gepubliceerd op 04 oktober 2013
Wet betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden
15 SEPTEMBRE 2013. - Wet betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de grondwet. HOOFDSTUK 2. - Definities
Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° personeelslid : het statutair personeelslid, de stagiair of het personeelslid met een arbeidsovereenkomst;2° federale administratieve overheden : de federale administratieve overheden zoals bedoeld in artikel 14 § 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;3° veronderstelde integriteitsschending : de veronderstelling van a) een handeling of het nalaten van een handeling door een personeelslid die een inbreuk is op de wetten, de besluiten, de omzendbrieven, de interne regels en de interne procedures die van toepassing zijn op de federale administratieve overheden en hun personeelsleden;b) een handeling of het nalaten van een handeling door een personeelslid die een onaanvaardbaar risico inhoudt voor het leven, de gezondheid of de veiligheid van personen of voor het milieu;c) een handeling of het nalaten van een handeling door een personeelslid die manifest getuigt van een ernstige tekortkoming in de professionele verplichtingen of in het beheer van een federale administratieve overheid;d) het welbewust bevelen of adviseren door een personeelslid om een integriteitsschending te begaan zoals bedoeld in a), b) en c).4° meldpunt : de vertrouwenspersoon integriteit, als meldpunt in de interne component van het systeem voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending en het « Centraal Meldpunt voor Veronderstelde Integriteitsschendingen » bij de federale ombudsmannen, als de externe component van het systeem voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending. Onder het eerste lid, 3°, worden niet begrepen : 1° pesterijen ten aanzien van de personen bedoeld in artikel 2, § 1, 1°, van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk bedoelde personen;2° discriminatie op grond van : a) leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap of sociale afkomst, als bedoeld in artikel 4, 4°, van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002117 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie type wet prom. 10/05/2007 pub. 22/05/2009 numac 2009000347 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002116 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen type wet prom. 10/05/2007 pub. 20/05/2009 numac 2009000344 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002115 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002097 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden sluiten ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie;b) geslacht, zwangerschap, bevalling of moederschap, als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002117 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie type wet prom. 10/05/2007 pub. 22/05/2009 numac 2009000347 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002116 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen type wet prom. 10/05/2007 pub. 20/05/2009 numac 2009000344 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002115 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002097 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden sluiten ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen;c) nationaliteit, zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming, als bedoeld in artikel 3 van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002117 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie type wet prom. 10/05/2007 pub. 22/05/2009 numac 2009000347 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002116 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen type wet prom. 10/05/2007 pub. 20/05/2009 numac 2009000344 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002115 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002097 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden sluiten tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. HOOFDSTUK 3. - Het meldingssysteem
Art. 3.§ 1. Het systeem voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending dient voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door een personeelslid dat in dienstactiviteit is in één van deze overheden. § 2. Op voorstel van de ministers die bevoegd zijn voor de bewaking van de integriteit en ambtenarenzaken in de federale administratieve overheden bepaalt de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels betreffende de oprichting, de organisatie, de werking, de verantwoordelijkheden, de bevoegdheden, de rollen, de functies, de selectie en alle andere noodzakelijke modaliteiten voor de goede werking van de interne component van het systeem voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending die niet in deze wet zijn geregeld.
De interne component heeft als meldpunt een of meer vertrouwenspersonen integriteit per federale administratieve overheid en taalrol. § 3. Bij de federale ombudsmannen wordt, het « Centraal Meldpunt voor Veronderstelde Integriteitsschendingen » opgericht, als externe component voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending, hierna het « Centraal Meldpunt » genoemd. Het Centraal Meldpunt vormt een onderdeel van de diensten van de federale ombudsmannen.
De federale ombudsmannen van de federale administratieve overheden oefenen de taken uit die hen worden toegewezen in deze wet. In afwijking van artikel 1, tweede lid, van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen oefenen de federale ombudsmannen die taken ook uit in de federale administratieve overheden die door een bijzondere wettelijke bepaling over een eigen ombudsman beschikken.
De federale ombudsmannen hebben de leiding over en beheren de externe component voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending. De formatie en het statuut van het personeel van het Centraal Meldpunt worden bepaald overeenkomstig artikel 19 van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen.
Art. 4.Het personeelslid dat overweegt een veronderstelde integriteitsschending te melden kan zich steeds laten informeren en adviseren over de inhoud en de toepassing van deze wet bij een vertrouwenspersoon integriteit, bij het Centraal Meldpunt of bij de federale administratieve overheid waarover de minister die instaat voor de bewaking van de integriteit in de federale administratieve overheden bevoegd is.
