § 1, blijft ingeschreven in zijn oorspronkelijke instelling. De partnerinstellingen kunnen hem noch inschrijvingsgeld noch bijkomende kosten vragen. Zijn inschrijving wordt als regelmatig beschouwd. § 3. Bij duale diplomering wordt elke student die regelmatig ingeschreven is bij meerdere partnerinstellingen gefinancierd door de Franse Gemeenschap naar rato van de studiepunten die overeenstemmen met de opleidingen gevolgd in elke instelling. Het door de partnerinstellingen aan de student gevraagde inschrijvingsrecht wordt eveneens berekend naar rato van de kredieten die overeenstemmen met de opleidingen gevolgd in elke instelling. § 4. De samenwerkingsovereenkomsten bedoeld in dit artikel worden onderworpen aan de goedkeuring van de Minister belast met het Onderwijs voor Sociale promotie wat de instellingen van onderwijs voor sociale promotie georganiseerd door de Franse Gemeenschap betreft en aan hun inrichtende macht wat de instellingen van onderwijs voor sociale promotie gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap betreft. Afdeling 2. - Kwaliteitsbeheer
Art. 73.Overeenkomstig het decreet van 14 november 2002 tot oprichting van het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het hoger onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en het decreet van 22 februari 2008 houdende verschillende maatregelen betreffende de organisatie en de werking van het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, past het hoger onderwijs voor sociale promotie in het kader van het kwaliteitsbeheerstelsel.
De instellingen voor onderwijs voor sociale promotie die een hoger onderwijs organiseren, staan in voor de opvolging en het beheer van de kwaliteit voor alle opdrachten zie zij vervullen op dat onderwijsniveau.
Die instellingen kunnen leiden tot partnerschappen die een gemeenschappelijke kwaliteitscoördinator kunnen aanstellen. Een partnerschap kan niet meer dan vier partnerinstellingen voor hoger onderwijs voor sociale promotie tellen. Afdeling 3. - Overleg met het hoger onderwijs met volledig leerplan
Art. 74.§ 1. De Regering richt een Vast bureau op dat ermee belast wordt een overleg te garanderen tussen het hoger onderwijs voor sociale promotie en het hoger onderwijs met volledig leerplan.
Het Vast bureau onderzoekt alle vragen die hem worden voorgelegd door de Minister bevoegd voor het Onderwijs voor Sociale promotie of door de Minister bevoegd voor het Hoger onderwijs met volledig leerplan, betreffende de dossiers van afdelingen, de overeenstemming of de gelijkstelling van niveau voor de graden van bachelor, master of de specialisatiegraden. Het kan op elk ogenblik een vraag voorleggen betreffende hetzelfde onderwerp en uit eigen initiatief een advies geven aan de betrokken Ministers. § 2. Het Vast bureau bestaat uit : 1° Twee vertegenwoordigers van de Minister bevoegd voor het Hoger onderwijs voor sociale promotie en twee vertegenwoordigers van de Minister bevoegd voor het Hoger onderwijs met volledig leerplan;2° De Voorzitter en een Ondervoorzitter van de Hoge raad voor onderwijs voor sociale promotie of hun afgevaardigden;3° De Voorzitter, de Ondervoorzitter en een vertegenwoordiger van de Algemene raad voor Hogescholen en hun afgevaardigden;4° De Voorzitter van de Overlegcommissie van het onderwijs voor sociale promotie of zijn afgevaardigde;5° De inspecteur belast met de coördinatie van de inspectie van het onderwijs voor sociale promotie of zijn afgevaardigde;6° Een vertegenwoordiger van de Directie van het bestuur van het onderwijs voor sociale promotie en een vertegenwoordiger van de Directie van het bestuur van het hoger onderwijs met volledig leerplan of hun afgevaardigden, aangesteld door de Regering. De leden opgenomen in § 2, 5° en 6°, zijn niet stemgerechtigd.
Wanneer het Vast bureau vragen behandelt die betrekking hebben op de masters, neemt het als partner de Voorzitter van de Interuniversitaire raad van de Franse Gemeenschap of zijn plaatsvervanger; in dat geval is het derde lid van de Algemene raad voor Hogescholen niet stemgerechtigd.
Wanneer het Vast bureau vragen behandelt die betrekking hebben op de afdelingen van de toegepaste kunsten, worden de vertegenwoordigers van de Algemene raad voor Hogescholen vervangen door de Voorzitter en de Ondervoorzitters van de Hoge raad van het Hoger kunstonderwijs of hun afgevaardigden.
Het Vast bureau kan op elk moment een beroep doen op externe leden als deskundigen die niet stemgerechtigd zijn. § 3. Het Vast bureau wordt voor een periode van twee jaar alternerend voorgezeten en ondervoorgezeten door een vertegenwoordiger van de Minister bevoegd voor het Hoger onderwijs met volledig leerplan en door een vertegenwoordiger van de Minister bevoegd voor het Onderwijs voor Sociale promotie.
Het Vast bureau komt zoveel bijeen als het nodig is en minstens drie keer per jaar. Het wordt opgeroepen door de Voorzitter, hetzij op zijn initiatief, hetzij op de aanvraag van twee van zijn leden.
De oproepingsbrief bevat de agenda alsmede de documenten en tekstontwerpen die hem voorgelegd worden.
Het Vast bureau beraadslaagt slechts geldig over de punten op de agenda. Het beraadslaagt ongeacht het aantal aanwezige leden.
De adviezen worden bij consensus uitgebracht. Bij gebrek aan consensus wordt er gestemd bij gewone meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde leden.
Het Bureau stelt zijn huishoudelijk reglement vast binnen de zes maanden volgend op de installatie ervan.
De Regering belast de bestuursdiensten ermee het secretariaat van het Vast bureau waar te nemen. ». HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 7.Voor de specifieke bekwaamheidsbewijzen van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type van stelsel 1 die minstens 1 200 lestijden onderwijsactiviteiten tellen, behaald vóór de inwerkingtreding van dit decreet, bepaalt de Regering de bruggen die leiden tot de curricula van de graad van bachelor van het hoger onderwijs voor sociale promotie of van het hoger onderwijs met volledig leerplan.
Art. 8.Een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs of een bewijs van gegradueerd opticien-optometrist of van huwelijks- en gezinsadviseur : gegradueerde van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type, behaald vóór de inwerkingtreding van dit decreet, wordt gelijkgesteld met de graad van bachelor bedoeld in artikel 48.
Art. 9.Een overeenstemmend bewijs uitgereikt door het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type behaald vóór de inwerkingtreding van dit decreet wordt gelijkgesteld met de graad van master industrieel ingenieur.
Art. 10.De afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie worden georganiseerd volgens de structuur ingesteld door dit decreet en ten laatste voor 1 september 2012.
Een termijn van vijf jaar wordt toegekend om aan de studenten die hun opleiding begonnen zijn in de vroegere structuur van een graduaat van stelsel 1 toe te laten hun studies tot een goed eind te brengen overeenkomstig artikel 5ter.
Art. 11.De Regering bepaalt de inwerkingtreding van dit decreet.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel op 14 november 2008.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN De Minister van Leerplichtonderwijs, C. DUPONT De Minister van Cultuur en Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK De Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale Promotie, M. TARABELLA _______ Nota's (1) Zitting 2007-2008 : Stukken van het Parlement.- Ontwerp van decreet, nr. 589-1. Verslag, nr. 589-2.
Zitting 2008-2009 : Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 12 november 2008.