Etaamb.openjustice.be
Wet van 06 januari 2003
gepubliceerd op 12 mei 2003

Wet betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2003009347
pub.
12/05/2003
prom.
06/01/2003
ELI
eli/wet/2003/01/06/2003009347/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 JANUARI 2003. - Wet betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - De bijzondere opsporings- en onderzoeksmethoden

Art. 2.In artikel 28bis, § 2, van het Wetboek van strafvordering worden de woorden "bijzondere onderzoekstechnieken" vervangen door de woorden "bijzondere opsporingsmethoden en andere methoden".

Art. 3.De artikelen 47ter en 47quater van hetzelfde Wetboek worden de artikelen 47duodecies en 47tredecies.

Art. 4.In boek I van hetzelfde Wetboek wordt in hoofdstuk IV een afdeling III ingevoegd, die de artikelen 47ter tot 47undecies omvat, luidende : « Afdeling III . - De bijzondere opsporingsmethoden Onderafdeling 1. - Begripsomschrijving

Art. 47ter.§ 1. De bijzondere opsporingsmethoden zijn de observatie, de infiltratie en de informantenwerking. Zij worden, in het kader van een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek onder de controle van het Openbaar Ministerie en onverminderd de artikelen 28bis, §§ 1 en 2, 55, 56, § 1 en 56bis aangewend, door de politiediensten aangewezen door de Minister van Justitie, met als doel het vervolgen van daders van misdrijven, het opsporen, verzamelen, registreren en verwerken van gegevens en inlichtingen op grond van ernstige aanwijzingen van te plegen of reeds gepleegde, al dan niet aan het licht gebrachte strafbare feiten. § 2. De procureur des Konings staat in voor de permanente controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden door de politiediensten binnen zijn gerechtelijk arrondissement.

De procureur des Konings licht de federale procureur in van de bijzondere opsporingsmethoden die in zijn gerechtelijk arrondissement worden toegepast.

Ingeval de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden zich uitstrekt over meerdere gerechtelijke arrondissementen of kadert binnen de bevoegdheid van de federale procureur, brengen de bevoegde procureurs des Konings en de federale procureur elkaar hiervan onverwijld op de hoogte en nemen zij alle noodzakelijke maatregelen om het goede verloop van de operatie te verzekeren.

Binnen elke gedeconcentreerde gerechtelijke dienst, als bedoeld in artikel 105 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, wordt een officier belast met de permanente controle over de bijzondere opsporingsmethoden in het arrondissement. Deze officier wordt aangewezen door de directeur-generaal van de algemene directie van de gerechtelijke politie en van de federale politie, op voordracht van de gerechtelijke directeur en na advies van de procureur des Konings. Hij kan zich daarbij door één of meerdere officieren laten bijstaan die volgens dezelfde procedure worden aangewezen.

Onderafdeling 2. - Algemene voorwaarden voor het gebruik van de bijzondere opsporingsmethoden

Art. 47quater.Een politieambtenaar mag bij de tenuitvoerlegging van een bijzondere opsporingsmethode een verdachte niet brengen tot andere strafbare feiten dan deze waarop diens opzet reeds tevoren was gericht.

In geval van inbreuk op het vorige lid wordt de onontvankelijkheid van de strafvordering voor wat betreft deze feiten uitgesproken.

Art. 47quinquies.§ 1. Onverminderd het bepaalde in § 2 is het de politieambtenaar, belast met de uitvoering van de bijzondere opsporingsmethoden, verboden in het kader van zijn opdracht strafbare feiten te plegen. § 2. Blijven vrij van straf de politieambtenaren die, in het kader van hun opdracht en met het oog op het welslagen ervan of ter verzekering van hun eigen veiligheid of deze van andere bij de operatie betrokken personen, strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen, mits uitdrukkelijk akkoord van de procureur des Konings.

Die strafbare feiten mogen niet ernstiger zijn dan die waarvoor de methoden worden aangewend en moeten noodzakelijkerwijze evenredig zijn met het nagestreefde doel.

Het eerste lid is eveneens van toepassing op de personen die aan de uitvoering van deze opdracht noodzakelijke en rechtstreekse hulp of bijstand hebben verleend en op de personen, bedoeld in artikel 47octies, § 1, tweede lid.

Blijft vrij van straf de magistraat die, met inachtneming van dit wetboek, machtiging verleent aan een politieambtenaar tot het plegen van strafbare feiten in het kader van de uitvoering van een bijzondere opsporingsmethode. § 3. De politieambtenaren melden schriftelijk en voorafgaand aan de uitvoering van de bijzondere opsporingsmethoden aan de procureur des Konings, de strafbare feiten als bedoeld in § 2, die zij voornemens zijn te plegen.