Art. 5.Het personeelslid meldt een veronderstelde integriteitsschending : 1° die zich in de afgelopen vijf kalenderjaren heeft voorgedaan, zich voordoet of op het punt staat zich voor te doen in een federale administratieve overheidsdienst;2° op basis van een redelijk vermoeden. HOOFDSTUK 4. - Het voorafgaand advies
Art. 6.§ 1. Het personeelslid dat wenst te handelen overeenkomstig artikel 8, § 1, vraagt eerst schriftelijk een voorafgaand advies aan een vertrouwenspersoon integriteit van de federale administratieve overheid waar hij in dienstactiviteit is;
Het personeelslid dat wenst te handelen overeenkomstig artikel 8, § 2, vraagt eerst schriftelijk een voorafgaand advies aan het Centraal Meldpunt. § 2. De vraag om voorafgaand advies dient te worden gestaafd met elementen die wijzen op een eerlijk en redelijk vermoeden dat de integriteitsschending zich in de afgelopen vijf kalenderjaren heeft voorgedaan, zich voordoet of op het punt staat zich voor te doen in een federale administratieve overheid.
De vraag om voorafgaand advies bevat tenminste de volgende elementen : 1° de verzendingsdatum van de vraag om voorafgaand advies;2° de naam en de contactgegevens van het personeelslid dat het voorafgaand advies vraagt;3° de naam van de federale administratieve overheid waar het personeelslid in dienstactiviteit is;4° de naam van de federale administratieve overheid waarop de veronderstelde integriteitsschending betrekking heeft;5° de beschrijving van de veronderstelde integriteitsschending;6° de datum of de periode waarin de veronderstelde integriteitsschending heeft plaatsgevonden, plaatsvindt of zal plaatsvinden. § 3. De vraag om voorafgaand advies, aangevuld met de elementen bedoeld in § 2 van dit artikel, wordt door het personeelslid ingevuld, ondertekend en naargelang het geval overgezonden aan de vertrouwenspersoon integriteit of het Centraal Meldpunt. § 4. Uiterlijk twee weken volgend op de ontvangstdatum van de vraag om voorafgaand advies kan de vertrouwenspersoon integriteit of het Centraal Meldpunt het personeelslid dat het voorafgaand advies heeft aangevraagd uitnodigen voor een verdere toelichting van de elementen uit de vraag om voorafgaand advies.
De vertrouwenspersoon integriteit of het Centraal Meldpunt en het personeelslid dat het voorafgaand advies heeft aangevraagd bepalen desgevallend onderling de modaliteiten zoals de datum, plaats en wijze voor de toelichting bij het voorafgaand advies.
De vertrouwenspersoon integriteit of het Centraal Meldpunt bevestigt aan het personeelslid dat het voorafgaand advies heeft gevraagd de modaliteiten voor de toelichting bij het voorafgaand advies.
De toelichting bij de elementen uit de vraag om voorafgaand advies dient uiterlijk vier weken na de ontvangstdatum te zijn beëindigd. § 5. De vertrouwenspersoon integriteit of he Centraal Meldpunt geeft uiterlijk zes weken na de ontvangstdatum een schriftelijk, gemotiveerd advies over de ontvankelijkheid en de kennelijke gegrondheid van de veronderstelde integriteitsschending op basis van de elementen in de vraag om het voorafgaand advies en desgevallend de toelichting bij het voorafgaand advies. § 6. De vertrouwenspersoon integriteit of het Centraal Meldpunt deelt zijn advies uiterlijk acht weken na de ontvangstdatum, aangevuld met het advies, schriftelijk mee aan het personeelslid dat het voorafgaand advies heeft aangevraagd.
Het advies is gunstig indien de vertrouwenspersoon integriteit of het Centraal Meldpunt de melding van de veronderstelde integriteitsschending ontvankelijk en kennelijk gegrond acht.
In alle andere gevallen is het advies ongunstig. Het ongunstig advies ten gevolge van een onontvankelijke maar kennelijk gegronde melding van een veronderstelde integriteitsschending wordt door de vertrouwenspersoon integriteit of het Centraal Meldpunt aangevuld met relevante aanbevelingen voor het personeelslid dat het voorafgaand advies heeft aangevraagd. § 7. Het personeelslid dat een advies heeft aangevraagd kan zich op ieder moment wenden tot het Centraal Meldpunt indien hij meent dat de behandeling van zijn vraag om advies bij de vertrouwenspersoon integriteit onvoldoende vertrouwelijkheid of waarborgen van onafhankelijkheid biedt. In dit geval geldt de procedure voor meldingen als bedoeld in artikel 8, § 2.
