gepubliceerd op 08 juni 2007
Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle
15 MEI 2007. - Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Artikel 12, §§ 1 en 2 van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle wordt vervangen als volgt : «
Art. 12.- § 1. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepalen dat eenmalige retributies worden geheven: 1° ten bate van het Agentschap ter gelegenheid van het indienen van een aangifte, van een beroep of van een aanvraag tot het bekomen van een vergunning, een toelating of een erkenning;2° ten bate van de Staat om alle kosten te dekken die voortvloeien uit de toepassing van de maatregelen ter uitvoering van artikel 6, in het bijzonder wat het noodplan voor nucleaire risico's betreft; De in het eerste lid, 2°, bedoelde retributies worden toegewezen aan het Fonds voor de risico's van nucleaire ongevallen van het Ministerie van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. § 2. De retributies geheven bij toepassing van § 1, 2°, worden toegewezen en aangewend overeenkomstig de volgende regels: 1° de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken doet ieder jaar een voorstel voor de besteding van voormelde retributies;2° de opbrengst van de geheven retributies wordt door de Koning over de diensten die bij deze materie betrokken zijn, verdeeld op de voordracht van de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken.»
Art. 3.In hoofdstuk V van dezelfde wet,, wordt een artikel 30bis ingevoegd, luidende : «
Art. 30bis.- § 1. De bedragen van de jaarlijkse heffingen, die ten bate van het Agentschap worden geheven ten laste van houders van vergunningen en erkenningen, worden als volgt vastgesteld :
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
§ 2. Deze heffingen zijn verschuldigd door elke inrichting die op 1 januari van het begrotingsjaar vergund is, voor elke handeling die op 1 januari van dit jaar het voorwerp uitmaakt van een vergunning met een geldigheidstermijn van één jaar of meer en voor elke persoon of inrichting die op 1 januari van dit jaar is erkend voor een periode van één jaar of meer. § 3. In de loop van het eerste kwartaal van ieder begrotingsjaar verstuurt het Agentschap een betalingsbevel aan elke heffingsplichtige, dat het te betalen bedrag van de heffing vermeldt.
Het jaarlijks te betalen bedrag van de heffing moet worden betaald op het in het betalingsbevel vermelde rekeningnummer van het Agentschap binnen twee maanden na de ontvangstdatum.
Heffingen die niet zijn betaald binnen de in het eerste lid bepaalde termijn worden ambtshalve met 25 % verhoogd. De heffingsplichtigen ontvangen hiertoe een aanmaning van het Agentschap.
Heffingen die niet zijn betaald binnen de vier maanden na de ontvangst van het betalingsbevel bedoeld in het eerste lid, worden ambtshalve met 50 % verhoogd. De heffingsplichtigen ontvangen hiertoe een tweede aanmaning van het Agentschap. § 4. De heffingen verschuldigd bij deze wet kunnen bij dwangbevel worden ingevorderd. De dwangbevelen worden bij deurwaardersexploot betekend. § 5.De Koning wijst de personen aan die de dwangbevelen uitsturen, uitvaardigen en uitvoerbaar maken. »
Art. 4.In dezelfde wet wordt een artikel 30ter ingevoegd luidende : «
Art. 30ter.- § 1. Voor de jaren 2001 tot 2006 worden de betalingsbevelen, die het Agentschap en het Fonds voor de risico's van nucleaire ongevallen in deze periode aan elke heffingsplichtige hebben gericht op basis van het koninklijk besluit van 24 augustus 2001 tot bepaling van de bedragen en de betalingswijze van de retributies geheven met toepassing van de reglementering betreffende de ioniserende stralingen, geacht betalingsbevelen te zijn in de zin van deze wet. § 2. Een vrijstelling van heffing, bedoeld in deze wet, wordt verleend aan de heffingsplichtigen die voor de jaren 2001 tot 2006 een jaarlijkse retributie hebben betaald op basis van het koninklijk besluit van 24 augustus 2001 tot bepaling van de bedragen en de betalingswijze van de retributies geheven met toepassing van de reglementering betreffende de ioniserende stralingen. »
Art. 5.Artikel 31 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: « Het Agentschap wordt gefinancierd door: 1° de jaarlijkse heffingen bedoeld in de artikelen 30bis en 30ter ;2° de éénmalige retributies bedoeld in artikel 12 § 1, 1°;3° de administratieve geldboetes zoals bedoeld in de artikelen 53 tot 64;4° de vergoedingen voor de bijkomende buitengewone prestaties gevoegd bij de vergoedingen betaald door de natuurlijke en rechtspersonen bedoeld in artikel 12 en vereist voor de uitoefening van zijn opdracht;5° schenkingen en legaten; De opbrengst van de retributies, geheven met toepassing van artikel 3bis van de wet van 29 maart 1958 betreffende de bescherming van de bevolking tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren, toegekend aan de diensten bevoegd op nucleair gebied die verbonden zijn aan het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en aan het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, wordt overgedragen naar de rekening van het Agentschap, volgens een kalender die wordt vastgesteld in akkoord tussen de minister van Begroting en de voogdijminister van het Agentschap.
De middelen die tijdens het lopende begrotingsjaar uitgetrokken zijn op de begroting van deze diensten, worden opgevoerd op de begroting van het Agentschap.
Onverminderd de bepalingen van artikel 45 § 1, neemt het Agentschap het geheel van de goederen, rechten en verplichtingen over, die werden verworven of aangegaan door de Staat middels de financiële middelen verworven krachtens artikel 3bis, §1,1°, van voornoemde wet van 29 maart 1958. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de modaliteiten van de eigendomsoverdracht van de bezittingen van deze diensten. De archieven van de federale en provinciale diensten waarvan de bevoegdheden overgedragen worden aan het Agentschap overeenkomstig, hetzij de artikelen 14 en 51, hetzij artikel 16, komen toe aan het Agentschap.
Alle kosten en investeringen verbonden aan de activiteiten van het Agentschap komen ten laste van de maatschappijen, instellingen of personen waarvoor prestaties worden verricht, binnen de grenzen bepaald in artikel 12.
In voorkomend geval, voegt het Agentschap bij de vergoedingen betaald door de natuurlijke personen of rechtspersonen bedoeld in artikel 12, de kosten van bijkomende buitengewone prestaties vereist voor de uitoefening van zijn opdracht.
Het Agentschap moet zijn financieel evenwicht naleven. »
Art. 6.§ 1. Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 september 2001. De artikelen 3 en 4 van deze wet treden buiten werking op 1 januari 2009. § 2. Voor het heffingsjaar 2007 verstuurt het Agentschap, in afwijking van artikel 3 een betalingsbevel in de maand volgend op de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 15 mei 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX