Etaamb.openjustice.be
Wet van 20 december 2019
gepubliceerd op 30 december 2019

Financiewet voor het begrotingsjaar 2020

bron
federale overheidsdienst beleid en ondersteuning
numac
2019031116
pub.
30/12/2019
prom.
20/12/2019
ELI
eli/wet/2019/12/20/2019031116/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

20 DECEMBER 2019. - Financiewet voor het begrotingsjaar 2020 (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Financiële bepalingen

Art. 2.De op 31 december 2019 bestaande directe en indirecte belastingen, in hoofdsom en opdeciemen ten behoeve van de Staat, worden tijdens het jaar 2020 ingevorderd volgens de wetten, besluiten en tarieven waarbij de zetting en invordering ervan worden geregeld, met inbegrip van de wetten, besluiten en tarieven die slechts een tijdelijk of voorlopig karakter hebben.

Art. 3.De toepassing van de artikelen 3 en 4, § 1, van de wet van 28 december 1954, houdende de Middelenbegroting voor het dienstjaar 1955, is verlengd tot 31 december 2020.

Art. 4.De Koning kan, binnen de perken en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, vrijstellingen van belasting verlenen voor de inkomsten van leningen die in 2020 door de federale Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de agglomeraties, de gemeenten en de openbare instellingen of organismen, voornamelijk in het buitenland zouden worden uitgegeven of geplaatst, en in het bijzonder de Schatkistbons in vreemde munt.

Wat betreft de inkomsten van de effecten van deze leningen die zouden gehouden worden door Belgische verblijfhouders, kunnen de fiscale vrijstellingen echter alleen worden verleend aan de financiële instellingen of de hiermee gelijkgestelde ondernemingen en de beroepsbeleggers bedoeld in artikel 105, 1° en 3°, van het KB/WIB 92, alsmede, onverminderd de toepassing van artikel 262, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, aan de rechtspersonen bedoeld in artikel 220 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

Art. 5.§ 1. Om in het kader van het beheer van de overheidsschuld het tekort van de ontvangsten in verhouding tot de uitgaven voor het jaar 2020 te dekken, met inbegrip van de terugbetalingen van leningen en de eventuele uitgaven als gevolg van de financiële beheersverrichtingen bedoeld in § 3, 1°, hierna, of om de tijdelijke schatkistonevenwichten in de loop van het begrotingsjaar te dekken : 1° wordt de Koning gemachtigd om openbare leningen uit te geven. Wanneer de Koning een algemeen uitgiftekader voor leningen heeft bepaald dat de grenzen van de bevoegdheden vastlegt die kunnen worden gedelegeerd, kan de Minister van Financiën gemachtigd worden om, tijdens het begrotingsjaar, de leningen die binnen dit kader vallen uit te geven. 2° wordt de Minister van Financiën gemachtigd om schatkistcertificaten, schatkistbons of om het even welk rentedragend financieringsinstrument verschillend van de openbare leningen uit te geven. De machtigingen bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, gelden eveneens voor de uitgifte van openbare leningen en andere rentedragende financieringsinstrumenten waarvan de voorwaarden worden bepaald in de loop van 2020 en de opbrengst aan de Schatkist wordt gestort in de loop van een volgend begrotingsjaar om in het kader van het beheer van de overheidsschuld het tekort van de ontvangsten in verhouding tot de uitgaven voor laatstgenoemd begrotingsjaar te dekken.

De leningen bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, en in het tweede lid, kunnen zowel in België als in het buitenland worden uitgegeven, en zowel in euro als in vreemde munt. § 2. Het beheer van de overheidsschuld heeft als voornaamste doel de financiële kost van de federale Staatsschuld te minimaliseren in het kader van een beheer van de marktrisico's en van de operationele risico's rekening gehouden met de algemene doelstellingen van het begrotings- en het monetair beleid.

Het beheer van de overheidsschuld heeft eveneens als doel de financiële kost te minimaliseren van de schuld van de openbare entiteiten van de centrale overheid. Deze zijn te onderscheiden van de eigenlijke federale Staat.

Daarom stelt de Minister van Financiën, op voorstel van het strategisch comité van het Federaal Agentschap van de Schuld, de algemene richtlijnen vast die van toepassing zijn op het beheer van de federale Staatsschuld; deze richtlijnen hebben in het bijzonder betrekking op de structuur van de portefeuille van de schuld en op het niveau van de risico's die daaraan kunnen verbonden zijn.