Art. 7.§ 1. Als een vertrouwenspersoon « integriteit » van een federale administratieve overheid een ongunstig advies geeft en het personeelslid dat het voorafgaand advies heeft aangevraagd zich niet kan vinden in de inhoud van het advies, dan kan het personeelslid zijn vraag voor voorafgaand advies uiterlijk tien weken na de ontvangstdatum, bedoeld in artikel 6, § 4, eerste lid, aangevuld met het advies, bedoeld in artikel 6, § 6, voor herziening richten aan het Centraal Meldpunt. § 2. Het Centraal Meldpunt deelt zijn met redenen omkleed advies uiterlijk twaalf weken na de ontvangstdatum, bedoeld in artikel 6, § 4, eerste lid, schriftelijk mee aan het personeelslid dat de herziening van zijn vraag om voorafgaand advies heeft aangevraagd en aan de vertrouwenspersoon bedoeld in § 1.
Het advies is gunstig indien het Centraal Meldpunt de veronderstelde integriteitsschending ontvankelijk en kennelijk gegrond acht.
In alle andere gevallen is het advies ongunstig Wanneer het advies ongunstig is ten gevolge van een onontvankelijke maar kennelijk gegronde melding van een veronderstelde integriteitsschending wordt dit advies door het Centraal Meldpunt aangevuld met relevante aanbevelingen voor het personeelslid dat een herziening heeft gevraagd als bedoeld in § 1. HOOFDSTUK 5. - De melding van de veronderstelde integriteitsschending
Art. 8.§ 1. Een personeelslid brengt zijn functionele of een hiërarchische meerdere eerlijk en op basis van een redelijk vermoeden op de hoogte van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheid waar hij is tewerkgesteld. De betrokken functionele of hiërarchische meerdere gaat vertrouwelijk om met de identiteit en de rechtstoestand van dat personeelslid en zorgt ervoor dat hij geen nadelige gevolgen ondervindt.
Als een personeelslid zijn functionele of een hiërarchische meerdere niet wenst op de hoogte te brengen van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheid waar hij is tewerkgesteld, meldt hij dit aan de vertrouwenspersoon integriteit.
Tegelijkertijd deelt het personeelslid aan de vertrouwenspersoon integriteit zijn keuze mee voor : 1° een open melding, waarbij hij de vertrouwenspersoon integriteit de uitdrukkelijke en schriftelijke toelating geeft zijn identiteit bekend te maken, of 2° een vertrouwelijke melding, waarbij de vertrouwenspersoon integriteit met de identiteit van het personeelslid vertrouwelijk omgaat, maximaal afschermt en aan niemand bekend maakt, binnen de geldende wetgeving, zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toelating van het betrokken personeelslid. § 2. Een personeelslid meldt bij het Centraal Meldpunt : 1° bij ontstentenis van een vertrouwenspersoon integriteit in de federale administratieve overheid waar hij is tewerkgesteld;2° als hij zijn functionele of een hiërarchische meerdere niet wenst op de hoogte te brengen van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheid waar hij is tewerkgesteld en die veronderstelde integriteitsschending ook niet wenst te melden bij de vertrouwenspersoon integriteit van zijn federale administratieve overheid;3° als zijn melding een veronderstelde integriteitsschending betreft in een federale administratieve overheid waar hij is tewerkgesteld maar waarbij de hoogste hiërarchische meerdere van die federale administratieve overheid vermoedelijk betrokken is;4° als zijn melding een veronderstelde integriteitsschending betreft in een federale administratieve overheid waar hij niet tewerkgesteld is.
Art. 9.§ 1. Het personeelslid dat een gunstig advies ontvangt bevestigt uiterlijk twee weken na de ontvangstdatum, bedoeld in artikel 6, § 6, of in artikel 7, § 2, eerste lid, de melding van de veronderstelde integriteitsschending aan de federale ombudsmannen.