Indien deze voorafgaande kennisgeving niet kon gebeuren, stellen de politieambtenaren de procureur des Konings onverwijld in kennis van de strafbare feiten die zij hebben gepleegd en bevestigen dit nadien schriftelijk. § 4. De Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken nemen, op gezamenlijk voorstel van de federale procureur en de procureur-generaal belast met specifieke taken inzake het terrorisme en het grootbanditisme, de bijzondere maatregelen, die strikt noodzakelijk zijn om de afscherming van de identiteit en de veiligheid van de politieambtenaren, belast met de uitvoering van de bijzondere opsporingsmethoden, bij de voorbereiding en de uitvoering van hun opdrachten te allen tijde te vrijwaren. Er kan geen misdrijf zijn wanneer feiten in dat verband worden gepleegd.

Onderafdeling 3. - Observatie

Art. 47sexies.§ 1. Observatie in de zin van dit wetboek is het stelselmatig waarnemen door een politieambtenaar van één of meerdere personen, hun aanwezigheid of gedrag, of van bepaalde zaken, plaatsen of gebeurtenissen.

Een stelselmatige observatie in de zin van dit wetboek is een observatie van meer dan vijf opeenvolgende dagen of van meer dan vijf niet-opeenvolgende dagen gespreid over een periode van een maand, een observatie waarbij technische hulpmiddelen worden aangewend, een observatie met een internationaal karakter, of een observatie uitgevoerd door de gespecialiseerde eenheden van de federale politie.

Een technisch hulpmiddel in de zin van dit wetboek is een configuratie van componenten die signalen detecteert, deze transporteert, hun registratie activeert en de signalen registreert, met uitzondering van de technische middelen die worden aangewend om een maatregel als bedoeld in artikel 90ter uit te voeren. § 2. De procureur des Konings kan in het kader van het opsporingsonderzoek een observatie machtigen wanneer het onderzoek zulks vereist en de overige middelen van onderzoek niet lijken te volstaan om de waarheid aan de dag te brengen.

Een observatie met gebruik van technische hulpmiddelen kan enkel gemachtigd worden wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de strafbare feiten een correctionele hoofdgevangenisstraf van een jaar of een zwaardere straf tot gevolg kunnen hebben. § 3. De machtiging tot observatie is schriftelijk en vermeldt : 1° de ernstige aanwijzingen van het strafbaar feit die de observatie wettigen en indien de observatie zich situeert in het proactieve onderzoek zoals omschreven in artikel 28bis, § 2, de bijzondere aanwijzingen met betrekking tot de elementen omschreven in deze laatste bepaling;2° de redenen waarom de observatie onontbeerlijk is om de waarheid aan de dag te brengen;3° de naam of indien die niet bekend is, een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van de geobserveerde persoon of personen, alsmede van de zaken, plaatsen of gebeurtenissen bedoeld in § 1;4° de wijze waarop aan de observatie uitvoering zal worden gegeven, daaronder begrepen de toelating tot het gebruik van technische hulpmiddelen in de gevallen bepaald bij § 2, tweede lid, en artikel 56bis, tweede lid.In dit laatste geval vermeldt de machtiging van de onderzoeksrechter het adres of een zo nauwkeurig mogelijke plaatsbepaling van de woning waarop de observatie betrekking heeft; 5° de periode tijdens welke de observatie kan worden uitgevoerd en die niet langer mag zijn dan één maand te rekenen van de datum van de machtiging;6° de naam en de hoedanigheid van de officier van gerechtelijke politie, die de leiding heeft over de uitvoering van de observatie. § 4. De procureur des Konings vermeldt op dat ogenblik in een afzonderlijke en schriftelijke beslissing de strafbare feiten die door de politiediensten in het kader van de observatie kunnen worden gepleegd.

Deze beslissing wordt in het dossier bedoeld in artikel 47septies, § 1, tweede lid, bewaard. § 5. In spoedeisende gevallen kan de machtiging tot observatie mondeling worden verstrekt. De machtiging moet zo spoedig mogelijk worden bevestigd in de vorm bepaald in het eerste lid. § 6. De procureur des Konings kan steeds op gemotiveerde wijze zijn machtiging tot observatie wijzigen, aanvullen of verlengen. Hij kan te allen tijde zijn machtiging intrekken. Hij gaat bij elke wijziging, aanvulling of verlenging van zijn machtiging na of de voorwaarden bepaald in §§ 1 tot 3, zijn vervuld en handelt daarbij overeenkomstig § 3, 1° tot 6°. § 7. De procureur des Konings staat in voor de tenuitvoerlegging van de machtigingen tot observatie die zijn verleend door de onderzoeksrechter in het kader van een gerechtelijk onderzoek overeenkomstig artikel 56bis.

