Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 februari 2023
gepubliceerd op 01 juni 2023

Koninklijk besluit tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid en tot oprichting van een centraal meldpunt voor slachtoffers van misbruik in de Ontwikkelingssamenwerking

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2023041092
pub.
01/06/2023
prom.
28/02/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 2023. - Koninklijk besluit tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid en tot oprichting van een centraal meldpunt voor slachtoffers van misbruik in de Ontwikkelingssamenwerking


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit koninklijk besluit geeft uitvoering aan de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, naar aanleiding van de wijziging ervan ten gevolge van de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 04/08/2020 numac 2020015263 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet tot wijziging van de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid sluiten tot wijziging van de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de Ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid.

De wetswijziging heeft als doel om enerzijds een centraal meldpunt op te richten om meldingen van slachtoffers van misbruik door de in artikel 2, 6° /1 en 6° /4 van de wet bedoelde actoren te verwerken en te behandelen, en anderzijds het bestaande integriteitscharter tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid te verheffen.

Beide maatregelen, die in het desbetreffend koninklijk besluit gelinkt worden, dienen een antwoord te bieden op een bestaande juridische leemte en moeten samen leiden tot een betere opvolging en behandeling van meldingen van seksueel misbruik.

Dit koninklijk besluit is opgesteld in de geest van de aanbeveling van de OESO DAC "Recommendation on Ending Sexual Exploitation, Abuse, and Harassment in Development Co-operation and Humanitarian Assistance: Key Pillars of Prevention and Response", aangenomen op 19 juli 2019.

Artikelsgewijze bespreking Hoofdstuk I - Definities Artikel 1 - Dit artikel voegt verscheidene definities toe aan de bestaande regelgeving rond de Belgische ontwikkelingssamenwerking, gelet op de specifieke context van het KB, dat er voornamelijk op doelt om nieuwe regels en organen in het leven te roepen.

De definities van de elementen van misbruik zijn gebaseerd op het glossarium van de Verenigde Naties, meer bepaald uit bulletin ST/SGB/2003/13, dat ook in de OESO-DAC aanbeveling wordt geciteerd.

Hoofdstuk II - Behandeling van meldingen Artikel 2 - Tijdige en gepaste maatregelen Overeenkomstig het integriteitscharter en de OESO DAC aanbeveling van 19 juli 2019 treft de betrokken organisatie onmiddellijk de gepaste maatregelen.

In eerste instantie dient de betrokken organisatie te voorzien in geïntegreerde en veilige respons- en beschermingsmaatregelen voor personen die melding maken van misbruik. De betrokken organisatie doet al het mogelijke om ervoor te zorgen dat het misbruik onmiddellijk stopt en dat de vermoedelijke dader geen toegang heeft tot het potentiële slachtoffer of de melder. Dit is belangrijk om eventuele vergelding, ontrading of andere drukkingsacties te vermijden.

De betrokken organisatie geeft bijstand door de toegang te faciliteren tot de beschikbare medische en psychosociale hulp en door de melding te faciliteren bij het eerstelijnsmeldpunt of bij de gepaste lokale overheden, indien gepast en gewenst door het potentiële slachtoffer.

De betrokken organisaties hebben een verplichting om slachtoffers te informeren over deze beschikbare bijstand. Die is niet automatisch van toepassing gezien melders niet noodzakelijk zelf slachtoffer zijn, maar ook louter klokkenluider kunnen zijn.

Organisaties dienen intern richtlijnen en minimumnormen op te stellen voor bijstands- en ondersteuningsmaatregelen voor slachtoffers, met inbegrip van het aanwijzen van belangrijke referentiepersonen en dienstverleners waarnaar kan worden doorverwezen. Organisaties dienen dus een draaiboek op te maken dat inspeelt op verschillende mogelijke situaties van misbruik en hoe hiermee om te gaan; wat te doen en wie te contacteren.

Artikel 3 - Oprichting van het centraal meldpunt Dit artikel voert artikel 8/1 van de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking uit en beoogt de oprichting van een centraal meldpunt dat neutraal en toegankelijk is voor slachtoffers van misbruik door de in artikel 2, 6° /1 en 6° /4 van de wet bedoelde actoren, met name de institutionele actoren en de erkende organisaties.

