Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 20 december 2002
gepubliceerd op 23 mei 2003

Omzendbrief betreffende de taken die de provinciale overheden voor de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken uitoefenen

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000137
pub.
23/05/2003
prom.
20/12/2002
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


20 DECEMBER 2003. - Omzendbrief betreffende de taken die de provinciale overheden voor de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken uitoefenen


Aan Mevrouw de Provinciegouverneur, Aan Mevrouw de Gouverneur en de heer Vice-Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de heren Provinciegouverneurs, Aan de heer Adjunct-Gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, Aan de leden van de bestendige deputaties Aan de Voorzitters van de Provincieraden Aan de dames en heren Arrondissementscommissarissen en Adjunct-Arrondissementscommissarissen Aan de dames en heren Burgemeester en Schepenen, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Vice-Gouverneur en Adjunct-Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter van de Provincieraad, Mevrouw, Mijnheer de bestendig afgevaardigde, Mevrouw, Mijnheer de Arrondissementscommissaris en Adjunct-Arrondissementscommissaris, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Schepen, Artikel 6, § 1, VIII, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de bijzondere wetten van 8 augustus 1988 en 16 juli 1993, is vervangen geworden door artikel 4 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen (Belgisch Staatsblad van 3 augustus 2001), in die zin dat de gewesten bevoegd zijn - vanaf 1 januari 2002 - voor de « samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werking van de provinciale en gemeentelijke instellingen », alsook voor een aantal verwante wetgevingen.

Verder voorziet deze bepaling o.a. dat de provinciegouverneurs, de gouverneur en de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen benoemd en afgezet worden door de betrokken gewestregering, op eensluidend advies van de federale Ministerraad.

Het statuut van voormelde personen, zowel op administratief als geldelijk vlak, valt onder de bevoegdheid van de gewestelijke overheid.

Als commissaris van de federale regering en krachtens de wet blijven zij uiteraard een ganse reeks van federale opdrachten uitoefenen, ondermeer voor de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.

Het lijkt aangewezen ten behoeve van de gemeenten een beschrijvende inventaris van deze taken, alsook van de taken die de provincieraad, de bestendige deputatie en de arrondissementscommissaris voor de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken vervullen, op te maken.

Tenslotte dienen de taken van het college van provinciegouverneurs toegelicht te worden.

Hierna volgt een opsomming van deze opdrachten en taken. 1. de provinciegouverneur : 1.1. als commissaris van de regering.

Luidens de artikelen 4 en 124, tweede lid, van de provinciewet is de gouverneur de commissaris van de regering en de vertegenwoordiger van de Staat in de provincie. Met toepassing van artikel 6, § 1, VIII, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, laatst vervangen door artikel 4 van de bijzondere wet van 13 juli 2001, zijn de gewesten voortaan (met ingang van 1 januari 2002), bevoegd voor de organisatie van de provinciewet. Hierdoor werden de artikelen 4 en 124, tweede lid, van de provinciewet geregionaliseerd.

De voornoemde bijzondere wet voorziet niet uitdrukkelijk in een bepaling waaruit ondubbelzinnig zou blijken dat de provinciegouverneur niet alleen de commissaris van de deelregeringen maar ook van de federale regering is.

Artikel 4, laatste lid, van dezelfde bijzondere wet bepaalt evenwel o.m. dat de handelingen, reglementen en verordeningen van de overheden van de provincies niet in strijd mogen zijn met de wetten en de besluiten van de federale overheid, die in elk geval de provinciale overheden met de uitvoering daarvan en met andere opdrachten, met inbegrip van het geven van advies, kan belasten, alsook met het op de begroting brengen van alle uitgaven die zij aan deze overheden oplegt.

Het is in die hoedanigheid van commissaris van de federale regering dat de provinciegouverneurs de hiërarchische overste blijven van het federaal personeel dat door de federale overheid hen ter beschikking wordt gesteld.