Tegelijkertijd deelt het personeelslid aan de federale ombudsmannen zijn keuze mee voor : 1° een open melding, waarbij hij de federale ombudsmannen de uitdrukkelijke en schriftelijke toelating geeft zijn identiteit bekend te maken, of;2° een vertrouwelijke melding, waarbij de federale ombudsmannen met de identiteit van het personeelslid vertrouwelijk omgaan, maximaal afschermen en aan niemand bekend maken, binnen de geldende wetgeving, zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toelating van het betrokken personeelslid. § 2. Uiterlijk veertien weken na de ontvangstdatum, bedoeld in artikel 6, § 4, eerste lid, brengen de federale ombudsmannen de hoogste hiërarchische meerdere van de federale administratieve overheid waarop de melding van de veronderstelde integriteitsschending betrekking heeft, op de hoogte van de melding van de veronderstelde integriteitsschending.
Als uit de melding van de veronderstelde integriteitsschending echter voldoende blijkt dat de hoogste hiërarchische leidinggevende van de federale administratieve overheid waar de veronderstelde integriteitsschending zich heeft voorgedaan betrokken is bij die veronderstelde integriteitsschending, brengen de federale ombudsmannen de minister bevoegd voor de federale administratieve overheid of het beheerscomité van de betrokken openbare instelling van sociale zekerheid waarop de veronderstelde integriteitsschending betrekking heeft, op de hoogte. HOOFDSTUK 6. - Het onderzoek van de melding van de veronderstelde integriteitsschending Afdeling 1. - De opdracht voor het onderzoek
Art. 10.§ 1. Na toepassing van artikel 9 en uiterlijk vijftien weken na de ontvangstdatum, bedoeld in artikel 6, § 4, eerste lid, beginnen de federale ombudsmannen een onderzoek naar de veronderstelde integriteitsschending. § 2. De federale ombudsmannen die het onderzoek leiden en coördineren : 1° passen de algemene principes van behoorlijk bestuur en de rechten van verdediging toe;2° documenteren en verantwoorden behoorlijk en zorgvuldig alle handelingen en beslissingen;3° leggen de opdracht voor het onderzoek naar de veronderstelde integriteitsschending schriftelijk vast. § 3. De federale ombudsmannen kunnen zich voor het uitvoeren van het onderzoek naar een veronderstelde integriteitsschending laten bijstaan door deskundigen. § 4. De federale ombudsmannen en, desgevallend, de deskundigen die hen bijstaan kunnen elk personeelslid dat zij nodig achten bij dit onderzoek betrekken. Het personeelslid dat betrokken wordt bij het onderzoek heeft het recht zich te laten bijstaan door een raadsman.
Art. 11.§ 1. De opdracht voor het onderzoek naar de veronderstelde integriteitsschending bevat ten minste : 1° de beschrijving van de veronderstelde integriteitsschending die aanleiding geeft tot het onderzoek;2° de naam van de federale administratieve overheid waar het onderzoek zal worden uitgevoerd;3° de naam, de taalrol en de contactgegevens van de federale ombudsmannen en, desgevallend, de deskundigen die hen bijstaan bij de uitvoering van het onderzoek;4° de vragen waarop het onderzoek dient te antwoorden;5° de voorziene einddatum van het onderzoek : het onderzoek dient afgerond te zijn uiterlijk twintig weken na de ontvangstdatum, bedoeld in artikel 6, § 4, eerste lid.De voorziene duur kan, mits motivering, uitgebreid worden met maximum vier weken. § 2. Elke wijziging aan de opdracht voor het onderzoek wordt door de federale ombudsmannen schriftelijk vastgelegd in een addendum. § 3. De opdracht voor het onderzoek en het in § 2 bedoelde addendum worden door de federale ombudsmannen en, desgevallend, de deskundigen die hen bijstaan bij de uitvoering van het onderzoek ondertekend en gedagtekend. Afdeling 2. - De schriftelijke kennisgeving van het onderzoek
Art. 12.De personeelsleden die worden betrokken bij het onderzoek krijgen van de federale ombudsmannen een schriftelijke kennisgeving van het onderzoek.
