gepubliceerd op 08 september 2022
Ordonnantie houdende organisatie van het parkeerbeleid en herdefiniëring van de opdrachten en beheerswijze van het Parkeeragentschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
6 JULI 2022. - Ordonnantie houdende organisatie van het parkeerbeleid en herdefiniëring van de opdrachten en beheerswijze van het Parkeeragentschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen, hetgeen volgt: HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van deze ordonnantie wordt verstaan onder: 1° parkeerplaats: ruimte op de openbare wegenis die bestemd is om een voertuig te parkeren;2° gereglementeerde zone: deel van het grondgebied van het Gewest bestaande uit parkeerplaatsen op de openbare wegenis en waarvan het gebruik gereglementeerd is volgens de categorie waartoe het behoort;3° vrijstellingskaart: individuele vergunning uitgereikt aan bijzondere categorieën gebruikers van parkeerplaatsen;4° openbare parking: elke parking die voor het publiek toegankelijk is en voldoet aan de door de Regering krachtens artikel 4 vastgelegde voorwaarden, ongeacht of dit een parking is die toebehoort aan het Gewest of aan gelijk welke andere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon;5° dynamisch parkeergeleidingssysteem: informatie- en geleidingssysteem betreffende de vrije parkeerplaatsen in openbare parkings;6° Parkeeragentschap: Parkeeragentschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals bepaald in hoofdstuk 7;7° controle: de controle op de naleving van het gereglementeerd parkeren op de openbare wegenis;8° parkeerretributie: de financiële tegenprestatie voor de terbeschikkingstelling van een parkeerplaats zoals vastgelegd krachtens deze ordonnantie, haar uitvoeringsbesluiten alsmede de gemeentelijke aanvullende parkeerretributiereglementen;9° inning: de ontvangst van parkeerretributies;10° deelvoertuig: het voertuig van een door de Regering erkende of toegelaten dienst. HOOFDSTUK 2. - Uitdagingen en middelen
Art. 3.Het parkeerbeleid draagt bij tot het mobiliteitsbeleid door het parkeren aan te wenden als actiehefboom met betrekking tot de mobiliteitskeuzes, als instrument voor het opwaarderen van de openbare ruimte, als schakel in intermodale verplaatsingsketens en als dienst die wordt verleend aan de gebruikers.
Het parkeerbeleid laat toe het parkeren op de gewest- en gemeentewegen op een doeltreffende, coherente, evenwichtige en overlegde manier te organiseren.
Het parkeerbeleid richt zich in de eerste plaats op: 1° de coördinatie van het parkeeraanbod op en buiten de wegenis;2° de vastlegging van gereglementeerde of gereserveerde zones op de openbare wegenis en de tarifering ervan voor alle soorten voertuigen;3° de goedkeuring van een gewestelijk parkeerbeleidsplan en de evaluatie daarvan op gewestelijk en lokaal niveau;4° de coherentie van lokale acties met de gewestelijke doelstellingen;5° het operationaliseren van dit beleid door een Parkeeragentschap. HOOFDSTUK 3. - Over de coördinatie van het parkeren op de wegenis en daarbuiten Afdeling 1. - De openbare parkings
Art. 4.Onverminderd de andere gewestelijke reglementaire normen betreffende de exploitatie van openbare parkings, bepaalt de Regering, om de beoogde verschuiving van parkeren op de wegenis naar parkeren buiten de wegenis te bewerkstelligen, de voorwaarden inzake tarifering, openingsuren, aantal parkeerplaatsen, bereikbaarheid, netheid, veiligheid, verlichting en signalisatie middels welke een parking, bij besluit, erkend kan worden als openbare parking en in aanmerking komt voor de dynamische parkeergeleiding van het Parkeeragentschap, rekening houdend met de doelstellingen om de woonwerkverplaatsingen met de auto te verminderen, zoals nagestreefd door de artikelen 2.3.51 tot 2.3.62 van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing.
Enkel de door de Regering erkende parkings in uitvoering van het in het eerste alinea vernoemde besluit, mogen de benaming « openbare parking » gebruiken.
De Regering is gemachtigd om alle noodzakelijke maatregelen te treffen om de overschakeling te begeleiden van parkeren op de wegenis naar parkeren daarbuiten en met name sensibiliserings-, communicatie-, ondersteunings-, subsidiërings- en financiële acties. Afdeling 2. - Het publieke parkeerbeleid
Art. 5.Het parkeerbeleid is afgestemd op de parkeerbehoeften die verband houden met het vervoer van goederen en personen, ongeacht het gebruikte type voertuig.
Art. 6.De instrumenten van het parkeerbeleid beogen in het bijzonder een aanbod aan parkeerplaatsen aan te reiken dat gericht is op collectief vervoer, zoals met name toeristenbussen, pendelbussen voor scholen en bedrijven en taxi's.
Art. 7.De instrumenten van het parkeerbeleid zijn enerzijds afgestemd op de parkeerbehoeften van specifieke gebruikers, zoals personen met beperkte mobiliteit en gebruikers van deelvoertuigen, en anderzijds op de behoeften die verband houden met het vervoer van goederen en personen waarvoor een voertuig is vereist. HOOFDSTUK 4. - Parkeren op de wegenis Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 8.De Regering bepaalt de regels die gelden voor: 1° het creëren van nieuwe parkeerplaatsen op de wegenis;2° de installatie van de uitrustingen die voor het parkeren nodig zijn;3° de herbestemming van de bestaande parkeerplaatsen;4° de erkenning van diensten voor het delen van voertuigen. Afdeling 2. - Gereglementeerde zones
Art. 9.§ 1. Op het grondgebied van het Gewest worden drie soorten gereglementeerde zones bedoeld voor het parkeren van motorvoertuigen ingesteld: 1° de rode zone, bedoeld voor kortstondig parkeren, waar, behoudens de door de Regering bepaalde afwijkingen, elke gebruiker van een parkeerplaats gehouden is tot betaling van de in artikel 14, paragraaf 1 vermelde parkeer-retributie;2° de groene zone, bedoeld voor langdurig parkeren, waar, behoudens de door de Regering bepaalde afwijkingen, elke gebruiker van een parkeerplaats gehouden is tot betaling van de in artikel 14, paragraaf 1 vermelde parkeer-retributie;3° de blauwe zone waar, behoudens de door de Regering bepaalde afwijkingen, elke gebruiker van een parkeerplaats zich middels een parkeerschijf moet houden aan de beperkte parkeertijd in overeenstemming met artikel 27 van het koninklijk besluit van 1 december 1975Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 14/07/2014 numac 2014000537 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 31/03/2000 numac 1999000004 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer - Duitse vertaling sluiten houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, op straffe van onderwerping aan de in artikel 14, paragraaf 3 vermelde parkeerretributie. § 2. De Regering kan bijkomende gereglementeerde zones instellen waarvoor zij de maximale parkeerduur en de gebruiksvoorwaarden bepaalt en in voorkomend geval, de voorwaarden om gratis te parkeren.
Art. 10.Het gebruik van een parkeerplaats is de daadwerkelijke bezetting van deze plaats langer dan de tijd die nodig is voor het laten in- of uitstappen van personen of het laden of lossen van goederen in de zin van artikel 2.23 van het koninklijk besluit van 1 december 1975Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 14/07/2014 numac 2014000537 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 31/03/2000 numac 1999000004 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer - Duitse vertaling sluiten houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Het gebruik van een parkeerplaats in een van de in artikel 9 bedoelde gereglementeerde zones is elke weekdag van 9 uur tot 18 uur, uitgezonderd de zondagen en de wettelijke feestdagen, onderworpen aan de gebruiksvoorwaarden bepaald door deze ordonnantie of de uitvoeringsbesluiten ervan.
Een gemeentelijk aanvullend parkeerretributiereglement kan afwijken van de periode bedoeld in het tweede lid, ofwel om deze te verlengen, ofwel om deze te beperken wanneer de specificiteit van een wegenis of van een bijzondere wijk dit verantwoordt. Afdeling 3. - Voorbehouden parkeerplaatsen
Art. 11.Onverminderd de ordonnantie betreffende de bouwplaatsen op de openbare weg van 3 mei 2018 stelt de Regering de algemene voorwaarden vast betreffende de bezetting van parkeerplaatsen bij tijdelijke gebeurtenissen.
De gemeenten blijven bevoegd voor het verlenen of weigeren van de toelatingen binnen de aldus door de Regering bepaalde algemene voorwaarden.
Art. 12.De Regering legt de voorwaarden vast volgens welke een parkeerplaats kan worden voorbehouden aan specifieke categorieën van voertuigen, personen of activiteiten.