Het toepassingsgebied van het centraal meldpunt wordt bovendien expliciet uitgebreid naar Enabel, BIO en andere Belgische actoren die financiering ontvangen. Dit om er voor te zorgen dat het kader voor de behandeling van meldingen van misbruik hetzelfde is voor alle Belgische organisaties die officiële ontwikkelingshulp ontvangen en dat alle melders van misbruik vanwege medewerkers van organisaties, bedoeld in artikel 2, § 1 van de wet de mogelijkheid hebben om een melding te doen bij een neutraal meldpunt.

Artikel 3 bepaalt dat het meldpunt opgericht wordt door de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Op die manier bouwt het meldpunt verder op bestaande structuren binnen de FOD en kan gerekend worden op de reeds aanwezige knowhow van de medewerkers belast met integriteit.

Het basisbeginsel van het centraal meldpunt is de subsidiariteit.

Hiermee wordt bedoeld dat het centraal meldpunt pas tussenkomt wanneer het eerstelijnsmeldpunt tekortschiet. De eerste en belangrijkste verantwoordelijkheid rust dus steeds bij deze bestaande kanalen van de partnerorganisaties. Het centraal meldpunt komt enkel tussen in gevallen waar een melding bij een eerstelijnsmeldpunt niet opportuun, mogelijk of afdoende blijkt voor een melder of een slachtoffer van misbruik zoals bedoeld in dit besluit.

Artikel 4 - indiening van een melding Dit artikel maakt het mogelijk om een melding te maken door elke belanghebbende, slachtoffer van misbruik of niet. De mogelijkheid om een melding te maken wordt toegekend aan elke persoon, met inbegrip van rechtspersonen of feitelijke groepen. Het doel is om het meldpunt zo toegankelijk mogelijk te maken.

In de tweede alinea wordt verduidelijkt op welke wijze de melding kan worden gemaakt. Deze melding gebeurt voornamelijk via een webportaal en kan worden uitgebreid naar andere middelen. Opnieuw, dit wordt gedaan met het doel de toegankelijkheid te garanderen.

Artikel 5 - Voorwaarden voor de ontvankelijkheid van een melding In dit artikel worden de voorwaarden vastgesteld waaraan een melding moet voldoen om ontvankelijk te zijn en door het centraal meldpunt te worden behandeld.

Artikel 5, § 2 somt de elementen op die in een melding moeten voorkomen. Als een van deze elementen ontbreekt, kan de melding worden aangevuld door de melder.

Artikel 5, § 3 geeft aan in welke gevallen een melding niet door het centraal meldpunt zal worden behandeld. Dit zijn gevallen waarin de melding niet onder de bevoegdheid van het meldpunt valt en gevallen waarin de melding reeds door het meldpunt is behandeld. Indien de melding niet onder de bevoegdheid van het centraal meldpunt valt, kan het centraal meldpunt de melding met instemming van de melder doorsturen naar het bevoegde eerstelijnsmeldpunt. Dit overdrachtsmechanisme met goedkeuring van de melder zorgt voor een doeltreffende verwerking van een melding door deze door te geven aan het bevoegde eerstelijnsmeldpunt, en zorgt er tegelijkertijd voor dat de wensen van de melder gerespecteerd worden, aangezien deze wellicht niet wil dat de melding automatisch aan een eerstelijnsmeldpunt wordt doorgegeven.

Ten slotte, bepaalt artikel 5, § 4 dat het meldpunt de melder informeert over de ontvankelijkheid of niet-ontvankelijkheid van de melding.

Artikel 6 - Opvolging van een melding door het centraal meldpunt Zodra de melding ontvankelijk is verklaard, worden in artikel 6 de punten vastgesteld die door het centraal meldpunt moeten worden opgevolgd. Het centraal meldpunt is geen onderzoekorgaan. Het gaat na of de opvolging door de betrokken organisatie van het gemelde misbruik in overstemming is met de principes van het integriteitscharter.

Hierbij wordt onder meer nagegaan of de organisatie voldoende gevolg heeft gegeven aan de melding die zij heeft ontvangen, of de organisatie relevante maatregelen heeft genomen of dat de betrokken organisatie beschikt over een adequaat system voor integriteitsbewaking.