Deze kennisgeving bevat minstens : 1° de beschrijving van de veronderstelde integriteitsschending die aanleiding geeft tot het onderzoek;2° de mogelijkheid dat het onderzoek kan worden uitgebreid tot de feiten en omstandigheden die in de loop van het onderzoek bekend worden en die van belang kunnen zijn voor de vaststelling van de omvang, de aard en de ernst van de veronderstelde integriteitsschending;3° het recht van het personeelslid dat bij het onderzoek wordt betrokken om zich door een raadsman te laten bijstaan;4° de naam van de federale administratieve overheid waar het onderzoek zal worden uitgevoerd;5° de naam, de taalrol en de contactgegevens van de federale ombudsmannen en, desgevallend, de deskundigen die hen bijstaan bij de uitvoering van het onderzoek. De kennisgeving is niet van toepassing als het belang van het onderzoek dit vereist. De toepassing van deze bepaling wordt in het schriftelijk verslag van het onderzoek gemotiveerd opgenomen. Afdeling 3. - De individuele verklaring en het schriftelijk verslag
Art. 13.§ 1. De federale ombudsmannen en, desgevallend, de deskundigen die hen bijstaan bij de uitvoering van het onderzoek : 1° waarborgen dat de personeelsleden die worden betrokken bij het onderzoek hun verklaring in vrijheid kunnen afleggen;2° nemen een individuele verklaring af voor het verzamelen van objectieve informatie van de personeelsleden die worden betrokken bij het onderzoek;3° maken een schriftelijk verslag op van de verklaring van de personeelsleden die worden betrokken bij het onderzoek. § 2. De personeelsleden die worden betrokken bij het onderzoek geven de federale ombudsmannen en, desgevallend, de deskundigen die de federale ombudsmannen bijstaan bij de uitvoering van het onderzoek alle relevante en verhelderende informatie waarover zij beschikken in het kader van de onderzoeksopdracht. § 3. Het schriftelijk verslag, bedoeld in § 1, 3°, wordt aan de personeelsleden die worden betrokken bij het onderzoek overhandigd zodat ze het van hun opmerkingen kunnen voorzien. § 4. Het schriftelijk verslag, bedoeld in § 1, 3°, aangevuld in overeenstemming met § 3, wordt voorzien van de naam, de handtekening en de dagtekening van de federale ombudsmannen en, desgevallend, de deskundigen die hen bijstaan bij de uitvoering van het onderzoek en van de personeelsleden die worden betrokken bij onderzoek en, desgevallend, van de raadsmannen die deze personeelsleden bijstaan.
Elke bladzijde van het verslag wordt genummerd.
Indien een personeelslid dat wordt betrokken bij het onderzoek of, desgevallend, zijn raadsman weigert het verslag te ondertekenen wordt dit opgenomen in het verslag. Afdeling 4. - Het aangevulde schriftelijk verslag
Art. 14.§ 1. De federale ombudsmannen vullen uiterlijk twee weken na de datum waarop het onderzoek is afgerond dit verslag aan met hun inhoudelijke standpunten, hun beoordeling en de maatregelen die zij adviseren. § 2. Indien de federale ombudsmannen menen dat het aangevulde schriftelijk verslag van het onderzoek, bedoeld in § 1, voldoende elementen bevat om te besluiten dat de veronderstelde integriteitsschending zich niet heeft voorgedaan, dan sluiten zij het onderzoek definitief af.
De federale ombudsmannen brengen deze beslissing ter kennis van : 1° de hoogste hiërarchische leidinggevende van de federale administratieve overheid waar de veronderstelde integriteitsschending zich heeft voorgedaan;2° de personeelsleden die bij het onderzoek werden betrokken;3° het personeelslid dat de veronderstelde integriteitsschending heeft gemeld. § 3. Indien de federale ombudsmannen menen dat het aangevulde schriftelijk verslag van het onderzoek, bedoeld in § 1, voldoende elementen bevat om te besluiten dat : 1° de veronderstelde integriteitsschending zich werkelijk heeft voorgedaan, maar dat zij over onvoldoende elementen beschikken om te besluiten dat zij kennis hebben gekregen van een misdaad of van een wanbedrijf, stellen zij het aangevulde schriftelijk verslag voor verder gevolg ter beschikking van de hoogste hiërarchische leidinggevende van de federale administratieve overheid waar de veronderstelde integriteitsschending zich heeft voorgedaan;2° de veronderstelde integriteitsschending zich werkelijk heeft voorgedaan en over voldoende aanwijzingen te beschikken dat de hoogste hiërarchische leidinggevende betrokken is bij de veronderstelde integriteitsschending, stellen zij het aangevulde schriftelijk verslag voor verder gevolg ter beschikking van de minister die bevoegd is voor de federale administratieve overheid of aan het beheerscomité van