gepubliceerd op 19 september 2002
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2002
5 JULI 2002. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2002 (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2002. HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Onderwijs Afdeling I. - Universiteiten
Art. 2.In artikel 130, § 2, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij het decreet van 19 december 1998 en 22 december 2000 en vervangen bij het decreet van 7 december 2001, wordt 2° vervangen door wat volgt : « 2° Voor de jaren 2002, 2003 en 2004 is het forfaitair bedrag, uitgedrukt in duizend euro, voor elke universiteit vastgesteld als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 3.Aan artikel 140ter, van hetzelfde decreet, ingevoerd bij decreet van 21 december 1994 en gewijzigd bij het decreet van 21 december 1994 en 22 december 2001, wordt een § 5, toegevoegd die luidt als volgt : « § 5. De sociale toelage van de universiteiten, zoals vastgesteld op basis van de § 1 tot en 4, wordt vanaf 2002 verhoogd met de volgende bedragen uitgedrukt in euro : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De vermelde bedragen worden met ingang van het begrotingsjaar 2002 geïndexeerd volgens de indexeringsformule zoals bepaald in § 1. »
Art. 4.In artikel 169quater, § 7, eerste lid, van hetzelfde decreet zoals gewijzigd bij het decreet van 21 december 2001, wordt het woord "248" vervangen door "270", het woord "372" door "394" en het woord "496" door "518".
Art. 5.In artikel 169quater, § 7, tweede lid, van hetzelfde decreet zoals gewijzigd bij het decreet van 21 december 2001, wordt het woord "992" vervangen door "997", het woord "1240" door "1245" en het woord "1364" door "1369".
Art. 6.In artikel 15, § 2, van het decreet van 18 mei 1999 betreffende sommige instellingen van openbaar nut voor postinitieel onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening, zoals gewijzigd bij de decreten van 20 april 2001 en 21 december 2001, wordt het woord "8.028.000" vervangen door het woord "8.140.000". Afdeling II. - Hogescholen
Art. 7.In artikel 181bis van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, ingevoegd bij decreet van 15 juli 1991 en zoals gewijzigd bij het decreet van 22 december 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Voor de uitgaven voortvloeiend uit de verschillende vormen van terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen worden de volgende bedragen voorzien : in 2002 23.191.000 euro, in 2003 21.876.000 euro, in 2004 19.939.000 euro, in 2005 18.127.000 euro, in 2006 16.341.000 euro. »; 2° § 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.De bedragen bedoeld in § 3 worden vanaf het begrotingsjaar 2003 jaarlijks op de volgende wijze aangepast : BB x Ln/L02 waarbij : 1° BB gelijk is aan het basisbedrag voor het desbetreffende jaar;2° Ln/L02 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar 2002.»
Art. 8.In artikel 184 van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij de decreten van 19 december 1998 en 30 juni 2000 en vervangen bij het decreet van 22 december 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Vanaf 2003 worden de werkingsuitkeringen jaarlijks op de volgende wijze aangepast : 0,8 x (Ln/L02) + 0,2 x (Cn/C02), waarbij : Ln/L02 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar 2002;
Cn/C02 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de consumptieprijzen op het einde van het begrotingsjaar 2002. »;2° In § 2 wordt het woord "2001" vervangen door het woord "2002".
Art. 9.In artikel 340sexies van hetzelfde decreet, ingevoerd bij decreet van 22 december 1999, vervangen bij het decreet van 20 april 2001 en gewijzigd bij het decreet van 21 december 2001, worden in § 1 de woorden "2.220.000 euro" vervangen door de woorden "2.320.000 euro". Afdeling III. - Infrastructuur
Art. 10.In artikel 19, § 4, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, ingevoegd bij het decreet van 20 oktober 2000, worden de woorden "en binnen hetzelfde onderwijsnet" geschrapt.
Art. 11.In het begrotingsjaar 2002 wordt, in afwijking van artikel 17 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II en van artikel 196 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, een eenmalige subsidie-enveloppe van 623.000 euro toegekend aan een samenwerkingsverband tussen onderwijsinstellingen, de vereniging zonder winstoogmerk Koninklijk Ballet van Vlaanderen en eventuele private partners.
De subsidie-enveloppe wordt aangewend voor infrastructuur en uitrusting met het oog op de bevordering van synergieën op het vlak van dans tussen : 1° enerzijds onderwijsinstellingen die de studie richting "dans" of opleidingen binnen het studiegebied "dans" aanbieden;2° anderzijds de vereniging zonder winstoogmerk "Koninklijk Ballet van Vlaanderen". Het samenwerkingsverband neemt de vorm aan van een vereniging zonder winstoogmerk of een vennootschap met sociaal oogmerk. HOOFDSTUK III. - Leefmilieu Afdeling I. - Fonds compenserende bebossing
Art. 12.In artikel 17 van het decreet van 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002 wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. De middelen van het Fonds voor compenserende bebossing dienen aangewend te worden voor het uitvoeren van compenserende bebossing en terugstortingen van te veel betaalde bosbehoudsbijdragen in het kader van artikel 90bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990. » Afdeling II. - Afvalstoffen
Art. 13.Aan artikel 2 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, vervangen bij het decreet van 20 april 1994, wordt een 10° toegevoegd, die luidt als volgt : « 10° lagere besturen :provincies, provinciebedrijven, gemeenten, gemeentebedrijven en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden ».