Het Federaal Agentschap van de Schuld neemt de uitvoeringsmaatregelen voor deze algemene richtlijnen. § 3. De Minister van Financiën wordt gemachtigd om : 1° iedere financiële beheersverrichting af te sluiten binnen de grenzen gesteld in paragraaf 2 hiervoor. Onder financiële beheersverrichting wordt verstaan : a) de dagelijkse beheersverrichtingen door het Federaal Agentschap van de Schuld, meer bepaald de financiële verrichtingen die noodzakelijk zijn om het dagelijks kasevenwicht te waarborgen;b) de omruilingen van effecten;c) de aanpassing van de contractuele voorwaarden of van de terugbetalingstermijnen van bestaande leningen, gedaan in overleg met de geldschieters en conform de marktvoorwaarden;d) alle soorten beleggingen, met inbegrip van deze die noodzakelijk zijn voor de continuïteit van de financiering door het Federaal Agentschap van de Schuld;e) de interestswaps en de deviezenswaps, de opties, de termijncontracten, en elk ander instrument van het financieel, budgettair en kredietrisicobeheer dat verband houdt met de federale Staatsschuld en die toegelaten zijn door de Minister van Financiën in toepassing van paragraaf 2 hiervoor;f) de aankoop van effecten van de federale Staatsschuld op de secundaire markten;g) de tijdelijke terbeschikkingstelling via cessie-retrocessieverrichtingen of andere verrichtingen met een gelijkaardig economisch effect, van schatkistcertificaten, van lineaire obligaties, van gesplitste effecten en van Staatsbons aan de primary dealers. Op voorstel van het strategisch comité van het Federaal Agentschap van de Schuld, kunnen de tijdelijke terbeschikkingstellingen bedoeld in het eerste lid, uitgebreid worden tot de instellingen die onderworpen zijn aan een noteringsverplichting voor schatkistwaarden van het Koninkrijk België, en die niet behoren tot de primary dealers bedoeld in het eerste lid; h) de terbeschikkingstelling tijdens een uiterst korte termijn van geld door het Federaal Agentschap van de Schuld, als ultieme kredietverstrekker, aan openbare entiteiten van de centrale overheid. Deze terbeschikkingstelling is enkel toegelaten wanneer de onvoldoende bevoorrading van de rekening van de betrokken entiteit bij de door de Staat aangewezen instelling het gevolg is van operationele problemen en onontbeerlijk is om dwingende betalingen te kunnen uitvoeren; i) de andere dan de in h) bedoelde financiële verrichtingen door het Federaal Agentschap van de Schuld met de openbare entiteiten van de centrale overheid.Indien deze entiteiten, als organismen bedoeld door de regelgeving inzake de consolidatie van de financiële activa van de overheid, genieten van een afwijking toegekend door de Minister van Financiën, kunnen zij geen gebruik maken van kasfaciliteiten van het Federaal Agentschap van de Schuld bestemd om tijdelijke thesaurietekorten te dekken; j) de afgeleide producten voor het beheer van : ?de kostprijs van de energieconsumptie van de federale Staat; ? de kostprijs van andere werkingskosten van de federale Staat, die de Koning kan aanduiden; ? de financiële risico's die gelopen worden bij intereststabilisaties; ? de wisselkoersrisico's bij betalingen in vreemde munten door de Staat. 2° naast de omruiling van effecten van bestaande leningen tegen nieuwe lineaire obligaties, de gelopen intresten van de effecten in omloop te betalen aan de rechthebbenden door middel van lineaire obligaties;3° over te gaan tot de uitgifte van gedematerialiseerde effecten ter vertegenwoordiging van de Staatsschuld, in te schrijven op een rekening van de Schatkist binnen het effectenvereffeningsstelsel van de Nationale Bank van België teneinde de verrichtingen bedoeld in 1°, g) mogelijk te maken of teneinde deze effecten aan derden als financiële zekerheden aan te bieden;4° in functie van de behoeften van het effectenvereffeningsstelsel van de Nationale Bank van België, over te gaan tot de creatie van lineaire obligaties met dezelfde eigenschappen als deze van de in omloop zijnde lineaire obligaties teneinde de wedersamenstelling van lineaire obligaties door middel van BE-strips mogelijk te maken. § 4. In afwijking van artikel 19, § 1, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, worden de opbrengsten van de financieringsinstrumenten op korte termijn (schatkistcertificaten, schatkistbons en gelijkaardige instrumenten) evenals de opbrengsten voortvloeiend uit de verrichtingen bedoeld in § 3, 1°, g), niet opgenomen in de begroting.

Ten einde de continuïteit van de financiering van de het Federaal Agentschap van de Schuld te verzekeren, zijn de machtigingen bedoeld in § 1, eerste lid, 1° en 2°, eveneens van toepassing op de leningen waarvan de voorwaarden worden vastgelegd in de loop van de voorgaande begrotingsjaren en waarvan de opbrengst wordt gestort in de loop van het jaar 2020.

De Minister van Financiën wordt ertoe gemachtigd een thesaurie in vreemde munt te beheren om elke weerslag op het voeren van het monetair beleid van de verrichtingen in vreemde munt uitgevoerd in het kader van het financieel beleid van het Federaal Agentschap van de Schuld, te vermijden.

In het kader van de financiële beheersverrichtingen bedoeld in § 3, 1°, hiervoor, wordt de Minister van Financiën gemachtigd om effecten aan te houden: 1° bij het effectenvereffeningsstelsel van de Nationale Bank van België;2° bij de internationale effectenvereffeningsstelsels alsook bij de internationale effectenbewaringstelsels;3° bij bepaalde financiële instellingen die door de op hen toepasselijke wetgeving gemachtigd zijn om effecten te bewaren voor rekening van derden. § 5. De Minister van Financiën kan aan de personeelsleden van het Federaal Agentschap van de Schuld die hij aanwijst voor de door hem voorziene specifieke taken het volgende delegeren : a) de machtiging om binnen de grenzen voorzien door de Koning en in functie van de behoeften van de Schatkist, het bedrag en de financiële voorwaarden van de uitgiften van openbare leningen bedoeld bij § 1, eerste lid, 1°, en tweede lid, vast te stellen, alsook de nodige machtigingen voor een goede afhandeling van deze uitgiften;b) de machtigingen bedoeld bij § 1, eerste lid, 2°, en tweede lid, § 3 en § 4, derde en vierde lid.

Art. 6.Met het oog op de uitvoering van artikel 5, § 1, van de verordening (E.E.G.) nr 1941/81 betreffende een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma voor de achtergebleven gebieden van België, worden de financiële middelen voor de projecten die onder hun bevoegdheid vallen, gestort op de begrotingen van de gewesten.

Deze financiële middelen worden voorafgenomen op de terugbetalingen aan de Belgische Schatkist, waartoe de Europese Gemeenschappen ten titel van inningskosten gehouden zijn luidens artikel 3, 1°, vijfde lid, van het besluit van 21 april 1970 van de Raad van Ministers van de Europese Gemeenschappen betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lidstaten door eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, goedgekeurd door de wet van 23 december 1970.

De over te hevelen bedragen worden bepaald door de Minister van Financiën, zoals beslist of voorzien door de Europese Commissie.

Art. 7.Met het oog op de uitvoering van Verordening (EU, EURATOM) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, gebaseerd op de btw- en de BNI-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien, worden de vastgestelde niet geboekte rechten, die tijdens controles aan het licht komen, vermeerderd met de rente, na advies van de inspectie van financiën, ter beschikking gesteld van de Europese Commissie.

Deze vastgestelde rechten, vermeerderd met de rente, worden, in afwijking van artikel 60 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en de comptabiliteit van de federale staat, voorafgenomen op de terugbetalingen aan de Belgische Schatkist, waartoe de Europese Unie ten titel van inningskosten gehouden is, luidens het besluit 2007/436 van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van de eigen middelen en het besluit 2014/335 van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van de eigen middelen.