de betrokken openbare instelling van sociale zekerheid waar de veronderstelde integriteitsschending zich heeft voorgedaan. De federale ombudsmannen brengen deze beslissing ter kennis van : 1° de personeelsleden die bij het onderzoek werden betrokken;2° het personeelslid dat de veronderstelde integriteitsschending heeft gemeld. § 4. Als een vertrouwenspersoon integriteit of een federale ombudsman in de loop van het meldingsproces meent over voldoende elementen te beschikken om te kunnen besluiten dat zij kennis hebben gekregen van een misdaad of van een wanbedrijf, geldt onverwijld : 1° voor de vertrouwenspersoon integriteit de toepassing van artikel 29 van het Wetboek van strafvordering.Hij geeft hiervan schriftelijk kennis aan de hoogste hiërarchische leidinggevende van de federale administratieve overheid waar de veronderstelde misdaad of het veronderstelde wanbedrijf zich heeft voorgedaan. Als echter voldoende blijkt dat de hoogste hiërarchische leidinggevende van de federale administratieve overheid waar de veronderstelde misdaad of het veronderstelde wanbedrijf zich heeft voorgedaan, erbij betrokken is dan geeft hij hiervan schriftelijk kennis aan de minister die bevoegd is voor de federale administratieve overheid of aan het beheerscomité van de betrokken openbare instelling van sociale zekerheid waar de veronderstelde misdaad of het veronderstelde wanbedrijf zich heeft voorgedaan; 2° voor de federale ombudsmannen de toepassing van artikel 12 van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen.Zij geven hiervan schriftelijk kennis aan de minister die bevoegd is voor de federale administratieve overheid of aan het beheerscomité van de betrokken openbare instelling van sociale zekerheid waar de veronderstelde misdaad of het veronderstelde wanbedrijf zich heeft voorgedaan als voldoende blijkt dat de hoogste hiërarchische leidinggevende van de federale administratieve overheid betrokken is bij die veronderstelde misdaad of wanbedrijf. § 5. De vertrouwenspersoon integriteit of de federale ombudsman geven kennis van de aangifte die voortvloeit uit de toepassing van § 4, 1° en 2°, aan het personeelslid dat : 1° heeft gehandeld overeenkomstig artikel 8, § 1;2° volgens de vertrouwenspersoon of de federale ombudsman niet betrokken is bij de aan te geven veronderstelde misdaad of wanbedrijf. HOOFDSTUK 7. - De bescherming tegen een maatregel met een nadelig gevolg voor de arbeidsvoorwaarden of de arbeidsomstandigheden
Art. 15.§ 1. De federale ombudsmannen beschermen de volgende personen tegen een maatregel met een nadelig gevolg voor de arbeidsvoorwaarden of de arbeidsomstandigheden, zoals bedoeld in § 2 van dit artikel, dat voortvloeit uit de melding van een veronderstelde integriteitsschending bij de vertrouwenspersoon integriteit of het Centraal Meldpunt : 1° het personeelslid dat de veronderstelde integriteitsschendingen heeft gemeld;2° het personeelslid dat wordt betrokken bij het onderzoek;en 3° het personeelslid-raadsman dat het personeelslid dat wordt betrokken bij het onderzoek adviseert. § 2. Onder een maatregel met een nadelig gevolg voor de arbeidsvoorwaarden of -omstandigheden, dat voortvloeit uit de melding van een veronderstelde integriteitsschending wordt onder meer verstaan : 1° het verlenen van ontslag anders dan op eigen verzoek;2° het tussentijds beëindigen of het niet verlengen van een aanstelling in tijdelijke dienst;3° het niet omzetten van een aanstelling in tijdelijke dienst voor een proeftijd in een aanstelling in vaste dienst indien deze in het vooruitzicht kan worden gesteld;4° het verplaatsen of overplaatsen of het weigeren van een verzoek daartoe;5° het nemen van een ordemaatregel;6° het nemen van een maatregel van inwendige orde;7° het nemen van een tuchtmaatregel;8° het onthouden van salarisverhoging;9° het onthouden van promotiekansen;10° het onthouden van faciliteiten die andere medewerkers wel krijgen;11° het weigeren van verlof;12° het toekennen van een ongunstige evaluatie. § 3. De beschermingsperiode gaat in : 1° voor het personeelslid dat de veronderstelde integriteitsschending heeft gemeld, op de ontvangstdatum, bedoeld in artikel 6, § 4, eerste lid;2° voor het personeelslid en het personeelslid-raadsman die worden betrokken bij het onderzoek, op de datum waarop zij door de federale ombudsmannen en, desgevallend, de deskundigen bij het onderzoek naar de melding van de veronderstelde integriteitsschending worden betrokken. De Koning bepaalt de duur van de beschermingsperiode. Deze bedraagt minstens twee jaar na het afronden van het aangevulde