Art. 14.Aan artikel 16 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 20 april 1994, wordt een § 7 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 7. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden waarbinnen lagere besturen aanspraak kunnen maken op een subsidie ten behoeve van opdrachten in uitvoering van de van toepassing zijnde plannen en uitvoeringsplannen bedoeld in artikel 35. De subsidies worden toegekend binnen de perken van de in de begroting opgenomen kredieten. »
Art. 15.Aan artikel 39 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 20 april 1994, wordt een 17° toegevoegd, die luidt als volgt : « 17° de behandeling van subsidieaanvragen van lagere besturen als bedoeld in artikel 16, § 7. »
Art. 16.In artikel 47, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 20 december 1989 en gewijzigd bij het decreet van 20 december 1996, wordt het cijfer "37°" vervangen door "37°bis ".
Art. 17.In artikel 47, § 1, van hetzelfde decreet wordt het cijfer "37°bis " vervangen door het cijfer "42°" en het cijfer "38°" vervangen door het cijfer "43°".
Art. 18.In artikel 47, § 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 20 december 1989 en gewijzigd bij de decreten van 21 december 1994, 22 december 1995, 20 december 1996 en 19 december 1997, worden "15° en 22°" geschrapt.
Art. 19.In artikel 47, § 2, 9°, 11°, 19° en 26° a) en 26° b), van hetzelfde decreet wordt de volgende zinsnede toegevoegd : « en van residu's afkomstig van vergunde grondreinigingscentra en van vergunde verwerkingsinrichtingen voor rioolkolkenslib. »
Art. 20.In artikel 47, § 2, 38°, van hetzelfde decreet wordt "37°bis " vervangen door "42°".
Art. 21.In artikel 47, § 2, 38°, van hetzelfde decreet wordt hernummerd tot "43°".
Art. 22.In artikel 47, § 2, van hetzelfde decreet wordt 37°bis vervangen door wat volgt : « 38° 6,2 euro/ton voor het storten, in een daartoe vergunde inrichting, en 1,24 euro/ton voor het verbranden, in een daartoe vergunde inrichting, van recyclageresidu's van bedrijven die afvalstoffen afkomstig van selectieve inzamelingen, zoals hieronder vermeld, gebruiken of voorsorteren als grondstof voor de aanmaak van nieuwe producten.
De te storten of te verbranden restfractie moet na voorbehandeling kleiner zijn dan de hierna vermelde percentages welke moeten beschouwd worden ten opzichte van de totale aanvoer van de betreffende afvalstoffen op jaarbasis in de vergunde inrichting : - 5 gewichtspercent voor papier en kartonafval; - 15 gewichtspercent voor glasafval; - 13 gewichtspercent voor lompenafval; - 25 gewichtspercent voor kunststofafval, geldend voor de bedrijven die kunststofafval gebruiken als grondstof voor de aanmaak van nieuwe producten; - 5 gewichtspercent voor kunststofafval, geldend voor de bedrijven die kunststofafval voorsorteren; - 10 gewichtspercent voor elektronisch en elektrisch schrootafval; - 10 gewichtspercent voor schrootafval; - 20 gewichtspercent voor houtafval - 5 gewichtspercent voor groenafval - 5 gewichtspercent voor piepschuimafval; - 10 gewichtspercent voor groente-, fruit- en tuinafval (GFT); - 11 gewichtspercent voor groente-, fruit- en tuinafval vermengd met gebruikte luiers; - 5 gewichtspercent voor bouw-en sloopafval; - 10 gewichtspercent voor rubberafval, andere dan bandenafval; - 5 gewichtspercent voor bandenafval; - 20 gewichtspercent voor plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankkartons(PMD); - 25 gewichtspercent voor shredderafval/flotatieafval afkomstig van schrootverwerking; - 5 gewichtspercent voor voedselafval; - 25 gewichtspercent voor gebruikte oplosmiddelen.
De vermelde gewichtspercenten gelden voor verbranden en storten samen.
Voor het storten, in een daartoe vergunde inrichting, of verbranden, in een daartoe vergunde inrichting, van afvalstoffen afkomstig van het gebruik van selectief ingezameld papier- of kartonafval of van het voorbehandelen tot grondstof binnen de inrichting vergund voor de aanmaak van nieuw papier of karton geldt een tarief van 1,24 euro/ton.
Voor het storten, in een daartoe vergunde inrichting, of verbranden, in een daartoe vergunde inrichting, van recyclageresidu's van bedrijven die glasafval afkomstig van selectieve inzamelingen, gebruiken of voorsorteren als grondstof voor de aanmaak van nieuw glas geldt een tarief van 0 euro/ton.
Als jaarbasis moeten worden beschouwd de laatste vier gekende kwartalen voorafgaand aan het kwartaal waarin de afvalstoffen worden gestort of verbrand. »
Art. 23.In artikel 47, § 2, van hetzelfde decreet wordt een 39° toegevoegd die luidt als volgt : « 39° 6,2 euro per ton voor het storten, in een daartoe vergunde inrichting en 1,24 euro per ton voor het verbranden, in een daartoe vergunde inrichting, voor recyclageresidu's afkomstig van de normale activiteiten van door de OVAM erkende kringloopcentra.
De te storten of te verbranden restfractie moet kleiner zijn dan 10 gewichtspercent, welke moet beschouwd worden ten opzichte van de totale aanvoer van de betreffende afvalstoffen op jaarbasis in het kringloopcentrum.
Het vermeld gewichtspercent geldt voor verbranden en storten samen.