Het is ook in die hoedanigheid van commissaris van de federale regering dat de provinciegouverneurs voorlopig nog tussenkomen in de tegen de burgemeesters ingediende klachtendossiers; overeenkomstig artikel 40 van voormelde bijzondere wet van 13 juli 2001 blijft de Koning, tot einde 2006, bevoegd om tuchtmaatregelen te nemen ten aanzien van de burgemeesters; tot 31 december 2006 zullen de gouverneurs derhalve belast worden met de administratieve onderzoeken betreffende de tegen de burgemeesters ingediende klachten.

De veiligheid en politie en de civiele bescherming en brandweer vormen een federale materie op grond van respectievelijk artikel 6, § 1, VIII, 1°, vierde streepje, en § 4, 3°, en 7°, en artikel 6, § 4, 6°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd door de bijzondere wetten van 8 augustus 1988, 16 juli 1993 en 13 juli 2001. Derhalve dient er te worden aangenomen dat het artikel 128 van de provinciewet, zoals vervangen door de wet van 7 december 1998 alsmede het artikel 129 van de provinciewet, in tegenstelling tot de hiervoor vermelde artikelen 4 en 124, tweede lid, van de provinciewet, niet werden geregionaliseerd. In deze materies, met name de openbare ordehandhaving (artikelen 128 en 129 van de provinciewet), de rampenplanning en de noodhulpverlening (wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming) werd de verantwoordelijkheid van de provinciegouverneur ten overstaan van de Minister van Binnenlandse Zaken behouden. 1.2. het administratief toezicht over de gemeenten Voeren en Komen-Waasten.

Het administratief toezicht over de gemeenten Voeren en Komen-Waasten wordt door de gouverneurs respectievelijk van de provincie Limburg en Henegouwen op het advies van het college van provinciegouverneurs uitgeoefend (artikel 7 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de bijzondere wetten van 8 augustus 1988, 16 juli 1993 en vervangen door de wet van 13 juli 2001, en artikel 131bis van de provinciewet, ingevoegd door de wet van 9 augustus 1988 en gewijzigd bij de wet van 16 juli 1993). De modaliteiten van dit administratief toezicht worden geregeld door het koninklijk besluit van 6 september 1988 tot vaststelling van de nadere regels voor de werking van het college van provinciegouverneurs ingesteld bij artikel 131bis van de provinciewet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 juni 1994 en 9 en 25 januari 1995. 1.3. de taken met betrekking tot de organisatie van de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers, van de Gewestraden en van het Europees Parlement.

Het betreft de taken van de provinciegouverneur bepaald ondermeer in de artikelen 15, 15bis , 91, 93, 93bis , 102 en 107, derde en vierde lid, 230 en 240 (betreffende het arrondissement Brussel) van het Algemeen Kieswetboek, de artikelen 4, 11, 12, § 3, 15, 16 en 38 van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezingen voor het Europese Parlement en de artikelen 4 en 6 van de wet van 12 januari 1989 tot regeling van de wijze waarop de Brusselse Hoofdstedelijke Raad wordt verkozen. 1.4. de taken in het kader van de openbare ordehandhaving en de organisatie van de politie.

