Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 april 2014
gepubliceerd op 07 mei 2014

Koninklijk besluit betreffende de humanitaire hulp

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2014015110
pub.
07/05/2014
prom.
19/04/2014
ELI
eli/besluit/2014/04/19/2014015110/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 APRIL 2014. - Koninklijk besluit betreffende de humanitaire hulp


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit waarvan wij de eer hebben het voor te leggen beoogt het koninklijk besluit van 19 november 1996 betreffende noodhulp en hulp voor rehabilitatie op korte termijn ten gunste van de ontwikkelingslanden op te heffen en te vervangen.

De reden voor de opheffing en vervanging van het koninklijk besluit van 1996 wordt toegelicht in de volgende beschouwingen.

Het advies van de Raad van State werd volledig opgevolgd. 1. Algemeen 1.1. Van noodhulp naar humanitaire hulp Het koninklijk besluit van 19 november 1996 betreffende noodhulp en rehabilitatie op korte termijn, hierna het koninklijk besluit van 1996 genoemd, voorzag in een juridische basis voor preventie van naderende rampen, buitengewone humanitaire hulp en onmiddellijke post-noodhulp of hulp voor rehabilitatie op korte termijn. Dit koninklijk besluit probeerde te beantwoorden aan de noden van humanitaire slachtoffers na plotse natuurrampen of na het uitbreken van rampen van menselijke oorzaak. Het koninklijk besluit voorzag, volledig in lijn met de toenmalige kennis over de noden, een ad hoc aanpak, in de eerste plaats gericht op het leveren van levensreddende goederen.

Echter werden er fouten gemaakt bij de tenuitvoerlegging van de humanitaire hulp tijdens de respons op de genocide in Rwanda in 1994 en de tsunami in Azië van 2004. Deze hebben geleid tot grondige evaluaties en hervormingen werden voorgesteld om de hulp efficiënter te maken. Sinds de tsunami wordt elke respons van de internationale gemeenschap geëvalueerd en de verworven kennis geconsolideerd in het systeem. Zo werd nauwelijks drie maanden na de aardbeving in Haïti een minutieuze real time evaluatie uitgevoerd. Dankzij deze wil om te leren uit fouten bleven aanpassingen in nieuwe noden en mogelijkheden niet uit.

Een van de belangrijkste conclusies van deze evaluaties is de noodzaak om voor het geheel van actoren een aanpak te ontwikkelen die gebaseerd is op humanitaire principes. Daarenboven is het wenselijk de acties beter te coördineren. Partners moeten in staat zijn de humanitaire missies uit te voeren en zich rigoureus houden aan de verplichting verantwoording af te leggen. 1.2. Goed humanitair donorschap en Europese Consensus over Humanitaire hulp Vanuit de verschillende evaluaties blijkt dat het gedrag van donoren gedeeltelijk bepalend is voor het succes van een humanitaire actie.

Financiering kan zorgen voor effectieve hulp of leiden tot te veel, ongecoördineerde en onbekwame actoren op het terrein.

De principes waaraan donateurs zich dienen te houden zijn gebundeld in de Principes en goede praktijken van goed humanitair donorschap ("Good Humanitarian Donorship", GHD). Deze principes werden in juni 2003 aangenomen door een groep van 17 donateurs en vormen de basis voor humanitaire financiering. Het initiatief kent 41 deelnemers, waaronder België.

In het verlengde van deze principes werd er een Europese consensus over humanitaire hulp getekend door de Raad, het Parlement en de Commissie in december 2007. Dit document detailleert de normen die inzake humanitaire hulp van toepassing zijn op elke Europese donateur.

De Peer Reviews van de Belgische humanitaire hulp door OESO-DAC, waarvan de laatste in 2009 plaatsvond, nodigen België uit zijn juridisch kader in lijn te brengen met de GHD-principes en met de Consensus.

De evaluatie 2002 - 2006 van de Bijzondere evaluator vraagt expliciet om het koninklijk besluit van 1996 in te trekken en "te vervangen door een meer flexibel kader dat een betere weerspiegeling is van de huidige filosofie over humanitaire hulp ...".

Het voorliggend koninklijk besluit is dan ook bedoeld om de Belgische humanitaire hulp in overeenstemming te brengen met de Europese Consensus en de daarin opgenomen GHD-principes. 1.3. Een legale basis voor betere humanitaire resultaten 1.3.1. Een beter begrip van de humanitaire crisissen en de respons hierop De grootste humanitaire noden zijn verbonden aan crisissen van lange duur, vaak burgeroorlogen. Deze crisissen absorberen bijna elk jaar ongeveer 80% van de totale uitgaven die besteed worden aan humanitaire hulp. Ook bij plotse natuurrampen blijkt de nood aan wederopbouw en steun bijna altijd een zaak van meerdere jaren. Het wettelijke kader moet dus toelaten efficiënter te werken door een planning van de hulp op een iets langere termijn toe te laten. Zo kunnen er bijvoorbeeld contracten aan humanitair personeel aangeboden worden voor langere tijd dan enkele maanden zodat er niet voortdurende rotaties nodig zijn.

Voorbereiding op mogelijke rampen, zogenaamde rampenparaatheid, veerkracht van instituties en infrastructuur, zijn de beste investeringen. Het is inderdaad zo dat een land met een goede voorbereiding op bijvoorbeeld orkanen of aardbevingen, veel minder schade zal oplopen.

