Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 13 oktober 2023
gepubliceerd op 14 december 2023

Ordonnantie tot vaststelling van een kader voor de planning, uitvoering en opvolging van het mobiliteits- en verkeersveiligheidsbeleid

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2023046394
pub.
14/12/2023
prom.
13/10/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 OKTOBER 2023. - Ordonnantie tot vaststelling van een kader voor de planning, uitvoering en opvolging van het mobiliteits- en verkeersveiligheidsbeleid


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen, hetgeen volgt: HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.In deze ordonnantie verstaat men onder: 1° Parkeeragentschap: Parkeeragentschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals bepaald in hoofdstuk 7 van de ordonnantie van 6 juli 2022 houdende organisatie van het parkeerbeleid en herdefiniëring van de opdrachten en beheerswijze van het Parkeeragentschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° Commissie: de Gewestelijke Mobiliteitscommissie zoals bedoeld in hoofdstuk III van deze ordonnantie;3° Observatorium: het Observatorium van de mobiliteit en verkeersveiligheid opgericht bij artikel 3 van deze ordonnantie;4° Aanvullend plan: het themaplan op het gebied van mobiliteit, met een beschrijving van de doelstellingen en de maatregelen inzake mobiliteit per vervoerswijze, soort activiteit of doelgroep;5° GemMP: het gemeentelijk mobiliteitsplan zoals gedefinieerd in artikel 10 van deze ordonnantie;6° GMP: het gewestelijk mobiliteitsplan zoals gedefinieerd in artikel 4 van deze ordonnantie;7° Pseudo-identificatie: identificatiegegevens gegenereerd via een functie voor pseudonimisering in het kader van een verwerking van gepseudonimiseerde gegevens;8° Mobiliteitsnetwerk: een geheel van aaneengesloten verkeerswegen, openbare ruimten en knooppunten die gelijkmatig over het Gewest zijn verspreid om te zorgen voor veilige en efficiënte verplaatsingen voor alle vervoerswijzen;9° MER: het milieueffectenrapport als bedoeld in richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's;10° Statistische sector: de territoriale basiseenheid die ontstaan is uit een opdeling van de gemeenten en de vroegere gemeenten door Statbel voor de verspreiding van statistieken op een gedetailleerder niveau dan het gemeentelijk niveau;11° MIVB: de Maatschappij voor Intercommunaal Vervoer van Brussel, opgericht bij de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 november 1990 betreffende de organisatie van het openbaar vervoer in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. HOOFDSTUK II - Instrumenten voor de planning en uitvoering van het mobiliteitsbeleid Afdeling 1 - Observatorium van de mobiliteit en verkeersveiligheid

Art. 3.§ 1. Er wordt een Brussels Observatorium van de mobiliteit en verkeersveiligheid opgericht belast met de volgende taken: 1° het analyseren van alle ontwikkelingen en trends inzake mobiliteit en verkeersveiligheid;2° de uitwerking en de objectieve evaluatie van de uitvoering van het GMP voor te bereiden;3° de verwerking van de gegevens die nodig zijn om deze taken uit te voeren. De regering kan het Observatorium belasten met andere specifieke taken die verband houden met het mobiliteitsbeleid. § 2. Bij het vervullen van zijn opdrachten houdt het Observatorium rekening met de inclusiviteitsaspecten. § 3. De leden van het Observatorium zijn deskundigen op het vlak van gegevensverwerking en stellen zich neutraal op. § 4. De regering bepaalt de werkingsregels van het Observatorium. Afdeling 2 - Gewestelijk mobiliteitsplan

Onderafdeling 1 - Algemene bepalingen

Art. 4.Het GMP is het strategische, richtinggevende en programmatorische instrument dat het volledige beleid op vlak van mobiliteit, verkeersveiligheid en beleid rond de inrichting van de openbare weg met betrekking tot mobiliteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bepaalt.

Het GMP is in overeenstemming met de richtsnoeren van het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling.

Art. 5.De regering neemt een GMP aan dat van toepassing is op het hele grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor een periode van tien jaar vanaf de inwerkingtreding ervan. Het blijft evenwel van kracht tot het door ander plan wordt vervangen.

Onderafdeling 2 - Inhoud

Art. 6.§ 1. Het GMP bestaat ten minste uit een strategisch en een reglementair deel. § 2. Het strategische deel omvat ten minste: 1° een evaluatie van het vorige GMP;2° de doelstellingen van het gewestelijk mobiliteitsbeleid;3° een actieplan bestaande uit een operationeel programma dat budgettaire en tijdsindicatoren omvat;4° de operationele nadere regels voor de uitvoering. Het strategische deel houdt rekening met alle verschillende componenten waaruit het gewestelijke beleid rond mobiliteit, verkeersveiligheid en de inrichting van de gewestelijke openbare weg bestaat, waaronder infrastructuur, diensten, reglementering en tarifering, technologieën, gegevens en governance, en zorgt voor een evenwichtige afweging van deze componenten. § 3. Het reglementaire gedeelte omvat ten minste: 1° de voorschriften teneinde de kwaliteit van mobiliteitsnetwerken te waarborgen;2° de instrumenten voor de uitvoering van het GMP. Onderafdeling 3 - Opstelprocedure

Art. 7.§ 1. De regering evalueert het vorige GMP in overeenstemming met artikel 8 en pleegt overleg met de gemeenten alsook betrokken partijen waarvan zij de lijst bepaalt. De regering bepaalt de minimumomvang van dit overleg. § 2. In overleg met de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest stelt de regering een ontwerp van GMP op, evenals een milieueffectenrapport. In dit verband zal ook de Commissie worden geraadpleegd.