Lid 2 van hetzelfde artikel beoogt een doeltreffende opvolging van meldingen te waarborgen door de betrokken organisatie te verplichten om samen te werken met het centraal meldpunt.

Artikel 7 - Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en vertrouwelijkheid Dit artikel herhaalt het belang dat wordt gehecht aan de beginselen van privacy en vertrouwelijkheid. Het optreden van het centraal meldpunt wordt geleid door deze twee beginselen en er wordt bijzondere aandacht besteed aan de bescherming van de identiteit van de melder tijdens de opvolging door het centraal meldpunt.

Artikel 8 - Resultaat van de opvolging van een melding door het centraal meldpunt In dit artikel wordt het resultaat vermeld van de opvolging van een melding door het centraal meldpunt. Deze laatste stelt een verslag op met vermelding van de belangrijkste elementen van het dossier en de stappen die het centraal meldpunt heeft ondernomen.

Artikel 8, lid 2, bepaalt dat indien het centraal meldpunt van oordeel is dat het integriteitscharter niet is nageleefd of dat de betrokken organisatie geen relevante maatregelen heeft genomen, het integriteitsaanbevelingen aan de betrokken organisatie kan opstellen.

Indien de ernst van de situatie dit vereist, kunnen deze aanbevelingen worden doorgegeven aan de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking.

Aangezien het centraal meldpunt geen onderzoeks-, controle- of sanctieorgaan is, wordt haar actie beperkt tot het maken van aanbevelingen aan de betrokken actoren. Deze aanbevelingen kunnen verschillende vormen aannemen, zoals concrete acties die door de betrokken organisatie moeten worden ondernomen of de uitvoering van een extern onderzoek naar het gemelde misbruik.

Artikel 9 - Informatie aan de melder over het einde van de opvolging van een melding In dit artikel wordt bepaald dat het centraal meldpunt de melder in kennis stelt van het einde van de opvolging van een melding en de melder informeert over bestaande bijstandsmaatregelen indien deze ook een potentieel slachtoffer van het gemelde misbruik is.

Hoofdstuk III - Integriteitscharter Artikel 10 - Verheffing van het integriteitscharter tot nationale standaard Dit artikel voert artikel 15/1 van de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking uit. Hiermee wordt het bestaande integriteitscharter de nationale standaard voor het integriteitsbeleid en wordt de inhoud ervan bindend voor de in voornoemd artikel vermelde actoren, met name: 1° de koepels en federaties;2° de organisaties van de civiele maatschappij en privéactoren die voor het uitvoeren van interventies van ontwikkelingssamenwerking bedoeld in artikel 2, 8° in aanmerking willen komen voor financiering;3° Belgische humanitaire NGO's die in het kader van activiteiten bedoeld in artikel 29, § 2, in aanmerking willen komen voor financiering;4° De institutionele actoren. Artikel 11 - Intrekking erkenning Dit artikel koppelt de sanctie van de intrekking van de erkenning zoals bepaald in art. 26 van de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking aan een ernstige schending van het integriteitscharter. Daarbij worden vier situaties opgesomd die als ernstige schendingen worden beschouwd.

De logica achter dit artikel is dat de verheffing van het integriteitscharter tot nationale standaard slechts effectief kan zijn indien er gevolgen worden gekoppeld aan de naleving van het charter.

Gelet op de verregaande aard van de sanctie in kwestie, is besloten om dit enkel toe te passen op `ernstige schendingen'. De vier voormelde situaties zijn dan ook uitdrukkelijk bedoeld om actoren te bestraffen die bewust en systematisch of na meerdere aanmaningen het charter schenden, of weigeren mee te werken aan de opvolging van de melding door het centraal meldpunt. De intrekking is in dat geval ook niet automatisch, daar het koninklijk besluit enige discretionaire bevoegdheid voorziet voor de minister (cf. art. 13).

