gepubliceerd op 23 februari 2007
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 16 januari 2007 in zake het openbaar ministerie tegen R.V. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is in « Schendt artikel 189ter -235ter van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de G(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 16 januari 2007 in zake het openbaar ministerie tegen R.V. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 25 januari 2007, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 189ter -235ter van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang gelezen met artikel 6 EVRM en het artikel 14 IVBPR, voor zover personen die het voorwerp hebben uitgemaakt van de bijzondere opsporingsmethode observatie, voor het in werking treden van de wet van 6 januari 2003, geen recht hebben op een controle van het vertrouwelijk dossier met betrekking tot deze opsporingsmethode door een onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke instantie, terwijl de personen die het voorwerp hebben uitgemaakt van de bijzondere opsporingsmethode observatie, na de inwerkingtreding van de wet van 6 januari 2003 wel recht hebben op een controle van het vertrouwelijk dossier met betrekking tot deze opsporingsmethode door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie, namelijk de kamer van inbeschuldigingstelling ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4128 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.