Als jaarbasis moeten worden beschouwd de laatste vier gekende kwartalen voorafgaand aan het kwartaal waarin de afvalstoffen worden gestort of verbrand. »
Art. 24.Het voorlaatste lid en het laatste lid van artikel 47, § 2, van hetzelfde decreet worden genummerd als 40° en 41°.
Art. 25.In artikel 47, § 2, van hetzelfde decreet wordt een 42° toegevoegd die luidt als volgt : « 42° Nul euro per ton voor het verbranden van verwerkte dierlijke eiwitten die conform de Europese, federale en regionale regelgeving vernietigd moeten worden in een oven vergund voor bijzondere afvalstoffen met rookgaswassing en met energierecuperatie. »
Art. 26.In artikel 47, § 3, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 20 december 1989 en gewijzigd bij het decreet van 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° "37°" wordt vervangen door "42°";2° "38°" wordt vervangen door "43°". HOOFDSTUK IV. - Landbouw
Art. 27.§ 1. Bij het Centrum voor Landbouweconomie ('CLE) of zijn rechtsopvolger wordt een eigen vermogen ingesteld, waaraan de rechtspersoonlijkheid is toegekend, onder de benaming "Eigen Vermogen van het Centrum voor Landbouweconomie (CLE)", afgekort "het Eigen Vermogen CLE". § 2. De bevoegdheden, de personeelsleden, de goederen, de rechten en de verplichtingen samenhangend met het vermogen van de rechtspersoonlijkheid van het Centrum voor Landbouweconomie, opgericht krachtens het koninklijk besluit van 12 november 1997 waarbij de voorwaarden worden bepaald waaronder het Centrum voor Landbouweconomie rechtspersoonlijkheid verkrijgt, worden toegewezen aan de rechtspersoon, bedoeld in § 1 van dit artikel. § 3. Onverminderd de bepalingen van § 2, wordt het vermogen van de rechtspersoon bedoeld in § 1 gevormd door : 1° de gelden en vergoedingen, betaald voor onderzoekingen, studies, ontledingen, proeven, keuringen of andere diensten in verband met de landbouweconomie, die voor rekening van derden worden verricht door het Centrum voor Landbouweconomie (CLE);2° de inkomsten uit de verkoop van materiële of intellectuele producten zoals studiewerk, software en andere producten die het gevolg zijn van conceptuele arbeid door het Centrum voor Landbouweconomie;3° de inkomsten uit verkoop van brochures of ander drukwerk;4° de inkomsten uit de vervreemding of van het beheer van zijn goederen welke aan de rechtspersoon toebehoren;5° dotaties;6° intresten en waardevermeerderingen van het patrimonium;7° andere inkomsten, na goedkeuring door de Vlaamse regering, legaten en schenkingen inbegrepen. § 4. De rechtspersoon, bedoeld in § 1, is, onverminderd de bestaande bevoegdheden binnen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse openbare instellingen (VOI's), bevoegd voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, expertises en dienstverlening op het vlak van de landbouweconomie, al dan niet in opdracht van derden en voor het beheer van het eigen vermogen. § 5. Het Eigen Vermogen CLE wordt bestuurd door een beheerscommissie, samengesteld uit personeelsleden van het Centrum voor Landbouweconomie en het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en een of meerdere vertegenwoordigers, voorgedragen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschaps- en technologisch innovatiebeleid, de inspectie van financiën en de Vlaamse Land- en Tuinbouwraad.
De Vlaamse regering benoemt de leden op voordracht van de voornoemde instanties en wijst voor elk lid een plaatsvervanger aan die aan de werkzaamheden deelneemt bij afwezigheid van het effectieve lid. Het mandaat van de leden duurt vier jaar en kan worden verlengd.
De Vlaamse regering bepaalt nader de opdracht, de werking en de organisatie van de beheerscommissie. § 6. Het Eigen Vermogen CLE staat onder het toezicht van de Vlaamse regering. § 7. Om haar bevoegdheden uit te oefenen kan de in § 1 bedoelde rechtspersoon het nodige materieel aankopen en personeel aanwerven en tewerkstellen. § 8. Het Eigen Vermogen CLE kan geen inkomsten boeken lastens de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, uitgezonderd specifieke onderzoeksprojecten, opgedragen door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse openbare instellingen (VOI's). § 9. Jaarlijks stelt de beheerscommissie de begroting vast van de uitgaven voor het volgende begrotingsjaar, alsmede de middelen van het eigen vermogen om die uitgaven te dekken. Jaarlijks stelt de beheerscommissie de rekening van het eigen vermogen van het voorgaande begrotingsjaar op.
De begroting en de rekening, alsmede elke desbetreffende wijziging wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse regering, samen met het advies van de inspectie van financiën. § 10. Onverminderd de voorgaande bepalingen van dit artikel, wordt de werking en het beheer van het Eigen Vermogen CLE verder geregeld door de Vlaamse regering.