Humanitaire crisissen zijn ook uniek. Hulp moet aangepast zijn aan de noden. Daarom moet er voldoende flexibiliteit zijn in het type hulp dat gegeven wordt. Zo blijkt bijvoorbeeld uit verschillende studies dat in zones waar functionerende markten zijn, een cash transfer aan de slachtoffers efficiënter is dan het uitdelen van voedsel om ondervoeding aan te pakken. Dit heeft het voordeel dat de commerciële infrastructuur versterkt wordt in plaats van verzwakt door de hulp.

Voor het legale kader betekent dit dat er meer aandacht moet gaan naar een grondige analyse van de noden en het inpassen van de programma's in het geheel van de respons. Ook dient er een welomschreven flexibiliteit toegestaan te worden bij de deelacties op het terrein, weliswaar binnen het - door dit koninklijk besluit en door de minister in de analyse - vastgelegde kader.

Met het koninklijk besluit wordt ook de mogelijkheid geschapen om meerjarenprogramma's te financieren, voorbereiding op rampen te financieren en in te spelen op de noden die centraal staan in de humanitaire hulp. 1.3.2. De humanitaire principes als basis In lijn met het "Good Humanitarian Donorship"-initiatief en de Europese Humanitaire Consensus volgt België een principiële benadering. Die principiële benadering is essentieel voor de aanvaardbaarheid en het vermogen van België om via partnerorganisaties in noodsituaties bijstand te leveren in vaak moeilijke politieke en veiligheidsomstandigheden. De perceptie van België en haar inzet voor deze fundamentele beginselen van het humanitaire optreden hangen samen met het gedrag en het engagement op het terrein van alle door België ondersteunde actoren.

De wettelijke basis beperkt de financieringen tot hulp die volgens deze principes gegeven wordt. Daarom wordt er ook enkel gewerkt met organisaties die deze principes onderschrijven en bewezen capaciteit hebben om humanitaire hulp te leveren. 1.3.3. Voorspelbaarheid van de hulp Bij langdurige crisissen - maar ook bij plotse crisissen - kunnen de operationele partners enkel interventies starten indien er een garantie is op financiering. Een kloof van slechts enkele dagen kan immers al fataal zijn.

Daarom worden de volgende instrumenten voorzien binnen het koninklijk besluit : ? Projecten : om tegemoet te komen aan specifieke noden op korte termijn. De regelgeving, verantwoording en evaluatie zijn aangepast aan een korte termijn horizon. ? Programma's : akkoorden met partners waarbij een financiering over langere termijn en met een zekere flexibiliteit gegeven wordt binnen vooraf afgesproken regels en met een goede verantwoording en evaluatie achteraf. ? Internationale humanitaire donorfondsen : fondsen die op zeer korte termijn gelden kunnen toewijzen aan dringende humanitaire noden volgens transparante regels en met een goede verantwoording. ? Algemene middelen : bijdrage aan een internationale humanitaire organisatie waarbij de subsidie toegewezen wordt aan de algemene, niet-geoormerkte middelen van de betrokken organisatie. De bestedingen worden door de beheersorganen van de internationale humanitaire organisatie opgevolgd. Een lidmaatschapsbijdrage van België is één van de vormen waaronder een bijdrage aan algemene middelen kan plaatsvinden. De minister zal enkel bijdragen leveren aan de algemene middelen voor overwegend humanitaire organisaties. Gemengde organisaties die in de eerste plaats ontwikkelingshulp doen (vb UNDP, UNICEF, UNFPA) zijn voor hun algemene middelen afhankelijk van een ander ontwikkelingshulpprogramma. 1.3.4. Een beperkt aantal betrouwbare en bekwame partners De evaluatie van crisissen, zoals die in Haïti en van de tsunami, heeft geleerd dat er zich bij een humanitaire crisis een groot aantal actoren opwerpt die niet noodzakelijk de capaciteit heeft om hulp te leveren volgens de minimumstandaarden. Chaos in plaats van hulp is het gevolg. Daarom worden in het koninklijk besluit verschillende elementen ingebouwd om te garanderen dat de Belgische hulp met beperkte middelen een zo groot mogelijke bijdrage levert aan humanitaire slachtoffers.

Daarom wordt er uitsluitend met humanitaire partners gewerkt die deel uitmaken van het internationale humanitaire systeem en daar erkend worden voor hun kwaliteit. Dit wordt gemeten door hun deelname aan de Inter-Agency Standing Committee (IASC), de vergadering van de humanitaire instellingen van de VN-organisaties, of door hun partnerschap met de Europese Humanitaire hulp (ECHO) of, in het geval van NGO's, door een accreditatie bij de Humanitarian Accountability Programme (HAP). 1.3.5. Vergeten crisissen, ondergefinancierde rampen en strategische interventies Zelfs met het systeem zoals hierboven besproken kunnen er nog ontwrichtingen optreden. Vooral omdat niet alle donoren flexibel volgens de noden financieren.

Daarom wordt er voorzien om nog in beperkte mate projectmatige interventies uit te voeren. Deze interventies zijn aanvullingen van lacunes. Dit kan bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, gaan over ondergefinancierde crisissen of noodzakelijke strategische interventies in vernieuwingen in het humanitaire systeem. 1.3.6. Evaluatie en kennisbeheer Uit het voorgaande blijkt dat het humanitaire systeem in volle evolutie is. Daarom is het van belang om zeer snelle terugkoppeling te voorzien tussen de resultaten van de hulp en de planning van nieuwe interventies. Kennisbeheer is dus een integraal element van de werking.