schriftelijke verslag of na een definitieve gerechtelijke veroordeling. § 4. De bescherming wordt niet toegekend aan het personeelslid dat een veronderstelde integriteitsschending wil melden in een federale administratieve overheid maar niet heeft gehandeld overeenkomstig artikel 8. § 5. De bescherming die aan het personeelslid dat de veronderstelde integriteitsschendig meldt wordt toegekend overeenkomstig §§ 1, 2 en 3, wordt opgeheven op datum van de afronding van het aangevulde schriftelijk verslag, bedoeld in artikel 14, § 1, als daarin voldoende elementen aanwezig zijn om te besluiten dat : 1° het personeelslid dat de veronderstelde integriteitsschending heeft gemeld heeft gehandeld in de wetenschap dat deze melding niet eerlijk was;2° het personeelslid dat de veronderstelde integriteitsschending heeft gemeld zelf betrokken is bij de gemelde veronderstelde integriteitsschending. De bescherming die aan het personeelslid dat wordt betrokken bij het onderzoek wordt toegekend overeenkomstig §§ 1, 2 en 3, wordt opgeheven op datum van de afronding van het aangevulde schriftelijk verslag, zoals bedoeld in artikel 14, § 1, als daarin voldoende elementen aanwezig zijn om te besluiten dat : 1° het personeelslid bewust oneerlijke, niet-waarheidsgetrouwe en manifest onvolledige informatie heeft verschaft aan de onderzoekers in het kader van zijn onderzoeksopdracht;2° het personeelslid zelf betrokken was bij de gemelde veronderstelde integriteitsschending. § 6. De federale ombudsmannen stellen het personeelslid schriftelijk in kennis van de beslissing om de bescherming al dan niet toe te kennen of op te heffen. § 7. Het onderzoek van een klacht wordt opgeschort wanneer omtrent de feiten een beroep bij de rechtbank of een georganiseerd administratief beroep wordt ingesteld. De administratieve overheid stelt de federale ombudsmannen in kennis van het ingestelde beroep.
In dat geval brengen de federale ombudsmannen de klager onverwijld op de hoogte van de opschorting van de behandeling van zijn klacht.
De indiening en het onderzoek van een klacht schorsen noch stuiten de termijnen voor het instellen van beroepen bij de rechtbank of van georganiseerde administratieve beroepen. § 8. De in § 1 bedoelde bescherming wordt door de federale ombudsmannen van rechtswege verleend.
Art. 16.§ 1. Een personeelslid dat beweert dat hij het slachtoffer is van of bedreigd wordt met een maatregel, bedoeld in artikel 15, § 2, kan tijdens de beschermingsperiode, zoals bedoeld in artikel 15, een met redenen omklede klacht indienen bij de federale ombudsmannen. § 2. Indien tijdens de beschermperiode tegen een beschermd personeelslid, maatregelen zoals bedoeld in artikel 15, § 2 worden genomen, dan valt de bewijslast, dat er zich geen maatregelen of de dreiging met maatregelen hebben voorgedaan of voordoen, ten laste van de federale administratieve overheid waar het bestaan van of de dreiging met maatregelen zich vermoedelijk hebben voorgedaan of voordoen. § 3. De federale ombudsmannen vragen schriftelijk aan de hoogste hiërarchische leidinggevende van de in § 2 bedoelde federale administratieve overheid om te bewijzen dat tijdens de beschermperiode tegen het beschermd personeelslid geen maatregelen zijn genomen of werd gedreigd met maatregelen. § 4. De in § 3 bedoelde hoogste hiërarchische leidinggevende van de federale administratieve overheid beschikt over vier weken, na de datum van ontvangst van de schriftelijke vraag, bedoeld in § 3, om een schriftelijk verslag ter beschikking te stellen van de federale ombudsmannen waaruit ontegensprekelijk moet blijken of tegen het beschermd personeelslid al dan niet maatregelen zijn genomen of werd gedreigd met maatregelen. § 5. Indien uit het in § 4 bedoelde schriftelijk verslag, ontegensprekelijk blijkt dat tegen het personeelslid dat wordt beschermd door de federale ombudsmannen : 1° maatregelen zijn genomen of werd gedreigd met maatregelen zoals bedoeld in artikel 15, § 2, is het tweede lid van artikel 12 van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen van toepassing - onverminderd de mogelijke toepassing van andere wettelijke sancties - en wordt het personeelslid in de federale administratieve overheid dat de maatregel heeft genomen of heeft gedreigd met een maatregel, zoals bedoeld in artikel 15, § 2, het onderwerp van een tuchtrechtelijke procedure;2° geen maatregelen zijn genomen of niet werd gedreigd met maatregelen zoals bedoeld in artikel 15, § 2 en dat het personeelslid bewust oneerlijk en niet waarheidsgetrouw heeft gebruik gemaakt van § 1 is het tweede lid van artikel 12 van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen van toepassing - onverminderd de mogelijke toepassing van andere wettelijke sancties - en wordt het personeelslid het onderwerp van een tuchtrechtelijke procedure. HOOFDSTUK 8. - Sancties die van toepassing zijn op bedrieglijke meldingen