Art. 8.Overeenkomstig artikel 53, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, en rekening houdende met: a) de in artikel 4, § 5, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toewijzing van nalatigheidintresten, last van verwijlintresten, forfaitaire en proportionele fiscale boeten op de in artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen;b) de in artikel 5, § 3, tweede lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toestand waarbij het Vlaamse Gewest vanaf het aanslagjaar 1999 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 5°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde onroerende voorheffing;c) de in artikel 5, § 3, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toestand waarbij: 1) het Waalse Gewest vanaf 1 januari 2010 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 1°, 2° en 3°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen;2) het Waalse Gewest vanaf 1 januari 2014 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 10°, 11° et 12°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen;3) het Vlaamse Gewest vanaf 1 januari 2011 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 10°, 11° en 12°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen;4) het Vlaamse Gewest vanaf 1 januari 2015 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 4°, 6° tot 8°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen;5) het Vlaamse Gewest vanaf 1 januari 2019 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 1°, 2° en 3°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen;6) het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vanaf 1 januari 2018 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 5°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen; worden de in artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde overdrachten inzake gewestelijke belastingen, verhoogd met voormelde interesten en boeten, voor het begrotingsjaar 2020 geraamd op nul euro voor het Vlaamse Gewest, op 2 086 562 971 euro voor het Waalse Gewest en op 1 363 956 571 euro voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Art. 9.Overeenkomstig artikel 53, eerste lid, 2°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, en rekening houdende met: a) de wet van 23 mei 2000 tot bepaling van de criteria bedoeld in artikel 39, § 2, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989;b) het in artikel 81quinquies, § 2, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde bedrag dat in mindering wordt gebracht van het in artikel 40quinquies van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde aan de Vlaamse Gemeenschap;c) het in artikel 48/1, § § 1 en 4, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde overgangsbedrag voor de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap dat, overeenkomstig artikel 48/1, § 5, van dezelfde bijzondere wet: 1) in mindering wordt gebracht van het in artikel 47/2 van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap, indien het overgangsbedrag positief is;2) toegevoegd wordt aan het in artikel 47/2 van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap, indien het overgangsbedrag negatief is;d) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap die in mindering wordt gebracht van het in artikel 47/2 van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap;e) het vermoedelijke saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2019 van de in artikel 36, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toegewezen gedeelten van de opbrengst van de btw en van de opbrengst van de federale personenbelasting; worden de in artikel 36 van dezelfde bijzondere wet bedoelde overdrachten inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde en van de opbrengst van de federale personenbelasting voor het begrotingsjaar 2020 geraamd op 15 758 700 102 euro voor de Vlaamse Gemeenschap en op 10 050 117 105 euro voor de Franse Gemeenschap.

De in het vorige lid bepaalde bedragen aan overdrachten worden overeenkomstig artikel 54, § 1, zesde lid, van dezelfde bijzondere wet voor het begrotingsjaar 2020 bevestigd op 15 758 700 102 euro voor de Vlaamse Gemeenschap en op 10 050 117 105 euro voor de Franse Gemeenschap.

Overeenkomstig artikel 60 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, laatstelijk gewijzigd door de wet van 19 april 2014, en rekening houdende met: a) het in artikel 58novodecies, § 1, van dezelfde wet van 31 december 1983 bedoelde overgangsbedrag voor de Duitstalige Gemeenschap dat, overeenkomstig artikel 58novodecies, § 3, van dezelfde wet: 1) in mindering wordt gebracht van het in artikel 58nonies, van dezelfde wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de Duitstalige Gemeenschap, indien het overgangsbedrag positief is;2) toegevoegd wordt aan het in artikel 58nonies, van dezelfde wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de Duitstalige Gemeenschap, indien het overgangsbedrag negatief is;b) de in artikel 60quater, van dezelfde wet van 31 december 1983 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de Duitstalige Gemeenschap die in mindering wordt gebracht van het in artikel 58nonies, van dezelfde wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de Duitstalige Gemeenschap;c) het vermoedelijke saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2019 van de in de artikelen 58nonies tot 58undecies, van dezelfde wet van 31 december 1983 bedoelde toegewezen gedeelten van de opbrengst van de btw en van de opbrengst van de federale personenbelasting; worden de in de artikelen 58nonies tot 58undecies van dezelfde wet bedoelde overdrachten inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde en van de opbrengst van de federale personenbelasting voor het begrotingsjaar 2020 geraamd op 166 816 419 euro voor de Duitstalige Gemeenschap.

Het in het vorige lid bepaalde bedrag aan overdrachten wordt overeenkomstig artikel 54, § 1, zesde lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 voor het begrotingsjaar 2020 bevestigd op 166 816 419 euro voor de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 10.Overeenkomstig de artikelen 53, eerste lid, 3°, 64quater en 64quinquies van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, en rekening houdende met: a) het in artikel 48/1, §§ 2 en 4, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde overgangsbedrag voor respectievelijk het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dat, overeenkomstig artikel 48/1, § 5, van dezelfde bijzondere wet: 1) in mindering wordt gebracht van het in de artikelen 35octies tot 35decies, van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, indien het overgangsbedrag positief is;2) wordt toegevoegd aan het in de artikelen 35octies tot 35decies, van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, indien het overgangsbedrag negatief is;b) de in artikel 64quater, § 3, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde bedragen die in mindering komen van het in artikel 35decies, van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest;c) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die in mindering wordt gebracht van het in de artikelen 35octies tot 35decies, van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;d) het vermoedelijke saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2019 van de in de artikelen 35octies tot 35decies, 64quater en 64quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toegewezen gedeelten van de opbrengst van de federale personenbelasting; worden de in de artikelen 35octies tot 35decies, 64quater en 64quinquies van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde overdrachten inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting voor het begrotingsjaar 2020 geraamd op 2 486 518 943 euro voor het Vlaamse Gewest, op 2 749 563 932 euro voor het Waalse Gewest en op 1 115 385 613 euro voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

De in het vorige lid bepaalde bedragen aan overdrachten worden overeenkomstig artikel 54, § 1, zesde tot en met negende lid, van dezelfde bijzondere wet voor het begrotingsjaar 2020 herleid tot 2 434 167 494 euro voor het Vlaamse Gewest, 2694 452 231 euro voor het Waalse Gewest en 1 093 054 139 euro voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Art. 11.De in artikel 2bis van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, bedoelde overdrachten inzake niet-fiscale ontvangsten van de gewesten worden voor het begrotingsjaar 2020 geraamd op 156 607 388 euro voor het Vlaamse Gewest, op 51 762 816 euro voor het Waalse Gewest en op 21 512 776 euro voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Art. 12.De overdrachten bedoeld in het artikel 54/1, § 3, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, inzake de gewestelijke personenbelasting bedoeld in artikel 5/1, § 1, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, na aftrek van de in artikel 5/5, § 4, van dezelfde bijzondere wet bedoelde geraamde belastingverminderingen en belastingkredieten, worden voor het begrotingsjaar 2020 geraamd op 5 925 762 046 euro voor het Vlaamse Gewest, op 2 548 145 659 euro voor het Waalse Gewest en op 830 702 888 euro voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