Art. 28.§ 1. Bij het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek (CLO) of zijn rechtsopvolger wordt een eigen vermogen ingesteld, waaraan de rechtspersoonlijkheid is toegekend, onder de benaming "Eigen Vermogen van het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek (CLO)", afgekort "Eigen Vermogen CLO". § 2. De bevoegdheden, de personeelsleden, de goederen, de rechten en de verplichtingen samenhangend met het vermogen van de rechtspersoonlijkheid van het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek - Gent, opgericht krachtens het koninklijk besluit van 12 november 1997 waarbij de voorwaarden worden bepaald waaronder het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek - Gent rechtspersoonlijkheid verkrijgt, worden toegewezen aan de rechtspersoon, bedoeld in § 1 van dit artikel. § 3. Onverminderd de bepalingen van § 2, wordt het vermogen van de rechtspersoon bedoeld in § 1 gevormd door : 1° de gelden en vergoedingen, betaald voor onderzoekingen, studies, ontledingen, proeven, keuringen of andere diensten in verband met landbouwkundig onderzoek, die voor rekening van derden worden verricht door het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek (CLO);2° de inkomsten uit de verkoop van materiële of intellectuele producten;3° de inkomsten uit verkoop van brochures of ander drukwerk;4° de inkomsten uit de vervreemding of van het beheer van zijn goederen welke aan de rechtspersoon toebehoren;5° dotaties;6° intresten en waardevermeerderingen van het patrimonium;7° andere inkomsten, na goedkeuring door de Vlaamse regering, legaten en schenkingen inbegrepen. § 4. De rechtspersoon, bedoeld in § 1, is, onverminderd de bestaande bevoegdheden binnen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse openbare instellingen (VOI's), bevoegd voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, expertises en dienstverlening op het vlak van landbouwkundig onderzoek, al dan niet in opdracht van derden en voor het beheer van het eigen vermogen. § 5. Het Eigen Vermogen CLO wordt bestuurd door een beheerscommissie, samengesteld uit personeelsleden van het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek en het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en een of meerdere vertegenwoordigers, voorgedragen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschaps- en technologisch innovatiebeleid, de inspectie van financiën en de Vlaamse Land- en Tuinbouwraad.
De Vlaamse regering benoemt de leden op voordracht van de voornoemde instanties en wijst voor elk lid een plaatsvervanger aan die aan de werkzaamheden deelneemt bij afwezigheid van het effectieve lid. Het mandaat van de leden duurt vier jaar en kan verlengd worden.
De Vlaamse regering bepaalt nader de opdracht, de werking en de organisatie van de beheerscommissie. § 6. Het Eigen Vermogen CLO staat onder het toezicht van de Vlaamse regering. § 7. Om haar bevoegdheden uit te oefenen kan de in § 1 bedoelde rechtspersoon het nodige materieel aankopen en personeel aanwerven en tewerkstellen. 8. Het Eigen Vermogen CLO kan geen inkomsten boeken lastens de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, uitgezonderd specifieke onderzoeksprojecten, opgedragen door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse openbare instellingen (VOI's). § 9. Jaarlijks stelt de beheerscommissie de begroting vast van de uitgaven voor het volgende begrotingsjaar, alsmede de middelen van het eigen vermogen om die uitgaven te dekken. Jaarlijks stelt de beheerscommissie de rekening van het eigen vermogen van het voorgaande begrotingsjaar op.
De begroting en de rekening, alsmede elke desbetreffende wijziging wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse regering, samen met het advies van de inspectie van financiën. § 10. Onverminderd de voorgaande bepalingen van dit artikel, wordt de werking en het beheer van het Eigen Vermogen CLO verder geregeld door de Vlaamse regering. HOOFDSTUK V. - VLAM
Art. 29.Het besluit van 26 oktober 2001 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 4 februari 1997 betreffende de verplichte bijdragen bestemd voor de promotie en afzetbevordering van de Vlaamse producten van de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij met het oog op de invoering van de euro, wordt bekrachtigd vanaf de dag van de inwerkingtreding van het hoger vermelde besluit van 26 oktober 2001. HOOFDSTUK VI. - Cultuur Afdeling I. - Vlaams Cultureel Centrum "De Brakke Grond"
Art. 30.Artikel 63 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, wordt opgeheven.
Art. 31.§ 1. De Vlaamse regering wordt gemachtigd om aan de stichting "Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond", opgericht bij akte d.d. 16 juni 1982, de werking in het gebouwencomplex de Brakke Grond, gelegen Nes 43, 45, 47 te Amsterdam, toe te vertrouwen. § 2. De beheersorganen van de stichting worden samengesteld op basis van artikel 9c van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt. § 3. Voor de uitvoering van de opdracht zoals bepaald in § 1 wordt jaarlijks een nominatim subsidie opgenomen in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 32.Het Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond heeft als missie : de culturele identiteit van Vlaanderen in Nederland op prominente wijze op de voorgrond plaatsen door het uitbouwen van een permanent forum met landelijke reikwijdte en het bieden van een podium voor de kenmerkende ontwikkelingen inzake kunst en cultuur uit Vlaanderen, het bevorderen van de Vlaams-Nederlandse culturele samenwerking in al zijn aspecten; de stichting zal deze missie in de eerste plaats realiseren voor een Nederlands publiek dat inzake de spreiding van Vlaamse cultuur in Nederland een multiplicatorrol kan vervullen.
Art. 33.De stichting zal in haar statuten haar doelstellingen beperken tot de missie zoals omschreven in artikel 32.
Art. 34.De Vlaamse regering wordt gemachtigd om personeel ter beschikking te stellen van de stichting "Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond". Gedurende de terbeschikkingstelling blijft op het betrokken personeel het Vlaams personeelsstatuut van toepassing. Nadere regelen met betrekking tot de terbeschikkingstelling worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de stichting. De stichting kan contractueel personeel van de Vlaamse gemeenschap overnemen.
Art. 35.In het kader van het toezicht wordt de regering gemachtigd twee toezichthoudende ambtenaren, waarvan één deskundige in culturele aangelegenheden en één deskundige inzake financieel beheer, te benoemen. Zij worden als waarnemer zonder stemrecht op alle vergaderingen uitgenodigd en krijgen volledige informatie met betrekking tot de werkings- en financiële documenten van de stichting.