Daarenboven is humanitaire hulp een "moreel imperatief". Dit betekent dat de bestedingen boven elke verdenking moeten staan. Vandaar de aandacht voor transparantie en verantwoording ten aanzien van de Belgische overheid, de burgers en de slachtoffers.

Voor de verantwoording wordt aansluiting gezocht bij de standaarden voor goede praktijken in humanitaire hulp (HAP, ECHO).

Kennisontwikkeling door onderzoek en evaluatie wordt aangemoedigd om te leren van de ervaringen en deze kennis in de eerste plaats naar het hele humanitaire systeem terug te koppelen. De vereiste om de documenten, lessen en evaluaties publiek te maken maakt deze kennisopbouw verder mogelijk.

Humanitaire hulp moet gegeven worden om noden te lenigen. Om precies te weten hoe de noden het best worden gelenigd, gebeurt er zeer veel onderzoek, en het begrip van wat de "best practices" zijn is daardoor in voortdurende evolutie. Ook verschillen de mogelijke acties van crisis tot crisis. Daarom moet de administratie zich wapenen om de analyse van de interventies ten gronde te kunnen analyseren in plaats van zich te baseren op een vooraf globaal gefixeerde lijst van wat mag en wat niet mag. 2. Structuur Het koninklijk besluit bestaat uit 10 hoofdstukken : 1.Hoofdstuk 1 bevat de definities die in het koninklijk besluit gehanteerd worden (art. 1). 2. Hoofdstuk 2 bepaalt de subsidieerbare organisaties (art.2). 3. Hoofdstuk 3 voorziet in de procedure van subsidiëring (art.4 tot 8). 4. Hoofdstuk 4 behandelt de uitkering van de subsidies (art.9 tot 12). 5. Hoofdstuk 5 bepaalt het gebruik van de subsidie (art.13 tot 17). 6. Hoofdstuk 6 behandelt de verantwoording, rapportage en evaluatie (art.18 tot 19). 7. Hoofdstuk 7 voorziet de maatregelen inzake publiciteit (art.20 tot 21). 8. De hoofdstukken 8, 9 en 10 voorzien in respectievelijk opheffings- overgangs- en slotbepalingen (art.22 tot 25).

Voorts is er één bijlage aan het koninklijk besluit dat de niet-subsidieerbare kosten opsomt. 3. Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 definieert de termen en afkortingen die worden gehanteerd in het koninklijk besluit. Artikel 2 bepaalt welke organisaties behoren tot de categorieën van subsidieerbare organisaties behoren, met name de Belgische humanitaire NGO's, de internationale humanitaire NGO's, de internationale humanitaire organisaties en de organisaties die internationale humanitaire donorfondsen beheren.

Artikel 3 bepaalt dat de minister de noodzaak om humanitaire hulp te verlenen beoordeelt op basis van de analyse van de noden die wordt opgemaakt door erkende humanitaire internationale actoren, eventueel aangevuld met andere relevante bronnen.

Artikel 4 bepaalt dat indien de minister van oordeel is dat er een noodzaak bestaat om humanitaire hulp te verlenen, hij een oproep publiceert. Dit artikel voorziet tevens in de modaliteiten van deze oproep alsmede het minimumbedrag van de subsidie.

Artikel 5 bepaalt de voorwaarden van subsidiëring van programma's en projecten alsmede de mogelijkheden van giften in speciën indien deze worden aangewend voor de lokale verkoop van essentiële goederen.

Artikel 6 beschrijft welke documenten de subsidieaanvraag dienen te onderbouwen.

Artikel 7 bepaalt de criteria op basis waarvan de minister zijn beslissing over de subsidieaanvraag neemt.

Artikel 8 bepaalt welke gegevens er vermeld moeten worden in het besluit van de minister tot toekenning van de subsidie.

Art. 9, 10 en 11 voorzien in de modaliteiten van uitkering van de subsidie voor de respectievelijke categorieën van organisaties.

Artikel 12 stelt dat het vervallen van een Hap-accreditatie of ECHO-partnerschap de stopzetting van de subsidie-uitkering tot gevolg heeft.

Artikel 13 bepaalt welke kosten onder de noemer `structuurkosten' vallen.

Artikel 14 bepaalt de kosten die in aanmerking genomen kunnen worden.

Artikel 15 bepaalt dat de kosten die aangerekend kunnen worden door internationale humanitaire organisaties en organisaties die de internationale humanitaire donorfondsen beheren, de kosten zijn die werden vastgesteld door hun beheersorganen.

Artikel 16 en 17 voorzien in gemeenschappelijke bepalingen met betrekking tot het gebruik van de subsidie die voor elk van de soort organisaties van toepassing zijn.

Artikel 18 en 19 voorzien in de modaliteiten van verantwoording, rapportage en evaluatie.

Artikel 20 en 21 bepalen de verplichtingen inzake publiciteit.

Om te antwoorden op het advies van de Raad van State : het is wel degelijk de bedoeling van de auteur van het ontwerp om de organisatie alleen en unilateraal te laten beslissen of de vermelding van de Belgische Staat als donor of mede-donor zoals voorzien in artikel 20, of de publicatie van studies, verslagen en evaluaties zoals voorzien in artikel 21, de uitvoering van een onpartijdige, neutrale en onafhankelijke humanitaire actie in gevaar brengt of een negatieve impact kan hebben op het bereik van slachtoffers of de veiligheid van de organisatie.