De procureur des Konings vermeldt op dat ogenblik in een afzonderlijke en schriftelijke beslissing de strafbare feiten die door de politiediensten in het kader van de door de onderzoeksrechter bevolen observatie kunnen worden gepleegd. Deze beslissing wordt in het dossier bedoeld in artikel 47septies, § 1, tweede lid, bewaard.

Art. 47septies.§ 1. De officier van gerechtelijke politie bedoeld in artikel 47sexies, § 3, 6° brengt de procureur des Konings nauwgezet, volledig en waarheidsgetrouw schriftelijk verslag uit over elke fase in de uitvoering van de observaties waarover hij de leiding heeft.

Deze vertrouwelijke verslagen worden rechtstreeks aan de procureur des Konings overgezonden, die ze in een afzonderlijk en vertrouwelijk dossier bewaart. Hij heeft als enige toegang tot dit dossier, onverminderd het inzagerecht van de onderzoeksrechter bedoeld in artikel 56bis. De inhoud van dit dossier valt onder het beroepsgeheim. § 2. De machtiging tot observatie en de beslissingen tot wijziging, aanvulling of verlenging worden gevoegd in het vertrouwelijk dossier.

De officier van gerechtelijke politie, bedoeld in artikel 47sexies, § 3, 6° stelt proces-verbaal op van de verschillende fasen van de uitvoering van de observatie, doch vermeldt hierin geen elementen die de afscherming van de gebruikte technische hulpmiddelen en politionele onderzoekstechnieken of de vrijwaring van de veiligheid en de afscherming van de identiteit van de informant en de politieambtenaren, belast met de uitvoering van de observatie in het gedrang kunnen brengen. Deze elementen worden enkel opgenomen in het schriftelijk verslag bedoeld in § 1, eerste lid.

In een proces-verbaal wordt verwezen naar de machtiging tot observatie en worden de vermeldingen bedoeld in artikel 47sexies, § 3, 1°, 2°, 3° en 5° opgenomen. De procureur des Konings bevestigt bij schriftelijke beslissing het bestaan van de door hem verleende machtiging tot observatie.

De opgestelde processen-verbaal en de in het vorige lid bedoelde beslissing worden uiterlijk na het beëindigen van de observatie bij het strafdossier gevoegd.

Onderafdeling 4. - Infiltratie

Art. 47octies.§ 1. Infiltratie in de zin van dit wetboek is het door een politieambtenaar, infiltrant genoemd, onder een fictieve identiteit, duurzaam contact onderhouden met een of meerdere personen, waarvan er ernstige aanwijzingen zijn dat zij strafbare feiten in het kader van een criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek, of misdaden of wanbedrijven als bedoeld in artikel 90ter, §§ 2 tot 4 plegen of zouden plegen.

In uitzonderlijke omstandigheden en mits uitdrukkelijke machtiging van de bevoegde magistraat, kan de infiltrant bij een welbepaalde operatie kortstondig een beroep doen op de deskundigheid van een persoon die niet tot de politiediensten behoort, indien dit strikt noodzakelijk voorkomt voor het welslagen van zijn opdracht. § 2. De procureur des Konings kan in het kader van het opsporingsonderzoek een infiltratie machtigen wanneer het onderzoek zulks vereist en de overige middelen van onderzoek niet lijken te volstaan om de waarheid aan de dag te brengen.

Hij kan de politiedienst machtigen om, binnen het wettelijk kader van een infiltratie en met inachtneming van de finaliteit ervan, bepaalde politionele onderzoekstechnieken aan te wenden. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit, op voordracht van de minister van Justitie en na advies van het College van procureurs-generaal, deze politionele onderzoekstechnieken.