De overdrachten bedoeld in de artikelen 54/2, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, inzake de gewestelijke personenbelasting bedoeld in artikel 5/1, § 1, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, na aftrek van de in artikel 5/5, § 4, van dezelfde bijzondere wet bedoelde geraamde belastingverminderingen en belastingkredieten, worden voor het begrotingsjaar 2020 geraamd op -2 391 588 euro voor het Vlaamse Gewest, op -1 253 266 euro voor het Waalse Gewest en op -423 875 euro voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Het saldo van de eerste afrekening bedoeld in artikel 54/1, § 4, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, inzake de gewestelijke personenbelasting bedoeld in artikel 5/1, § 1, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, na aftrek van de in artikel 5/5, § 4, van dezelfde bijzondere wet bedoelde geraamde belastingverminderingen en belastingkredieten, wordt voor het begrotingsjaar 2020 geraamd op 21 704 012 euro voor het Vlaamse Gewest, op -33 144 570 euro voor het Waalse Gewest en op -14 067 193 euro voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Het saldo van de afrekeningen bedoeld in artikel 54/1, § 4, tweede lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, inzake de gewestelijke personenbelasting bedoeld in artikel 5/1, § 1, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, na aftrek van de in artikel 5/5, § 4, van dezelfde bijzondere wet bedoelde geraamde belastingverminderingen en belastingkredieten, wordt met betrekking tot het aanslagjaar 2019 voor het begrotingsjaar 2020 geraamd op 28 900 348 euro voor het Vlaamse Gewest, op 19 736 599 euro voor het Waalse Gewest en op 11 141 657 euro voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Het saldo van de afrekeningen bedoeld in artikel 54/1, § 4, tweede lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, inzake de gewestelijke personenbelasting bedoeld in artikel 5/1, § 1, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, na aftrek van de in artikel 5/5, § 4, van dezelfde bijzondere wet bedoelde geraamde belastingverminderingen en belastingkredieten, wordt met betrekking tot het aanslagjaar 2018 voor het begrotingsjaar 2020 geraamd op 27 191 157 euro voor het Vlaamse Gewest, op 15 976 646 euro voor het Waalse Gewest en op 8 948 887 euro voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Art. 13.De aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie toegekende overdracht inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting bedoeld in artikel 65, § 1, 2° /1 en § 6, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, wordt voor het begrotingsjaar 2020 geraamd op nul euro, rekening houdende met: a) het in artikel 48/1, § § 1 en 4, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde overgangsbedrag voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dat, overeenkomstig artikel 48/1, § 5, van dezelfde bijzondere wet: 1) in mindering wordt gebracht van het in artikel 65 van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en eventueel van de in de artikelen 47/8 en 47/7 van dezelfde bijzondere wet bedoelde dotaties toegekend aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, indien het overgangsbedrag positief is;2) toegevoegd wordt aan het in artikel 65 van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, indien het overgangsbedrag negatief is;b) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die in mindering komt van het in artikel 65 van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en eventueel van de in de artikelen 47/8 en 47/7 van dezelfde bijzondere financieringswet bedoelde dotaties toegekend aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;c) het vermoedelijke saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2019 van de in de artikelen 65, § 1, 2° /1 en § 6, van de bijzondere wet van 16 januari 1989, toegewezen gedeelten van de opbrengst van de federale personenbelasting.

Art. 14.De overdracht inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting bedoeld in de artikelen 65bis en 65ter van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, wordt, rekening houdende met: a) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de Franse Gemeenschapscommissie die in mindering komt van het in artikel 65bis van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de Franse Gemeenschapscommissie;b) het vermoedelijke saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2019 van het in de artikelen 65bis en 65ter, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting; voor het begrotingsjaar 2020 geraamd op 71 794 548 euro voor de Franse Gemeenschapscommissie en op 18 003 545 euro voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Art. 15.De overdracht inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting bedoeld in artikel 46bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, laatst gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 tot wijziging van artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, wordt voor het begrotingsjaar 2020, met inbegrip van het vermoedelijke saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2019, geraamd op 42 318 706 euro.

Art. 16.De overdrachten ten voordele van de gemeenschappen en de gewesten worden naargelang het geval, gestort hetzij op een toewijzingsfonds voorzien in de Algemene Uitgavenbegroting, hetzij op een rekening van de Ordeverrichtingen van de Thesaurie. HOOFDSTUK III. - Voorlopige kredieten

Art. 17.Voorlopige kredieten, welke in mindering komen van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2020, worden geopend voor de maanden januari, februari en maart ter grootte van de bedragen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel.

De uitgaven ten laste van de variabele kredieten van de organieke fondsen worden voor de eerste drie maanden van het begrotingsjaar 2020 geraamd op de bedragen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel.

De aanrekeningen van de secties 02 - Kanselarij van de Eerste Minister, 06 - FOD Beleid en Ondersteuning, 12 - FOD Justitie, 14 - FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel, en Ontwikkelingssamenwerking, 17 - Federale Politie en Geïntegreerde Werking, 23 - FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg, 24 - FOD Sociale Zekerheid en 25 - FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu van de begroting mogen gebeuren volgens de aangepaste programmastructuur en de codering van de aangepaste basisallocaties vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel.

Art. 18.Facultatieve toelagen kunnen worden verleend op basis van de in de algemene uitgavenbegroting alsook in de aangepaste algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2018 opgenomen specifieke bepalingen.

Art. 19.§ 1. In afwijking van het artikel 52, eerste lid, 1°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties met betrekking tot de bezoldigingen en allerhande toelagen "11.00.03 - Vast en stagedoend statutair personeel " en "11.00.04 - Ander dan statutair personeel " alsook de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99, binnen éénzelfde sectie van de begroting onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden.

Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties voor de uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen. § 2. In afwijking van het artikel 52, eerste lid, 1°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 11.00.05, 11.40.05 en 41.60.05 - Uitgaven voor sociaal dienstbetoon - en van de basisallocaties betreffende de werkings- en investeringsuitgaven met de economische codes 12, 72 en 74, al of niet specifiek en al dan niet behorend tot een bestaansmiddelenprogramma, binnen éénzelfde sectie van de begroting onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden.

Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties voor de uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen, noch op de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99. § 3. In afwijking van paragraaf 2 mogen de erin bedoelde basisallocaties binnen éénzelfde sectie van de begroting eveneens naar de basisallocaties 21.40.01, 21.40.02, 21.60.01 en 21.60.02 worden herverdeeld. § 4. 1°. In afwijking van artikel 52 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat en onverminderd de bepalingen van de paragrafen 1 tot 3 en 5 tot 7, mag de bevoegde voorzitter van het directiecomité, mits het akkoord van de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Begroting en Beleidsevaluatie van de FOD Beleid en Ondersteuning, de vastleggingskredieten enerzijds en de vereffeningskredieten anderzijds van de basisallocaties herverdelen.

De voorgestelde verhogingen mogen echter een maximumbedrag van 100 000 euro per basisallocatie niet overschrijden. Wanneer eenzelfde basisallocatie het voorwerp is van opeenvolgende verhogingen worden de bedragen samengeteld voor de toepassing van deze bepaling.

Deze afwijkingen zijn ook van toepassing op het Ministerie van Landsverdediging, voor dewelke de bevoegdheid toegewezen aan de voorzitter van het directiecomité deze voor de chef defensie is, en op de Federale Politie, voor dewelke de bevoegdheid toegewezen is aan de commissaris-generaal; 2° . De voorzitter van het bevoegde directiecomité kan de bevoegdheid die punt 1° hem verleent delegeren aan de stafdirecteur Budget en Beheerscontrole of aan de ambtenaar die deze functie uitoefent, voor het maximumbedrag dat hij vaststelt in de delegatieakte, maar dat niet meer mag bedragen dan 100 000 euro.

Deze delegatieakte wordt meegedeeld aan de bij zijn departement geaccrediteerde Inspectie van Financiën en aan de directeur-generaal van het directoraat-generaal Begroting en Beleidsevaluatie van de FOD Beleid en Ondersteuning; 3°. Als de directeur-generaal van het directoraat-generaal Begroting en Beleidsevaluatie van de FOD Beleid en Ondersteuning afwezig of verhinderd is, wordt de bevoegdheid die deze paragraaf hem verleent uitgeoefend door een adviseur-generaal van het directoraat-generaal Begroting en Beleidsevaluatie van de FOD Beleid en Ondersteuning; 4°. Deze afwijkingen zijn niet van toepassing op de basisallocaties voor de uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen. § 5. 1°. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1° en 2°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, en van paragraaf 1 van dit artikel, mogen de vastleggingskredieten van allerhande basisallocaties « 11.00.03 - Vast en stagedoend statutair personeel » en « 11.00.04 - Ander dan statutair personeel » evenals de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99 van de secties 16 en 17 van de begroting herverdeeld worden met de overeenkomstige vastleggingskredieten van sectie 01 op volgende wijze: ? Bovenvermelde kredieten van sectie 16 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 3 van het programma 30/6 van sectie 01; ? Bovenvermelde kredieten van sectie 17 met de overeenkomstige kredieten van de activiteiten 6, 7 en 8 van het programma 30/6 van sectie 01. 2°. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1° en 2°, van dezelfde wet van 22 mei 2003, en van paragraaf 2 van dit artikel, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 11.00.05, 11.40.05 en 41.60.05 - Uitgaven voor sociaal dienstbetoon - en van de basisallocaties betreffende de werkings- en investeringsuitgaven met de economische codes 12 en 74 van de secties 02, 05, 14, 16 en 17, al of niet specifiek en al dan niet behorend tot een bestaansmiddelenprogramma, herverdeeld worden met de overeenkomstige vastleggingskredieten van sectie 01, op volgende wijze: ? Bovenvermelde kredieten van sectie 02 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 1 van het programma 30/6 van sectie 01; ? Bovenvermelde kredieten van sectie 06 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 9 van het programma 30/6 van sectie 01; ? Bovenvermelde kredieten van sectie 14 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 2 van het programma 30/6 van sectie 01; ? Bovenvermelde kredieten van sectie 16 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 3 van het programma 30/6 van sectie 01; ? Bovenvermelde kredieten van sectie 17 met de overeenkomstige kredieten van de activiteiten 6, 7 en 8 van het programma 30/6 van sectie 01.

Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99; 3°. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1° en 2°, van dezelfde wet van 22 mei 2003 mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 19.55 21 61.41.03 en 19.55 22 41.40.02 herverdeeld worden met de overeenkomstige vastleggingskredieten van activiteit 5 van programma 30/6 van sectie 01 en mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 46.60 11 33.00.01 en 46.61 12.11.23 herverdeeld worden met de overeenkomstige kredieten van activiteit 4 van het programma 30/6 van sectie 01; 4°. De vereffeningskredieten van de basisallocaties van deze paragraaf mogen mutatis mutandis eveneens herverdeeld worden onder dezelfde voorwaarden. § 6. In afwijking van artikel 52 van dezelfde wet van 22 mei en van de paragrafen 2 en 3 van dit artikel, worden herverdelingen enkel toegestaan in sectie 01 van de begroting binnen de grenzen van de vastleggingskredieten enerzijds en de vereffeningskredieten anderzijds van elke activiteit van het programma 30/6. Deze afwijking geldt niet voor de activiteiten 6,7 en 8 van het voormelde programma 30/6, die onderling herverdeeld mogen worden. § 7. 1°. De paragrafen 2 en 3 zijn niet van toepassing op de basisallocaties van de volgende programma's: 02.36.1, 12.62.9, 13.54.5, 13.54.9, 25.54.6, 25.54.7, 25.54.8, 32.21.6, 32.46.7, 32.49.4 en 44.55.2; 2° . In afwijking van artikel 52, eerste lid, 2°, van dezelfde wet van 22 mei 2003, kunnen de vereffeningskredieten van de basisallocaties van de programma's opgenomen onder punt 1° hierboven slechts worden herverdeeld binnen elk van deze programma's.