Artikel 22 voorziet in de opheffing van het koninklijk besluit van 19 november 1996 betreffende noodhulp en rehabilitatie op korte termijn ten gunste van de ontwikkelingslanden.

Artikel 23 betreft een overgangsbepaling die voorziet dat de lopende procedures verlopen volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 november 1996.

Artikel 24 en 25 betreffen de slotbepalingen in verband met de inwerkingtreding en de uitvoering van dit besluit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.

De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, J.-P. LABILLE

19 APRIL 2014. - Koninklijk besluit betreffende de humanitaire hulp FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, de artikelen 29 en 30, gewijzigd bij de artikelen 16 en 17 van de wet van 9 januari 2014;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 november 1996 betreffende noodhulp en hulp voor rehabilitatie op korte termijn ten gunste van de ontwikkelingslanden;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 7 maart 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 12 maart 2014;

Gelet op het advies nr 55.705/4 van de Raad van State, gegeven op 9 april 2014;

Op de voordracht van de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° "ECHO" : European Community Humanitarian Aid Office, het Directoraat-Generaal verantwoordelijk voor de humanitaire hulp binnen de Europese Commissie;2° "HAP" : Humanitarian Accountability Partnership, een zelfregulerend lichaam van de humanitaire sector;3° "Alnap" : Active Learning Network for Accountability and Performance, een netwerk van humanitaire donoren, internationale humanitaire NGO's, academische instellingen en denktanks;4° "IFCR" : International Federation of the Red Cross and the Red Crescent Societies;5° "Sphere" : initiatief dat humanitaire actoren samenbrengt en minimumstandaarden voor humanitaire interventies voorstelt;6° "IASC" : Inter-Agency Standing Committee, het platform van de Verenigde Naties voor de standaardisatie en de coördinatie van de humanitaire hulp;7° "structuurkosten" : kosten die verbonden zijn aan de realisatie van het maatschappelijk doel van de gesubsidieerde organisatie en die, hoewel ze worden beïnvloed door de uitvoering van het programma of het project, niet afscheidbaar zijn noch op het budget van het programma of het project kunnen worden aangerekend;8° "algemene budgetrubrieken" : investeringen, werkingskosten, personeelskosten en wat betreft de programma's eveneens de landen;9° "het kennisproduct" : de studie, actie of evaluatie van internationale humanitaire organisaties die tot doel heeft de humanitaire hulp efficiënter en doeltreffender te maken;10° "de strategische actie" : de actie die de verbetering van de werking van de humanitaire hulp door de invoering van structurele veranderingen of nieuwe praktijken tot doel heeft. HOOFDSTUK 2. - Subsidieerbare organisaties

Art. 2.§ 1. Tot de categorie van de Belgische humanitaire NGO's behoren de organisaties die : 1° door de Minister erkend zijn als niet-gouvernementele organisatie;2° de humanitaire principes van de "Gedragscode voor de Internationale Rode Kruis en Rode Halve Maan beweging en NGO's bij rampenhulp" hebben ondertekend;3° erkenning genieten voor hun humanitaire en managementstandaarden in hun hoedanigheid van partnerorganisatie van ECHO of door gecertificeerd te zijn door HAP.4° minstens één humanitaire opdracht uitgevoerd hebben, gefinancierd door een lidstaat van de Europese Unie, ECHO of een internationaal humanitair donorfonds, waarvan het succes blijkt uit een externe onafhankelijke evaluatie, tijdens de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd. § 2. Tot de categorie van de internationale humanitaire NGO's behoren de organisaties die : 1° de humanitaire principes van de "Gedragscode voor de Internationale Rode Kruis en Rode Halve Maan beweging en NGO's bij rampenhulp" ondertekend hebben of lid zijn van de IFCR;2° erkenning genieten voor hun humanitaire en managementstandaarden in hun hoedanigheid van partnerorganisatie van ECHO of door gecertificeerd te zijn door HAP;3° minstens één humanitaire opdracht uitgevoerd te hebben, gefinancierd door een lidstaat van de Europese Unie, ECHO of een internationaal humanitair donorfonds, waarvan het succes blijkt uit een externe onafhankelijke evaluatie, tijdens de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd. § 3. Tot de categorie van de internationale humanitaire organisaties behoren : 1° Alnap;2° HAP;3° de IFRC;4° Sphere;5° de organisaties die erkend zijn als partnerorganisatie van de Belgische multilaterale samenwerking of die erkenning genieten voor hun humanitair werk door lid of observator te zijn van IASC. § 4. Tot de categorie van de organisaties die de internationale humanitaire donorfondsen beheren, behoren : 1° de IFRC;2° de organisaties die erkend zijn als partnerorganisatie van de Belgische multilaterale samenwerking, die erkenning genieten voor hun humanitair werk door lid of observator te zijn van IASC, en die een fonds beheren, of medebeheren met een andere internationale organisatie, om gemeenschappelijke financiering van humanitaire hulp mogelijk te maken. HOOFDSTUK 3. - Procedure voor subsidiëring

Art. 3.§ 1. De Minister beoordeelt de noodzaak om humanitaire hulp te verlenen aan de hand van de analyse van de noden opgemaakt door erkende humanitaire internationale actoren, eventueel aangevuld met de analyse uitgevoerd door Belgische of andere vertegenwoordigingen op het terrein, Belgische humanitaire NGO's, andere internationale humanitaire organisaties en internationale humanitaire NGO's. In zijn analyse kan de Minister de evaluaties van uitgevoerde programma's en projecten eveneens gebruiken. § 2. Aan de hand van deze analyse en rekening houdend met de expertise van België wat betreft thema's en crises, beslist de Minister welke sectoren en activiteiten daadwerkelijk in aanmerking komen voor het krijgen van humanitaire hulp. § 3. De Minister beslist over de toekenning van bijdragen aan de algemene middelen van internationale humanitaire organisaties en van de bijdragen aan internationale humanitaire donorfondsen.