Het gaat minstens om parkeerplaatsen voorbehouden: 1° voor deelvoertuigen;2° voor het opladen van een elektrisch voertuig;3° voor de diensten van kiss & ride, bedoeld voor het laten in- en uitstappen van personen;4° voor leveringen;5° voor de voermandiensten in de Horecasector;6° voor personen met een handicap;7° voor taxi's;8° voor fietsen;9° voor gemotoriseerde tweewielers;10° voor vrachtwagens;11° voor autobussen;12° voor schoolbussen. De Regering kan de in het tweede lid vermelde lijst vervolledigen.
De Regering stelt vast: 1° de regels voor het gebruik van voorbehouden parkeerplaatsen;2° het minimale aantal voorbehouden parkeerplaatsen;3° de criteria voor de inplanting van voorbehouden parkeerplaatsen;4° de kenmerken van de uitrustingen die voor deze parkeerplaatsen nodig zijn;5° de voorbehouden parkeerplaatsen op de gewestwegen. Afdeling 4. - Parkeerretributies
Onderafdeling 1. - Invoering, verschuldigdheid en tarief van de retributies
Art. 13.§ 1. Overeenkomstig de bepalingen van deze onderafdeling wordt een parkeerretributie geheven, gebaseerd op een uurtarief, voor het gebruik van een parkeerplaats in een gereglementeerde zone bedoeld in artikel 9 gedurende de in overeenstemming met artikel 10 voor betrokken parkeerplaats gereglementeerde periode. § 2. Wanneer een parkeerplaats bezet wordt door een ingeschreven motorvoertuig, is de retributie ten laste van de natuurlijke persoon of rechtspersoon op wiens naam het motorvoertuig is ingeschreven.
De Regering wijst de schuldenaars van de retributie aan voor de gevallen waarin een parkeerplaats wordt ingenomen door een niet-ingeschreven voertuig of een object waarvan de eigenaar niet onmiddellijk identificeerbaar is. Daartoe kan de Regering onder meer de eigenaar, gebruiker, medegebruiker of bestuurder als schuldenaar aanwijzen en een verplichting in solidum tot stand brengen. § 3. Om hun opdrachten inzake afgifte van vrijstellingskaarten, controle op het parkeren en inning van de retributies uit te voeren en het parkeerbeleid ten uitvoer te leggen, worden de gemeenten en het Parkeeragentschap, alsook, in voorkomend geval, zijn dienstverlener of concessionaris, ertoe gemachtigd de persoonsgegevens betreffende het voertuig op te vragen bij de overheid die belast is met de inschrijving van de voertuigen.
De in het vorige lid bedoelde gegevens hebben minstens betrekking op: 1° de kentekenplaten van de voertuigen;2° de identiteit van de houders van de kentekenplaten;3° de volgende technische kenmerken van de voertuigen: a) het type brandstof of de energiebron;b) het type voertuig;c) de maximaal toegelaten massa;d) het merk en model;e) de afmetingen, namelijk de lengte en breedte. De Regering stelt, in voorkomend geval, categorieën van aanvullende gegevens vast die noodzakelijk worden door de evolutie van het parkeerbeleid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het ontwerp van besluit wordt om advies voorgelegd aan de Gegevensbeschermings-autoriteit.
Art. 14.§ 1. De Regering bepaalt de maximale parkeertijd en in voorkomend geval, het bedrag van de retributie, vastgesteld op uurbasis, verschuldigd voor het parkeren in elke gereglementeerde zone, met uitzondering van de blauwe zone.
Het tarief bevindt zich binnen een vork van: 1° 0,50 euro tot 10 euro voor het eerste half uur;2° 0,50 euro tot 10 euro voor het tweede half uur;3° 2 euro tot 20 euro voor het tweede uur;4° 1,50 euro tot 20 euro per extra uur. De maximale parkeerduur bedraagt 2 uur voor de rode zone.
De regering kan beslissen om ten hoogste 15 minuten gratis parkeren toe te staan in rode of groene zones. De Regering kan andere voorwaarden en duur voor het gratis parkeren vastleggen in de nieuwe zones die in toepassing van artikel 9 worden ingesteld. § 2. In geval van de in paragraaf 1 bedoelde niet-betaling van de retributie of veronachtzaming van de gratis parkeertijd of de parkeertijd waarvoor een retributie is betaald, wordt de persoon bedoeld in artikel 13, § 2 geacht gekozen te hebben voor de betaling van een forfaitaire retributie waarvan de Regering het bedrag bepaalt binnen een vork van 20 tot 60 euro.
In geval één van de voorbehouden parkeerplaatsen bedoeld in artikel 12 wordt ingenomen door een voertuig waarvoor deze parkeerplaats niet is voorbehouden, wordt de persoon bedoeld in artikel 13, § 2, geacht gekozen te hebben voor de betaling van een forfaitaire retributie waarvan de Regering het bedrag bepaalt binnen een vork van 20 tot 150 euro.
Als de persoon heeft gekozen voor betaling van een forfaitaire retributie is de parkeertijd beperkt tot de in de zone maximaal toegestane parkeertijd, met een maximum van 4 uur 30 minuten.
Als de persoon heeft gekozen voor betaling van een forfaitaire retributie in de blauwe zone, is de parkeertijd beperkt tot 4 uur 30 minuten.
In dit geval mag de gecumuleerde retributie per dag niet meer dan drie keer zo hoog zijn als de voor de maximale parkeertijd in de desbetreffende zone gevorderde forfaitaire retributie. De Regering bepaalt de bijkomende regels van niet-financiële aard teneinde te verzekeren dat de maximaal toegestane parkeertijd in de betrokken zone wordt nageleefd. § 3. In de blauwe zone is geen enkele retributie op uurbasis verschuldigd voor de duur van het toegelaten parkeren bij gebruik van een parkeerschijf in overeenstemming met artikel 27 van het koninklijk besluit van 1 december 1975Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 14/07/2014 numac 2014000537 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 31/03/2000 numac 1999000004 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer - Duitse vertaling sluiten houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Bij gebreke van gebruik van de reglementaire parkeerschijf of bij overschrijding van de met toepassing van voormeld koninklijk besluit toegelaten duur, wordt de persoon bedoeld in artikel 13, § 2, geacht gekozen te hebben voor de betaling van een forfaitaire retributie waarvan de Regering het bedrag bepaalt binnen een vork van 20 tot 50 euro, waarbij zij tussen de twee voormelde gevallen een onderscheid mag maken.
Onderafdeling 2. - Organisatie van de controle en inning
Art. 15.§ 1. Behoudens de gevallen bedoeld in paragraaf 2 en 3 oefent elke gemeente op de gemeente- en gewestwegen gelegen op haar grondgebied de opdrachten van controle en inning uit. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de gemeente de controle- en inningsopdrachten gezamenlijk aan het Parkeeragentschap overdragen.
In dit geval: 1° oefent het Parkeeragentschap de controle- en inningsopdrachten uit op de gewest- en de gemeentewegen op het grondgebied van de gemeenten die het er uitdrukkelijk mee belast hebben deze opdrachten in hun plaats uit te oefenen;2° kan het Parkeeragentschap, in afwijking van het bepaalde onder 1° en overeenkomstig de door de Regering vastgestelde voorwaarden en regels, een enige dienstverlener of concessionaris belasten met de uitoefening van controle- en inningsopdrachten op de gewest- en gemeentewegen op het grondgebied van de gemeenten die het de uitoefening van deze opdrachten hebben toevertrouwd. § 3. Indien de Regering, na onderzoek ter plaatse of op verslag van het Parkeeragentschap, vaststelt dat een gemeente de opdrachten bedoeld in paragraaf 1 niet uitoefent, dan kan zij, bij gemotiveerd besluit, na de gemeente te hebben gehoord, het Parkeeragentschap belasten deze opdrachten uit te oefenen in de plaats van deze gemeente.
In dit geval wordt het Parkeeragentschap belast met de uitoefening van de opdrachten bedoeld in paragraaf 2 over de gemeente- en gewestwegen van de betrokken gemeente.