Art. 20.Machtiging wordt verleend provisies toe te staan aan advocaten, experten en gerechtsdeurwaarders die voor rekening van de Staat optreden.

Art. 21.In afwijking van artikel 48, derde lid, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, kunnen toelagen worden toegekend in toepassing van artikel 43 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen en ten laste van het Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel.

Art. 22.De bijzondere departementale bepalingen van de wet van 22 december 2017 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2018 en van de wet van 11 juli 2018 houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2018 mogen mutatis mutandis worden toegepast voor de uitvoering van deze wet.

De vastleggingsmachtigingen van de organieke fondsen worden vastgesteld als volgt: - Fonds in het kader van het migratiebeleid (Programma 13.55.2): 937 000 euro - Federaal Europees fonds voor asiel en migratie (AMF) en interne veiligheid (ISF) (Programma 13.71.1): 11 477 000 euro - Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen - Programmatie 2014-2020 (Programma 44.56.6): 2 728 000 euro.

In afwijking van artikel 62 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat mogen de organieke fondsen die tijdens het begrotingsjaar 2018 een debetpositie in vastleggingen en vereffeningen mogen vertonen een debetpositie vertonen ten belope van dezelfde bedragen.

Art. 23.In uitvoering van artikel 2, eerste lid, 3° , b), van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, omvat de hieronder vermelde lijst de entiteiten gelijkgesteld met de administratieve openbare instellingen met beheersautonomie:

Secteur

Libellé

SPF/FOD

Omschrijving

Sector

EN_61046

Autorité belge de la concurrence

32

Belgische Mededingingsautoriteit

EN_61046

EN_62002

Institut belge des services postaux et des télécommunications

32

Belg Inst.Postdienst &Telecom

EN_62002

EN_62018

Centre d'études de l'énergie nucléaire

32

Studiecentrum voor Kernenergie

EN_62018

EN_62019

Institut des comptes nationaux

32

Instituut Nationale Rekeningen

EN_62019

EN_62020

Cinémathèque royale de Belgique

46

Koninklijk Filmarchief België

EN_62020

EN_62022

Institution royale Messines

16

Koninklijk Gesticht van Mesen

EN_62022

EN_62023

Agence pour le Commerce extérieur

14

Agentsch. Buitenlandse Handel

EN_62023

EN_62025

Institut de formation judiciaire

12

Instit.gerechtelijke opleiding

EN_62025

EN_62026

Conseil national du travail

23

Nationale Arbeidsraad

EN_62026

EN_62027

Conseil central de l'économie

32

Centrale Raad Bedrijfsleven

EN_62027

EN_62028

Conseil supérieur des indépendants et des petites et moyennes entreprises

32

Hoge Raad Zelfstandig. & KMO's

EN_62028

EN_62036

Fonds d'aide médicale urgente

25

Fonds Dring. Geneesk.Hulpverl.

EN_62036

EN_62037

SA Palais des beaux-arts

02

NV Paleis voor Schone Kunsten

EN_62037

EN_62040

Commission de régulation de l'électricité et du gaz

32

Commis.Regul.Elektriciteit&Gas

EN_62040

EN_62041

SA Fonds Infrastr. ferroviaire

33

NV Fonds Spoorweginfrastruct.

EN_62041

EN_62048

UNIA - Centre interfédéral pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme et les discriminations

07

UNIA - Interfederaal Centrum voor Gelijke Kansen

EN_62048

EN_62049

MYRIA - Centre fédéral Migration

07

MYRIA - Federaal Migratiecentrum

EN_62049

EN_65001

ASBL Egov

07

VZW Egov

EN_65001

EN_65003

ASBL Fonds social chauffage

32

VZW Sociaal Verwarmingsfonds

EN_65003

EN_65009

Commission des normes comptables

32

Commissie Boekhoudkund.Normen

EN_65009

EN_65017

EIG EURIDICE

32

EIG EURIDICE

EN_65017

EN_65026

ONDRAF - Organisme national des déchets radioactifs et des matières fissiles enrichies

32

NIRAS - Nationale instelling voor radioactief afvalen verrijkte splijtstoffen

EN_65026

EN_65027

Patrimoine de l'Ecole royale militaire

16

Vermog. Koninkl. Milit.School

EN_65027

EN_65030

SA APETRA

32

NV APETRA

EN_65030

EN_65031

SA ASTRID

13

NV ASTRID

EN_65031

EN_65032

SA Belgoprocess

32

NV Belgoprocess

EN_65032

EN_65034

SA Certi-fed

18

NV Certi-fed

EN_65034

EN_65035

SA Enabel, Agence belge de Développement

14

Enabel, Belg. Ontw. Agentsch.

EN_65035

EN_65040

SA Palais des Congrès

46

NV Congrespaleis

EN_65040

EN_65041

SBI - BMI SA Soc.belge invest.internat.

18

NV Belg.Maats.Internation.Inv.

EN_65041

EN_65042

BIO INVEST - SA Société belge d'investissement pour les pays en développement

14

BIO INVEST - NV Invest.maats.Ontwik.landen

EN_65042

EN_65043

SFPI - SA Société fédérale de participations et d'investissement

18

NV Fed.Participatiemaats. FPIM

EN_65043

EN_65045

SA Zephyr-Fin

18

NV Zephyr-Fin

EN_65045

EN_65050

Service de médiation pour le consommateur

32

Consumentenombudsdienst

EN_65050

EN_65052

Service de médiation pour l'énergie

32

Ombudsdienst voor energie

EN_65052

EN_65065

Cellule de traitement des Information Financières

12-18

Cel.fin informatieverwerking

EN_65065

EN_65067

SA Dexia

18

NV Dexia

EN_65067

EN_65068

Imprimerie du musée

46

Drukkerijmuseum

EN_65068

EN_65070

Sciensano (ex Centre Etude &Recherche Vétérinaire v ISP)

25

Sciensano (ex Centrum Diergeneeskunde v WIV)

EN_65070

EN_65071

CNP - Commission des provisions nucléaires

32

CNZ - Commissie voor nucleaire voorzieningen

EN_65071

EN_65074

ACADEMIA BELGICA

46

ACADEMIA BELGICA

EN_65074

EN_65080

Infrabel

33

Infrabel

EN_65080

EN_65081

TUC RAIL

33

TUC RAIL

EN_65081

EN_65085

WOOD PROTECT SA

33

WOOD PROTECT NV

EN_65084


Sectie 01 - Dotaties en Activiteiten van de Koninklijke Familie

Art. 24.§ 1. De minister bevoegd voor de Regie der Gebouwen wordt gemachtigd ten laste van de kredieten van de activiteit 5 van het programma 30/6 - Activiteiten van de Koninklijke Familie, verbintenissen aan te gaan en uitgaven te vereffenen. § 2. In afwijking van artikel 2 van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen, wordt de Regie der Gebouwen gemachtigd het onderhoud van de beveiligingsinstallaties van de koninklijke domeinen van Laken (Belvédère), Ciergnon en Romarins ten laste te nemen.