Art. 4.Indien de Minister van oordeel is dat er een noodzaak bestaat om humanitaire hulp te verlenen, publiceert hij een oproep.

De oproep bevat : 1° de categorie van organisaties die in aanmerking komt voor de oproep;2° de analyse van de noden en de prioriteiten;3° de betrokken geografische zone;4° het beschikbaar budget;5° het type acties dat gesubsidieerd kan worden (projecten, programma's of beide);6° de modaliteiten van indienen van het dossier, de rapportage en de verantwoording;7° het soort gesubsidieerde activiteiten zoals voorzien in artikel 29, § 2 van de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking;8° de subsidievoorwaarden van projecten of programma's zoals voorzien in artikel 30 van de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking;9° het minimumbedrag van de subsidie.

Art. 5.§ 1. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring, voorziet het programma of het project, naast de voorwaarden voorzien in artikel 29 van de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, een totaalbudget dat ten minste gelijkwaardig is aan het bedrag zoals voorzien in artikel 4, tweede lid, 9°. § 2. In het kader van een project of programma, kan de minister giften in speciën aan slachtoffers toelaten indien deze aangewend worden voor de lokale aankoop van goederen die essentieel zijn voor het leningen van de basisnoden van de slachtoffers.

Art. 6.§ 1. De subsidieaanvraag voor programma's en voor projecten bevat de volgende documenten : 1° de documenten waaruit blijkt dat de organisatie voldoet aan de voorwaarden zoals omschreven in artikel 2;2° een financieringsdossier opgemaakt overeenkomstig de statuten van de organisatie en de procedures voorzien in deze statuten;3° de documenten waaruit blijkt dat de organisatie over de middelen en de organisatorische capaciteiten beschikt om de doelmatigheid van het programma of het project te waarborgen;4° de humanitaire strategie van de organisatie;5° de voorstelling van het programma of het project, dat aantoont dat het programma of het project beantwoordt aan de voorwaarden vermeld in respectievelijk artikel 30, § 1, en artikel 30, § 2, van de wet van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2013 pub. 12/04/2013 numac 2013015084 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sluiten betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking;6° indien van toepassing, de vermelding van de wijze waarop de studies, rapporten en evaluaties die voortvloeien uit het programma of het project ter beschikking van het publiek worden gesteld. Naast de documenten vermeld in lid 1, leggen de internationale humanitaire organisaties de laatste externe audit voor, uitgevoerd volgens de procedure voorzien in de statuten van de organisatie. § 2. De subsidieaanvraag voor een bijdrage aan de algemene middelen van een internationale humanitaire organisatie bevat de volgende documenten : 1° een overzicht van de humanitaire strategie van de organisatie en het meest recente financieel rapport goedgekeurd door haar beheersorganen;2° de laatste externe audit uitgevoerd volgens de procedure voorzien in de statuten van de organisatie. § 3. De subsidieaanvraag voor een bijdrage aan een internationale humanitair donorfonds bevat de volgende documenten : 1° een overzicht van de humanitaire strategie van het donorfonds en de procedures voor de toewijzing van de middelen;2° de laatste externe audit uitgevoerd volgens de procedure voorzien in de statuten van de organisatie.

Art. 7.De Minister beslist over de subsidieaanvraag op basis van de volgende criteria : 1° de mate waarin de subsidieaanvraag beantwoordt aan de humanitaire noden in de analyse beoogd in artikel 4, tweede lid, 2° ;2° de verwachte kwaliteit en kosten-batenanalyse, rekening houdend met voorgaande evaluaties en audits;3° indien de subsidieaanvraag een programma- of projectvoorstel betreft, de coherentie en doeltreffendheid van het programma- of projectvoorstel.

Art. 8.§ 1. Het besluit van de Minister tot toekenning van de subsidie bevat minstens de volgende gegevens : 1° de gesubsidieerde organisatie;2° het onderwerp van de aanvraag;3° het bedrag van de subsidie en de eventuele bijzondere bestedings-voorwaarden;4° de voorziene activiteiten;5° de verwijzing naar de overeenkomst tot toekenning van de subsidie voor een programma of een project of naar de kennisgeving van de toekenning van een bijdrage aan de algemene middelen van een internationale humanitaire organisatie of aan een internationaal humanitair donorfonds.§ 2. De overeenkomst tot toekenning van de subsidie voor een programma of een project bevat minstens de volgende gegevens : 1° de begin- en einddatum van het programma of project en de modaliteiten van de verlenging;2° de procedures en de gebruiks- en rechtvaardigingsmodaliteiten voor het gebruik van de subsidie overeenkomstig de artikelen 13 en 14 van huidig besluit;3° de procedures en de modaliteiten voor het behandelen van problemen die ontstaan tijdens de uitvoering;4° de meldingsmodaliteiten in geval van fraude of actieve of passieve corruptie;5° de eventuele overlegmomenten. § 3. De kennisgeving van de toekenning van een bijdrage aan de algemene middelen van een internationale humanitaire organisatie of van een bijdrage aan een internationaal humanitair donorfonds bevat minstens de volgende gegevens : 1° het bedrag van de financiering;2° de gebruiksmodaliteiten van de bijdrage en van de communicatie hierover naar de Minister;3° de rapportageverplichtingen;4° de eventuele overlegmomenten. HOOFDSTUK 4. - Uitkering van de subsidie