Onderafdeling 3. - Invordering
Art. 16.§ 1. In de gevallen bedoeld in artikel 14, paragraaf 2, eerste en tweede lid, en paragraaf 3, tweede lid: 1° wordt op de voorruit van het voertuig een verzoek aangebracht tot betaling van de forfaitaire retributie binnen een termijn van twaalf dagen, of;2° wordt aan de schuldenaar een verzoek verzonden tot betaling van de forfaitaire retributie binnen een termijn van vijftien dagen volgend op de verzendingsdatum. In het verzoek wordt de schuldenaar gevraagd eventuele bezwaren in te dienen binnen een termijn van vijftien dagen vanaf de datum van het verzoek. § 2. In geval van niet-betaling van de forfaitaire retributie binnen de betalingstermijn bedoeld in paragraaf 1, wordt kosteloos een eerste herinnering gestuurd. § 3. In geval van niet-betaling van de forfaitaire retributie binnen de in de eerste herinnering aangegeven betalingstermijn wordt een tweede herinnering verstuurd die de forfaitaire retributie verhoogt met de ermee gepaard gaande verzendingskosten en een forfaitaire vergoeding van 15 euro. § 4. Ingeval de verschuldigde bedragen onbetaald blijven na de tweede herinnering gaat de schuldeiser over tot een minnelijke invordering, indien nodig gevolgd door een gerechtelijke invordering, of tot een invordering middels een dwangbevel. § 5. Ingeval wordt overgegaan tot een minnelijke invordering, stuurt de schuldeiser, zijn openbare ambtenaar of zijn dienstverlener belast met de invordering een eerste aanmaning per niet-aangetekend schrijven.
Ingeval de verschuldigde bedragen niet worden betaald binnen de in de eerste aanmaning vermelde betalingstermijn stuurt de schuldeiser, zijn openbare ambtenaar of zijn dienstverlener belast met de invordering een ingebrekestelling per aangetekend schrijven en vermeerdert hij de schuld met de kosten die gepaard gaan met de verzending van die ingebrekestelling en een forfaitaire vergoeding van 15 euro.
Ingeval de verschuldigde bedragen niet worden betaald binnen de in de ingebrekestelling vermelde betalingstermijn is de schuldeiser, zijn openbare ambtenaar of zijn dienstverlener belast met de invordering gerechtigd over te gaan tot gerechtelijke invordering voor de bevoegde hoven en rechtbanken. § 6. Als een gemeente overgaat tot invordering middels een dwangbevel, maakt zij gebruik van de procedure bedoeld in artikel 137bis van de Nieuwe Gemeentewet. In dit geval bedragen de administratieve kosten voor de ingebrekestelling de betrokken verzendingskosten en een bijkomende forfaitaire vergoeding van 15 euro.
Ingeval de verschuldigde bedragen bedoeld in de voorgaande bepalingen na de ingebrekestelling bedoeld in artikel 137bis van de Nieuwe Gemeentewet onbetaald blijven en de voorwaarden voor de opmaak van een dwangbevel niet vervuld zijn, is de gemeente, haar openbare ambtenaar of haar dienstverlener belast met de invordering gemachtigd over te gaan tot gerechtelijke invordering. In dit geval dient geen minnelijke invorderingsfase meer te worden georganiseerd. § 7. Met het oog op de invordering van niet-betwiste en opeisbare retributies en andere verschuldigde bedragen die na de tweede herinnering bedoeld in paragraaf 3 onbetaald blijven en waarvan het Parkeeragentschap de schuldeiser is, is het personeelslid van het Parkeeragentschap dat daartoe is aangewezen door de raad van bestuur van het Parkeeragentschap gemachtigd een dwangbevel op te maken, dat door de leidend ambtenaar of adjunctleidendambtenaar wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard.
Een dergelijk dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot. Dat exploot onderbreekt de verjaring.
Een dwangbevel kan alleen worden geviseerd en uitvoerbaar verklaard als de schuld opeisbaar, vaststaand en zeker is.
Bovendien moet de schuldenaar vooraf per aangetekende zending in gebreke gesteld worden.
Voor deze verzending vermeerdert het Parkeeragentschap de schuld opnieuw met de eraan verbonden kosten en is het gemachtigd de schuld een tweede keer te verhogen met een forfaitaire schadevergoeding van 15 euro. Deze bijkomende forfaitaire vergoeding is ten laste van de schuldenaar en kan eveneens middels het exploot worden ingevorderd.
Tegen het exploot kan bij verzoekschrift of door dagvaarding verzet worden aangetekend binnen de maand van de betekening.
Ingeval de verschuldigde bedragen bedoeld in voorgaande bepalingen na de ingebrekestelling bedoeld in lid 4 onbetaald blijven en de voorwaarden voor de opmaak van een dwangbevel niet vervuld zijn, is het Parkeeragentschap, zijn openbare ambtenaar of zijn dienstverlener belast met de invordering gemachtigd over te gaan tot gerechtelijke invordering. In dit geval dient geen minnelijke invorderingsfase meer te worden georganiseerd.
Wat betreft de vervulling van de in deze paragraaf bedoelde opdrachten rapporteert het personeelslid dat daartoe is aangewezen door de raad van bestuur van het Parkeeragentschap op zijn verantwoordelijkheid aan de leidend ambtenaar, aan de adjunct-leidend-ambtenaar en aan de raad van bestuur. § 8. De forfaitaire vergoedingen bedoeld in dit artikel worden elk jaar geïndexeerd op de verjaardag van de in-werkingtreding van deze ordonnantie op basis van de schommelingen van de consumptieprijsindex volgens deze formule: 15 euro vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de beginindex. De nieuwe index is de consumptieprijsindex die gold de maand voorafgaand aan die van de verjaardag van de inwerkingtreding van deze ordonnantie. De beginindex is de consumptieprijsindex die gold tijdens de maand van de inwerkingtreding van deze ordonnantie. § 9. Voor de toepassing van dit artikel wordt iedere uitgevoerde betaling in eerste instantie aangerekend op de kosten en vergoedingen, en vervolgens op het bedrag van de verschuldigde retributie of retributies. § 10. Er mag geen enkele verhoging plaatsvinden, van om het even welke aard, anders dan in dit artikel bepaald. § 11. Bij herhaalde niet-betaling van de in deze afdeling bedoelde retributies en overeenkomstig artikel 27quinquies van het koninklijk besluit van 1 december 1975Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 14/07/2014 numac 2014000537 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 31/03/2000 numac 1999000004 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer - Duitse vertaling sluiten houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg kan er gebruikgemaakt worden van een wielklem om het voertuig te immobiliseren. Ook worden de voorwaarden bepaald waaronder het voertuig kan worden getakeld of in beslag genomen.
De Regering stelt vast: - de voorwaarden waaronder een wielklem gebruikt kan worden; - de gebruiksregels voor de wielklem en de wijze om de eraan verbonden plaatsings- en verwijderingskosten te innen; - de omstandigheden waarin het voertuig getakeld en vervolgens in beslag genomen kan worden na het aanbrengen van een wielklem; - de nadere regels voor het takelen en de inbeslagname van het voertuig en de wijze om de eraan verbonden plaatsings- en verwijderingskosten te innen.
Art. 17.Het Parkeeragentschap kan de procedure bedoeld in artikel 16, § 7 aanwenden met het oog op de invordering van de retributies die al opeisbaar waren vóór de inwerkingtreding van deze onderafdeling maar die onbetaald zijn gebleven, mits deze volgens de regels betreffende de verjaring nog opeisbaar zijn. Afdeling 5. - Vrijstellingskaarten
Art. 18.Met inachtneming van de regels bepaald bij het ministerieel besluit van 9 januari 2007 betreffende de gemeentelijke parkeerkaart worden vrijstellingskaarten uitgereikt aan: 1° buurtbewoners voor de deelsector waar zij wonen;2° zorgverleners die dringende medische hulp verlenen;3° exploitanten van motorvoertuigen die bestemd zijn voor een systeem van deelvoertuigen;4° personen met een handicap. De Regering bepaalt de modaliteiten volgens dewelke de deelsectoren bedoeld onder 1° afgebakend worden. Een deelsector is een geografische zone die het deel van de openbare wegenis bepaalt waarvoor een vrijstellingskaart geldig is.
Elke vrijstellingskaart is gekoppeld aan een bepaald motorvoertuig, met uitzondering van de personen met een handicap voor wie de Europese parkeerkaart voor personen met een handicap als vrijstellingskaart kan gelden overeenkomstig de door de Regering vastgelegde modaliteiten.
De Regering kan de prijs alsook de regels voor de uitreiking en het gebruik van de vrijstellingskaarten bepalen, met inachtneming van het koninklijk besluit van 1 december 1975Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 14/07/2014 numac 2014000537 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 31/03/2000 numac 1999000004 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer - Duitse vertaling sluiten houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg en het ministerieel besluit van 9 januari 2007 betreffende de gemeentelijke parkeerkaart. Binnen deze perken kan zij aanvullende categorieën begunstigden bepalen.