De taken en opdrachten van de provinciegouverneur inzake de openbare ordehandhaving, die een federale materie vormt (punt 1.1), omvatten : 1.4.1. in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus : - tussenkomst van de gouverneur inzake de verkiezing van de leden van de politieraad (art. 18bis, 18quater, 20bis, 21bis, en 21ter ); - het adviesrecht van de gouverneur bij de procedure tot aanwijzing en verlenging van het mandaat van de korpschefs en van de bestuurlijke directeurs-coördinator, alsook bij de benoeming van de officieren van de lokale politie (art. 48, 49, 53, 54, 60, 107); - de mogelijkheid voor de gouverneur om verbindingsambtenaren aan te wijzen (art. 229; zie ook art. 134 van de provinciewet en koninklijk besluit van 30 november 2001); - het specifiek administratief toezicht op de handelingen inzake lokale politie (art. 65 t.m. 89); eveneens op de vaststelling door de gemeenten van hun dotatie aan de politiezone (meer gemeentezone); - de uitvoerbaarverklaring van bevelschriften die de bijzondere rekenplichtige weigert te betalen (art. 30, lid 5); - advies over de indeling in politiezones (art. 9); - de gouverneur en de arrondissementscommissaris dienen ingelicht te worden over de vorderingen die de burgemeester uitvaardigt ten aanzien van de federale politie (art. 43); - het recht van de gouverneur om de Vaste Commissie van de lokale politie te raadplegen (art. 91); - de bestuurlijke directeur-coördinator onderhoudt geregelde dienstbetrekkingen met de arrondissementscommissaris en de gouverneur (art. 103); - de gouverneur kan een beroep doen op de Algemene Inspectie van de federale en van de lokale politie (art. 145 en 148); 1.4.2. in uitvoering van de wet van 5 augustus 1992 op het Politieambt : - gouverneurs en arrondissementscommissarissen zijn officier van bestuurlijke politie (art. 4); - het provinciaal veiligheidsoverleg moet de zonale veiligheidsraden stimuleren (art. 9); - de gouverneur oefent de bevoegdheden van de burgemeester of van de gemeentelijke instellingen in subsidiaire orde uit wanneer deze, al dan niet vrijwillig, hun verantwoordelijkheden niet nakomen, wanneer de verstoring van de openbare orde zich uitstrekt over het grondgebied van verscheidene gemeenten of, wanneer, ook al is de gebeurtenis of de situatie slechts in een enkele gemeente gelokaliseerd, het algemeen belang zijn tussenkomst vereist (art. 11); 1.4.3. als overheid van bestuurlijke politie : 1.4.3.1. algemene opdrachten : - de opdrachten vermeld in artikel 11 van de voormelde wet van 5 augustus 1992; - de ministeriële omzendbrief van 10 december 1987 Ordehandhaving. - Gecoördineerde algemene onderrichtingen (o.m. de algemene opdracht tot coördinatie); - de artikelen 128 en 129 van de provinciewet : - het uitvaardigen van politiebesluiten met het oog op het handhaven van de openbare orde krachtens art. 128 van de provinciewet en de artikelen 1 en 2 van de wet van 6 maart 1818 zoals gewijzigd door de wet van 5 juni 1934 en de wet van 14 juni 1963. 1.4.3.2. bijzondere opdrachten.

Als voorbeelden van specificatie kan worden gesteld : provinciale coördinatie wat betreft de handhaving van de orde rond grote volkstoelopen die op het grondgebied van verschillende gemeenten plaatsvinden (bv. snelheidswedstrijden voor auto's - de autorally's); vaststellen of de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de organisatoren van een snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsrit of -wedstrijd voor motorrijtuigen gedekt is door een bijzondere verzekering (art. 8 van de wet van 21 november 1989 (aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen) en koninklijk besluit van 26 april 1995); nemen van maatregelen bij manifestaties op autosnelwegen (ministeriële omzendbrief van 18 juli 2002 betreffende gebeurtenissen die met de openbare orde samenhangen en die op autosnelwegen plaatsvinden).