Art. 9.Wat de programma's van de Belgische humanitaire NGO's betreft, wordt het bedrag van de subsidie uitgekeerd in drie schijven : 1° een eerste schijf wordt uitgekeerd aan het begin van het programma;2° een tweede schijf wordt uitgekeerd na de ontvangst van een voortgangsverslag na 9 maanden en het bewijs dat 75 procent van de eerste schijf werd besteed;3° de derde schijf, bestaande uit het saldo, wordt uitgekeerd na ontvangst van het eindrapport. Wat de programma's betreft van de internationale humanitaire organisaties, wordt het bedrag van de subsidie uitgekeerd in twee schijven : 1° een eerste schijf wordt uitgekeerd bij het begin van het programma;2° een tweede schijf wordt uitgekeerd na de ontvangst van een voortgangsverslag na 9 maanden en het bewijs dat 75 procent van de voorziene bestedingen in het eerste jaar gerealiseerd werden.

Art. 10.Wat betreft de projecten, wordt het volledige bedrag van de subsidie uitgekeerd bij de aanvang van het project.

Art. 11.De bijdragen aan de algemene middelen van de internationale humanitaire organisaties en de bijdragen aan de internationale humanitaire donorfondsen worden jaarlijks vereffend.

Art. 12.Het vervallen van een HAP-accreditatie of ECHO-partnerschap heeft de stopzetting van de subsidie-uitkering tot gevolg. HOOFDSTUK 5. - Gebruik van de subsidie Afdeling 1. - De Belgische humanitaire NGO's en de internationale

humanitaire NGO's

Art. 13.Voor de programma's en projecten wijst de humanitaire partnerorganisatie de subsidie aan de volgende uitgaven toe : 1° de diensten, goederen, het personeel en materiaal die nodig zijn voor de identificatie, de formulering, de uitvoering en de coördinatie van de humanitaire hulp;2° de monitoring, de evaluatie, de opstelling van verslagen;3° de vormings- en/of bewustmakingsactiviteiten;4° de kennisproducten voor de humanitaire hulp;5° de strategische acties;6° de structuurkosten.

Art. 14.§ 1.Tenzij anders vermeld in het besluit tot toekenning van de subsidie, zijn de volgende kosten structuurkosten : 1° de voorbereidingskosten voor het programma of het project : a) de kost van de haalbaarheidsstudie;b) de kost van het zoeken van partners;c) de kost van het opstellen van het subsidieaanvraag;2° de lonen of honoraria voor : a) de directie;b) de administratieve en financiële bedienden of diensten;c) de onderhoudsploeg;3° de huur van lokalen en bureaus voor de zetel;4° de lasten en het onderhoud van de lokalen bedoeld onder 3°, verwarming, water, gas en elektriciteit;5° de kosten van telefoon, fax, internet en briefwisseling;6° de kosten voor bureelbenodigdheden, papierwaren, informaticamateriaal en bureaumeubelen;7° de kosten van de verplichte algemene verzekeringen;8° de kosten voor het sociaal secretariaat, voor de aanwerving van personeel en de vormingskosten voor het personeel;9° de uitgaven die voortvloeien uit het overleg met de minister;10° de kosten van de audit van de gesubsidieerde organisatie. § 2. Het percentage van de toegekende structuurkosten bedraagt maximaal 5,5 procent.

De structuurkosten worden berekend op basis van de werkelijke uitgaven.

De structuurkosten zijn niet forfaitair en moet worden verantwoord. § 3. De kosten opgenomen in bijlage komen niet in aanmerking voor subsidiëring. Afdeling 2. - De internationale humanitaire organisaties en de

organisaties die internationale humanitaire donorfondsen beheren

Art. 15.De internationale humanitaire organisaties en de organisaties die de internationale humanitaire donorfondsen beheren, rekenen de structuurkosten aan die zijn vastgesteld door hun beheersorganen. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 16.§ 1. De verantwoordingsstukken die de kosten staven, worden ter beschikking gehouden gedurende tien jaar na het beëindigen van het programma of het project. § 2. De subsidies worden aangewend conform de budgetrubrieken vermeld in het goedgekeurde programma of project. § 3. Indien de goede uitvoering van het programma of het project dit vereist, kan de organisatie maximum vijftien procent van de subsidie verplaatsen tussen de algemene budgetrubrieken of, wat betreft de programma's, tussen specifieke doelstellingen en landen.

De Minister kan krediettransfers toelaten die dit percentage overschrijden op basis van een schriftelijke vraag die een verantwoording omvat die verband houdt met de evolutie van de humanitaire noden.