Art. 17.Onverminderd de mogelijke toepassing van andere wettelijk voorziene sancties, is het tweede lid van artikel 12 van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen van toepassing en wordt een personeelslid in de federale administratieve overheid het onderwerp van een tuchtrechtelijke procedure indien uit het aangevulde schriftelijk verslag, bedoeld in artikel 14, § 1, ontegensprekelijk blijkt dat : 1° het personeelslid bewust oneerlijk en niet waarheidsgetrouw de veronderstelde integriteitsschending heeft gemeld;2° het personeelslid dat werd betrokken bij het onderzoek bewust oneerlijk, niet-waarheidsgetrouw of onvolledige informatie ter beschikking van de federale ombudsmannen en de deskundigen die hen bijstaan bij de uitvoering van het onderzoek heeft gesteld;3° het personeelslid bewust heeft gehandeld of beslissingen heeft genomen met als enige oogmerk het onderzoek te verhinderen, te bemoeilijken en/of te beëindigen of een persoon hiertoe aan te zetten. HOOFDSTUK 9. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering
Art. 18.Artikel 29 van het Wetboek van strafvordering, laatst gewijzigd bij de wet van 23 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/1999 pub. 15/06/1999 numac 1999022541 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot bekrachtiging en tot wijziging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels type wet prom. 23/03/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999000227 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de opstelling van de lijst van de in het buitenland gevestigde Belgische kiezers voor de verkiezing van de Federale Wetgevende Kamers type wet prom. 23/03/1999 pub. 27/03/1999 numac 1999003181 bron ministerie van financien Wet betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken sluiten, wordt aangevuld met een lid, luidende : « De ambtenaren die op basis van de wet van 15 september 2013 betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden gebruik maken van het meldingssysteem worden van de in het eerste lid bedoelde verplichting vrijgesteld. » Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 22 maart 1995 tot instelling
van federale ombudsmannen
Art. 19.Artikel 1, eerste lid, van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen, wordt aangevuld met en 4°, luidende : « 4° meldingen te onderzoeken van veronderstelde integriteitsschendingen overeenkomstig de wet van 15 september 2013 betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschendig in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden. »
Art. 20.artikel 15, eerste lid, van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen, gewijzigd bij de wet van 5 februari 2001, wordt aangevuld met de volgende zin : « Tevens bevatten deze verslagen de aanbevelingen die door de federale ombudsmannen worden geformuleerd over de uitvoering van de wet van... betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden, tot aanpassing en verbetering van het meldingssysteem van een veronderstelde integriteitsschending. » HOOFDSTUK 1 0. - Inwerkingtreding
Art. 21.Deze wet treedt in werking zes maanden na haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 15 september 2013.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, K. GEENS De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, H. BOGAERT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM ______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Senaat Stuk. - Wetsvoorstel van de heer Beke c.s, 5 -217 - Nr. 1 - Amendementen, 5-217 - Nr. 2. - Advies van de Raad van State, 5-217 - Nr. 3. - Amendementen, 5-217 - Nr. 4. - Verslag, 5-217 - Nr. 5. - Tekst aangenomen door de commissie, 5-217 - Nr. 6. - Amendementen, 5-217 - Nr. 7. - Verslag, 5-217 - Nr. 8. - Tekst aangenomen door de commissie, 5-217 - Nr. 9. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Kamer van voiksvertegenwoordigers, 5-217 - Nr. 10.
Handelingen van de Senaat. - 2 mei 2013 Kamer van volksvertegenwoordigers Stukken. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, 53-2802 - Nr. 1. - Verslag, 53-2802 - Nr. 2. - Tekst verbeterd door de commissie, 53-2802 - Nr. 3. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, 53-2802 - Nr. 4.
Integraal verslag. - 16 en 17 juli 2013.