Artikel 12 - Schorsing of beëindiging van subsidies Volgens dezelfde logica als in artikel 11, beoogt dit artikel het integriteitscharter bindend en vooral afdwingbaar te maken door schendingen te sanctioneren. Waar het in artikel 11 nog over een verregaande sanctie ging voor ernstige schendingen, bestraft artikel 12 overtredende organisaties door te raken aan de toezeggingen die kaderen in de programma's, projecten en bijdragen zoals bepaald in de artikelen 27, 28, 29 en 30 van de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking.

De opties variëren van volledige of gedeeltelijke schorsing tot volledige of gedeeltelijke beëindiging van voormelde toezeggingen. De twee evaluatiecriteria dienen om de beslissing - en dan voornamelijk de motivatie die de beslissing ondersteunt - te objectiveren. Ook hier zijn de sancties geenszins automatisch, maar voorziet het koninklijk besluit in een discretionaire bevoegdheid voor de minister (cf. artikel 13).

Artikel 13 - Sanctieprocedure Dit artikel geldt als overkoepelende bepaling ter vastlegging van de modaliteiten gelinkt aan de sancties voorzien in de artikelen 11 en 12. De procedure voor zowel de sanctie voorzien in artikel 11 (intrekking erkenning) als artikel 12 (schorsing of beëindiging van subsidies) spiegelt zich aan de reeds bestaande procedure voor de intrekking van erkenning voorzien in art.10, § 2 tot en met § 4 van het koninklijk besluit van 11 september 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/09/2016 pub. 20/09/2016 numac 2016015111 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit betreffende de niet-gouvernementele samenwerking sluiten betreffende de niet-gouvernementele samenwerking. Reden hiervoor is om te vermijden dat er verschillende sanctieprocedures ontstaan.

Deze procedure voorziet in een mededeling van het voornemen van de minister aan de betrokken organisatie per aangetekende brief, met voor de organisatie een termijn van twee maanden om haar opmerkingen over deze intrekking kenbaar te maken. De finale beslissing om de erkenning in te trekken wordt dan genomen door de minister, op basis van een advies van de administratie en wordt via een aangetekend schrijven aan de organisatie meegedeeld.

Deze procedure is niet alleen de reeds wettelijk verankerde procedure voor de intrekking van erkenning, maar is tevens een gepaste werkwijze voor de schorsing of beëindiging van subsidies, waarbij de belangen van zowel de slachtoffers als de betrokken organisatie - die zo de kans krijgt haar standpunt over te maken of te verduidelijken - in acht worden genomen.

Hoofdstuk IV - Slotbepalingen Artikels 14 en 15 - Inwerkingtreding en uitvoering Deze artikels vereisen geen commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, C. GENNEZ

28 FEBRUARI 2023. - Koninklijk besluit tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid en tot oprichting van een centraal meldpunt voor slachtoffers van misbruik in de Ontwikkelingssamenwerking FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, artikelen 8/1 en 15/1, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 04/08/2020 numac 2020015263 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet tot wijziging van de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid sluiten, artikel 26, § 7, vierde lid, vervangen bij de wet van 16 juni 2016, artikel 27, § 2, zesde lid, vervangen bij de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 04/08/2020 numac 2020015263 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet tot wijziging van de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid sluiten, artikel 28, § 4, vervangen bij de wet van 9 januari 2014, en de artikelen 29, § 4, tweede lid, en 30, § 5, vervangen bij de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 04/08/2020 numac 2020015263 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet tot wijziging van de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid sluiten;

Gelet op de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 04/08/2020 numac 2020015263 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet tot wijziging van de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid sluiten tot wijziging van de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid, artikel 10;

Gelet op het overleg met de vertegenwoordigers van de federaties, de institutionele actoren, BIO en Enabel dat heeft plaatsgevonden op 30 april 2021, 9 september 2021, 20 oktober 2021, 28 januari 2022, 4 mei 2022 en 14 december 2022;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 januari 2023;

Gelet op het akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 8 februari 2023;

Gelet op het advies 72.100/2/V van de Raad van State, gegeven op 12 september 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de wet van 15 september 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/09/2013 pub. 04/10/2013 numac 2013002044 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden sluiten betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden;

Overwegende het koninklijk besluit van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014015110 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit betreffende de humanitaire hulp sluiten betreffende de humanitaire hulp;