Op verzoek van de regering en binnen de door haar vastgestelde termijn verstrekt elk betrokken gewestelijk bestuur en elke betrokken gewestelijke instelling van openbaar nut de vereiste elementen voor de opstelling van het MER. § 3. De regering deelt het ontwerp-GMP en het MER gelijktijdig mee aan de gemeenten, de adviesorganen en de organisaties waarvan zij de lijst vaststelt.

De adviezen worden binnen zestig dagen overgemaakt. Bij ontstentenis worden de adviezen geacht gunstig te zijn. § 4. Gelijktijdig onderwerpt de regering het ontwerp-GMP en het MER aan een zestig dagen durend openbaar onderzoek.

Het openbaar onderzoek wordt aangekondigd door aanplakking in elke gemeente van het Gewest, door een aankondiging in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie Nederlandstalige en drie Franstalige dagbladen die in het Gewest worden verspreid, alsook door een mededeling verspreid via elektronische weg en op radio en televisie.

Het openbaar onderzoek wordt aangekondigd op een gewestelijke website.

Het begin en het einde van het openbaar onderzoek worden in de aankondiging vermeld.

De documenten die in het kader van het openbaar onderzoek worden ingediend, worden gedurende zestig dagen ter inzage van het publiek neergelegd op de in het tweede lid bedoelde website en in het gemeentehuis van elk van de gemeenten in het Gewest.

Klachten en opmerkingen worden vóór de sluiting van het openbaar onderzoek langs elektronische weg of per post aan de regering toegezonden.

De regering deelt aan het Parlement en aan de gemeenten binnen honderdtwintig dagen na de sluiting van het openbaar onderzoek een afschrift van de bezwaren en opmerkingen mede. § 5. De in de paragrafen 3 en 4, eerste lid, bedoelde termijnen vallen voor de helft buiten de periodes van de schoolvakanties van minstens twee weken. § 6. Gelijktijdig met het openbaar onderzoek bedoeld in paragraaf 4 deelt de regering het ontwerp-GMP en het bijbehorende MER ter informatie mee aan de twee andere Gewesten, de federale overheid en de aangrenzende gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De twee andere Gewesten en de federale overheid beschikken over zestig dagen om hun eventuele advies in te dienen. § 7. Binnen acht maanden na de sluiting van het openbaar onderzoek past de regering het ontwerp-GMP aan op basis van de adviezen en opmerkingen bedoeld in paragrafen 3, 4 en 6 en neemt ze het GMP aan.

Het besluit tot goedkeuring van het GMP wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Het besluit tot definitieve goedkeuring van het plan geeft in zijn motivatie een bondige samenvatting van: - de wijze waarop de milieuoverwegingen in het plan geïntegreerd werden; - de wijze waarop het milieueffectenrapport en de adviezen, bezwaren en opmerkingen die werden uitgebracht tijdens de procedure, in overweging werden genomen; - de redenen die geleid hebben tot de keuze van het plan zoals het werd goedgekeurd, rekening houdend met de overwogen andere redelijke oplossingen.

De regering deelt het GMP mee aan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement.

Binnen dertig dagen na de goedkeuring van het GMP stelt de regering de gemeenten en de adviesorganen die in het kader van de opstellingsprocedure van dit plan zijn geraadpleegd, van deze goedkeuring in kennis.

De regering stelt het GMP, het MER en de in het derde lid bedoelde motivering ter beschikking van het publiek op de in paragraaf 4, tweede lid, bedoelde website. De regering kan voorzien in aanvullende voorwaarden voor beschikbaarstelling.

Onderafdeling 4 - Opvolging van het plan

Art. 8.§ 1. De regering evalueert op objectieve manier de uitvoering van het GMP ten minste één keer per legislatuur. § 2. De evaluatie gebeurt ten minste op basis van: - een analyse van de gewestelijke doelstellingen in verband met de opgetekende ontwikkelingen op mobiliteitsvlak, zoveel mogelijk gebaseerd op beschikbare objectieve gegevens; - een vaststelling van het uitvoeringsniveau van de acties en maatregelen van het GMP; - een overleg met de gemeenten; - een raadpleging van de Commissie. § 3. Het Observatorium identificeert, in overleg met de gemeenten, de gegevens en indicatoren die het uitvoeringsniveau van de acties bepalen met het oog op een eenvormige opvolging van de acties die door elke entiteit op het gewestelijke grondgebied ondernomen werden.

De gemeenten delen de gegevens waarover zij beschikken binnen negentig dagen na het verzoek daartoe mee aan het Observatorium.