De Regering kan in vrijstellingskaarten voorzien die op het hele grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelden.
De Regering kan het Parkeeragentschap de bevoegdheid verlenen de vrijstellingskaarten uit te reiken.
Art. 19.§ 1. De houders van een vrijstellingskaart bedoeld in artikel 18, lid 1, 2°, zijn zolang zij effectief medische hulp verstrekken niet onderworpen aan het verplichte gebruik van een parkeerschijf noch aan de betaling van welkdanige retributie ook bedoeld in artikel 14. § 2. De houders van een vrijstellingskaart bedoeld in artikel 18, lid 1, 4°, zijn niet onderworpen aan het verplichte gebruik van een parkeerschijf, noch aan de betaling van welkdanige retributie ook bedoeld in artikel 14, behalve indien de Regering dit uitdrukkelijk uitsluit voor een welbepaalde gereglementeerde zone.
De vrijstellingen bedoeld in het eerste lid gelden op voorwaarde dat een geldige parkeerkaart voor personen met een handicap is aangebracht op een zichtbare manier tegen de binnenkant en in het midden van de voorruit.
In de gemeenten die de controle- en inningsopdrachten hebben overgedragen overeenkomstig artikel 15, paragraaf 2, verzekert het Parkeeragentschap het daadwerkelijke genot van de in het eerste lid bedoelde vrijstellingen op grond van de volgende bijkomende digitale modaliteiten: 1° de inschrijving van de nummerplaat van het voertuig in een gedigitaliseerde lijst van vrijgestelde voertuigen die het Parkeeragentschap bijhoudt;2° een kosteloos gedigitaliseerd parkeerrecht dat per parkeerbeurt van het voertuig kan worden verworven door middel van de parkeerautomaat;3° een kosteloos gedigitaliseerd parkeerrecht dat per parkeerbeurt van het voertuig kan worden verworven met de andere digitale middelen die het Parkeeragentschap ter beschikking stelt, zoals een app, een SMS of een webpagina;4° elke aanvullende modaliteit die door de Regering wordt aangenomen. Het bestaan van de in het derde lid bedoelde digitale parkeerrechten kan worden gecontroleerd met behulp van digitale middelen, zoals een scanvoertuig.
De inschrijving op de lijst van vrijgestelde voertuigen geschieden volgens de praktische modaliteiten die worden meegedeeld op de website van het Parkeeragentschap.
Elke gemeente die de controle- en inningsopdrachten niet overeenkomstig artikel 15, § 2, aan het Parkeeragentschap heeft overgedragen, kan, voor de houders van een parkeerkaart voor personen met een handicap digitale parkeerrechten invoeren door middel van haar gemeentelijk aanvullend parkeerretributiereglement. Onverminderd de bepalingen van deze ordonnantie en de besluiten tot uitvoering ervan, kan de gemeente met betrekking tot deze digitale parkeerrechten de toepasselijke procedures en modaliteiten bepalen.
De gemeente die de controle- en inningsopdrachten niet overeenkomstig artikel 15, § 2, aan het Parkeeragentschap heeft overgedragen, en die een systeem van parkeercontrole met scan-car wil invoeren, zal moeten beschikken over een instrument voor parkeercontrole op straat dat compatibel is met de normen van het beheersplatform voor parkeerrechten dat door het Agentschap is ingevoerd.
De gemeente kan toegang krijgen tot de lijst van vrijgestelde voertuigen die door het Parkeeragentschap wordt bijgehouden.
In de gemeenten bedoeld in lid 3 en de gemeenten bedoeld in lid 6 die een digitaal parkeerrecht hebben ingevoerd, geeft enkel het aanbrengen van de gehandicaptenparkeerkaart aan de binnenkant van de voorruit op zich geen recht op de vrijstellingen bedoeld in het eerste lid.
Wordt gestraft met een geldboete van 50 tot 100 euro: 1° degene die zich beroept op het recht op kosteloos parkeren dat voorzien wordt in het eerste lid door zich te beroepen op een ongeldige parkeerkaart voor personen met een handicap of door aanspraak te maken op het recht op gratis parkeren terwijl geen enkele houder van een parkeerkaart voor personen met een handicap de bestuurder is of vervoerd wordt;2° degene die de opsporingen en vaststellingen bedoeld in het tiende lid verhindert of belemmert, of die weigert de door de in het tiende lid bedoelde personeelsleden gevraagde inlichtingen te verstrekken of bewust onjuiste of onvolledige informatie verstrekt. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, inclusief hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op het in het vorige lid bedoelde misdrijven.
Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, zijn de personeelsleden van het Parkeeragentschap en de personeelsleden van de gemeenten bedoeld in lid 6 die een digitaal parkeerrecht hebben ingevoerd, die daartoe door de Regering zijn aangesteld en die voldoen aan de minimumvoorwaarden bedoeld in artikel 21, § 4, tweede lid, van de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, bevoegd om de in het achtste lid bedoelde misdrijven op te sporen en bij proces-verbaal vast te stellen. De genoemde personeelsleden mogen alle inlichtingen opvragen die betrekking hebben op die opsporingen en vaststellingen en iedere persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis nuttig is voor de uitvoering van hun opdracht en dat in verband staat met deze opsporingen en vaststellingen. Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen tien dagen na de vaststelling van het misdrijf aan de overtreder toegezonden. § 3. De houders van een andere vrijstellingskaart dan deze bedoeld in paragraaf 1 en 2 zijn niet onderworpen aan de retributie die geldt in de gereglementeerde zones bedoeld in artikel 14, uitgezonderd de rode en de andere, door de Regering vastgelegde zones. Zij zijn niet onderworpen aan de verplichting een parkeerschijf te gebruiken of de forfaitaire retributie te betalen die geldt in de blauwe zone bedoeld in artikel 9, § 1, 3°. Afdeling 6. - Verdeling van de ontvangsten tussen de gemeenten en het
Parkeeragentschap
Art. 20.§ 1. Elke gemeente die de controle- en inningsopdrachten uitvoert, wordt vergoed voor de kosten gedragen in verband met de controle en de inning op de gemeente- en gewestwegen evenals voor de kosten van de invordering van de niet-betaalde bedragen.
Daartoe deelt iedere gemeente bedoeld in het eerste lid, uiterlijk op 30 juni van het jaar dat volgt op het betrokken boekjaar, een verslag mee aan het Gewest dat op gedetailleerde manier de informatie met betrekking tot de parkeeropbrengsten en de operationele kosten die de gemeente hiervoor heeft gedragen, beschrijft. Het bedrag dat overeenkomt met 15 % van het overschot dat uit dit verslag voortvloeit, wordt in de rekeningen van het lopende boekjaar van het Parkeeragentschap ingeschreven.
Het Gewest en de gemeente plegen overleg met oog op de uiteindelijke neerlegging van het verslag. Het Agentschap stelt de gemeenten een modelverslag ter beschikking. § 2. In geval van een overschot, schrijft de gemeente in haar begroting het bedrag in dat overeenkomt met 15 % van het overschot, dat bij de eerste begrotingswijziging die na datum van 30 juni bedoeld in paragraaf 1 plaatsvindt, aan het Agentschap wordt overgeschreven.
In dit kader en in geval van verzuim in hoofde van een gemeente, zijn de sancties waarvan sprake in de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van toepassing. § 3. Ingeval een gemeente de informatie waarvan sprake in paragraaf 1 niet meedeelt binnen de gestelde termijn, identificeert het Gewest de parkeeropbrengsten op basis van de laatste goedgekeurde jaarrekeningen en past een het forfaitair bedrag toe om het eventuele overschot te bepalen. Het forfaitair bedrag wordt berekend op basis van de financiële resultaten van het Agentschap die behaald werden in de gemeenten die de controle- en inningsopdrachten hebben overgedragen overeenkomstig de modaliteiten door de Regering bepaald. § 4. In ieder geval deelt het Gewest de informatie met betrekking tot het bedrag dat overeenkomt met 15 % van het overschot mee aan de gemeente en aan het Parkeeragentschap.
Dat bedrag wordt ten laatste op 31 december van het jaar na het betrokken boekjaar, overgeschreven door de gemeente. § 5. Ten aanzien van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die het bedrag bedoeld in paragraaf 2 niet binnen de vereiste termijn vereffenen, wordt de storting van de overschotten met betrekking tot de toekenning van de gewestelijke vrijstellingskaarten die op het grondgebied van meer dan een gemeente geldig zijn, opgeschort tot de effectieve storting van het bedrag bedoeld in paragraaf 2. § 6. De Regering bepaalt de regels voor de toepassing van dit artikel.