Overwegende het koninklijk besluit van 11 september 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/09/2016 pub. 20/09/2016 numac 2016015111 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit betreffende de niet-gouvernementele samenwerking sluiten betreffende de niet-gouvernementele samenwerking;

Op de voordracht van de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° "de wet": de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking;2° "bijstand": administratieve bijstand om het meldingsproces en de toegang tot medische en psychosociale ondersteuning te faciliteren;3° "misbruik": seksuele uitbuiting, seksueel misbruik of seksuele intimidatie;4° "seksuele uitbuiting": elk feitelijk misbruik of poging tot misbruik van een persoon in een positie van kwetsbaarheid, vertrouwen, of ongelijke macht voor seksuele doeleinden, met inbegrip van - maar niet beperkt tot - het verkrijgen van economische, sociale of politieke voordelen van de seksuele uitbuiting van een ander;5° "seksueel misbruik": feitelijk of bedreigend fysiek grensoverschrijdend gedrag van seksuele aard, hetzij met geweld, of onder dwang, of door uitbuiting van ongelijke machtsverhouding;6° "seksuele intimidatie": onaanvaardbaar en ongewenst seksueel gedrag, waaronder - maar niet beperkt tot - seksuele suggesties of eisen, verzoeken om seksuele gunsten, en seksueel, verbaal of fysiek gedrag of gebaren, die beledigend of vernederend zijn of redelijkerwijs als dusdanig ervaren kunnen worden;7° "eerstelijnsmeldpunt" : het meldpunt voor meldingen van misbruik die op het niveau van een organisatie beheerd worden, conform het Integriteitscharter. HOOFDSTUK 2. - Behandeling van meldingen

Art. 2.Meldingen van misbruik worden, onafhankelijk van het gebruikte meldpunt, behandeld en desgevallend onderzocht door de betrokken organisatie. Hiervan wordt enkel afgeweken in het geval omschreven in artikel 3, derde lid, 1°.

De betrokken organisatie neemt na analyse van de melding tijdig de gepaste maatregelen en verleent de gepaste bijstand aan slachtoffers en, desgevallend, andere personen die melding maken van misbruik.

Hieronder worden eveneens maatregelen begrepen om melders en slachtoffers te beschermen tegen eventuele vergeldingsacties.

De betrokken organisatie heeft een verplichting om slachtoffers te informeren over de beschikbare bijstand. Zij verstrekt de bijstand enkel indien het slachtoffer hierom verzoekt.

Art. 3.Er wordt een centraal meldpunt opgericht door de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, met als opdracht het ontvangen van meldingen van misbruik door personeel en vrijwilligers van de in artikel 8/1 van de wet bedoelde actoren.

Het meldpunt is tevens toegankelijk voor meldingen in het kader van activiteiten van Enabel, BIO en andere Belgische actoren die financiering krijgen voor het uitvoeren van interventies van ontwikkelingssamenwerking zoals bepaald in artikel 2, 8° van de wet en interventies van de humanitaire hulp zoals bepaald in artikel 2, 15° van de wet.

Dit meldpunt bestaat subsidiair naast de eerstelijnsmeldpunten en kan dus enkel een melding opvolgen wanneer er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat: 1° het niet waarschijnlijk is dat het onderzoek grondig en correct zal worden gevoerd na melding bij het eerstelijnsmeldpunt;2° er geen gevolg is gegeven aan de melding bij een eerstelijnsmeldpunt;3° het onderzoek na melding bij een eerstelijnsmeldpunt niet grondig en correct is gevoerd;4° de nodige maatregelen niet zijn genomen indien blijkt dat het om gegronde feiten gaat die bij het eerstelijnsmeldpunt gemeld zijn.

Art. 4.Elke belanghebbende kan bij het centraal meldpunt een melding indienen, ongeacht de nationaliteit, verblijfplaats of sociale zetel of statuut. De melding ingediend door een organisatie wordt ingediend door iemand die hiertoe behoorlijk gemandateerd is.

De melding aan het centraal meldpunt gebeurt via webportaal of eender welk daartoe ingericht kanaal.