Verder coördineert de gouverneur de wegveiligheid. Hij is voorzitter van de provinciale commissie voor de criminaliteitspreventie (koninklijk besluit van 6 augustus 1985 tot oprichting van een Hoge Raad en van Provinciale Commissies voor het voorkomen van misdadigheid) en van het CIC-overleg (koninklijk besluit van 26 juni 2002 betreffende de organisatie van de gecentraliseerde dispatchingcentra en van het nationaal invalspunt). Hij organiseert eveneens de beurtrol van het onderhoud van alcoholapparaten en de ademanalysetoestellen, regelt de bestellingen en verdeling van de mondstukken, dit als gevolg van een contract van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken met een privé-firma (omzendbrieven van 29 maart, 16 juni, 20 oktober en 19 december 1994 en 26 januari, 18 april en 30 juni 1995). 1.5. de taken inzake brandbestrijding en brandpreventie, die een federale materie uitmaken (punt 1.1.), omvatten : - de geografische indeling en organisatie van de brandweer in gewestelijke groepen (art. 10 van de wet van 31 december 1963 betreffende de Civiele Bescherming); - de vaststelling van de financiële bijdragen van groepscentra en beschermde gemeenten (art. 10 zelfde wet) en beslissing na ongunstig advies van de gemeente; - het creëren van hulpverleningszones (art. 10bis zelfde wet); - bij inactiviteit van een gemeente om te voldoen aan de verplichtingen opgelegd door de wet van 31 december 1963, kan de gouverneur een bijzondere commissaris ter plaatse zenden; - het optreden van de gouverneur als beroepsinstantie inzake het reglement van optreden van een brandweerdienst in een andere gemeente (art. 11 zelfde wet); - de goedkeuring van reglementen betreffende de organisatie van de brandweer (art. 13, § 2, van de wet van 31 december 1963); - de goedkeuring van beslissingen tot benoeming of bevordering van brandweerofficieren of tuchtmaatregelen die hen betreffen (art. 13 § 4); - de goedkeuring van de organisatie van een vooruitgeschoven post door een gemeente-groepscentrum op het grondgebied van een andere gemeente (art. 6 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand); - het voorstel tot rangschikking van een gemeente in de categorie Y (art. 12 zelfde besluit); - de opdracht van de provinciegouverneur als lid van het Beheerscomité dat belast is met het opstellen van een ontwerp van hulpverleningsovereenkomst en van voorstellen inzake het algemene hulpverleningsbeleid (artikel 12 van het koninklijk besluit van 11 april 1999 tot bepaling van de modaliteiten inzake het creëren en de werking van de hulpverleningszones); - de opdracht van de provinciegouverneur als lid van het provinciaal Coördinatiecomité, met name belast met de coördinatie van de activiteiten van de hulpverleningszones van de provincie (artikel 18 van het koninklijk besluit van 11 april 1999 tot bepaling van de modaliteiten inzake het creëren en de werking van de hulpverleningszones); - de opdracht van de provinciegouverneur om aan de Algemene Directie van de Civiele Bescherming een voorstel te doen over de verdeling van de overheidssteun voor het brandweermaterieel onder de brandweerdiensten van de provincie (artikel 18, § 3, van het koninklijk besluit van 11 april 1999 tot bepaling van de modaliteiten inzake het creëren en de werking van de hulpverleningszones); - de opdracht van de provinciegouverneur om de overeenkomsten tussen de gemeenten goed te keuren, bedoeld in artikel 20 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand; - de opdracht van de provinciegouverneur in de internationale bijstand (cf. de talrijke bilaterale overeenkomsten betreffende de wederzijdse bijstand, per provincie); - de provinciegouverneur geeft zijn advies aan de Minister van Binnenlandse Zaken betreffende de erkenning van een provinciaal opleidingscentrum voor de brandweer en betreffende de intrekking van de erkenning (koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer). 1.6. bevoegdheid tot opvordering - juridische basis : - artikel 5, eerste lid, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming; - ministerieel besluit van 2 september 1996 houdende overdracht van de macht om in vredestijd over te gaan tot het opvorderen in het raam van de civiele bescherming; - omzendbrief van 2 september 1996 met betrekking tot de uitoefening van het opvorderingsrecht overeenkomstig artikel 5 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming. Het opvorderingsrecht dat voortvloeit uit artikel 5, eerste lid, van de voormelde wet van 31 december 1963, is momenteel gedelegeerd, wat het gebied van hun respectievelijke provincie betreft, aan de provinciegouverneurs; 1.7. inzake de erkenning als openbare ramp - juridische basis : - wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen; - circulaire brief aan de provinciegouverneurs van 30 september 1997. - Toepassing van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen. - Nieuwe procedure; - ministeriële omzendbrief van 30 november 2001 betreffende de toepassing van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen. - Nieuwe criteria voor de erkenning als openbare ramp.