Art. 21.§ 1. Indien de controle- en inningsopdrachten overeenkomstig artikel 15 overgedragen worden aan het Parkeeragentschap, wordt dit vergoed voor de kosten gedragen in verband met de controle, de inning en de invordering van de niet-betaalde bedragen.
Daartoe deelt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan iedere gemeente die de controle- en inningsopdrachten op de gemeente- en gewestelijke wegenis op haar grondgebied overgedragen heeft, ten laatste op 15 februari van het jaar na het betrokken boekjaar, een jaarverslag mee waarin de informatie betreffende de parkeeropbrengsten en de kosten hiertoe gedragen door het Agentschap op een gedetailleerde manier wordt beschreven. § 2. Het Gewest en de gemeente plegen overleg met oog op de uiteindelijke neerlegging van het verslag.
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest deelt een halfjaarlijks tussentijds verslag mee aan de gemeente § 3. Na vergoeding van de kosten, wordt het overschot aan iedere gemeente overgeschreven. Een bedrag dat overeenkomt met 15 % van het overschot wordt echter door het Parkeeragentschap behouden.
Indien de kosten de opbrengsten overschrijden, neemt het Parkeeragentschap zijn deel van het tekort voor zijn rekening. HOOFDSTUK 5. - Gewestelijk parkeerbeleidsplan Afdeling 1. - Inhoud
Art. 22.Het gewestelijke parkeerbeleidsplan bepaalt het algemene kader van het parkeerbeleid vastgesteld door het Gewest, waarbij de samenhang verzekerd wordt in alle zowel door het Gewest als door de gemeenten genomen of te nemen beslissingen ter zake en in alle fasen van voorbereiding, goedkeuring en uitvoering van deze beslissingen.
Het gewestelijke parkeerbeleidsplan wordt opgesteld overeenkomstig het gewestelijke mobiliteitsplan bedoeld in de ordonnantie van 26 juli 2013 tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit.
Het gewestelijke parkeerbeleidsplan bevat ten minste een strategisch luik bestaande uit: 1° een beschrijving, een analyse en een evaluatie van de bestaande parkeertoestand;2° de vermelding van de vooropgestelde doelstellingen op basis van deze bestaande situatie, rekening houdend met de verwachte toekomstige behoeften en het gevolgde parkeerbeleid;3° voor het volledige grondgebied van het Gewest enerzijds en voor het grondgebied van elke gemeente die er deel van uitmaakt anderzijds: a) het richtcijfer van toegelaten parkeerplaatsen;b) het richtcijfer van parkeerplaatsen voor elke zone bedoeld in artikel 9;c) het minimale aantal voorbehouden parkeerplaatsen, alsook de bijzondere eenvormige signalisatie die ervoor gebruikt wordt indien deze signalisatie niet reeds geregeld is door het koninklijk besluit van 1 december 1975Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 14/07/2014 numac 2014000537 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 31/03/2000 numac 1999000004 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer - Duitse vertaling sluiten houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg of enig ander koninklijk besluit tot uitvoering van de wetten gecoördineerd op 16 maart 1968 betreffende de politie van het wegverkeer. Afdeling 2. - Opmaakprocedure
Art. 23.§ 1. Na overleg met het Parkeeragentschap en alle gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest stelt de Regering het ontwerp van gewestelijk parkeerbeleidsplan vast en onderwerpt ze het gedurende zestig dagen aan een openbaar onderzoek.
Het openbaar onderzoek wordt aangekondigd door aanplakking in elke gemeente van het Gewest, door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie Nederlandstalige en drie Franstalige dagbladen die in het Gewest worden verspreid. In deze aankondigingen worden de begin- en einddatum van het onderzoek vermeld.
Het ontwerpplan wordt gedurende zestig dagen ter inzage van de bevolking in het gemeentehuis van elke gemeente van het Gewest gelegd.
Bezwaren en opmerkingen worden binnen de termijn van het onderzoek bij een ter post aangetekende brief of via elk door de Regering bepaald elektronisch middel ter kennis gebracht van de Regering. § 2. Tegelijkertijd met het onderzoek legt de Regering het ontwerpplan ter advies voor aan minstens Brulocalis, Leefmilieu Brussel en de volgende adviescommissies: de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie en de Milieuraad. De adviezen moeten binnen zestig dagen na de aanvraag aan de Regering worden overgemaakt. Na het verstrijken van die termijn zijn de adviezen niet meer ontvankelijk. § 3. Na het verstrijken van het openbaar onderzoek en van de in paragraaf 2 vermelde termijn legt de Regering het ontwerpplan samen met de bezwaren, opmerkingen en adviezen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 voor advies voor aan de gemeenten.
De adviezen worden door de gemeenteraden uitgebracht en moeten bij de Regering toekomen binnen een termijn van zestig dagen na de aanvraag.
Na het verstrijken van die termijn zijn de adviezen niet meer ontvankelijk.
Minstens de helft van de in paragraaf 2 voorgeschreven termijn moet buiten schoolvakantieperiodes vallen die twee weken of meer bedragen.
Art. 24.Binnen de acht maanden volgend op de goedkeuring van het ontwerpplan stelt de Regering het gewestelijke parkeerbeleidsplan definitief vast.
Het plan wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Art. 25.De procedure bedoeld in artikelen 23 en 24 is van toepassing op elke wijziging die de Regering aan het gewestelijke parkeerbeleidsplan aanbrengt.
In afwijking van het eerste lid worden de wijzigingen die de Regering aan het gewestelijke parkeerbeleidsplan aanbrengt en die geen impact hebben op het milieu, niet onderworpen aan een openbaar onderzoek en de andere in artikel 23 vermelde formaliteiten. Afdeling 3. - Evaluatie
Art. 26.Het gewestelijke parkeerbeleidsplan wordt vastgesteld voor een termijn van tien jaar vanaf de inwerkingtreding ervan.
Het blijft evenwel van kracht tot er een ander plan voor in de plaats komt.
Het nieuwe plan wordt opgesteld op basis van een globaal evaluatieverslag dat wordt opgemaakt door de Regering.
Dit globale evaluatieverslag, dat de graad van tenuitvoerlegging en relevantie evenals de mogelijke evolutie van het huidige gewestelijk parkeerbeleidsplan beoogt te analyseren, omvat een deskundigenverslag van het Parkeeragentschap en informatie afkomstig van de raadpleging van de gemeenten.
Het Parkeeragentschap bezorgt zijn deskundigenverslag aan de Regering, die het onderzoekt en toetst aan de doelstellingen van het gewestelijke parkeerbeleidsplan en het gewestelijke mobiliteitsplan.
Op basis van dit onderzoek maakt de Regering een globaal evaluatieverslag op, keurt zij dit goed en deelt zij het ter informatie mee aan het Parlement.
Art. 27.§ 1. De Regering verricht een opvolging van en evalueert concreet de tenuitvoerlegging en de uitvoeringsgraad van het gewestelijke parkeerbeleidsplan op het niveau van de gemeenten.
Deze beoordeling beoogt er mede voor te zorgen dat de gemeenten het gewestelijke beleid toepassen, daarbij rekening houdend met hun respectievelijke eigenheid.
Deze beoordeling vindt elke 24 maanden plaats en berust op een volledige en gedetailleerde diagnose van het parkeren op het gemeentelijke grondgebied, waaruit zij de belangrijkste oriëntaties en aandachtspunten afleidt, met name in het licht van de door het Gewest vastgestelde doelstellingen. § 2. De diagnose waarvan sprake in paragraaf 1 wordt door het Parkeeragentschap verricht. Zij wordt opgesteld op basis van een analyse van gemeentelijke aanvullende parkeerretributiereglementen en geactualiseerde en becijferde gegevens: 1° over het parkeeraanbod, met details per type en categorie;2° over de nood aan parkeerplaatsen per straatgedeelte, op verschillende representatieve tijdstippen van de dag;3° over rotaties gemeten in de sleutelsectoren van het gemeentelijke grondgebied. De diagnose wordt aangevuld met alle nuttige operationele data, afkomstig van het parkeerbeleid op het gemeentelijke grondgebied die de gemeente ter beschikking stelt van het Parkeeragentschap. § 3. De data waarvan sprake in § 1 en 2 beperken zich tot anonieme data.
Art. 28.De Regering brengt de gemeenten op de hoogte van de beoordeling bedoeld in artikel 27 en preciseert de eventuele tekortkomingen en de termijn om ze weg te werken.