Sectie 02 - FOD Kanselarij van de Eerste Minister

Art. 25.Onverminderd artikel 18 van deze wet, mogen toelagen toegekend worden : Programma 21/01- Beheersorganen Toelage aan de VZW "gemeenschappelijke Sociale dienst bij de horizontale Federale Overheidsdiensten en de Regie der Gebouwen" op de basisallocaties 02.21.01.41.60.05, 02.33.01.41.60.05 en 02.35.01.41.60.05.

Programma 31/1 - Externe Communicatie Subsidies aan verenigingen, instellingen en lokale overheden voor de ondersteuning van activiteiten die binnen de communicatieopdrachten van de Kanselarij passen, waaronder de promotie van het imago van België en/of van de federale administratie.

Programma 34/1 - Cybersecurity Subsidies aan verenigingen en voor de ondersteuning van activiteiten die binnen de opdrachten van het CCB passen.

Programma 36/1 - Zetelbeleid Specifieke dotatie aan de hulpverleningszone Henegouwen-Centrum, gelijkgesteld aan de loonkosten van de brandweerlieden van de hulpverleningszone Henegouwen-Centrum en de beheerskosten vereist voor de uitvoering van de opdrachten van de zone bij de Supreme Headquarters Allied Powers Europe.

Sectie 06 - FOD Beleid en Ondersteuning

Art. 26.De provisionele kredieten ingeschreven op het programma 90/1 mogen, na het akkoord van de minister van Begroting, volgens de behoeften, worden verdeeld over de passende programma's van de begrotingen van de betrokken departementen door middel van een koninklijk besluit.

In afwijking van de artikelen 79/2, tweede lid, en 91, tweede lid van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, mag de verdeling bij koninklijk besluit van dit provisioneel krediet eveneens de financiële staatstussenkomst ten gunste van de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie en van de administratieve openbare instellingen verhogen.

Art. 27.Toelagen kunnen worden toegekend aan de erkende verenigingen van slachtoffers van thalidomide zoals bedoeld in artikel 4 van de wet van 5 mei 2019 betreffende de toekenning van een forfaitaire bedrag aan de personen die lijden aan aangeboren misvormingen die het gevolg zijn van het innemen van geneesmiddelen met thalidomide door de moeder tijdens de zwangerschap.

Art. 28.De Minister die bevoegd is voor Landbouw, wordt gemachtigd om het niet benutte deel van de middelen overgeschreven door het Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid terug te betalen door middel van een uitgave aan te rekenen op de kredieten op het programma 06.80.1 "fipronil-crisis".

Sectie 12 - FOD Justitie

Art. 29.Onverminderd artikel 18 van deze wet, mag een toelage toegekend worden aan volgend organisme: PROGRAMMA 51/0-BESTAANSMIDDELEN Toelage aan Europris.

Sectie 13 - FOD Binnenlandse Zaken

Art. 30.Onverminderd artikel 18 van deze wet, mogen toelagen toegekend worden: Programma 50/6 - Fonds voor de risico's van zware ongevallen: Toelage aan de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en aan de hulpverleningszones voor het aankopen van bijzonder materieel voor de brandweerdiensten, in het kader van het beheer van het Seveso-risico.

Programma 54/8 - Financiering van de hulpverleningszones en brandweerdiensten: 1° Subsidie aan de hulpverleningszone van West-Vlaanderen Zone 1 om de loonkosten te dekken van de leden van de Civiele Bescherming die definitief door de hulpverleningszone benoemd worden in de graad van brandweerman na hun stageperiode;2° Subsidie aan de hulpverleningszone van Henegouwen-centrum om de loonkosten te dekken van de leden van de Civiele Bescherming die definitief door de hulpverleningszone benoemd worden in de graad van brandweerman na hun stageperiode;3° Specifieke dotatie aan de hulpverleningszones voor de terugbetaling van de salarissen van de operationele personeelsleden van de Civiele Bescherming, definitief benoemd in de hulpverleningszones.

Art. 31.In afwijking van artikel 62 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, wordt het fonds 13-15 "Federaal Europees fonds voor Asiel en Migratie en Interne Veiligheid - Programmatie 2014-2020" van het programma 13-71-1, gemachtigd een debettoestand in vereffening te vertonen welke het bedrag van 10 000 000 euro niet mag overschrijden.

Art. 32.In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1° van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat en van artikel 19, § 1, van deze wet, kunnen er voor het departement herverdelingen van basisallocaties gebeuren tussen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 54.80.435405, 54.80.435406, 54.80.435407 en 54.01.110003.

Art. 33.De ontvangsten voor orde komende van de Nationale Kas voor Rampenschade in uitvoering van artikel 219 tot en met 222 (titel IV) van de wet van 2 mei 2019 houdende diverse financiële bepalingen worden geboekt op de rekening 13.80.04.00.49C. Ze zullen aangewend worden om alle uitgaven te dekken die worden verricht in uitvoering van de artikelen 35 tot 41 van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen.

Sectie 16 - Ministerie van Landsverdediging

Art. 34.De wachtrekening 0011-820101 mag een debetsaldo hebben in vastlegging, dat niet hoger mag zijn dan 1 004 519 231 euro.

Sectie 17 - Federale politie en geïntegreerde werking

Art. 35.In afwijking van artikel 52 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, en in afwijking van artikel 19 van de huidige wet, kunnen de vastleggingskredieten enerzijds en de vereffeningskredieten anderzijds van de basisallocaties van programma's 44/3 en 80/3 enkel onder elkaar worden herverdeeld, binnen elk van deze programma's.