De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd het toezicht nader te regelen bij besluit.
Art. 36.Het toewijzen van de opdracht bedoeld in artikel 31, § 1, is afhankelijk van het sluiten van een overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de stichting omtrent de modaliteiten inzake de programmatie, de werking, de financiële middelen en het toezicht erop.
Art. 37.Het saldo op de rekeningen van de dienst met afzonderlijk beheer "het Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond" in Amsterdam, evenals de daaraan verbonden rechten en verplichtingen, worden overgedragen aan de stichting. Afdeling II. - Lokaal cultuurbeleid
Art. 38.In artikel 33, § 1, van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid worden de woorden "3.517.000 euro" vervangen door de woorden "2.760.000 euro". Afdeling III. - Volksontwikkeling
Art. 39.In artikel 3 van het decreet van 6 juli 2001 houdende ondersteuning van de federatie van erkende organisaties voor volksontwikkeling wordt een § 3 ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3. De uitvoering van de bepalingen van dit artikel gebeurt binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten. » Afdeling IV. - Jeugdwerkbeleid
Art. 40.Aan artikel 6, § 2, 5°, van het decreet van 19 juni 1993 houdende subsidiëring van gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid, zoals gewijzigd bij de decreten van 22 november 1995, 20 december 1996, 12 mei 1998, 22 december 1999 en 6 juli 2001 wordt volgende zin toegevoegd : « In het begrotingsjaar 2002 wordt van dit gedeelte van het krediet evenwel eenmalig 107.000 euro toegekend aan de v.z.w. Jeugdraad voor de Vlaamse Gemeenschap en 213.000 euro aan de v.z.w. Steunpunt Jeugd. »
Art. 41.Aan artikel 6 van het decreet van 9 juni 1993 houdende subsidiëring van gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid, zoals gewijzigd bij de decreten van 22 november 1995, 20 december 1996, 12 mei 1998, 22 december 1999 en 6 juli 2001 wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. Wanneer een gemeentebestuur, of bij ontstentenis van het gemeentebestuur het jeugdwerk, geen of slechts gedeeltelijk aanspraak maakt op de subsidies, dan kan de Vlaamse regering deze middelen aanwenden voor andere doelen binnen het jeugdwerkbeleid. » Afdeling V. - DAB "Vlaams Centrum voor Openbaar Bibliotheekwerk"
Art. 42.Artikel 36 van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995 wordt opgeheven. HOOFDSTUK VII. - Media
Art. 43.In artikel 7 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, gewijzigd bij decreet van 6 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : « 1° in § 1, derde lid, wordt de tweede zin vervangen door wat volgt : "De subsidies kunnen maximaal de helft van de kosten bedragen voor de uitgaven bepaald onder 3°. » ; 2° in § 2 wordt de tweede zin opgeheven;3° een § 6 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « De Vlaamse regering kan subsidies toekennen voor projecten en initiatieven inzake filmeducatie, -vertoning en -bewaring.» HOOFDSTUK VIII. - Monumenten en landschappen
Art. 44.Voor de restauratie van het beschermd monument "de Cellekens" te Mechelen wordt een bedrag van 36.343,87 euro vastgelegd en uitbetaald.
Art. 45.De restauratiepremie toegekend voor de restauratie van de Bloemmolens te Diksmuide, met name voor de percelen sierbogen, spanten, reiniging machines en gebouwen wordt volledig uitbetaald.
Art. 46.De verhoogde restauratiepremie toegekend voor de restauratie van de Ossemolen te Oudenaarde, wordt volledig uitbetaald.
Art. 47.De restauratiepremie vastgesteld voor de restauratie van het Kasteel van Poeke te Aalter, wordt volledig uitbetaald. HOOFDSTUK IX. - Gezondheidszorg
Art. 48.Artikel 2 van het decreet van 7 juli 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 2.§ 1. "Het "Fonds voor verwerking en analyse van gezondheidsindicatoren ten behoeve van derden en de uitvoering van het protocolakkoord gesloten tussen de Federale Overheid en de Overheden bedoeld in artikel 128, 130 en 135 van de grondwet betreffende de preventie van, en in het bijzonder de vaccinatie tegen infecties door meningokokken van groep C", wordt opgericht, hierna het Fonds te noemen. Het Fonds is een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 45 van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit. § 2. Het Fonds wordt gespijsd met de middelen die in uitvoering van een overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en derden worden betaald voor contractonderzoek dat door de administratie Gezondheidszorg wordt uitgevoerd, door de verkoop van publicaties en door de inkomsten in uitvoering van het protocolakkoord bedoeld in § 1. § 3. Ten laste van dit Fonds worden alle soorten uitgaven van de administratie Gezondheidszorg aangerekend, zowel voor personeel, als voor werking of uitrusting, voor zover deze uitgaven verband houden met onderzoek dat door derden wordt betaald, betrekking hebben op het centraal beheer van het informatiesysteem, op de kosten gegenereerd door de uitvoering van het protocolakkoord van 11 december 2001 gesloten tussen de Federale Overheid en de Overheden bedoeld in artikel 128, 130 en 135 van de Grondwet betreffende de preventie van, en in het bijzonder de vaccinatie tegen infecties door meningokokken van groep C of op het preventief gezondheidsbeleid. § 4. De rekenplichtige die de ontvangsten gedaan heeft, beschikt rechtstreeks over de kredieten van het Fonds. » HOOFDSTUK X. - Energie
Art. 49.In artikel 23 van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Iedere netbeheerder en iedere houder van een leveringsvergunning voor de levering van elektriciteit via het distributienet aan eindafnemers is verplicht jaarlijks voor 31 maart aan de reguleringsinstantie het aantal groenestroomcertificaten voor te leggen dat bepaald wordt met toepassing van § 2. De eerste voorlegging van groenestroomcertificaten gebeurt in het jaar 2003. »; 2° § 1bis wordt opgeheven;3° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Het aantal groenestroomcertificaten dat door een netbeheerder of door een houder van een leveringsvergunning in een bepaald jaar n moet worden voorgelegd, wordt vastgesteld met toepassing van de volgende formule : C = G x Ev Waarbij : C = het aantal in het jaar n voor te leggen groenestroomcertificaten, uitgedrukt in MWh (1000 kWh);
Ev = de totale hoeveelheid elektriciteit die door de netbeheerder of houder van een leveringsvergunning via het distributienet werd geleverd aan zijn eindafnemers of klanten in het jaar n-1 (in MWh);
G = het minimaal te halen percentage in het jaar n-1;
Voor de toepassing van deze formule wordt G : 1° vastgelegd op 1.40 % voor het jaar 2002; 2° vastgelegd op 2.05 % voor het jaar 2003; 3° vastgelegd op 3 % voor het jaar 2004;4° voor de jaren 2005 tot 2009 telkens vermenigvuldigd met een groeifactor die minimaal 1,09 bedraagt;5° vastgelegd op 5 % in het jaar 2010.»; 4° in § 4 wordt het woord "2002" vervangen door het woord "2003".