De door het Observatorium ingezamelde en verwerkte gegevens worden ter beschikking van de gemeenten en de Commissie gesteld. Deze gegevens worden geanonimiseerd vóór hun verzending. § 4. Op basis van de werkzaamheden van het observatorium stelt de regering een ontwerp van evaluatieverslag op. Dit ontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de commissie en aan de gemeenten, die beschikken over negentig dagen, te rekenen vanaf het verzoek, om hun adviezen of bijkomende analyses mee te delen. § 5. Na het verzamelen van adviezen werkt de regering haar evaluatieverslag af, neemt er akte van en deelt het mee aan het Parlement, aan de gemeenten en op zijn website. § 6. Op basis van deze evaluatie bepaalt de regering welke corrigerende acties eventueel moeten worden genomen en of het GMP moet worden gewijzigd. § 7. De regering volgt en evalueert de uitvoering en de uitvoeringsgraad van het GMP bij de gemeenten.

De regering zendt elke gemeente een analyseverslag toe dat op die gemeente betrekking heeft en verduidelijkt indien nodig aanbevelingen voor de gewestelijke of gemeentelijke corrigerende acties die op het grondgebied van de gemeente uitgevoerd moeten worden. Elke gemeente beschikt over negentig dagen om op basis van deze evaluatie een nota aan de regering te bezorgen waarin de ondernomen acties en de corrigerende acties die de gemeente beoogt uit te voeren en waarin de gemeente indien nodig aangeeft of haar GemMP aangepast dient te worden.

Na afloop van de in het vorige lid alinea en in paragraaf 3 bedoelde termijnen gelden de regels die zijn bepaald in de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Onderafdeling 5 - Wijziging van het plan

Art. 9.§ 1. De in artikel 7 bedoelde procedure is van toepassing op elke wijziging die door de regering in het GMP wordt aangebracht.

In afwijking van lid 1 worden de wijzigingen aangebracht aan het strategische gedeelte bedoeld in artikel 6, § 2 en die geen substantiële impact hebben op het milieu, niet onderworpen aan een openbaar onderzoek en andere in artikel 7 bepaalde formaliteiten.

De budgettaire aspecten en het tijdschema voor de acties vormen geen wijzigingen van het plan. § 2. Wanneer het GMP wordt gewijzigd, gaan alle gemeenten die over een GemMP beschikken na of wijziging van haar GemMP vereist is en passen dit eventueel overeenkomstig aan. De gemeenten bezorgen in voorkomend geval hun GemMP aan de regering. Afdeling 3 - Gemeentelijk mobiliteitsplan

Onderafdeling 1 - Algemene bepalingen

Art. 10.Elke gemeente van het Gewest kan een GemMP goedkeuren dat geldt voor haar hele grondgebied.

Het GemMP is de operationele omzetting van het GMP op gemeentelijk niveau. Het voldoet aan het reglementaire gedeelte van het GMP en is in overeenstemming met de richtsnoeren van het strategische gedeelte van het GMP. Onderafdeling 2 - Inhoud

Art. 11.Een GemMP is een actieplan dat bestaat uit een operationeel programma met daarin minstens: - de doelstellingen voor de uitvoering van de acties in verband met de doelstellingen van het GMP; - een raming van de begrotingsmiddelen die aan de acties zullen worden toegewezen; - tijdsindicatoren om te anticiperen op de mate waarin de acties voorzien door het GemMP zijn verwezenlijkt en deze te evalueren.

Onderafdeling 3 - Opmaakprocedure

Art. 12.§ 1. De gemeente stelt haar ontwerp-GemMP op in overleg met het Gewest en met de aangrenzende gemeenten van de gemeente in kwestie. § 2. De gemeenteraad stelt het ontwerp-GemMP vast en onderwerpt het aan burgeroverleg. § 3. Tegelijk met het burgeroverleg legt het college van burgemeester en schepenen het ontwerp-GemMP voor aan: 1° de regering voor advies;2° voor advies aan alle Brusselse aangrenzende gemeenten;3° ter informatie aan de aangrenzende niet-Brusselse gemeenten. Binnen negentig dagen na de ontvangst van het voorontwerp van GemMP: - neemt de regering een standpunt in over het ontwerp van GemMP en de overeenstemming ervan met het GMP, op basis van de analyse van het Observatorium, en bezorgt ze haar advies aan de gemeente ; - De in het eerste lid, 2°, bedoelde gemeenten kunnen hun eventueel advies aan de gemeente meedelen. § 4. Na afloop van de in paragrafen 2 en 3 bedoelde procedure stelt de gemeente haar GemMP op in overleg met het Gewest en keurt de gemeenteraad het GemMP goed. § 5. De gemeente deelt een afschrift van de geformuleerde bezwaren en opmerkingen over het ontwerp van GemMP mee aan de regering en bezorgt laatstgenoemde ter informatie het GemMP binnen dertig dagen nadat het is aangenomen, zoals bedoeld in paragraaf 4.

Art. 13.De regering kan de nadere regels van de procedure tot goedkeuring van de GemMP's bepalen in overleg met de gemeenten.

Onderafdeling 4 - Wijzigingsprocedure

Art. 14.§ 1. De gemeente wijzigt haar GemMP: 1° hetzij op eigen initiatief, na de regering te hebben ingelicht;2° hetzij ten gevolge van een wijziging van het GMP die de aanpassing ervan overeenkomstig artikel 9, § 2, noodzakelijk maakt. De wijzigingsprocedure is onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 12 en 13. § 2. In afwijking van paragraaf 1, worden de wijzigingen die geen substantiële impact hebben op het milieu, niet onderworpen aan de in artikelen 12 en 13 bepaalde formaliteiten.