Wanneer een advies wordt uitgebracht door het Koninklijk Meteorologisch Instituut of het Koninklijk Observatorium van België met betrekking tot een bepaalde rampspoedige gebeurtenis, deelt de Algemene Directie van de Civiele Bescherming, op basis van de voormelde ministeriële omzendbrief van 30 november 2001, om het even of die gebeurtenis een uitzonderlijk karakter of een onvoorzienbare intensiteit vertoont, dit advies mede aan de gouverneurs van de provincies die getroffen zijn door de gebeurtenis. De gouverneurs worden dan uitgenodigd, via onderzoek bij de burgemeesters om een dossier, dat de lijst van de getroffen gemeenten van hun provincie, evenals een raming van het globaal bedrag van de schade veroorzaakt aan private goederen van hun provincie en het totaal aantal aanvragen voor schadevergoeding, mede te delen.

De aanvragen tot schadevergoeding moeten worden gericht aan de provinciegouverneur, die ook het onderzoek verzekert.

In het kader van dit onderzoek : - gebeurt de vaststelling van de schade op tegenspraak tussen een deskundige aangewezen door de gouverneur en de getroffene; - neemt de gouverneur een beslissing inzake de vergoeding van de schade aan de aanvrager; - wordt de beslissing door de gouverneur gelijktijdig aan de betrokkene en aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken betekend.

De FOD Binnenlandse Zaken geeft opdracht aan de Nationale Kas voor Rampenschade om de schadevergoeding aan de getroffene uit te betalen (krachtens het koninklijk besluit van 14 januari 2002 houdende oprichting van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken is de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken bevoegd zowel voor de erkenning van rampen als voor de schadeloosstelling van de slachtoffers). 1.8. de rampenplanning. - Coördinatie van de operaties in geval van rampen, catastrofen en schadegevallen. - Juridische basis. - wet van 31 december 1963 (punt 1.1); - artikelen 3 en 4 van het koninklijk besluit van 23 juni 1971 houdende organisatie van de opdrachten van de Civiele Bescherming en coördinatie van de operaties bij rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen en schadegevallen; - omzendbrief van 11 juli 1990 betreffende de nood- en interventieplannen. - Uitvoering van de wet van 21 januari 1987 inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten. De rampenplannen moeten voorafgaandelijk aan het akkoord van de Minister van Binnenlandse Zaken worden voorgelegd. In functie van de omvang van de gebeurtenis, de geografische omschrijving van de vastgestelde of verwachte gevolgen van het gevaar en de noodzakelijke hulpmiddelen, kunnen er in de rampenplanning vier fasen worden onderscheiden : - fase 1 : de aktie wordt beperkt tot en gecoördineerd op gemeentelijk niveau; - fase 2 : fase van de versterking en coördinatie op gemeentelijk niveau; - fase 3 : coördinatie door de provinciegouverneur; - fase 4 : coördinatie door de Minister van Binnenlandse Zaken; - de gouverneur heeft de leiding van het provinciaal crisiscentrum; - de mogelijkheid tot het treffen van bijzondere regelingen met de overheden van het vergelijkbaar niveau van de buurlanden in het raam van de internationale overeenkomsten inzake de wederzijdse bijstandsverlening bij ongevallen en rampen (Frans-Belgische overeenkomst van 21/04/1981 en Belgisch-Nederlandse van 14/11/1984). 1.8.1. « Seveso » - Juridische basis. - artikel 7, § 2, 1° en 2°, van de wet van 21 januari 1987 inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten.