Art. 17.§ 1. Humanitaire hulp wordt geboden onder de verantwoordelijkheid van de gesubsidieerde organisatie. Het doen van een beroep op derden voor de uitvoering van de humanitaire hulp doet op geen enkele wijze afbreuk aan deze verantwoordelijkheid. De organisatie controleert of de gefinancierde humanitaire hulp wordt geboden in overeenstemming met het toekenningsbesluit, de subsidieovereenkomst of de kennisgeving van de toekenning van de bijdrage aan de algemene middelen van de internationale humanitaire organisatie of de bijdrage aan een internationaal humanitair donorfonds. § 2. De organisatie neemt de nodige maatregelen om onregelmatigheden, fraude, actieve of passieve corruptiepraktijken te voorkomen en te verhelpen. Zij is ertoe gehouden elke vorm van fraude, onregelmatigheid of praktijk van actieve of passieve corruptie in elk stadium van de procedure en tijdens de uitvoering van de humanitaire hulp te melden aan de Minister. HOOFDSTUK 6. - Verantwoording, rapportage en evaluatie

Art. 18.§ 1. De Belgische humanitaire NGO's leggen een voortgangsverslag en een eindverslag voor ter verantwoording van de aanwending van de subsidie.

Het voortgangsverslag bevat de volgende stukken : 1° een narratief rapport over de opvolging van de specifieke doelstellingen en hun kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren;2° een overzicht van de inkomsten en de uitgaven van het programma of project per begrotingspost en per specifieke doelstelling, uit de boekhouding. Het eindverslag bevat volgende stukken : 1° een narratief rapport voor wat betreft het bereiken van de specifieke doelstellingen en hun kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren;2° de stukken beoogd in tweede lid, 2° ;3° een eindevaluatie;4° een extern auditverslag. § 2. De internationale humanitaire NGO's leggen volgende documenten voor ter verantwoording van de aanwending van de subsidie : 1° een voortgangsverslag dat tenminste een actualisatie van de indicatoren bevat die toelaten te beoordelen in welke mate de resultaten effectief worden behaald;2° een resultaatgericht eindverslag dat aantoont dat de resultaten zoals vermeld in de voorstelling van het project of het programma gehaald werden en dat tenminste de volgende elementen bevat : a) de indicatoren die toelaten te beoordelen in welke mate de resultaten effectief werden behaald;b) het aantal slachtoffers dat bereikt werden door de humanitaire hulp met de vermelding van hun noden en hun aantal;c) een gedetailleerde beschrijving van de uitgevoerde acties;d) een gedetailleerd overzicht van de middelen en de eraan verbonden kosten die werden ingezet;3° een extern auditverslag;4° een externe evaluatie van de aanwending van de subsidie. § 3. De internationale humanitaire organisaties en de organisaties die internationale humanitaire donorfondsen beheren, makende uitvoeringsrapporten en de audits over die voorzien zijn in hun statuten en interne reglementen. § 4. De administratie gebruikt, op voorwaarde dat zij de bepalingen van dit besluit respecteren, de Europees of internationaal aanvaarde standaarden betreffende rapportage, zoals die van ECHO, IASC of Sphere en controleert op basis van de rapportage en de evaluatie of de subsidie voldoende verantwoord werd.

Art. 19.De Minister kan op elk moment, op eigen initiatief, een controle of een externe evaluatie van het gebruik van de subsidie laten uitvoeren.

De organisatie verleenthaar medewerking aan de evaluatie van de humanitaire hulp die voor rekening van de Minister plaatsvindt, hetzij in het ontwikkelingsland, hetzij op de zetel van de organisatie.

Met het oog op deze evaluatie houdt zij haar boekhouding alsook elk ander stuk waaruit de naleving van de voorwaarden waaronder de subsidie werd toegekend blijkt, ter beschikking. HOOFDSTUK 7. - Publiciteit

Art. 20.De organisatie vermeldt de Belgische Staat als donor of mededonor in de persmededelingen en in de relaties met de plaatselijke autoriteiten, op voorwaarde dat een dergelijke verwijzing de uitvoering van een onpartijdige, neutrale en onafhankelijke humanitaire actie niet in gevaar kan brengen of geen negatieve gevolgen voor de toegang tot slachtoffers of de veiligheid van de organisatie kan hebben.

Art. 21.De organisatie stelt de studies, rapporten en evaluaties die voortvloeien uit het programma, het project, de bijdrage aan de algemene middelen van de internationale humanitaire organisatie of de bijdrage aan het internationaal humanitair donorfonds ter beschikking van het publiek, zoals bepaald in de subsidieovereenkomst, de kennisgeving van de toekenning van een bijdrage aan de algemene middelen van een internationale humanitaire organisatie of van de toekenning van een bijdrage aan een internationaal humanitair donorfonds, tenzij een dergelijke publiciteit de uitvoering van een neutrale en onpartijdige humanitaire actie in gevaar brengt, of negatieve gevolgen heeft voor de toegang tot slachtoffers of de veiligheid van de organisatie. HOOFDSTUK 8. - Opheffingsbepaling

Art. 22.Het koninklijk besluit van 19 november 1996 betreffende noodhulp en hulp voor rehabilitatie op korte termijn ten gunste van de ontwikkelingslanden wordt opgeheven. HOOFDSTUK 9. - Overgangsbepaling

Art. 23.De op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit lopende procedures waarbij een ministerieel besluit tot toekenning van subsidies werd genomen, verlopen overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 november 1996 betreffende noodhulp en hulp voor rehabilitatie op korte termijn ten gunste van de ontwikkelingslanden. HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepalingen

Art. 24.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 25.De minister bevoegd voor ontwikkelingssamenwerking is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 april 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, J.-P. LABILLE

Bijlage Niet-subsidieerbare kosten De volgende kosten zijn niet subsidieerbaar : 1° de uitgaven om de institutionele continuïteit van de organisatie te verzekeren;2° de audit, behalve de audit van het programma of project of een gedeelte ervan uitgevoerd door de partnerorganisatie voor zover de audit beantwoordt aan de internationale standaarden terzake;3° de representatiekosten, uitgaven voor sociale activiteiten (zoals het feest van de arbeid, Sinterklaas en Kerstmis), voor ceremonies en daaraan verbonden uitgaven (zoals dranken, recepties, maaltijden, buffetten, geschenken en logies) en festiviteiten;4° de uitgaven met het oog op de beperking van de persoonlijke verantwoordelijkheid als "goede huisvader";5° de uitgaven ten gevolge van een schadeloosstelling naar aanleiding van een schadegeval voortvloeiend uit burgerlijke aansprakelijkheid;6° de kosten van juridische diensten met het oog op het aanspannen van een geding of de verdediging in geval van een rechtszaak, met uitzondering van de juridische acties bedoeld om de humanitaire financiering van de Belgische samenwerking te beschermen in het kader van humanitaire crises naar aanleiding van een conflict;7° de zitpenningen;8° de kosten van certificaties;9° de uitgaven voor fondsenwerving;10° de bijdragen en giften aan andere organisaties;11° de kosten van professionele financiële diensten met het oog op het verhogen van de inkomsten van de gesubsidieerde organisatie;12° de roerende of onroerende investeringen die enkel tot doel hebben het patrimonium van de gesubsidieerde organisatie te verhogen en die niet direct dienen om het programma of het project uit te voeren;13° de dubieuze schuldvorderingen, met inbegrip van werkelijke of geschatte verliezen, ingevolge niet-invorderbare bedragen en andere vorderingen, evenals de juridische kosten verbonden aan het terugvorderen ervan;14° de tekorten van andere programma's en projecten of de schulden van de gesubsidieerde organisatie;15° alle provisies;16° de waarborgen en borgtochten;17° de terugvorderbare btw of andere terugvorderbare taksen;18° het tweedehands materiaal, behalve wanneer humanitaire crises de aankoopopties dermate beperken dat dit de enige mogelijkheid is;19° alle boekhoudkundige verrichtingen die geen betalingen inhouden;20° de operationele en beheerskosten van andere programma's en projecten;21° de contracten voor uitbesteding of consultancy voor essentiële taken in het programma of project, die tot de "core business" van de gesubsidieerde organisatie behoren;22° de facturen van andere organisaties voor goederen en diensten die reeds gesubsidieerd werden;23° de onderverhuring van allerlei aard aan zichzelf;24° de uitbesteding via diensten- of consultancycontracten aan de personeelsleden, aan de leden van de raad van bestuur of van de algemene vergadering van de gesubsidieerde organisatie;25° de honoraria voor consultancy die 500 euro exclusief btw per effectief gepresteerde werkdag overschrijden; 26° de opdrachten en aankopen van meer dan 8.500 euro exclusief btw waarvoor geen prijsoffertes werden gevraagd; 27° de maaltijden, drank, snacks, feestelijkheden ten behoeve van activiteiten die geen deel uitmaken van het programma of het project of niet noodzakelijk zijn voor het programma of het project;28° de aankoop van alcoholhoudende dranken, tabak en afgeleide producten;29° de verzekerings- en onderhoudskosten van voertuigen die geen eigendom zijn van de gesubsidieerde organisatie;30° voor de Belgische humanitaire NGO's en de internationale humanitaire NGO's, het gedeelte van de lonen boven de barema's toegekend door de federale overheid of door een collectieve arbeidsovereenkomst, en, voor de internationale organisaties, het gedeelte van de lonen boven de door hun beheersorganen vastgestelde barema's;31° de extralegale voordelen die niet voortspruiten uit collectieve arbeidsovereenkomsten;32° deverzekeringen gewaarborgd inkomen;33° de gezondheidszorgen, uitgezonderd de vaccinaties die niet gedekt worden door de specifieke ziekteverzekering;34° de opzegvergoedingen voor de niet gepresteerde opzegperiode;35° de kosten voor gesprekken met vaste of mobiele telefoons waarvan het abonnement niet op naam staat van de gesubsidieerde organisatie;36° de reizen in businessclass of eersteklas en de kosten verbonden aan de verlenging van reizen om privé-redenen;37° de uitgaven verbonden aan expatriëring (verhuis, installatiepremie, vliegtickets voor de partner en personen ten laste) voor contracten van minder dan twaalf maand;38° de personeelsopleidingen die niet bedoeld zijn om de kennis te verbeteren betreffende het programma of het project of die geen betrekking hebben op de humanitaire hulp;39° de debetinteresten, met inbegrip van die verbonden aan leningen;40° de hypothecaire interesten, de kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen en de onroerende voorheffing op het kadastrale inkomen;41° de uitgaven voor het verwerven van giften en legaten;42° de taksen en belastingen;43° de uitgaven die geen enkel verband met de humanitaire hulp hebben. Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 19 april 2014 betreffende de humanitaire hulp.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, J.-P. LABILLE

^