De budgettaire aspecten en het tijdschema voor de acties vormen geen wijzigingen van het plan.

De gemeente moet echter elke wijziging binnen de vijfenveertig dagen ter informatie melden aan de regering en die kan binnen de zestig dagen beslissen om die die beslissing te annuleren indien zij het als een belangrijke wijziging beschouwt.

Onderafdeling 5 - Informeren van het publiek

Art. 15.Elke gemeente die een GemMP aanneemt stelt het ter beschikking van het publiek op haar website. Afdeling 4 - Samenwerkingstool Gewest-gemeenten

Art. 16.De regering kan in overleg met de gemeenten de samenwerkingstools voor de gezamenlijke acties van het Gewest en een of meerdere gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bepalen om zo het GMP te kunnen uitvoeren binnen een specifiek gebied of een specifieke wijk. 1° Deze tools leven het regelgevende deel van het GMP na en stemt overeen met de richtlijnen van het strategische deel van het GMP.2° Ze beogen de leefomgeving te verbeteren in de verschillende wijken van het Gewest en de uitvoering en goede werking van de mobiliteitsnetwerken te verzekeren. De regering kan de voorwaarden voor de uitvoering van deze tools bepalen. Deze tools zijn ten minste onderworpen aan een akkoord tussen het Gewest en de betrokken gemeente(n) over het tijdschema van de uitvoering en de financieringsvoorwaarden. Daarbij wordt ten minste voorzien in een studiefase, een fase voor burgeroverleg, een uitvoeringsfase en een evaluatiefase. Afdeling 5 - Aanvullende themaplannen

Art. 17.De regering kan aanvullende themaplannen aannemen die in overeenstemming met het GMP zijn opgesteld.

Deze plannen maken het mogelijk de in het GMP opgenomen acties uit te voeren.

Deze plannen zijn richtinggevend voor de instellingen onder het toezicht van het Gewest.

Art. 18.De gemeenten kunnen bijkomende themaplannen aannemen, opgesteld in overeenstemming met het GMP en de eventuele bijkomende gewestelijke themaplannen. Afdeling 6 - Naleving van het GMP door de gemeenten en andere openbare

instellingen onder toezicht van het Gewest

Art. 19.De gemeenten en andere openbare instellingen die onder het toezicht van het Gewest ressorteren, respecteren het GMP bij de uitvoering van hun acties.

Indien de in het eerste lid bedoelde instellingen gebonden zijn door een beheersovereenkomst, wordt deze opgesteld in overeenstemming met het GMP. HOOFDSTUK III - De Gewestelijke Mobiliteitscommissie

Art. 20.De opdracht van de commissie bestaat erin: 1° bij te dragen tot het vormen van een visie en het formuleren van de krachtlijnen inzake mobiliteit, verkeersveiligheid en inrichting van de openbare weg, met name door de uitwerking, de uitvoering en de evaluatie van het GMP te begeleiden door aanbevelingen te formuleren, overeenkomstig de artikelen 7, § 2, en 8, § 2 tot 4;2° adviezen uit te brengen;3° te fungeren als ontmoetingsplatform voor haar leden om hun aandachtspunten uit te wisselen en elkaar op de hoogte te houden. De regering kan de commissie belasten met andere taken die verband houden met deze taken.

Art. 21.§ 1. De commissie formuleert op eigen initiatief of op verzoek van een regeringslid adviezen en aanbevelingen over elk aan de regering voorgelegd ontwerp dat een weerslag heeft op het vlak van mobiliteit, verkeersveiligheid of de inrichting van de openbare weg.

In afwijking van het eerste lid, zijn overheidsopdrachten niet onderworpen aan het advies van de commissie. § 2. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering is verplicht het advies van de commissie in te winnen over ontwerpen van ordonnanties, ontwerpbesluiten en projecten die van strategisch belang zijn inzake mobiliteit en openbare werken of die een aanzienlijke invloed hebben op de mobiliteit en die tot een ander beleidsdomein behoren. § 3. De adviezen worden ten laatste veertig werkdagen na de aanvraag uitgebracht.

De termijn wordt opgeschort tijdens de schoolvakanties, behalve in dringende gevallen, gemotiveerd door de regering.

Op vraag van de Commissie kan het lid van de regering dat het verzoek indient de termijn verlengen. § 4. De adviezen van de commissie worden openbaar gemaakt binnen twintig werkdagen nadat zij ter kennis zijn gebracht van het in paragraaf 1 bedoelde regeringslid.

Art. 22.Elk regeringslid mag de commissie elk ontwerp ter informatie en ter advies toezenden in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden.

Art. 23.Aan het begin van elk kalenderjaar na de goedkeuring van de begroting stellen de ministers of staatssecretarissen bevoegd voor mobiliteit, verkeersveiligheid en openbare werken, hun verwezenlijkingen van het afgelopen jaar, en hun projecten en prioriteiten voor het komende jaar aan de commissie voor.

Art. 24.§ 1. Voor de vervulling van haar opdrachten en op verzoek van een of meer van haar leden kan de Commissie alle personen of deskundigen raadplegen of horen.