Sectie 18 - FOD Financiën

Art. 36.In afwijking van artikel 138, § 1 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat wordt Delcredere, een administratieve openbare instelling met beheersautonomie die opereert onder de naam "Credendo Export Credit Agency" gemachtigd om zijn algemene boekhouding te voeren overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 november 1994 op de jaarrekening van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.

Art. 37.De Minister van Financiën of de door hem gedelegeerde ambtenaar wordt gemachtigd om circulatiemuntstukken, munten voor verzamelaars en medailles van de Koninklijke Munt van België te schenken, voor een maximumbedrag van 10 000 euro.

Sectie 23 - FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg

Art. 38.Onverminderd artikel 18 van deze wet, mag een toelage toegekend worden aan volgende organismen: Programma 21/1 - Internationale samenwerking - Deelneming in de uitvoering van initiatieven betreffende de bilaterale sociale samenwerking opgezet door de Internationale Arbeidsorganisatie of met een derde land; - Toelagen aan internationale organisaties (I.A.B., Raad van Europa, Europese organisaties...), aan erkende of geaggregeerde niet-gouvernementele organisaties, aan Belgische onderzoeksinstituten.

Sectie 24 - FOD Sociale Zekerheid

Art. 39.Onverminderd artikel 18 van deze wet, mogen toelagen toegekend worden aan programma 57/2 - Subsidies bevordering sociale vooruitgang: 1° Toelagen aan organismen, instellingen, verenigingen en groeperingen die door studie, informatie of andere activiteiten van sociale aard actief zijn op het gebied van gezinsbeleid; 2° Toelagen aan organismen, instellingen, verenigingen en groeperingen die door studie, informatie of andere activiteiten van sociale aard deelnemen aan de bevordering van de sociale zekerheid (studies, onderzoeken, studiedagen, diverse initiatieven, informatie en propaganda betreffende de verschillende takken van de sociale zekerheid...) 3° Toelagen aan de openbare instelling van sociale zekerheid (OISZ) en aan de instellingen van openbaar nut van de sociale zekerheid in uitvoering van artikel 2.06.3 van de wet van 22 december 2017 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2018.

Sectie 25 - FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

Art. 40.Onverminderd artikel 18 van deze wet, mogen toelagen toegekend worden aan volgende organismen: Programma 51/4 - Psychosociale gezondheidszorg Toelagen aan pilootproject "Alcoholeenheid in ziekenhuizen : sensibilisering, vorming en uitbouw van een zorgtraject ter ondersteuning van het personeel bij de behandeling van alcoholproblemen" Toelage aan pilootproject nazorg alcoholafhankelijkheid en -misbruik met inbegrip van nieuw model van kwaliteitsmetingen.

Toelage aan een project ter bevordering van de toegang tot, door internationale conventies gecontroleerde, verdovende middelen.

Toelagen aan pilootproject drughulpverleningsprogramma in drie penitentiaire instellingen.

Programma 52/1 - Basisgezondheidszorg Toelagen voor de ondersteuning van specifieke projecten in het kader van het EBP plan.

Programma 52/2 - Crisisbeheer Toelagen voor coördinatie en ontwikkeling van de evaluatie-testen en nieuwe opleidingsmodules via de scholen verantwoordelijk voor de opleiding van hulpverlener-ambulanciers Programma 54/1 - Sanitair beleid Toelagen als aandeel in de werkingskosten van de internationale organisaties OIE (waarbinnen het FAVV een vertegenwoordiging heeft), EPPO en FAO (2 organisaties waarbinnen DG4 een vertegenwoordiging heeft).

Programma 55/1 - Multilaterale en strategische zaken Bijdrage aan het African Elephant Fund (UNEP).

Bijdrage aan het African Carnivors Initiative in het kader van 2 conventies CITES en CMS. Toelagen aan nationale en internationale verenigingen/organisaties m.b.t. het leefmilieu. (Natuurpunt, Natagora, Greenpeace Belgium, vzw Forum des Juges de l'UE pour l'Environnement, Poseco, Greenpeace, WWF, Pairi Daiza, ea).

Programma 60/2 - Beheer grondstoffenfonds Toelage aan de EU Minor Uses Coordination Facility (MUCF).

Sectie 32 - FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie

Art. 41.Onverminderd artikel 18 van deze wet, mag een toelage toegekend worden aan volgende organismen Programma 42/5 - Toelagen aan externe organismen - Toelage aan de ivzw Myrrha.

Programma 42/8 - Bijdrage van België aan de activiteiten met betrekking tot de gezamenlijke onderneming voor Iter en andere fusie-activiteiten - Toelage aan het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK?CEN) voor het onderzoek op het vlak van de fusie; - Toelage aan de Koninklijke Militaire School (KMS) voor het onderzoek op het vlak van de kernfusie; - Toelage aan de Franstalige universiteiten voor het onderzoek op het vlak van de kernfusie; - Toelage aan de Nederlandstalige universiteiten voor het onderzoek op het vlak van de kernfusie.

Programma 44/6 - Toelagen aan externe organismen - Bijdrage ILZSG; - Toelage Steunpunt Korte Keten.

Programma 46/4 - Toelagen aan externe organismen - Subsidie aan internationale verenigingen actief op het gebied van certificatie en accreditatie (EA, IAF, ILAC); - Subsidie aan internationale metrologische instellingen (IOWM, IBMG, EMRP, WELMEC, EURAMET).

Sectie 44 - POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie

Art. 42.In afwijking van artikel 19 van deze wet, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocatie 44.56.7.1.12.11.01 van het programma 56/7 naar de basisallocatie 44.56.7.1.35.10.01 herverdeeld worden.

Sectie 46 - POD Wetenschapsbeleid

Art. 43.Onverminderd artikel 18 van deze wet, mogen toelagen toegekend worden aan volgende organismen: Programma 60/1 - Onderzoek en ontwikkeling op nationaal vlak: Toelage aan de ivzw Myrrha voor het project Myrrha.

Programma 60/3 - Federale wetenschappelijke instellingen en daarmee gelijkgestelde inrichtingen: Toelage aan de vzw "Belgisch Centrum voor archeologisch onderzoek in Griekenland". HOOFDSTUK IV. - Slotbepaling

Art. 44.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2020.

Kondingen deze wet af, beleven dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 20 december 2019.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Begroting, D. CLARINVAL Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van Volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken : 55-0793 Integraal verslag : 12 december 2019

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^