De wet van 21 januari 1987 werd gewijzigd bij de wet van 26 mei 2002; deze wetgevende norm geeft geen enkele opdracht aan de provinciegouverneur. - artikel 2 van het koninklijk besluit van 19 juni 1990 tot vaststelling van de wijze van opmaken van rampenplannen voor hulpverlening; - omzendbrief van 11 juli 1990 (zie punt 1.8). De modaliteiten met betrekking tot de algemene rampenplanning blijven van toepassing voor de grote ongevallen in de zogenaamde Seveso ondernemingen. De voornoemde omzendbrief beperkt zich niet tot het beschrijven van de algemene rampenplannen voor noodhulpverlening, hij preciseert eveneens de wijze waarop de zogenaamde Seveso rampenplannen voor noodhulpverlening, worden vastgesteld; - wet van 22 mei 2001 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (artikel 25, § 1, 2°, van het akkoord - Belgisch Staatsblad van 16.6.2001, Ed. 3); 1.8.2. nucleaire gevaren. - Juridische basis. - Wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (inwerkingstelling door koninklijk besluit van 20 juli 2001 - Belgisch Staatsblad van 30.8.2001). - Artikel 72 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen; - Koninklijk besluit van 27 september 1991 tot vaststelling van het noodplan voor nucleaire risico's voor het Belgisch grondgebied. De bevoegdheden van de provinciegouverneurs op het vlak van het nucleaire noodplan worden omstandig omschreven in het « Noodplan voor Nucleaire Risico's voor het Belgisch Grondgebied » dat als bijlage is gevoegd aan het voormelde koninklijk besluit van 27 september 1991. 1.9. uitreiking van terugkeervisa aan (visumplichtige) vreemdelingen.

Bepaalde personen bevinden zich in België met een voorlopig verblijfsdocument dat niet vermeld is in bijlage 4 van de Schengeninstructies, wat impliceert dat de (visumplichtige) vreemdelingen bij een reis naar het buitenland niet kunnen terugkeren naar België zonder in het bezit te zijn van een nieuw visum.

In de meerderheid van de gevallen dient dit terugkeervisum in een diplomatieke post in het buitenland aangevraagd en afgeleverd te worden, maar voor bepaalde categorieën (bvb. zakenmensen die dienen te reizen voor beroepsredenen) kunnen ook vanuit België terugkeervisa aangevraagd worden bij de Dienst Visa en vervolgens afgeleverd worden via het dichtstbijzijnde provinciebestuur.

Wettelijke basis : Benelux-instructies en de Uitvoeringsovereenkomst van de Schengenakkoorden.

Algemene voorwaarden voor het afleveren van een terugkeervisum : - uitsluitend voor personen die zich in een procedure van gezinshereniging bevinden en in het bezit zijn van een geldig attest van immatriculatie; - uitsluitend indien het vertrek niet overeenkomt met het tijdstip van de controle van samenwoonst; - uitsluitend voor gegronde redenen : professioneel of humanitair en huwelijksreizen.

Er wordt een visum type C 10 dagen (uitzonderlijk 15 dagen) afgeleverd.