Hij kan tevens, indien daartoe grond bestaat, toelating verlenen om de noodzakelijke maatregelen te nemen ter vrijwaring van de veiligheid en de fysieke, psychische en morele integriteit van de infiltrant. Deze toelating wordt bewaard in het vertrouwelijk dossier bedoeld in artikel 47novies, § 1, tweede lid. § 3. De machtiging tot infiltratie is schriftelijk en vermeldt : 1° de ernstige aanwijzingen van het strafbaar feit die de infiltratie wettigen;2° de redenen waarom de infiltratie onontbeerlijk is om de waarheid aan de dag te brengen;3° indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van de persoon of personen bedoeld in § 1;4° de wijze waarop aan de infiltratie uitvoering zal worden gegeven, daaronder begrepen de toelating kortstondig een beroep te doen op de deskundigheid van een burger, zoals bepaald in § 1, tweede lid, en de toelating politionele onderzoekstechnieken, zoals bepaald in § 2, tweede lid, aan te wenden;5° de periode tijdens welke de infiltratie kan worden uitgevoerd en die niet langer mag zijn dan drie maanden te rekenen van de datum van de machtiging;6° de naam en de hoedanigheid van de officier van gerechtelijke politie, die de leiding heeft over de uitvoering van de infiltratie. § 4. De procureur des Konings vermeldt op dat ogenblik in een afzonderlijke en schriftelijke beslissing de strafbare feiten die door de politiediensten in het kader van de infiltratie kunnen worden gepleegd. Deze beslissing wordt in het dossier bedoeld in artikel 47novies, § 1, tweede lid, bewaard. § 5. In spoedeisende gevallen kan de machtiging tot infiltratie mondeling worden verstrekt. De machtiging moet zo spoedig mogelijk worden bevestigd in de vorm bepaald in het eerste lid. § 6. De procureur des Konings kan steeds op gemotiveerde wijze zijn machtiging tot infiltratie wijzigen, aanvullen of verlengen. Hij kan te allen tijde zijn machtiging intrekken. Hij gaat bij elke wijziging, aanvulling of verlenging van zijn machtiging na of de voorwaarden bepaald in §§ 1 tot 3 zijn vervuld en handelt daarbij overeenkomstig § 3, 1° tot 6°. § 7. De procureur des Konings staat in voor de tenuitvoerlegging van de machtigingen tot infiltratie die zijn verleend door de onderzoeksrechter in het kader van een gerechtelijk onderzoek overeenkomstig artikel 56bis.

De procureur des Konings vermeldt op dat ogenblik in een afzonderlijke en schriftelijke beslissing de strafbare feiten die door de politiediensten in het kader van de door de onderzoeksrechter bevolen infiltratie kunnen worden gepleegd. Deze beslissing wordt in het dossier bedoeld in artikel 47novies, § 1, tweede lid, bewaard.

Art. 47novies.§ 1. De officier van gerechtelijke politie bedoeld in artikel 47octies, § 3, 6° brengt de procureur des Konings nauwgezet, volledig en waarheidsgetrouw schriftelijk verslag uit over elke fase in de uitvoering van de infiltraties waarover hij de leiding heeft.

Deze vertrouwelijke verslagen worden rechtstreeks aan de procureur des Konings overgezonden, die ze in een afzonderlijk en vertrouwelijk dossier bewaart. Hij heeft als enige toegang tot dit dossier, onverminderd het inzagerecht van de onderzoeksrechter bedoeld in artikel 56bis. De inhoud van dit dossier valt onder het beroepsgeheim. § 2. De machtiging tot infiltratie en de beslissingen tot wijziging, aanvulling of verlenging worden gevoegd in het vertrouwelijk dossier.

De officier van gerechtelijke politie, bedoeld in artikel 47octies, § 3, 6° stelt proces-verbaal op van de verschillende fasen van de uitvoering van de infiltratie, doch vermeldt hierin geen elementen die de afscherming van de gebruikte technische hulpmiddelen en politionele onderzoekstechnieken of de vrijwaring van de veiligheid en de afscherming van de identiteit van de informant, de politieambtenaren, belast met de uitvoering van de infiltratie, en de in artikel 47octies, § 1, tweede lid bedoelde burger, in het gedrang kunnen brengen. Deze elementen worden enkel opgenomen in het schriftelijk verslag bedoeld in § 1, eerste lid.

In een proces-verbaal wordt verwezen naar de machtiging tot infiltratie en worden de vermeldingen bedoeld in artikel 47octies, § 3, 1°, 2°, 3° en 5° opgenomen. De procureur des Konings bevestigt bij schriftelijke beslissing het bestaan van de door hem verleende machtiging tot infiltratie.

De opgestelde processen-verbaal en de in het vorige lid bedoelde beslissing worden uiterlijk na het beëindigen van de infiltratie bij het strafdossier gevoegd.