Art. 50.In artikel 37 van hetzelfde decreet wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Onverminderd § 1, bedraagt het bedrag van de administratieve geldboete voor een overtreding van artikel 23, § 1, 75 euro per ontbrekend certificaat op 31 maart 2003 en 100 euro per ontbrekend certificaat op 31 maart 2004. Vanaf 31 maart 2005 wordt de boete bepaald op 125 euro per ontbrekend certificaat. »
Art. 51.In artikel 37 van hetzelfde decreet wordt een § 2bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2bis . Onverminderd § 1, bedraagt het tarief van de administratieve geldboete voor een overtreding van de besparingsdoelstelling, opgelegd op basis van artikel 19, 1°, f, of 2°, b, tien cent per kilowattuur te weinig bespaarde primaire energie ten opzicht van de opgelegde besparingsdoelstellingen. »
Art. 52.Artikel 58 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de organisatie van de gasmarkt wordt opgeheven. HOOFDSTUK XI. - Vlaams Infrastructuurfonds
Art. 53.In artikel 57, § 2, van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, zoals gewijzigd door het decreet van 20 december 1996 wordt tussen de woorden "artikel 6, § 1, X, 1° tot 5°" en de woorden "en 9°", het nummer ", 8°" ingevoegd.
Art. 54.In artikel 58, 1, van hetzelfde decreet wordt tussen de woorden "artikel 6, § 1, X, 1° tot 5°" en de woorden "en 9°", het nummer ", 8°" ingevoegd.
Art. 55.In artikel 58, 1, 5°, van hetzelfde decreet worden de volgende woorden toegevoegd : "en het vervoer". HOOFDSTUK XII. - Leegstand
Art. 56.§ 1. Aan artikel 17, § 2, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het Vernieuwingsfonds heeft verder als doel, met ingang van 1 juli 2002 en tot een nader door de Vlaamse regering te bepalen datum, de kosten te dragen verbonden aan de afhandeling van de bezwaarschriften tegen de heffingen, zoals bedoeld in Hoofdstuk VIII, Afdeling 2, van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, zoals later gewijzigd, met betrekking tot de heffingsjaren 1997 en volgende. » § 2. Aan artikel 17, § 3, van hetzelfde decreet wordt een 4° toegevoegd, die luidt als volgt : « 4° de ontvangsten voortvloeiende uit en na de afwijzing van een bezwaar tegen de heffing zoals bedoeld in Hoofdstuk VIII, Afdeling 2, van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, zoals later gewijzigd, en voortkomende uit inningen ingevolge, lastens het Vernieuwingsfonds betaalde, procedures.
Eerder geboekte vastgestelde rechten ten gunste van Organisatieafdeling 24, Programma 10, artikel 36.01 (heffingen leegstand en verkrotting) van de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, die hierop betrekking hebben, worden hiertoe overgedragen naar het Vernieuwingsfonds. »
Art. 57.Artikel 27 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « § 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 26, § 3, is voor het niet-tijdig betalen van de heffing een administratieve geldboete verschuldigd die gelijk is aan : 1° 10 procent van de niet-tijdig betaalde heffing zo de heffing betaald is ten laatste op de uiterste datum van betaling zoals voorzien in het eerste aangetekend herinneringsschrijven;2° 50 procent van de niet-tijdig betaalde heffing zo de heffing is betaald na de uiterste datum van betaling zoals voorzien in het eerste aangetekend herinneringsschrijven of indien de heffing niet werd betaald. Hoger vermelde administratieve geldboetes worden verdubbeld indien blijkt dat de belastingplichtige in gebreke is gebleven de heffing met betrekking tot het vorig heffingsjaar maar slaande op hetzelfde pand tijdig te betalen. § 2. Indien blijkt dat de heffing ingevolge een beslissing tot ambtshalve ontheffing of ingevolge een beslissing bedoeld in artikel 26, § 6, niet verschuldigd is, zal eveneens de reeds ingekohierde administratieve geldboete wegens het niet-tijdig betalen van die heffing niet verschuldigd zijn.