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 18bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, komt de gouverneur tussenbeide in de procedure tot beperking van de aangroei van de buitenlandse bevolking in bepaalde gemeenten en in toepassing van artikel 44 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, heeft de gouverneur bevoegd voor het grondgebied waar het centrum gelegen is, in het kader van de uitoefening van zijn functies, toegang tot dit centrum. 1.10. de provinciegouverneur brengt een advies uit inzake de toekenning van de eervolle onderscheidingen in de nationale orden en inzake het verlenen van de burgerlijke eretekens voor dienstanciënniteit aan het personeel van de lokale politie en de brandweer; de provinciegouverneur brengt eveneens een advies uit bij de voorstellen die de gemeenten doen om een burgerlijk ereteken toe te kennen voor daden van moed, zelfopoffering of menselijkheid. 1.11. in het algemeen heeft de gouverneur een impliciete bevoegdheid van advies en bemiddeling bij conflicten. 2. In uitvoering van artikel 92bis, § 4quater van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van artikel 49, § 2, van het samenwerkingsakkoord van 30 mei 1994, is de gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad verantwoordelijk voor de gemeentearchieven van de vroegere provincie Brabant.3. Ingevolge de bepalingen van de artikelen 20, § 2, en 35, § 1, van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, zorgt de provinciegouverneur voor de vertaling van akten van de burgerlijke stand die particulieren betreffen.4. de regeringscommissaris van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, vice-gouverneur. Toezicht op de toepassing van de wetten en verordeningen op het gebied van de talen in bestuurszaken in de gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad (artikel 65 van de op 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken); 5. de regeringscommissaris adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant. Toezicht op de toepassing van de wetten en verordeningen op het gebruik van de talen in bestuurszaken in de zes randgemeenten (artikel 65bis van de voormelde gecoördineerde wetten); 6. de arrondissementscommissaris Luidens art.132 van de provinciewet is er met uitzondering voor het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, voor één of meer arrondissementen een commissaris van de federale regering die de titel van de arrondissementscommissaris voert. Wat hierover evenwel in punt 1.1. inzake de provinciegouverneur wordt vermeld, geldt eveneens voor de arrondissementscommissaris. Derhalve dient te worden aangenomen dat de artikelen 135, 139 en 139bis niet geregionaliseerd werden. Inzake hun federale opdrachten moet volgend onderscheid worden gemaakt : a) bevoegdheden uitgeoefend als regeringscommissaris en op basis van wetten en verordeningen * de zorg, onder leiding van de gouverneur, voor het handhaven van de wetten en verordeningen van algemeen bestuur (art.133 van de provinciewet) * inzage nemen van de registers van burgerlijke stand en bevolking in de gemeenten (art. 135 van de provinciewet) * zorgen voor het handhaven en het herstel van de openbare orde, waartoe zij een beroep kunnen doen op de federale politie. De bepalingen van art. 128 mbt de gouverneur zijn mede van toepassing op de arrondissementscommissarissen (art. 139 van de provinciewet) * de mogelijkheid tot het vorderen van de gewapende macht in geval van woelige samenscholingen, van oproer of van gewelddadig verzet tegen de uitvoering van de wetten en de verordeningen. De toepassing van art. 129 van de provinciewet geldt zowel voor de gouverneur als de arrondissementscommissarissen (art. 139 van de provinciewet). * het nemen van besluiten van bestuurlijke politie om de openbare orde te handhaven en ter uitvoering van art. 139 van de provinciewet en van de wet van 5 januari 1934. * in hun hoedanigheid van officier van bestuurlijke politie de uitoefening van de daaraan verbonden bevoegdheden (art. 4 van de wet van 8 augustus 1992 op het politieambt). * de coördinatieopdrachten inzake de ordehandhaving (omzendbrief van de minister van Binnenlandse Zaken van 10 december 1987). * het op de hoogte gebracht worden over de vorderingen die de burgemeester uitvaardigt ten aanzien van de federale politie (art. 43 van de wet van 7 december 1998). * het onderhouden van geregelde dienstbetrekkingen door de directeur-coördinator van de federale politie (art. 103 van de wet van 7december 1998). * het lidmaatschap van de veiligheidscommissie bij sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's (koninklijk besluit van 28 november 1997). * bijzondere opdrachten i.v.m. de toepassing van de taalwetgeving (de arrondissementscommissarissen of adjuncten voor Komen-Moeskroen, Voeren, Eupen-Malmedy-Sankt Vith). * de officiële vertaling in de Duitse taal van wetten, decreten, ordonnanties, besluiten en verordeningen (adjunct- arrondissementscommissaris van Eupen-Malmedy-Sankt Vith, art. 76 en 77 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap). b) De gedelegeerde opdrachten door de gouverneur Krachtens art.139bis van de provinciewet kan de gouverneur de uitoefening van bepaalde bevoegdheden of opdrachten die hem bij wet of verordening van algemeen bestuur zijn toegekend voor het grondgebied van de provincie of voor een gedeelte daarvan, opdragen aan de arrondissementscommissaris. Dit is onder meer het geval op het vlak van de openbare orde, civiele veiligheid (noodplanning, organisatie van hulpverleningszones en brandweergewesten, crisismanagement...) criminaliteitspreventie, verkeersveiligheid, organisatie van verkiezingen,.... 7. de provincieraad. De provincieraad bezit de specifieke bevoegdheid tot het uitvaardigen van politieverordeningen, waarbij die bevoegdheid slechts beperkt wordt door de wetten, decreten of ordonnanties en door verordeningen van de federale of regionale overheid en door wetten, decreten of ordonnanties die bepaalde bevoegdheden uitdrukkelijk aan de gemeenten opdragen. 8. de bestendige deputatie : - de rechtsprekende taak inzake de gemeentelijke verkiezingsgeschillen : de geldigverklaring van de gemeenteraadsverkiezingen en het onderzoek van de bezwaren ingediend tegen deze verkiezingen (artikelen 74 tot 76 van de gemeentekieswet); - de rechtsprekende taak onder meer, in de geschillen in verband met het verval van lidmaatschap van de gemeenteraad wegens het niet meer voldoen aan de verkiesbaarheidsvereisten (artikel 10 van de nieuwe gemeentewet), of voor de geschillen bepaald in de artikelen 75 en 76 van de nieuwe gemeentewet (vervullen van een met het lidmaatschap van de gemeenteraad onverenigbaar ambt). De procedure voor de uitoefening van deze taak wordt geregeld door het koninklijk besluit van 17 september 1987 betreffende de procedure voor de bestendige deputatie in de gevallen waarin deze een rechtsprekende taak vervult. Deze rechtsprekende taak wordt op het grondgebied van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad in toepassing van artikel 83quinquies , § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, door het jurisdictioneel college van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitgeoefend. - de bestendige deputatie is bevoegd voor het verlenen van vergunningen voor de organisatie van huis-aan-huis collecten, met een liefdadig doel, als ze in meerdere gemeenten van éénzelfde provincie gehouden worden (koninklijk besluit van 22 september 1823); - de bestendige deputatie is bevoegd voor het verlenen van vergunningen voor de organisatie van tombola's indien de uitgifte der loten in meerdere gemeenten van eenzelfde provincie gedaan en aangekondigd of bekendgemaakt wordt (wet van 31 december 1851); - de bestendige deputatie is ook bevoegd voor de geldigverklaring van de verkiezing van de leden van de politieraad en het onderzoek van de bezwaren ingediend tegen deze verkiezing (art. 18bis en 18ter van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus). 9. het college van provinciegouverneurs. Overeenkomstig artikel 131bis van de provinciewet, ingevoegd door artikel 1 van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen (de zogenaamde « pacificatiewet »), bestaat het college van provinciegouverneurs uit de gouverneurs van elke provincie. In de gevallen bedoeld in het tweede lid van artikel 83 van de nieuwe gemeentewet en in het laatste lid van artikel 22 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, hebben de gouverneurs van de provincies Henegouwen en Limburg geen zitting in het college.

Er weze aan herinnerd dat de bepalingen van de pacificatiewet niet werden overgeheveld naar de gewesten en derhalve blijven zij tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren.

De nadere regels voor de werking van het college, inzonderheid om er de taalpariteit te verzekeren, worden geregeld door het in punt 1.2. vermelde koninklijk besluit van 6 september 1988.

Het college verleent advies over de voorstellen van beslissing uitgaande van de gouverneur van de provincie Limburg of Henegouwen in de volgende aangelegenheden : - de benoeming buiten de Belgische verkozenen van de raad van een burgemeester voor wat de gemeenten Komen-Waasten en Voeren betreft (artikel 13, derde lid, van de nieuwe gemeentewet); - de schorsing of afzetting van een schepen wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid van een schepen van de gemeente Komen-Waasten of Voeren (artikel 83, tweede lid, van de nieuwe gemeentewet); - het administratief toezicht over de gemeente Komen-Waasten of Voeren (artikelen 264 tot 269 van de nieuwe gemeentewet, zie punt 1.2);

Inzake geschillen betreffende de gemeenteraadsverkiezingen en verkiezingen voor het O.C.M.W. in de gemeente Komen-Waasten of Voeren oefent het college van provinciegouverneurs in dit kader de bevoegdheden van de bestendige deputatie uit.

Onderhavige omzendbrief beperkt zich tot een opsomming van de taken die de provinciale overheden voor de FOD Binnenlandse Zaken uitoefenen. Binnenkort zal ik U een omzendbrief opsturen betreffende de federaal gebleven taken die de provinciale overheden voor de andere Federale Overheidsdiensten uitoefenen.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^