Onderafdeling 5. - lnformantenwerking

Art. 47decies.§ 1. Informantenwerking in de zin van dit wetboek is het onderhouden van regelmatige contacten door een politieambtenaar met een persoon, informant genoemd, waarvan vermoed wordt dat hij nauwe banden heeft met één of meerdere personen, waarvan er ernstige aanwijzingen zijn dat ze strafbare feiten plegen of zouden plegen, en die de politieambtenaar hierover, al dan niet gevraagd, inlichtingen en gegevens verstrekt. Deze politieambtenaar wordt contactambtenaar genoemd. § 2. Binnen de directie, die deel uitmaakt van de algemene directie van de gerechtelijke politie van de federale politie en die belast is met de opdracht bedoeld in artikel 102, 5°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, wordt een officier belast met het nationaal beheer van de informantenwerking binnen de geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus. Deze officier, nationale informantenbeheerder genoemd, kan zich bij de uitvoering van zijn opdracht laten bijstaan door één of meerdere officieren van gerechtelijke politie.

Hij ziet toe op de naleving van de in of krachtens dit artikel geldende regelgeving.

De nationale informantenbeheerder handelt onder het gezag van de federale procureur. § 3. Binnen elke gedeconcentreerde gerechtelijke dienst, bedoeld in artikel 105 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, wordt een officier, lokale informantenbeheerder genoemd, belast met het arrondissementeel beheer van de informantenwerking binnen de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst en de lokale politiekorpsen van het arrondissement.

Hij oefent daartoe onder meer een permanente controle uit over de betrouwbaarheid van de informanten en ziet toe op de naleving van de in of krachtens dit artikel geldende regelgeving en de goede werking van de contactambtenaren.

De lokale informantenbeheerder handelt onder het gezag van de procureur des Konings.

In elk lokaal politiekorps, waarbinnen aan informantenwerking wordt gedaan, wordt een officier aangewezen, die de lokale informantenbeheerder in zijn opdracht bijstaat. § 4. De Koning bepaalt, op voordracht van de Minister van Justitie en na advies van het College van procureurs-generaal en van de federale procureur, de werkingsregels van de nationale en lokale informantenbeheerders en van de contactambtenaren, met inachtneming van een permanente controle over de betrouwbaarheid van de informanten, van de afscherming van de identiteit van de informanten en van de vrijwaring van de fysieke, psychische en morele integriteit van de contactambtenaren. § 5. De lokale informantenbeheerder brengt de procureur des Konings op diens verzoek en minstens driemaandelijks algemeen verslag uit over de informantenwerking binnen de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst en de lokale politiekorpsen van het arrondissement.

De nationale informantenbeheerder brengt de federale procureur op diens verzoek en minstens driemaandelijks algemeen verslag uit over de informantenwerking binnen de geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus. § 6. In afwijking van artikel 28ter, § 2, laatste zin, brengt de lokale informantenbeheerder, indien de informantenwerking ernstige aanwijzingen over gepleegde of nog te plegen strafbare feiten aan het licht brengt, hierover onverwijld en schriftelijk aan de procureur des Konings nauwgezet, volledig en waarheidsgetrouw verslag uit.

De procureur des Konings kan tevens, indien daartoe grond bestaat, de lokale informantenbeheerder bij schriftelijke beslissing verbieden verder te werken op bepaalde informatie geboden door een informant.

De procureur des Konings bewaart deze vertrouwelijke verslagen in een afzonderlijk dossier. Hij heeft als enige toegang tot dit dossier, onverminderd het inzagerecht van de onderzoeksrechter bedoeld in artikel 56bis. De inhoud van dit dossier valt onder het beroepsgeheim.

Hij beslist of, in functie van het belang van de aangebrachte informatie en met inachtneming van de veiligheid van de informant, hiervan proces-verbaal wordt opgesteld. Indien dit proces-verbaal betrekking heeft op een lopend opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek, staat de procureur des Konings in voor de voeging ervan bij dit strafdossier.

Onderafdeling 6. - Wettigheidscontrole

Art. 47undecies.De procureur des Konings die in zijn opsporingsonderzoek toepassing heeft gemaakt van observatie of infiltratie, en tot vervolging wenst over te gaan, vordert in alle gevallen de onderzoeksrechter. De onderzoeksrechter doet, naar aanleiding van deze procedure, verslag aan de raadkamer, zonder dat hij gerechtigd is ambtshalve enige daad van onderzoek te stellen. Er wordt gehandeld overeenkomstig artikel 127.

Ten minste om de drie maanden zendt de procureur des Konings alle dossiers, waarin hij toepassing heeft gemaakt van observatie of infiltratie en waarin hij besloten heeft niet tot vervolging over te gaan, over aan de procureur-generaal teneinde deze toe te laten een controle uit te voeren op de wettigheid van de gebruikte methoden.