Art. 5.§ 1. Een melding bevat de volgende elementen: 1° de naam en contactgegevens van de melder, tenzij de melder kiest voor een anonieme melding;2° de beschrijving van het gemelde misbruik;3° de datum waarop of de periode waarin het gemelde misbruik heeft plaatsgevonden of plaatsvindt;4° het land of regio waarin het gemelde misbruik heeft plaatsgevonden of plaatsvindt;5° de organisatie betrokken bij het gemelde misbruik;6° het eerstelijnsmeldpunt waarop reeds beroep is gedaan, of de reden waarom hier geen beroep op kan worden gedaan. Indien een of meerdere elementen opgesomd in de huidige paragraaf ontbreken in de melding, neemt het centraal meldpunt contact op met de melder opdat deze de melding alsnog kan vervolledigen. § 2. Het centraal meldpunt zal een melding niet opvolgen: 1° wanneer deze niet onder de bevoegdheid van het centraal meldpunt valt, overeenkomstig dit besluit;2° wanneer deze in wezen dezelfde is als een eerder door het centraal meldpunt afgewezen melding zonder dat er nieuwe feiten worden aangebracht. Indien de melding niet onder de bevoegdheid valt van het centraal meldpunt conform dit besluit, zal het meldpunt de melder hiervan op de hoogte stellen en indien toepasselijk de melding overdragen mits toestemming van de melder naar het bevoegde eerstelijnsmeldpunt. § 3. Het centraal meldpunt stelt de melder binnen redelijke termijn na ontvangst van de melding in kennis van zijn besluit om de melding al dan niet te behandelen.

Art. 6.Wanneer het centraal meldpunt besluit een melding op te volgen, neemt het contact op met de betrokken organisatie ter verificatie van: 1° de opvolging van de melding door de betrokken organisatie;2° de maatregelen die de betrokken organisatie heeft genomen in verband met het gemelde misbruik;3° indien nodig, de door de betrokken organisatie ingestelde integriteitsprocedures. De betrokken organisatie verleent haar medewerking aan het centraal meldpunt en verstrekt alle informatie vereist voor de opvolging van de melding.

Art. 7.Het centraal meldpunt respecteert de regelgeving inzake vertrouwelijkheid en privacy bij de opvolging van meldingen. De identiteit van de melder wordt niet aan derden meegedeeld zonder diens expliciete toestemming.

Art. 8.Wanneer het centraal meldpunt de opvolging van de melding heeft afgerond, wordt er een verslag van opgemaakt.

Indien het centraal meldpunt acht dat de betrokken organisatie niet de nodige maatregelen heeft genomen overeenkomstig artikel 2 van dit besluit of dat het integriteitscharter bedoeld in hoofdstuk 3 van dit besluit niet werd gerespecteerd, kan het centraal meldpunt aanbevelingen overmaken aan de betrokken organisatie. Indien de ernst van de situatie dit vereist, brengt het centraal meldpunt deze aanbevelingen ter kennis van de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking.

Art. 9.De melder wordt in kennis gesteld van het einde van de opvolging van de melding.

Indien de melder potentieel een slachtoffer is van het gemelde misbruik, informeert het centraal meldpunt hem over de bestaande bijstandsmaatregelen. HOOFDSTUK 3. - Integriteitscharter

Art. 10.Het integriteitscharter in de ontwikkelingssamenwerking, zoals vermeld in artikel 15/1 van de wet en opgenomen in bijlage, wordt tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid verheven.

Het integriteitscharter wordt hierdoor de juridische basis voor de uitwerking van een integriteitsbeleid bij de actoren, zoals opgesomd in artikel 15/1 van de wet, waarvan de naleving wordt getoetst door de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking.

Art. 11.De erkenning van een organisatie, zoals bepaald in artikel 26 van de wet, kan ingetrokken worden indien deze het integriteitscharter ernstig heeft geschonden. De volgende gevallen worden beschouwd als een ernstige schending : 1° wanneer een organisatie bewust en systematisch nalaat om meldingen tijdig te onderzoeken;2° wanneer een organisatie bewust en systematisch nalaat om gepaste maatregelen te nemen in geval van een integriteitsschending;3° wanneer een organisatie na meerdere aanmaningen door de Directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp nog steeds niet kan aantonen dat zij de 10 punten van deel B uit het Integriteitscharter toepast;4° wanneer een organisatie de door het centraal meldpunt gevraagde medewerking op een ongegronde manier weigert te verlenen.