De Commissie kan de overheidsspelers bijeenroepen die rechtstreeks betrokken zijn bij mobiliteit. § 2. De leden van de regering of hun vertegenwoordigers mogen de sessies van de Commissie bijwonen als waarnemer in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden, met uitzondering van de besprekingen over de adviezen.

Art. 25.§ 1. De Commissie verstrekt uiterlijk op 30 april van elk jaar aan de regering en het parlement een verslag over haar werkzaamheden van het afgelopen kalenderjaar. § 2. De adviezen van de Commissie worden gepubliceerd op de website van Brussel Mobiliteit volgens de nadere regels bepaald door de regering.

Art. 26.§ 1. De Commissie bestaat uit een voorzitter en een vicevoorzitter, onafhankelijke deskundigen en leden die de belangen vertegenwoordigen van de verschillende spelers die actief zijn op het gebied van mobiliteit, met name: - de gewestelijke instellingen; - de plaatselijke besturen; - de publieke mobiliteitsoperatoren; - de private mobiliteitsoperatoren; - de gebruikers; - de sociaaleconomische spelers, de spelers inzake leefmilieu en duurzame ontwikkeling, gezondheidszorg en openbare veiligheid. § 2. De commissieleden worden benoemd met inachtneming van een taalevenwicht en een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen overeenkomstig de ordonnantie van 27 april 1995 houdende invoering van een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen.

Minstens een derde van de leden behoort tot de kleinere taalgroep. Het lidmaatschap van de leden van een van beide taalgroepen wordt bevestigd door de regering. § 3. De Regering bepaalt de samenstelling van de Commissie met de in paragraaf 1 bedoelde representatieve instellingen en autoriteiten aan. § 4. De regering benoemt de commissieleden op voordracht van de verschillende instellingen en overheden, waarbij de minister erop toeziet dat de samenstelling van de Commissie evenwichtig en representatief is overeenkomstig paragraaf 2. § 5. De commissieleden worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar. De regering benoemt de leden van de Commissie op het einde van het jaar waarin de volledige vernieuwing van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement plaatsvindt. De commissieleden blijven echter in functie tot de effectieve benoeming van de nieuwe leden.

Art. 27.§ 1. De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek gespecialiseerde afdelingen oprichten om bijzondere kwesties te behandelen.

De lijst van gespecialiseerde afdelingen wordt vastgesteld door de minister van Mobiliteit. § 2. De gespecialiseerde afdelingen verstrekken algemene aanbevelingen aan de verzoekers en verstrekken aanbevelingen inzake adviezen aan de Commissie. De Commissie neemt akte van de aanbevelingen en adviezen van de gespecialiseerde afdelingen. § 3. De gespecialiseerde afdelingen kunnen worden samengesteld uit spelers die geen commissielid zijn.

Art. 28.§ 1. De regering bepaalt de werkingsregels van de Commissie en van de in artikel 27 bedoelde gespecialiseerde afdelingen. § 2. Met uitzondering van de beambten die hun administratie vertegenwoordigen, kan de regering beslissen zitpenningen toe te kennen aan de leden van de Commissie. Zo nodig bepaalt zij hun toekenningsvoorwaarden en hun bedrag.

Art. 29.De werkingskosten van de Commissie en haar secretariaat zijn ten laste van afdeling 12 van de gewestbegroting. HOOFDSTUK IV - Verwerking van persoonsgegevens

Art. 30.§ 1. De regering wijst bij haar bestuur de entiteit aan die verantwoordelijk zal zijn voor de verwerking van persoonsgegevens om de evolutie van de Brusselse mobiliteit en van de verkeersveiligheid op te volgen. § 2. De doelstellingen waarvoor de eenheid bedoeld in paragraaf 1 persoonsgegevens verwerkt zijn de volgende: 1° het samenstellen van representatieve willekeurige steekproeven van de bevolking, in voorkomend geval behorend tot een doelgroep, op basis van sociaaleconomische en/of demografische variabelen die bepalend zijn voor de gewoontes, gedragingen en vervoerswijzen, en het contacteren van de betrokkenen met het oog op het afnemen van enquêtes naar gedrag, tevredenheid en percepties in verband met het mobiliteits- en verkeersveiligheidsbeleid;2° de uitvoering van studies, enquêtes en analyses die tot doel hebben bij te dragen tot de uitwerking, uitvoering, opvolging, evaluatie en verbetering van het mobiliteits- en verkeersveiligheidsbeleid op basis van gegevens afkomstig uit verschillende bronnen;3° de invoering van tools voor analyse en modellering van verplaatsingen, mobiliteitsgedrag en -stromen en verkeersveiligheid op basis van het resultaat van de enquêtes en op basis van gegevens afkomstig uit verschillende bronnen om zo bij te dragen tot de uitwerking, uitvoering, opvolging, evaluatie en verbetering van het Brusselse mobiliteits- en verkeersveiligheidsbeleid door verschillende gegevensbronnen te combineren om er indicatoren uit te halen, de besluitvorming te ondersteunen door scenario's te testen met grote veranderingen in de vraag naar verplaatsingen en het aanbod aan mobiliteit en vervoer alsook gegevens te extrapoleren om te voldoen aan Europese verplichtingen inzake de rapportering van vervuilende uitstoot in de sector van personen- of goederenvervoer. § 3. De personen van wie de gegevens verwerkt worden, zijn personen die gewoonlijk in België verblijven en personen die zich verplaatsen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 4. De persoonsgegevens die voor de in paragraaf 2 bedoelde doeleinden worden verwerkt, kunnen worden meegedeeld aan de volgende categorieën ontvangers, met het oog op de verwezenlijking van deze doeleinden of verenigbare doeleinden of doeleinden op basis van artikel 6.1.c) of 6.1.e) van de AVG, overeenkomstig de vereisten van artikel 6.3 van de AVG: 1° derde vertrouwenspersonen in de zin van artikel 188, 1° van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens;2° dienstenintegratoren, meer bepaald in de zin van artikel 2, 1°, van de ordonnantie van 8 mei 2014 betreffende de oprichting en organisatie van een gewestelijke dienstenintegrator;3° overheidsdiensten;4° onderwijsinstellingen;5° entiteiten die gemachtigd zijn in het kader van overheidsopdrachten of onderaannemingscontracten met de verwerkingsverantwoordelijke, zoals adviesbureaus;6° de statistische diensten bedoeld in artikel 1, 17° van de wet van 4 juli 1962Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/1962 pub. 01/02/2007 numac 2006001011 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de openbare statistiek sluiten betreffende de openbare statistiek;7° de entiteiten die door Eurostat als onderzoeksentiteiten zijn erkend, en andere actoren die een wetenschappelijk of historisch doel nastreven;8° de archiefdienst bedoeld in artikel 2, 4°, van de ordonnantie van 19 maart 2009 betreffende de archieven van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 5. Als de gegevens voor meerdere doeleinden verwerkt worden, is de langste bewaartermijn van toepassing.