De procureur-generaal maakt verslag op van deze controle. Het verslag wordt overgezonden aan het College van procureurs-generaal dat de globale evaluatie en de statistische gegevens met betrekking tot deze verslagen opneemt in zijn jaarverslag, bedoeld in artikel 143bis, § 7, van het Gerechtelijk Wetboek.

De federale procureur maakt eveneens in zijn jaarverslag, bedoeld in artikel 346, § 2, 2°, van hetzelfde Wetboek, de globale evaluatie en de statistische gegevens bekend van de zaken waarvoor het federaal parket een opsporing gestart is en die tot een seponering hebben geleid. »

Art. 5.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 56bis ingevoegd, luidende : «

Art. 56bis.In afwijking van artikel 56, § 1, derde lid, worden de machtigingen van de onderzoeksrechter waarbij hij bijzondere opsporingsmethoden beveelt ten uitvoer gelegd door de procureur des Konings. Er wordt gehandeld overeenkomstig de artikelen 47ter tot 47novies.

Alleen de onderzoeksrechter kan bovendien een observatie machtigen, zoals bedoeld in artikel 47sexies, met gebruik van technische hulpmiddelen om zicht te verwerven in een woning, wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de strafbare feiten een misdrijf uitmaken of zouden uitmaken zoals bedoeld in artikel 90ter, §§ 2 tot 4, of dat gepleegd wordt of zou worden in het kader van een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek.

Een observatie zoals bedoeld in het vorige lid, een infiltratie zoals bedoeld in artikel 47octies of een inkijkoperatie zoals bedoeld in artikel 89ter, die betrekking hebben op de lokalen aangewend voor beroepsdoeleinden of de woonplaats van een advocaat of een arts, kunnen slechts door de onderzoeksrechter gemachtigd worden wanneer de advocaat of de arts er zelf van verdacht wordt één van de strafbare feiten bedoeld in artikel 90ter, §§ 2 tot 4, of een strafbaar feit in het kader van een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek gepleegd te hebben, of indien precieze feiten doen vermoeden dat derden die ervan verdacht worden één van deze strafbare feiten te hebben gepleegd, gebruik maken van diens lokalen of woonplaats.

Deze maatregelen kunnen niet ten uitvoer worden gelegd zonder dat de stafhouder of de vertegenwoordiger van de provinciale orde van geneesheren ervan op de hoogte is.

De onderzoeksrechter heeft in zijn onderzoek steeds het recht het vertrouwelijk dossier aangaande de uitvoering van de bijzondere opsporingsmethodes in te zien, zonder dat hij van de inhoud ervan in het kader van zijn gerechtelijk onderzoek gewag kan maken. Hij kan steeds op gemotiveerde wijze de machtiging wijzigen, aanvullen of verlengen. Hij kan te allen tijde de machtiging intrekken. Hij gaat bij elke wijziging, aanvulling of verlenging van de machtiging na of de voorwaarden voor de bijzondere opsporingsmethode vervuld zijn.

De onderzoeksrechter bevestigt bij schriftelijk bevel het bestaan van de door hem verleende machtiging tot het uitvoeren van de bijzondere opsporingsmethode.

De opgestelde processen-verbaal en het in het vorige lid bedoelde bevel worden uiterlijk na het beëindigen van de bijzondere opsporingsmethode bij het strafdossier gevoegd. » HOOFDSTUK III. - Andere onderzoeksmethoden Afdeling 1. - Het onderscheppen van post

Art. 6.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 46ter ingevoegd, luidende : «

Art. 46ter.§ 1. Bij het opsporen van de misdaden en wanbedrijven kan de procureur des Konings aan een postoperator toevertrouwde post, bestemd voor of afkomstig van een verdachte of die op hem betrekking heeft, onderscheppen en in beslag nemen, wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de strafbare feiten een correctionele hoofdgevangenisstraf van een jaar of een zwaardere straf tot gevolg kunnen hebben.

Indien deze maatregel zich situeert in het proactieve onderzoek zoals omschreven in artikel 28bis, § 2, gaat de procureur des Konings na of aan de bijzondere voorwaarden omschreven in dit artikel voldaan is.

Indien de procureur des Konings van oordeel is de inbeslagneming niet te moeten handhaven, geeft hij de stukken onverwijld aan de postoperator voor verdere verzending terug. In het andere geval wordt gehandeld overeenkomstig de artikelen 35 tot 39.