Indien blijkt dat, na het verstrijken van deze termijn, een gemeente het parkeeractieplan dat van toepassing is op de gemeente- en gewestwegen op haar grondgebied, geheel of gedeeltelijk, nog steeds niet op afdoende wijze uitvoert, zijn de bepalingen voorzien door de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van toepassing.
Bovendien, indien de door de Regering vastgestelde tekortkomingen, of een deel daarvan, blijven aanhouden, kan laatstnoemde de storting van de parkeeropbrengsten laten opschorten. HOOFDSTUK 6. - Gemeentelijke parkeeractieplannen Afdeling 1. - Inhoud
Art. 29.§ 1. Elke gemeente van het Gewest kan een gemeentelijk parkeeractieplan vaststellen dat van toepassing is op alle gewest- en gemeentewegen op haar grondgebied. § 2. De gemeentelijke parkeeractieplannen zijn concrete parkeeractieplannen die het gewestelijk parkeerbeleidsplan operationeel maken.
De gemeentelijke parkeeractieplannen beogen eveneens te waken over de eerbiediging van het gewestelijke mobiliteitsplan bedoeld in de ordonnantie van 26 juli 2013 tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit. De gemeentelijke parkeeractieplannen worden opgesteld overeenkomstig de gemeentelijke mobiliteitsplannen bedoeld in de ordonnantie van 26 juli 2013 tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit. § 3. De Regering bepaalt de inhoud van de gemeentelijke parkeeractieplannen, die minstens het volgende moeten bevatten: 1° een volledige diagnose van de parkeertoestand op het gemeentelijke grondgebied, met inbegrip van de types gereglementeerde en voorbehouden parkeerplaatsen op de wegenis voor alle voertuigen, en een overzicht van de - met name financiële - aandachtspunten die eraan verbonden zijn;2° een actieplan betreffende het parkeren op het gehele gemeentelijke grondgebied. Afdeling 2. - Opmaakprocedure
Art. 30.De gemeenteraad stelt het ontwerp van gemeentelijk parkeeractieplan vast en onderwerpt het binnen de maand na de vaststelling ervan gedurende zestig dagen aan een openbaar onderzoek.
Het openbaar onderzoek wordt aangekondigd door aanplakking in de gemeente en in het gemeenteblad of, bij gebreke daarvan, in minstens drie Franstalige en drie Nederlandstalige dagbladen die in de gemeente worden verspreid. In deze aankondigingen worden de begin- en einddatum van het onderzoek vermeld.
Het ontwerpplan wordt gedurende de gehele duur van het onderzoek in het gemeentehuis ter inzage van de bevolking gelegd.
De bezwaren en opmerkingen worden aan het college van burgemeester en schepenen toegezonden binnen de termijn van het onderzoek bij een ter post aangetekende brief.
Zij worden bij het proces-verbaal van sluiting van het openbaar onderzoek gevoegd, dat door het college wordt opgesteld binnen een termijn van vijftien dagen na het verstrijken van de termijn van het onderzoek.
Art. 31.Tegelijk met het onderzoek legt het college van burgemeester en schepenen het ontwerpplan voor advies voor aan elke aangrenzende gemeente, alsook aan het Parkeeragentschap. De adviezen worden door de betrokken gemeenteraden en door het Parkeeragentschap uitgebracht en moeten bij het college van burgemeester en schepenen toekomen binnen een termijn van zestig dagen na de aanvraag.
Na het verstrijken van die termijn zijn de adviezen niet meer ontvankelijk.
Art. 32.Na afloop van de in artikel 30 en 31 vermelde procedure keurt de gemeenteraad het gemeentelijke parkeeractieplan definitief goed en maakt hij dit over aan het Parkeeragentschap.
Art. 33.Elke gemeente neemt de wijzigingen aan die zich opdringen na goedkeuring van een nieuw gewestelijk parkeerbeleidsplan. Dit nieuwe gemeentelijke parkeeractieplan wordt onderworpen aan de procedure bedoeld in de artikelen 30 tot 32. HOOFDSTUK 7. - Parkeeragentschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 34.§ 1. De door deze ordonnantie vastgelegde doelstellingen worden verwezenlijkt door een naamloze vennootschap van publiek recht met rechtspersoonlijkheid opgericht onder de benaming « Parkeeragentschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest », en belast met de opdrachten vermeld in de artikelen 39 en 40.
Het Parkeeragentschap is onderworpen aan het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, aan deze ordonnantie en aan zijn statuten.
Het heeft zijn zetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Elke wijziging van de statuten door de algemene vergadering wordt door de Regering goedgekeurd op voorstel van de minister van Mobiliteit. § 2. Het minimumkapitaal van het Parkeeragentschap wordt vastgesteld door de Regering. Het kapitaal wordt integraal onderschreven door het Gewest. De rechten verbonden aan de aandelen in het bezit van het Gewest worden uitgeoefend door de vertegenwoordigers van de Regering. § 3. Het Parkeeragentschap is onderworpen aan de controlebevoegdheid van de Regering. Deze controle wordt uitgeoefend door twee commissarissen die door de Regering benoemd en ontslagen worden. De regeringscommissarissen behoren tot twee verschillende taalgroepen. De Regering regelt de uitoefening van de opdracht van de regeringscommissarissen conform de artikelen 9 en 10 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. De regeringscommissarissen wonen de vergaderingen van de raad van bestuur, het bureau en van algemene vergadering van het Parkeeragentschap bij maar nemen niet deel aan de stemming. § 4. De principes die aan de oprichting van het Parkeeragentschap en zijn dagelijkse werking ten grondslag liggen, omvatten exemplarische milieu- en energiedoelstellingen, met name op het vlak van de regels inzake energie- en milieuprestaties voor gebouwen, voertuigen en bereikbaarheid. Deze doelstellingen worden vastgesteld door de Regering. Afdeling 2. - Samenstelling van de beheersorganen
Art. 35.§ 1. De algemene vergadering bestaat uit de enige aandeelhouder, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De bestuurders worden uitgenodigd maar hebben geen stemrecht. § 2. Het Parkeeragentschap wordt bestuurd door een raad van bestuur die bestaat uit 15 leden die zijn gedomicilieerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Tien leden behoren tot de meest talrijke taalgroep en vijf anderen tot de andere taalgroep.
Vijf leden zijn van het andere geslacht.
De leden worden op de volgende wijze aangeduid: 1° tien leden worden aangeduid door de Regering op voordracht van de minister van Mobiliteit;2° vijf leden worden aangeduid door de Regering op basis van een lijst die is medegedeeld door de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Om de Regering toe te laten om de leden aan te duiden met inachtneming van de verdelingsregels op grond van taalrol en geslacht, stellen de gemeenten een lijst van tien leden voor, met aanduiding van de voorkeursvolgorde.
De raad van bestuur wordt vernieuwd binnen zes maanden die volgen op de vernieuwing van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement. De bestuurders blijven in functie tot ze vervangen zijn.
Indien de lijst bedoeld in het vierde lid, 2°, niet wordt medegedeeld binnen zestig dagen nadat de gemeenten erom zijn verzocht of indien de lijst geen aanduiding toelaat die in overeenstemming is met de verdelingsregels op grond van taalrol en geslacht, blijven de door de gemeenten voorgedragen en door de Regering tijdens de vorige legislatuur benoemde bestuurders in functie tot ze vervangen zijn. § 3. De raad van bestuur kiest onder de leden van de raad een voorzitter en een ondervoorzitter. Zij behoren tot een verschillende taalgroep. § 4. Het mandaat van de bestuurders is hernieuwbaar.
Het kan op elk ogenblik herroepen worden. § 5. Het mandaat van bestuurder is onverenigbaar met de volgende hoedanigheden: 1° lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of staatssecretaris toegevoegd aan een van haar leden;2° lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement;3° bestuurder, zaakvoerder of personeelslid van een vereniging of bedrijf actief in het parkeerwezen, het vervoer of de uitbating van openbare parkings evenals elke andere persoon die deze activiteiten in eigen naam uitoefent;4° lid van het personeel van het Parkeeragentschap. § 6. De raad van bestuur kan een deel van zijn bevoegdheden en handtekenbevoegdheid delegeren aan het bureau, bestaande uit de voorzitter, de ondervoorzitter, de regeringscommissarissen evenals twee andere bestuurders die de raad aanduidt. § 7. Onverminderd artikel 36 kunnen de raad van bestuur en het bureau beslissen bevoegdheden en handtekenbevoegdheid te delegeren aan de directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal, onder de voorwaarden en binnen het kader bepaald in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Afdeling 3. - Dagelijks bestuur
Art. 36.Het dagelijkse bestuur van het Parkeeragentschap wordt uitgeoefend door een leidend ambtenaar en een adjunct-leidend ambtenaar, die de titel van directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal dragen, ieder tot een andere taalrol behoren en door de Regering worden aangeduid en ontslagen. De regels betreffende hun administratief en geldelijk statuut worden vastgelegd in Boek IV van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 21/03/2018 pub. 30/03/2018 numac 2018011465 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sluiten houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De Regering stelt vast in welke gevallen hun beide handtekeningen niet verplicht zijn.