Art. 31.§ 1. Om de verwerkingen te verrichten die voortvloeien uit het in artikel 30, § 2, 1°, beoogde doeleinde worden volgende gegevens verwerkt: a) Om de representativiteit van de steekproef te kunnen garanderen, en om een gelaagde willekeurige steekproef te verkrijgen op basis van een reeks sociaaldemografische variabelen, worden de volgende gegevens gekoppeld vooraleer ze bezorgd worden aan de entiteit aangeduid door de regering in overeenstemming met artikel 30, § 1: - leeftijdsgroep; - geslacht of gender; - samenstelling van het huishouden; - statistische sector van de woonplaats; - statistische sector van de werkplaats; - opleidingsniveau; - socio-economische positie; - persoon met een handicap die gevolgen heeft voor zijn of haar mobiliteit; - beroepsactiviteitssector; - eigenaar en/of gebruiker van een voertuig ingeschreven in België; - eigenaar en/of gebruiker van een bedrijfsvoertuig; - eigenaar en/of gebruiker volgens een welbepaald type motorisatie. b) Om de in de steekproef opgenomen personen te kunnen contacteren, worden volgende gegevens verwerkt: - naam; - voornaam; - volledig postadres van hun woonplaats; - telefoon; - e-mailadres; - correspondentietaal. § 2. De betreffende persoonsgegevens zijn afkomstig van volgende bronnen: - de Kruispuntbank van de Ondernemingen; - de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid; - de Kruispuntbank van de Voertuigen; - Belcotax; - Census; - de DIV; - de RSZ; - het Rijksregister; - de Brusselse besturen en instellingen van openbaar nut. § 3. De verwerkingsverantwoordelijke van voornoemde bronnen of een derde vertrouwenspersoon zorgt onafhankelijk voor de samenstelling van de steekproef en waarborgt zoveel mogelijk gelijkheid en afwezigheid van vooringenomenheid in de selectiemethode, alsook de verzending van de uitnodigingsbrief voor deelname aan de enquête.

De personen die niet antwoorden op de uitnodigingen voor deelname aan enquêtes krijgen maximum drie herinneringen. § 4. De persoonsgegevens die verwerkt worden voor de representatieve steekproef van de bevolking alsook de contactgegevens van de geselecteerde personen worden maximaal achttien maanden bewaard.