Onder "post" in de zin van dit artikel dient te worden verstaan de brievenpost zoals gedefinieerd in artikel 131, 4°, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. § 2. De procureur des Konings kan, bij een schriftelijke en met redenen omklede beslissing de medewerking van een postoperator vorderen teneinde de maatregel bepaald in § 1 mogelijk te maken. De postoperator is gehouden zijn medewerking onverwijld te verlenen.

Hij bepaalt in zijn beslissing de duur van de maatregel beoogd in de vorige paragraaf.

Iedere persoon die uit hoofde van zijn bediening kennis krijgt van de maatregel of daaraan zijn medewerking verleent, is tot geheimhouding verplicht. Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.

Iedere persoon die zijn medewerking weigert aan de vorderingen bedoeld in dit artikel, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig EUR tot tienduizend EUR of met een van die straffen alleen. »

Art. 7.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 88sexies ingevoegd, luidende : «

Art. 88sexies.§ 1. In het kader van de uitoefening van de maatregel voorzien bij artikel 46ter, is alleen de onderzoeksrechter gemachtigd onderschepte en in beslag genomen post te openen en kennis te nemen van de inhoud ervan.

In geval van ontdekking op heterdaad kan de procureur des Konings eveneens deze bevoegdheid uitoefenen.

Deze maatregel kan sléchts betrekking hebben op de post van een advocaat of een arts, wanneeer deze er zelf van verdacht worden één van de strafbare feiten bedoeld in artikel 46ter, § 1, eerste lid, gepleegd te hebben. Deze maatregel kan niet ten uitvoer worden gelegd zonder dat de stafhouder of de vertegenwoordiger van de provinciale orde van geneesheren ervan op de hoogte is. § 2. Indien de onderzoeksrechter van oordeel is de inbeslagneming niet te moeten handhaven, geeft hij de stukken onverwijld aan de postoperator voor verdere verzending terug. In het andere geval wordt gehandeld overeenkomstig de artikelen 87 tot 90. » Afdeling 2. - De inkijkoperatie

Art. 8.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 89ter ingevoegd, luidende : «

Art. 89ter.§ 1. De onderzoeksrechter kan bij een schriftelijk en met redenen omkleed bevel, dat hij meedeelt aan de procureur des Konings, de politiediensten machtigen om, buiten medeweten van de eigenaar of zijn rechthebbende, of van de bewoner, of zonder hun toestemming, een private plaats te betreden, wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de strafbare feiten een misdrijf uitmaken of zouden uitmaken als bedoeld in artikel 90ter, §§ 2 tot 4 of gepleegd worden of zouden worden in het kader van een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek, en de overige middelen van onderzoek niet lijken te volstaan om de waarheid aan de dag te brengen.

In spoedeisende gevallen kan de machtiging mondeling worden verstrekt.

De machtiging moet in dat geval zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed bevestigd worden.

Ingeval de in het eerste lid bedoelde machtiging wordt verleend in het kader van de toepassing van bijzondere opsporingsmethoden zoals bedoeld in de artikelen 47ter tot 47decies of artikel 56bis, worden de machtiging en alle ermee verband houdende processen-verbaal uiterlijk na het beëindigen van de bijzondere opsporingsmethode bij het strafdossier gevoegd. § 2. Het betreden van de private plaats kan enkel geschieden teneinde : 1° die plaats op te nemen en zich te vergewissen van de eventuele aanwezigheid van zaken die het voorwerp van het misdrijf uitmaken, die gediend hebben of bestemd zijn tot het plegen ervan of die uit een misdrijf voortkomen, van de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, van de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld of van de inkomsten uit de belegde voordelen;2° de bewijzen te verzamelen van de aanwezigheid van de zaken bedoeld in 1 °;3° in het kader van een observatie een technisch hulpmiddel als bedoeld in artikel 47sexies, § 1, derde lid te plaatsen. § 3. Een inkijkoperatie kan door de onderzoeksrechter enkel worden bevolen ten aanzien van plaatsen waarvan men op basis van precieze aanwijzingen vermoedt dat de zaken bedoeld in de vorige paragraaf, 1° er zich bevinden, dat er bewijzen van kunnen verzameld worden, of dat ze gebruikt worden door personen op wie een verdenking rust. § 4. Het aanwenden van technische hulpmiddelen met het in § 2 beoogde doel, wordt gelijkgesteld met het betreden van een private plaats. Afdeling 3. - Direct afluisteren