De leidend ambtenaar en de adjunct-leidend-ambtenaar vertegenwoordigen het Parkeeragentschap bij gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen en treden, binnen de perken van het dagelijkse bestuur, rechtsgeldig in naam en voor rekening van het Parkeeragentschap op. Afdeling 4. - Personeel
Art. 37.De raad van bestuur van het Parkeeragentschap stelt het personeelsplan en het administratief en geldelijk statuut van het personeel vast. Met inachtneming van de dwingende bepalingen van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten is de raad van bestuur van het Parkeeragentschap bevoegd om de administratieve en geldelijke positie van de contractuele werknemers te regelen.
In het kader van de overdracht door een gemeente van de controle- en inningsopdrachten aan het Parkeeragent-schap overeenkomstig artikel 15, § 2, zal worden voorzien in een mobiliteit voor de ambtenaren van de gemeentelijke overheidsinstellingen naar het Parkeeragentschap en de andere diensten die van de Regering afhangen.
Art. 38.De algemeen directeur of de adjunct-algemeen directeur van het Parkeeragentschap duidt de personeelsleden aan die met het oog op de controle en de inning feitelijke vaststellingen mogen doen.
Daartoe mogen zij onder meer: 1° de in artikel 16, § 1, 1° bedoelde verzoeken aanbrengen;2° vaststellingen doen met het oog op de verzending van de in artikel 16, § 1, 2° bedoelde verzoeken;3° mobiele bewakingscamera's gebruiken als bedoeld in artikel 7/1 van de wet van 21 maart 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/2007 pub. 31/05/2007 numac 2007000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's type wet prom. 21/03/2007 pub. 20/11/2007 numac 2007000952 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's. - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's. Afdeling 5. - Opdrachten
Art. 39.Het Parkeeragentschap heeft als opdracht het parkeerbeleid van het Gewest uit te voeren en te zorgen voor het goede functioneren ervan. Hiertoe is het Parkeeragentschap belast met de volgende opdrachten: 1° de oprichting en bijwerking van een databank, gewestelijk Parkeerobservatorium genoemd, belast met de aanmaak en de actualisering van een gegevensbank met de informatie nuttig voor de opmaak, evaluatie en aanpassing van het gewestelijke parkeerbeleidsplan en de gemeentelijke parkeeractieplannen, alsmede voor de realisatie van studies over het parkeren.De databank bevat enkel anonieme gegevens.
De terbeschikkingstelling van de gegevensbank, de berekeningsmethoden en de studies geschieden in overeenstemming met de door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest goedgekeurde normen inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie, met dien verstande dat de verschillende actoren op het vlak van parkeren de data in hun bezit, met name de kentekenplaten van de voertuigen, met het oog op de uitvoering van deze opdracht ter beschikking stellen van het Parkeeragentschap.
In het kader van deze opdracht maakt het Observatorium meer bepaald gebruik van verwerkingen van persoonsgegevens. Het Agentschap is gemachtigd om persoonsgegevens te verwerken: a) met als doel: - de uitwerking, uitvoering, opvolging en evaluatie van het gewestelijke en gemeentelijke parkeerbeleid; - de realisatie van studies inzake parkeren; b) afkomstig van gegevens verwerkt door: - de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - het Parkeeragentschap en zijn dienstverleners of concessiehouders; - de FOD Financiën; - elke bestuursoverheid of operator die optreedt in het kader van de doestellingen van het door deze ordonnantie uitgevoerde gewestelijke beleid; c) deze gegevensverwerking betreft volgende persoonscategorieën: - natuurlijke personen die op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest rijden en parkeren; - rechtspersonen en bestuursoverheden die actief zijn op het vlak van mobiliteit, parkeren, ruimtelijke ordening en milieubescherming; - natuurlijke of rechtspersonen die eigenaar of beheerder zijn van voor het publiek toegankelijke parkings; - rechtspersonen die over een parking beschikken aan hun zetel of in een van hun vestigingseenheden.
De Regering kan deze lijst van categorieën personen en gegevens aanvullen, evenals de bronnen waarvan de gegevens afkomstig zijn.
Indien nodig zal het ontwerpbesluit ter advies voorgelegd worden aan de Gegevensbeschermingsautoriteit.
De bewaringstermijn van deze persoonsgegevens mag niet meer dan vijf jaar bedragen.
Het Parkeeragentschap is hiervoor de verwerkingsverantwoordelijke; 2° het bijstaan van de minister van de plaatselijke besturen bij de beoordeling van de conformiteit van de gemeentelijke aanvullende parkeerretributiereglementen in het kader van het administratief toezicht;3° het bijstaan van de Regering in het kader van de opmaak en de evaluatie door deze laatste van het gewestelijke parkeerbeleidsplan en de tenuitvoerlegging daarvan op gemeentelijk niveau;4° het bijstaan ven de Regering bij de tenuitvoerlegging van de maatregelen in de gevallen bedoeld in artikel 28;5° het beheer van en de controle op de uitvoering van het parkeerbeleid op de wegenis waarmee het Parkeeragentschap belast is, met inbegrip van de inning van de parkeerretributies;6° de bouw, de verwerving of de huur, alsook de organisatie, het beheer en de controle van alle openbare parkings, in overeenstemming met de doelstellingen van het Gewest, waarvan het Gewest, in voorkomend geval in het kader van een samenwerkingsakkoord dat is gesloten met een of meerdere andere Gewesten, of een gemeente de ontwikkeling of de exploitatie aan het Agentschap toevertrouwt;7° het sluiten van overeenkomsten met privépersonen of publieke personen betreffende de terbeschikkingstelling van parkeerplaatsen die hun toebehoren of die zij beheren, inclusief het proactief zoeken naar en beheren van parkeerplaatsen buiten de wegenis;8° de organisatie, het beheer en de controle van een wielklemmen- en takeldienst, voor zover deze opdracht berust op de gewestelijke bevoegdheden; 9° de ontwikkeling van een aanbod aan vrij toegankelijke parkings of parkings met toegangsbeheer, al dan niet overdekt, voor voertuigen als omschreven in artikel 2.15.1, 2.15.2, 2.15.3, 2.17, 2.18 en 2.19 van de Wegcode, op de wegenis en daarbuiten; 10° de harmonisatie van de bewegwijzering en de ontwikkeling van dynamische parkeergeleiding voor openbare parkings;11° de ontwikkeling van een parkeeraanbod buiten de wegenis voor deelvoertuigen alsook een herlaadaanbod voor elektrische voertuigen;12° op het grondgebied van de gemeenten die de opdrachten van controle en inning toevertrouwd hebben aan het Agentschap overeenkomstig artikel 15, §§ 2 en 3, de controle op parkeerinbreuken die kunnen leiden tot een gemeentelijke administratieve sanctie, op voorwaarde dat de controle op deze inbreuken door de gemeenteraad is toevertrouwd aan het Parkeeragentschap in overeenstemming met de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties sluiten betreffende de gemeentelijke administratieve sancties;13° de organisatie, opvolging en beoordeling van proef- of innovatieprojecten op het vlak van het parkeren, in samenwerking met de gewestelijke overheden en de betrokken instellingen van openbaar nut evenals, desgevallend, in het kader van een samenwerkingsovereenkomst gesloten met een of meerdere andere Gewesten of met de federale overheid;14° het bijstaan van de Regering bij de uitvoering van aritkel 4 van deze ordonnantie.
Art. 40.De Regering kan elke andere opdracht die zij bepaalt en die het parkeerbeleid betreft aan het Parkeeragentschap toevertrouwen.
Art. 41.De Regering bepaalt de gevallen waarin de gemeenteraden om het advies van het Parkeeragentschap verzoeken, alsook de regels voor deze adviesprocedures.
Art. 42.Het Parkeeragentschap kan commerciële activiteiten uitoefenen die verenigbaar zijn met de eraan opgedragen opdrachten, voor zover zij aan deze opdrachten bijkomstig zijn.