Indien blijkt dat de heffing ingevolge een beslissing tot ambtshalve ontheffing of ingevolge een beslissing bedoeld in artikel 26, § 6, slechts gedeeltelijk verschuldigd is, kan de administratieve geldboete wegens niet-tijdig betalen niet hoger zijn dan het percentage bepaald overeenkomstig § 1 van het verschuldigd gedeelte van de heffing en zal de eventueel reeds ingekohierde administratieve geldboete niet verschuldigd zijn voor het bedrag dat het percentage bepaald overeenkomstig § 1 van het verschuldigd gedeelte van de heffing overstijgt. § 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 26, § 3, is voor het ontduiken van de heffing een administratieve geldboete verschuldigd die gelijk is aan het dubbele van de ontdoken heffing. § 4. Indien blijkt dat de heffing ingevolge een beslissing tot ambtshalve ontheffing of ingevolge een beslissing bedoeld in artikel 26, § 6, niet verschuldigd is, zal eveneens de reeds ingekohierde administratieve geldboete wegens ontduiking van die heffing niet verschuldigd zijn.
Indien blijkt dat de heffing ingevolge een beslissing tot ambtshalve ontheffing of ingevolge een beslissing bedoeld in artikel 26, § 6, slechts gedeeltelijk verschuldigd is, kan de administratieve geldboete wegens ontduiking niet hoger zijn dan het dubbele van het verschuldigd gedeelte van de heffing en zal de eventueel reeds ingekohierde administratieve geldboete niet verschuldigd zijn voor het bedrag dat het dubbele van het verschuldigd gedeelte van de heffing overstijgt. »
Art. 58.Artikel 29 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « De ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, daartoe aangewezen door de Vlaamse regering, kunnen beslissen over gemotiveerde verzoeken om uitstel van betaling van de administratieve geldboete en/of de verwijlinteresten die de heffingsplichtige per aangetekend schrijven tot hen richt binnen de maand na de verzending van het heffingsbiljet van de administratieve geldboete. » HOOFDSTUK XIII. - Domein van de wegen, de waterwegen en hun aanhorigheden, zeewering en de dijken
Art. 59.Artikel 43 van het decreet van 18 december 1992 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1993, wordt vervangen door wat volgt : « De leidingen en netwerken die het drinkwater vervoeren zijn vrijgesteld van variabele retributie.
De Vlaamse regering kan de volgende ingebruiknemingen vrijstellen van variabele retributie : 1° tijdelijke activiteiten zonder winstoogmerk van sociale, culturele, pedagogische, caritatieve, godsdienstige, sportieve en recreatieve aard;2° de tijdelijke aankondigingen van de in 1° genoemde activiteiten, evenals de politieke affichage;3° bestendige constructies van algemeen belang, op voorwaarde dat de gemeente ze heeft aangebracht in het kader van artikel 135 Nieuwe Gemeentewet of dat een vervoersmaatschappij ze heeft aangebracht, en voor zover ze op geen enkele wijze inkomsten opbrengen. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels. » HOOFDSTUK XIV. - Fonds Economische Impulsprogramma's
Art. 60.De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd om ten laste van het Fonds Economische Impulsprogramma's voor de jaren 2003-2010 subsidies toe te kennen voor projecten ter versterking van binnenstedelijke commerciële centra. Zij bepaalt welke gemeenten in aanmerking komen en welke criteria gehanteerd worden bij de beoordeling van de projecten. HOOFDSTUK XV. - Registratierechten
Art. 61.In het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten wordt in het artikel 46bis , ingevoegd door het decreet van 1 februari 2002, in de derde alinea de voorwaarde vermeld onder punt 1° gewijzigd als volgt : « 1° Geen van de verkrijgers mag op de datum van de overeenkomst tot koop voor de geheelheid eigenaar zijn van een ander onroerend goed, dat geheel of gedeeltelijk tot bewoning is bestemd; indien de aankoop geschiedt door meerdere personen mogen zij bovendien op vermelde datum gezamenlijk niet voor de geheelheid eigenaar zijn van een ander onroerend goed dat geheel of gedeeltelijk tot bewoning is bestemd. Een perceel grond, stedenbouwkundig bestemd tot woningbouw wordt beschouwd als een onroerend goed dat geheel of gedeeltelijk tot bewoning is bestemd;".
Art. 62.In artikel 614 van hetzelfde wetboek, ingevoegd door het decreet van 1 februari 2002, worden, in het laatste lid de woorden "authentieke akte" vervangen door de woorden "het tot de heffing van het evenredig recht aanleiding gevend document".
Art. 63.In hetzelfde wetboek worden in het artikel 212, derde lid de woorden : "het bedrag dat tot grondslag heeft gediend voor de heffing van de belasting op de akte van wederverkoop" vervangen door de woorden "de overeenkomstig de artikelen 45 en 46 bepaalde heffingsgrondslag van de akte van wederverkoop".
Art. 64.In de artikelen 46bis , 613, en 212bis van hetzelfde wetboek, ingevoegd door het decreet van 1 februari 2002, vervallen telkens de woorden "en eenvoudige".