Art. 9.In artikel 90ter, § 1, van hetzelfde Wetboek, wordt tussen het eerste en het tweede lid, de volgende bepaling ingevoegd : « Teneinde het mogelijk te maken om privé-communicatie of -telecommunicatie direct af te luisteren, er kennis van te nemen of op te nemen met technische hulpmiddelen, kan de onderzoeksrechter bevelen om, ook buiten medeweten of zonder de toestemming van hetzij de bewoner, hetzij de eigenaar of zijn rechthebbende, in een woning of in een private plaats binnen te dringen. »

Art. 10.In artikel 90ter, § 2, van hetzelfde Wetboek wordt een 21° toegevoegd : « 21° de wet van 16 juni 1993 betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht. »

Art. 11.In artikel 90quater, § 3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, wordt de volgende zin toegevoegd : « De namen van de agenten van gerechtelijke politie belast met de uitvoering van het bevel bedoeld in artikel 90ter, § 1, tweede lid, worden niet vermeld in het gerechtelijk dossier. » Afdeling 4. - De uitgestelde tussenkomst

Art. 12.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 40bis ingevoegd, luidende : «

Art. 40bis.De procureur des Konings kan, in het belang van het onderzoek, de politiediensten machtigen de vatting van de vermoedelijke daders van misdrijven en de inbeslagname van alle in artikel 35 bedoelde zaken uit te stellen. De machtiging gebeurt schriftelijk en met redenen omkleed.

In spoedeisende gevallen kan de machtiging mondeling worden verstrekt.

De machtiging moet zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed worden bevestigd. » Afdeling 5. - Inwinnen van gegevens over bankrekeningen en

banktransacties

Art. 13.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 46quater ingevoegd, luidende : «

Art. 46quater.§ 1. Bij het opsporen van de misdaden en de wanbedrijven kan de procureur des Konings, wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de strafbare feiten een correctionele hoofdgevangenisstraf van een jaar of een zwaardere straf tot gevolg kunnen hebben, de volgende inlichtingen vorderen : a) de lijst van bankrekeningen van welke aard dan ook waarvan de verdachte titularis, gevolmachtigde of de uiteindelijk gerechtigde is, en, in voorkomend geval alle nadere gegevens hieromtrent;b) de bankverrichtingen die in een bepaald tijdvak zijn uitgevoerd op één of meerdere van deze bankrekeningen, met inbegrip van de bijzonderheden betreffende de rekening van herkomst of bestemming. Ingeval de noodwendigheden van het opsporingsonderzoek dit vergen, kan de procureur des Konings bovendien vorderen dat gedurende een vernieuwbare periode van maximum twee maanden de bankverrichtingen van een of meerdere van deze bankrekeningen van de verdachte onder toezicht worden geplaatst. § 2. De procureur des Konings kan, bij een schriftelijke en met redenen omklede beslissing de medewerking van de bank- of kredietinstelling vorderen teneinde de maatregel voorzien in § 1 mogelijk te maken. De bank- of kredietinstelling is gehouden zijn medewerking onverwijld te verlenen. In de beslissing bepaalt de procureur des Konings de vorm waarin de in § 1 vermelde gegevens hem worden meegedeeld.

Iedere persoon die uit hoofde van zijn bediening kennis krijgt van de maatregel of daaraan zijn medewerking verleent, is tot geheimhouding verplicht. Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.

Iedere persoon die zijn medewerking weigert aan de vorderingen bedoeld in dit artikel wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig EUR tot tienduizend EUR of met een van die straffen alleen. » HOOFDSTUK IV. - Wijzigings- en uitvoeringsbepalingen

Art. 14.Artikel 28septies van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid : « Het voorgaande lid is niet van toepassing op de onderzoekshandelingen als bedoeld in de artikelen 56bis, tweede lid, en 89ter. »

Art. 15.Artikel 90decies, derde lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : Hij brengt tegelijkertijd verslag uit over de toepassing van de artikelen 40bis, 46ter, 46quater, 47ter tot 47decies, 56bis, 86bis, 86ter, 88sexies en 89ter. » Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 6 januari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Parlementaire voorbereiding : Kamer van volksvertegenwoordigers. Stukken : 50 1688 (2001-2002) : Nr. 1 : Wetsontwerp.

Nr. 2 : Erratum.

Nrs. 3 tot 12 : Amendementen.

Nr. 13 : Verslag.

Nr. 14 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 15 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Zie ook : Integraal verslag 17 en 20 juli 2002.

Senaat.

Stukken : 2-1260 (2002-2003) : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer.

Nr. 2 : Amendementen.

Nr. 3 : Amendementen.

Nr. 4 : Verslag.

Nr. 5 : Amendementen opnieuw ingediend na de goedkeuring van het verslag.

Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Handelingen van de Senaat : 12 december 2002.

^