Art. 12.In geval van schending van het integriteitscharter, kan beslist worden, naargelang de ernst van de schending, om over te gaan tot onmiddellijke, volledige of gedeeltelijke schorsing, of volledige of gedeeltelijke beëindiging van rechtswege van de toezeggingen die kaderen in de programma's, projecten en bijdragen zoals bepaald in de artikelen 27, 28, 29 en 30 van de wet. Daarbij wordt rekening gehouden met: 1° de reikwijdte van de schending;2° de mate waarin de organisatie nagelaten heeft om gepaste maatregelen te nemen.

Art. 13.De beslissingen vermeld in de artikelen 11 en 12 worden genomen door de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking, overeenkomstig de procedure uiteengezet in artikel 10, § 2 tot en met § 4 van het koninklijk besluit van 11 september 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/09/2016 pub. 20/09/2016 numac 2016015111 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit betreffende de niet-gouvernementele samenwerking sluiten betreffende de niet-gouvernementele samenwerking. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 14.Op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad treden in werking: 1° de wet van 20 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2020 pub. 04/08/2020 numac 2020015263 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet tot wijziging van de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid sluiten tot wijziging van de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid;2° dit besluit.

Art. 15.De minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 februari 2023.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, C. GENNEZ

Bijlage bij het koninklijk besluit van 28 februari 2023 tot verheffing van het bestaande integriteitscharter inzake de ontwikkelingssamenwerking tot nationale standaard voor het integriteitsbeleid en tot oprichting van een centraal meldpunt voor slachtoffers van misbruik in de ontwikkelingssamenwerking.

Charter Integriteit A. Uitgangsprincipes 1. Integriteit en respect zijn voor ons belangrijke kernwaarden.Deze waarden geven richting aan onze handelingen en worden onderschreven door iedereen die formeel voor onze organisatie werkt (zoals medewerkers, vrijwilligers en bestuurders). 2. We keuren elke vorm van integriteitsschending (misbruik, fraude, corruptie) af zowel binnen onze organisatie als bij de partners of interventies die we financieren.3. Iedere organisatie is zelf verantwoordelijk voor de uitwerking, toepassing en opvolging van integriteit in de eigen organisatie. B. Onze aanpak 1. We werken met een ethische code die voldoende richtinggevend en duidelijk is.De ethische code wordt ondertekend door iedereen die formeel voor onze organisatie werkt in het kader van ontwikkelingssamenwerking. 2. We brengen het thema van integriteit regelmatig onder de aandacht van onze medewerkers, vrijwilligers en partners.We zorgen voor opleiding rond integriteit. 3. Onze medewerkers en vrijwilligers kunnen in vertrouwen terecht bij een persoon voor advies over integriteit en mogelijke schendingen.4. Aangezien we werken in contexten waar integriteitsrisico's hoog zijn, nemen we de nodige preventieve maatregelen om integriteitsrisico's te beheersen.5. In de contracten die we afsluiten met onze partners worden de nodige bepalingen inzake integriteit opgenomen.6. We zorgen voor een vertrouwelijk meldpunt waar medewerkers, partners, begunstigden of slachtoffers terecht kunnen voor klachten over integriteitsschendingen.We zorgen ervoor dat de gerapporteerde gevallen tijdig worden opgevolgd. 7. We organiseren regelmatig controles om eventuele integriteitsschendingen vast te stellen en om onze systemen te verbeteren.8. In geval van integriteitsschendingen worden onmiddellijk de gepaste maatregelen genomen.9. Met respect voor de regels inzake privacy communiceren we ten minste één keer per jaar globaal over de integriteitsschendingen.10. We werken actief samen met andere actoren om deze maatregelen te realiseren, bouwen voort op bestaande praktijken en streven naar continue verbetering van onze systemen. C. Inwerkingtreding 1. Door de ondertekening verbinden de organisaties er zich toe dit "Charter Integriteit" tegen midden 2019 te operationaliseren. D. Ondertekenende partijen Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 28 februari 2023 .

^