gepubliceerd op 15 mei 2007
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 14 maart 2007 in zake het openbaar ministerie tegen G.D. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 april 2007, heeft 1. « Schendt artikel 189ter van het Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondw(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 14 maart 2007 in zake het openbaar ministerie tegen G.D. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 april 2007, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 189ter van het Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang gelezen met het artikel 6 van het EVRM en artikel 14 IVBPR, voor zover personen die het voorwerp hebben uitgemaakt van de bijzondere opsporingsmethoden observatie of infiltratie, voor het in werkingtreden van de wet van 6 januari 2003, geen recht hebben om bij toepassing van het artikel 189ter van het Wetboek van strafvordering de controle op grond van artikel 235ter van het Wetboek van strafvordering bij de kamer van inbeschuldigingstelling te verzoeken, terwijl de personen die het voorwerp hebben uitgemaakt van de bijzondere opsporingsmethoden observatie of infiltratie, van na het inwerkingtreden van de wet van 6 januari 2003 die toegang tot de kamer van inbeschuldigingstelling wel hebben ? »;2. « Schenden de artikelen : - 47septies Sv.zoals ingevoegd bij artikel 4 van de wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden (Belgisch Staatsblad van 12 mei 2003) en gewijzigd bij artikel 10 van de wet van 27 december 2005 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van de onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware en georganiseerde criminaliteit (Belgisch Staatsblad van 30 december 2005); - 47novies Sv. zoals ingevoegd bij artikel 4 van de wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden (Belgisch Staatsblad van 12 mei 2003) en gewijzigd bij artikel 12 van de wet van 27 december 2005 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van de onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware en georganiseerde criminaliteit (Belgisch Staatsblad van 30 december 2005); - 189ter Sv. ingevoegd bij artikel 22 van de wet van 27 december 2005 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van de onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware en georganiseerde criminaliteit (Belgisch Staatsblad van 30 december 2005); - 235ter Sv. ingevoegd bij artikel 23 van de wet van 27 december 2005 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van de onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware en georganiseerde criminaliteit (Belgisch Staatsblad van 30 december 2005); aldus uitgelegd - dat artikel 235ter Sv., zoals ingevoegd bij de wet van 27 december 2005 - artikel dat in werking is getreden op 30 december 2005 - een afzonderlijke rechtspleging invoert waarbij de kamer van inbeschuldigingstelling enkel de regelmatigheid beoordeelt van de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie voor zover zij daartoe het vertrouwelijk dossier, bedoeld in de artikelen 47septies of 47nonies Sv., zoals ingevoegd bij wet van 6 januari 2003 - (wet die in werking is getreden op 22 mei 2003) en vervangen door de wet van 27 december 2005, moet controleren; - dat de controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie op grond van de artikelen 189ter Sv. en 235ter Sv. niet mogelijk is voor de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie die aangewend werden voor de inwerkingtreding van de wetten van 6 januari 2003 en 27 december 2005, op grond van de ministeriële omzendbrief van 24 april 1990; de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging, zowel afzonderlijk als samen gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ? ».
Die zaak, ingeschreven onder nummer 4196 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 4128.
Met toepassing van artikel 89bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 werd de bij artikel 87, § 1, van dezelfde wet bepaalde termijn voor het indienen van een memorie verkort tot vijftien dagen.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.