Art. 65.In artikel 614 van hetzelfde wetboek, ingevoegd door het decreet van 1 februari 2002 wordt het eerste lid, 3°, b, vervangen als volgt : « b) dat hij zijn hoofdverblijfplaats op de plaats van het nieuw aangekochte goed zal vestigen : - indien het een woning betreft, binnen twee jaar na : - ofwel de datum van de registratie van het document dat tot de heffing van het evenredig recht op de aankoop aanleiding geeft, wanneer dat document binnen de ervoor bepaalde termijn ter registratie wordt aangeboden; - ofwel de uiterste datum voor tijdige aanbieding ter registratie, wanneer het document dat tot de heffing van het evenredig recht op de aankoop aanleiding geeft wordt aangeboden na het verstrijken van de daarvoor bepaalde termijn; - indien het een bouwgrond betreft, binnen drie jaar na dezelfde datum. »
Art. 66.In artikel 46bis van hetzelfde wetboek, ingevoegd door het decreet van 1 februari 2002 wordt het derde lid, 2, c , vervangen als volgt : « c) zich verbinden hun hoofdverblijfplaats te vestigen op de plaats van het aangekochte goed : - indien het een woning betreft, binnen twee jaar na : - ofwel de datum van de registratie van het document dat tot de heffing van het evenredig recht op de aankoop aanleiding geeft, wanneer dat document binnen de ervoor bepaalde termijn ter registratie wordt aangeboden; - ofwel de uiterste datum voor tijdige aanbieding ter registratie, wanneer het document dat tot de heffing van het evenredig recht op de aankoop aanleiding geeft wordt aangeboden na het verstrijken van de daarvoor bepaalde termijn; - indien het een bouwgrond betreft, binnen drie jaar na dezelfde datum. »
Art. 67.In artikel 212bis van hetzelfde wetboek, ingevoegd door het decreet van 1 februari 2002, wordt het zesde lid, 3°, b , vervangen als volgt : « b) dat hij zijn hoofdverblijfplaats op de plaats van het nieuw aangekochte goed heeft gevestigd of zal vestigen : - indien het een woning betreft, binnen twee jaar na : - ofwel de datum van de registratie van het document dat tot de heffing van het evenredig recht op de aankoop aanleiding geeft, wanneer dat document binnen de ervoor bepaalde termijn ter registratie wordt aangeboden; - ofwel de uiterste datum voor tijdige aanbieding ter registratie, wanneer het document dat tot de heffing van het evenredig recht op de aankoop aanleiding geeft wordt aangeboden na het verstrijken van de daarvoor bepaalde termijn; - indien het een bouwgrond betreft, binnen drie jaar na dezelfde datum. » HOOFDSTUK XVI. - Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven
Art. 68.Aan artikel 4, § 1, van het decreet van 22 december 2000 houdende oprichting van een Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven, zoals gewijzigd bij decreet van 6 juli 2001, worden een 5°, 6° en 7° toegevoegd, die luiden als volgt : 5° kapitaaloverdrachten aan andere sectoren voor investeringen in materiële vaste activa, ongeacht de juridische hoedanigheid van de verkrijger van deze activa;6° kapitaaloverdrachten binnen de sector Overheid voor investeringen in materiële vaste activa;7° werkingskosten eigen aan het Fonds. HOOFDSTUK XVII. - Slotbepalingen
Art. 69.Dit decreet treedt in werking op 1 juli 2002, met uitzondering van : 1° de artikelen 13, 14 en 15 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2002;2° artikel 16 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2002;3° de artikelen 19, 23, 25, 61 en 62 en de bepalingen van artikel 22 met betrekking tot kunststofafval, voedselafval en gebruikte oplosmiddelen hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2002;4° de wijziging van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer van de Vlaamse regering van 22 februari 2002 heeft, wat de toepassing van artikel 47 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen betreft, uitwerking vanaf het eerste kwartaal volgend op de bekendmaking van dit decreet;5° de artikelen 57 en 58 hebben uitwerking voor de administratieve geldboetes gevestigd ingevolge de niet-tijdige betaling van de heffingen die betrekking hebben op kalenderjaar 2001 en de daarop volgende kalenderjaren;6° artikel 42 treedt in werking op 1 oktober 2002;7° de artikelen 27 en 28 hebben uitwerking op het ogenblik van het van kracht worden van de wijziging van het koninklijk besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke en culturele instellingen voor wat betreft de overdracht naar de Gewesten van de wetenschappelijke instellingen van de Staat die ressorteren onder de minister bevoegd voor landbouw;8° de artikelen 17,18, 20, 21, 22, 24, 26, 30 en 37 treden in werking op 1 januari 2003. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 5 juli 2002.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, S. STEVAERT De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelings samenwerking, Mevr. M. VOGELS De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS De Vlaamse minister van Sport en Brusselse Aangelegenheden, G. VANHENGEL _______ Nota (1) Zitting 2001-2002. Stukken :Ontwerp van decreet, 1177 - Nr. 1.
Verslag van het Rekenhof, 1177 - Nr. 2.
Amendementen, 1177 - Nrs. 3 tot 6.
Verslag namens de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting, 1177 - Nr. 7.
Verslag namens de Commissie voor Cultuur, Media en Sport, 1177 - Nr. 8 + Bijlage.
Verslag namens de Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening, 1177 - Nr. 9.
Verslag namens de Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid, 1177 - Nr. 10 + Bijlage.
Verslag namens de Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie, 1177 - Nr. 11.
Verslag namens de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen, 1177 - Nr. 12.
Verslag namens de Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme, 1177 - Nr. 13.
Tekst aangenomen door de Commissies, 1177 - Nr. 14.
Amendementen, 1177 - Nr. 15.
Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 1177 - Nr. 16.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 25 en 26 juni 2002.