Art. 32.§ 1. Om de verwerkingen te verrichten die voortvloeien uit het in artikel 30 § 2, 2°, beoogde doeleinde kunnen volgende gegevens worden verwerkt: a) de persoonsgegevens met betrekking tot verkeersongevallen die worden verwerkt voor enquêtes, onderzoeken en analyses om (i) te kijken hoe het gesteld is met de verkeersveiligheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, (ii) diagnoses te stellen van de ernst van de ongevallen per weg of per kruispunt, (iii) de weggedeelten en kruispunten in kaart te brengen waar veel ongevallen gebeuren en (iv) de doelgroep te bepalen van de bewustmakingscampagnes zijn de volgende: 1° wat betreft de omstandigheden van de ongevallen: - geografische locatie van de ongevallen; - datum en tijdstip van de ongevallen; - beschrijving van de ongevallen; - oorzaken van de ongevallen; - omstandigheden die de ernst van het ongeval verhogen. 2° wat betreft de bij de ongevallen betrokken personen en voertuigen: - leeftijdsgroep; - geslacht of gender; - ernst van de verwondingen; - resultaat van de alcoholtest; - resultaat van de drugtest; - resultaat van de medicatietest; - type gebruiker; - soort voertuig; - soort brandstof; - gewicht en afmetingen van het voertuig; - fiscaal vermogen; - Euronorm; - gebruiksregeling van het voertuig; - voertuigmerk; - bezit van een rijbewijs voor het gebruikte voertuig en de datum van dit rijbewijs. b) Persoonsgegevens die niets met verkeersongevallen te maken hebben en die worden verwerkt voor andere soorten enquêtes, onderzoeken en analyses op basis van sociaaleconomische en demografische variabelen die de mobiliteit beïnvloeden, om zo het mobiliteits- en verkeersveiligheidsbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te kunnen aanpassen zijn de volgende: 1° Wat betreft de personen: - leeftijd; - geslacht of gender; - statistische sector van de woonplaats; - type woning; - al dan niet bezit van of toegang tot een privégarage; - statistische sector van vorig postadres in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of postcode van het vorige adres als dit zich in een ander Gewest bevindt; - samenstelling van het huishouden; - inkomenscategorie van het huishouden; - huurder of eigenaar van zijn of haar woning; - persoon met een handicap die gevolgen heeft voor zijn of haar mobiliteit; - al dan niet houder van een rijbewijs. 2° Wat betreft de beroepssituatie van de personen: - opleidingsniveau; - statistische sector van het beroepsadres; - socio-economische positie; - type prestatie en werktijden; - mogelijkheid tot telewerk; - gebruik van een bedrijfsvoertuig; - tegemoetkoming van de werkgever in de verplaatsingskosten; - aanwezigheid van parkeergelegenheid op de werkplaats; - carpooling. 3° Wat betreft voertuigen: - soort voertuig; - motorisatie van het voertuig; - land waar het voertuig is ingeschreven; - Euronorm van het voertuig; - fiscaal vermogen van het voertuig; - gewicht en afmetingen van het voertuig; - ouderdom van het voertuig of datum van eerste inschrijving; - datum van de laatste inschrijving; - gebruiksregeling van het voertuig; - statistische sector van de woonplaats/maatschappelijke of exploitatiezetel van de gebruiker; - pseudo-identificatie van het voertuig. 4° De gegevens van de ANPR-camera's worden verwerkt om de rol van de mobiliteitsorganiserende overheid te ondersteunen door de wegverkeersvolumes te analyseren, de reistijden tussen de camera's, de reisafstanden, het verkeer dat het Gewest binnenkomt en verlaat, uitgesplitst naar het type voertuig, op uurbasis, om zo de evolutie van de gewestelijke weginfrastructuur te plannen en het gebruik van de verschillende types voertuigen te meten om na te gaan welke impact de ingevoerde en geplande regelgevende maatregelen hebben op de mobiliteit en het leefmilieu, door de voertuigstromen en de reisafstanden per type voertuig te ramen.Het gaat om de volgende gegevens: - pseudo-identificatie van het voertuig; - land waar het voertuig is ingeschreven; - type voertuig of gebruiker; - datum en tijdstip van de detectie van het voertuig; - identificatie of locatie van de camera die het voertuig gedetecteerd heeft. 5° Wat de gegevens betreft die afkomstig zijn van boordmateriaal, die worden verwerkt om de verkeersgerelateerde geluidsoverlast en luchtvervuiling in te schatten, de stadslogistiek te optimaliseren, de wegverkeersstromen te analyseren, de verkeersomstandigheden en de doeltreffendheid van routes voor gemotoriseerde voertuigen te beoordelen en de impact te evalueren van ingevoerde en geplande maatregelen op de mobiliteit en het leefmilieu.Het gaat om de volgende gegevens: - verplaatsingsstromen; - tijdsgegevens van de verplaatsingsstromen; - parkeerzones. § 2. De beoogde persoonsgegevens worden gepseudonimiseerd vooraleer ze bezorgd worden aan de entiteit aangeduid door de regering in overeenstemming met artikel 30, § 1, en zijn afkomstig uit de volgende bronnen: - het Rijksregister; - de Kruispuntbank van Ondernemingen; - de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid; - de DIV; - de Kruispuntbank van de voertuigen - Belcotax; - Census; - Demobel - Safe.brussels; - Statbel; - het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse; - de federale politie - Directie van de politionele informatie en de ICT-middelen - Afdeling Beleid en Beheer (BIPOL); - de FOD Volksgezondheid; - ziekenhuizen; - VIAPASS; - de Brusselse besturen en instellingen van openbaar nut.

De entiteit bedoeld in artikel 30, § 1, is niet gemachtigd om de persoonsgegevens die ze ontvangt te ontkoppelen. § 3. De daartoe ingezamelde persoonsgegevens worden bewaard gedurende maximaal vijftien jaar.