Met het oog op de uitvoering van zijn opdrachten kan het Parkeeragentschap overeenkomsten sluiten en installaties die ertoe bijdragen zijn doel te bereiken, exploiteren of laten exploiteren. Afdeling 6. - Beheerscontract
Art. 43.De Regering en het Parkeeragentschap sluiten een beheerscontract dat de regels en voorwaarden bepaalt waaronder het Parkeeragentschap zijn opdrachten vervult.
Art. 44.Het beheerscontract wordt opgemaakt voor een termijn van vijf jaar.
Het blijft van kracht tot het door een ander beheerscontract wordt vervangen.
Het wordt ter informatie aan de leden van het Parlement bezorgd zodra het door de Regering en het Parkeer-agentschap is goedgekeurd.
Art. 45.Het beheerscontract bestaat met name uit een financieel plan, stelt de te behalen doelstellingen vast en voorziet in de opmaak van een jaarlijks evaluatierapport dat de verwezenlijkingen van het Parkeeragentschap omvat.
De Regering verzekert de controle van het bereiken van de doelstellingen aan de hand van de overmaking van de budgettaire gegevens en de in het ondernemingsplan vastgelegde opvolgings- en prestatie-indicatoren. Afdeling 7. - Middelen
Art. 46.Het Parkeeragentschap beschikt over de volgende middelen: 1° een basisdotatie die bestaat in de op de begroting van het Gewest ingeschreven kredieten en de toekenning van eventuele bijzondere dotaties;2° de ontvangsten uit zijn werking en de vergoedingen voor prestaties;3° de opbrengst van de parkeerretributie bedoeld in artikel 14;4° schenkingen en legaten;5° subsidies en occasionele inkomsten;6° leningen gesloten in het kader van een investeringsprogramma aanvaard door de Regering.
Art. 47.In overeenstemming met artikel 46 kent het Gewest het Parkeeragentschap middelen toe om het parkeerbeleid dat het vastlegt uit te voeren.
Het Parkeeragentschap besteedt zijn eigen inkomsten volledig aan de door of krachtens deze ordonnantie vastgestelde opdrachten. Afdeling 8. - Boekhouding en controle
Art. 48.Het Parkeeragentschap is een autonome bestuursinstelling van categorie 2 in de zin van artikel 85, 2°, van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en is in deze hoedanigheid aan de bepalingen van die ordonnantie onderworpen. HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingsbepalingen
Art. 49.In artikel 2.3.51 van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing wordt het 7° vervangen door hetgeen volgt: « 7° Openbare parking: elke parking die toegankelijk is voor het publiek en die voldoet aan de door de Regering vastgelegde voorwaarden op basis van artikel 4 van de ordonnantie van [...] houdende de organisatie van het parkeerbeleid en herdefiniëring van de opdrachten en beheerswijze van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap; ».
Art. 50.Artikel 2.3.52, § 3, leden 2 en 3 van diezelfde ordonnantie wordt vervangen door hetgeen volgt: « De Regering kan een begeleidingsdienst aanstellen voor aanvragers die al hun parkeerplaatsen of een deel daarvan wensen te herbestemmen als parkeerplaatsen bestemd voor een woonfunctie of andere bestemmingen dan parkeerplaatsen voor voertuigen.
Om de vergunningsaanvrager te waarborgen dat hij zich slechts tot één instantie moet richten tijdens de aanvraagprocedure van de milieuvergunning, zal Leefmilieu Brussel optreden als contactinstantie voor de aanvrager voor alles wat die milieuvergunning betreft, van de aanvraag van de vergunning tot de aflevering ervan. ».
Art. 51.§ 1. In de Franse versie van rubriek 224 van de bijlage van de ordonnantie van 22 april 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IA als bedoeld bij artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen worden de woorden « voie publique » vervangen door de woorden « voirie publique ». § 2. In de Nederlandse versie van rubriek 224 van de bijlage van de ordonnantie van 22 april 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IA als bedoeld bij artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen worden de woorden « openbare weg » vervangen door de woorden « openbare wegenis ».
Art. 52.§ 1. In de Franse versie van artikel 87, derde lid, van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening worden de woorden « voie publique » vervangen door de woorden « voirie publique ». § 2. In de Nederlandse versie van artikel 87, derde lid, van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening worden de woorden « openbare weg » vervangen door de woorden « openbare wegenis ». § 3. In de Franse versie van rubriek 17 van bijlage A en van rubriek 25 van bijlage B van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening worden de woorden « voie publique » vervangen door de woorden « voirie publique ». § 4. In de Nederlandse versie van rubriek 17 van bijlage A en van rubriek 25 van bijlage B van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening worden de woorden « openbare weg » vervangen door de woorden « openbare wegenis ». Afdeling 2. - Opheffingsbepalingen
Art. 53.De ordonnantie van 22 januari 2009 houdende de organisatie van het parkeerbeleid en de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap wordt opgeheven.
Art. 54.Worden opgeheven: 1° het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 02/05/2013 pub. 21/05/2013 numac 2013031359 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van de contractuele personeelsleden van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 02/05/2013 pub. 21/05/2013 numac 2013031360 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 02/05/2013 pub. 28/06/2013 numac 2013031358 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ten einde de voorwaarden te bepalen waaronder de mandatarissen bij de instellingen van openbaar nut worden aangewezen, ter uitvoering van artikel 35 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2013 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap sluiten tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van de contractuele personeelsleden van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap;2° het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 02/05/2013 pub. 21/05/2013 numac 2013031359 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van de contractuele personeelsleden van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 02/05/2013 pub. 21/05/2013 numac 2013031360 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 02/05/2013 pub. 28/06/2013 numac 2013031358 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ten einde de voorwaarden te bepalen waaronder de mandatarissen bij de instellingen van openbaar nut worden aangewezen, ter uitvoering van artikel 35 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2013 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap sluiten tot vaststelling van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap;3° het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 02/05/2013 pub. 21/05/2013 numac 2013031359 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van de contractuele personeelsleden van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 02/05/2013 pub. 21/05/2013 numac 2013031360 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 02/05/2013 pub. 28/06/2013 numac 2013031358 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ten einde de voorwaarden te bepalen waaronder de mandatarissen bij de instellingen van openbaar nut worden aangewezen, ter uitvoering van artikel 35 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2013 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap sluiten teneinde de voorwaarden te bepalen waaronder de mandatarissen bij de instellingen van openbaar nut worden aangewezen, ter uitvoering van artikel 35 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 02/05/2013 pub. 21/05/2013 numac 2013031359 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van de contractuele personeelsleden van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 02/05/2013 pub. 21/05/2013 numac 2013031360 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 02/05/2013 pub. 28/06/2013 numac 2013031358 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ten einde de voorwaarden te bepalen waaronder de mandatarissen bij de instellingen van openbaar nut worden aangewezen, ter uitvoering van artikel 35 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2013 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap sluiten houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap.
Art. 55.In de ordonnantie van 3 april 2014 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeersteken worden de volgende artikelen opgeheven: 1° artikel 15, zoals gewijzigd door de ordonnantie van 14 april 2016;2° artikel 16, zoals gewijzigd door de ordonnantie van 20 juli 2016;3° artikel 17. Afdeling 3. - Overgangsbepalingen
Art. 56.Het reglementaire luik van het gewestelijke parkeerbeleidsplan blijft van toepassing totdat er een nieuw gewestelijk parkeerbeleidsplan wordt aangenomen. Afdeling 4. - Inwerkingtreding
Art. 57.Deze ordonnantie treedt in werking op de tiende dag die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van: 1° de artikelen 16, § 7 en 17, die in werking treden op de door de Regering bepaalde datum;2° artikel 19, § 2, leden 2 tot 10, dat in werking treedt zes maanden na de bekendmaking van deze ordonnantie in het Belgisch Staatsblad. De inwerkingtreding kan eenmaal uitgesteld worden door de Regering, met een maximum van vier maanden. 3° de artikelen 49 en 50, die in werking treden op de dag van inwerkingtreding van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende openbare parkings bedoeld in artikel 4.4° artikel 54, 1° en 2°, dat in werking treedt na de goedkeuring door de raad van bestuur van het Parkeeragentschap van het administratief en geldelijk statuut van het personeel, op een door de Regering vastgestelde datum; Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 6 juli 2022.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de promotie van het Imago van Brussel en Biculturele zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering en de Plaatselijke Besturen, B. CLERFAYT _______ Nota Documenten van het Parlement: Gewone zitting 2021-2022 A-490/1 Ontwerp van ordonnantie A-490/2 Verslag A-490/3 Amendementen na verslag Integraal verslag: Bespreking en aanneming: vergadering van vrijdag 1 juli 2022