Art. 33.§ 1. Om de verwerkingen te verrichten die voortvloeien uit het in artikel 30 § 2, 3°, beoogde doeleinde worden volgende gegevens verwerkt: a) Wat betreft de voertuigen: - soort voertuig; - motorisatie van het voertuig; - land waar het voertuig is ingeschreven; - euronorm van het voertuig; - fiscaal vermogen van het voertuig; - ouderdom van het voertuig of datum van eerste inschrijving; - datum van de laatste inschrijving; - gebruiksregeling van het voertuig (eigendom; privéleasing of beroepsleasing); - statistische sector van de woonplaats/maatschappelijke of exploitatiezetel van de eigenaar; - statistische sector van de woonplaats/maatschappelijke zetel van de gebruiker; - pseudo-identificatie van het voertuig. b) Betreffende de gegevens afkomstig van de ANPR-camera's: - pseudo-identificatie van het voertuig, - land waar het voertuig is ingeschreven, - datum en tijdstip van registratie van het voertuig, - identificatie of locatie van de camera die het voertuig geregistreerd heeft.c) Wat betreft de gegevens afkomstig van boordsystemen: - verplaatsingsstromen; - tijdsgegevens van de verplaatsingsstromen; - parkeerzones. § 2. De beoogde persoonsgegevens worden tijdelijk samengevoegd vooraleer ze bezorgd worden aan de entiteit aangeduid door de regering in overeenstemming met artikel 30, § 1, en kunnen afkomstig zijn uit de volgende bronnen: - Safe.brussels; - de DIV; - VIAPASS; - de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel Fiscaliteit.

De entiteit bedoeld in artikel 30, § 1, is niet gemachtigd om de persoonsgegevens die ze ontvangt te ontkoppelen. § 3. De daartoe ingezamelde persoonsgegevens worden maximaal twee jaar bewaard.

Art. 34.De regering kan voor elk van de in artikel 30 bedoelde doeleinden bijkomende nadere toepassingsregels bepalen.

Deze besluiten moeten ter advies worden voorgelegd aan de Gegevensbeschermingsautoriteit. HOOFDSTUK V - Codificatie

Art. 35.De regering kan overgaan tot codificatie en harmonisatie van de hierna vermelde geldende wettelijke bepalingen en uitvoeringsbesluiten daarvan, door daarin de nodige wijzigingen aan te brengen met het oog op vormelijke vereenvoudigingen, onverminderd de beginselen vervat in deze bepalingen: - deze ordonnantie; - de ordonnantie van 22 november 1990 betreffende de organisatie van het openbaar vervoer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - de ordonnantie van 25 november 2010 tot regeling van de uitbating van een openbaar geautomatiseerd fietsverhuursysteem; - de ordonnantie van 19 mei 2011 betreffende het beheer van de weginfrastructuur; - de ordonnantie van 3 april 2014 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens; - de ordonnantie van 29 november 2018 betreffende het delen van vrije vloot vervoersmodi die een alternatief zijn voor de auto; - de ordonnantie van 9 juni 2022 betreffende de taxidiensten; - de ordonnantie van 6 juli 2022 houdende organisatie van het parkeerbeleid en herdefiniëring van de opdrachten en beheerswijze van het Parkeeragentschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De regering is ook gemachtigd om verwijzingen naar de in lid 1 gecodificeerde bepalingen die in andere ordonnanties zijn opgenomen, aan te passen. HOOFDSTUK VI - Wijzigingsbepalingen

Art. 36.In artikel 126 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening van 9 april 2004, zoals gewijzigd bij de ordonnantie van 30 november 2017 tot hervorming van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en tot wijziging van aanverwante wetgevingen, wordt paragraaf 11, derde lid vervangen door het volgende: "3° de reglementaire voorschriften van het Gewestelijk mobiliteitsplan, op voorwaarde dat deze afwijking door Brussel Mobiliteit is goedgekeurd.".

Art. 37.In artikel 189/1, lid 1 van hetzelfde wetboek, zoals ingevoegd door de ordonnantie van 30 november 2017, worden de woorden "de ordonnantie van 26 juli 2013 tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit." vervangen door de woorden "de ordonnantie van XXX tot vaststelling van een kader voor de planning, uitvoering en opvolging van het mobiliteits- en verkeersveiligheidsbeleid". HOOFDSTUK VII - Overgangsbepalingen

Art. 38.Het gewestelijke mobiliteitsplan aangenomen door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 maart 2021 tot goedkeuring van het gewestelijke mobiliteitsplan (GMP) geldt als GMP in de zin van deze ordonnantie tot er een GMP wordt aangenomen in overeenstemming met deze ordonnantie.

De in deze ordonnantie vastgestelde termijnen die voortvloeien uit de vaststelling van het GMP gaan in op 25 maart 2021. HOOFDSTUK VIII - Opheffingsbepaling

Art. 39.De ordonnantie van 26 juli 2013 tot vaststelling van een kader inzake mobiliteitsplanning en tot wijziging van sommige bepalingen die een impact hebben op het vlak van mobiliteit wordt opgeheven. HOOFDSTUK IX - Inwerkingtreding

Art. 40.Deze ordonnantie treedt in werking op de tiende dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van: 1° hoofdstuk III, dat in werking treedt op dezelfde datum als het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van dit hoofdstuk;2° artikel 32, § 1, a), dat in werking treedt op een door de Regering te bepalen datum. Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 13 oktober 2023 De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de promotie van het Imago van Brussel en Biculturele zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN den BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering en de Plaatselijke Besturen, B. CLERFAYT _______ Nota Documenten van het Parlement: Gewone zitting 2022-2023 A-739/1 Ontwerp van ordonnantie Gewone zitting 2023-2024 A-739/2 Verslag Integraal verslag: Bespreking en aanneming: vergadering van vrijdag 13 oktober 2023

^