Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 25 november 2010
gepubliceerd op 10 december 2010

Ministerieel besluit betreffende de criteria van aanwijzing en de modaliteiten voor de indiening van de aanwijzingsaanvraag van instanties belast met de uitvoering van de keuringsprocedure van subsystemen door verwijzing naar de van toepassing zijnde nationale veiligheidsvoorschriften

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2010014284
pub.
10/12/2010
prom.
25/11/2010
ELI
eli/besluit/2010/11/25/2010014284/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 NOVEMBER 2010. - Ministerieel besluit betreffende de criteria van aanwijzing en de modaliteiten voor de indiening van de aanwijzingsaanvraag van instanties belast met de uitvoering van de keuringsprocedure van subsystemen door verwijzing naar de van toepassing zijnde nationale veiligheidsvoorschriften


De Eerste Minister en de Staatssecretaris voor Mobiliteit, Gelet op de wet van 26 januari 2010 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Gemeenschap, artikel 57;

Gelet op het ministerieel besluit van 30 oktober 2008 betreffende de regels voor het indienen van de aanwijzigingsaanvraag voor de instanties belast met het onderzoek van de conformiteit met de van toepassing zijnde normen en technische specificaties van de subsystemen, wanneer de gehanteerde nationale voorschriften van toepassing zijn bij afwezigheid van TSI's of in geval van afwijkingen hiervan in het kader van de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem of het conventionele spoorwegsysteem;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op advies 48.752/4 van de Raad van State, gegeven op 20 oktober 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluiten : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : « wet » : de wet van 26 januari 2010 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Gemeenschap. HOOFDSTUK 2. - Criteria voor aanwijzing

Art. 2.De instantie die om haar aanwijzing verzoekt, moet in het betreffende bevoegdheidsdomein : 1° zich onthouden van elke tussenkomst, rechtstreeks of als gemachtigde, bij het ontwerp, de fabricage, de constructie, de verkoop het onderhoud of de exploitatie van subsystemen.Uitwisseling van technische informatie tussen de fabrikant en de instantie wordt door deze bepaling niet uitgesloten; 2° de keuringen met de grootste beroepsintegriteit en technische bekwaamheid uitvoeren en vrij zijn van elke pressie en beïnvloeding, met name van financiële aard, die de beoordeling of de uitkomst van de keuring kan beïnvloeden, inzonderheid door personen of groepen die bij de resultaten van de keuring belang hebben.Met name dient de instantie vanuit functioneel oogpunt onafhankelijk te zijn van de instanties aangewezen voor het afleveren van de toelatingen voor het indienststellen, de licenties en veiligheidscertificaten alsmede van de diensten die belast zijn met onderzoek bij ongevallen; 3° kunnen verzekeren van het geheel van taken die door de wet aan een dergelijke instantie worden toegewezen, onder andere de kennis van de van toepassing zijnde veiligheidsvoorschriften, en voor de taken waarvoor zij wenst te worden aangeduid, dat deze worden uitgevoerd door de instantie zelf of onder haar verantwoordelijkheid;4° beschikken over personeel en de noodzakelijke middelen hebben om op een gepaste wijze de technische en administratieve taken uit te voeren die verbonden zijn aan de uitvoering van evaluaties en keuringen.Dat veronderstelt dat er in het kader van de organisatie voldoende wetenschappelijk personeel is, begiftigd met ervaring en voldoende kennis om het functioneel karakter en de prestaties van de subsystemen in verband met de eisen van de wet; 5° toegang hebben tot het noodzakelijk materieel voor de vereiste keuringen, meer bepaald voor de uitzonderlijke keuringen.

Art. 3.Het personeel belast met de controles moet : 1° een professionele opleiding hebben met betrekking tot het geheel van evaluatie- en keuringsverrichtingen waarvoor de instantie wenst te worden aangewezen;2° beschikken over voldoende kennis van de voorschriften met betrekking tot keuringen en controles die het uitvoert en over voldoende praktijkervaring met betrekking tot deze keuringen en controles;3° beschikken over de vereiste bekwaamheid voor het afleveren van attesten, processen-verbaal en rapporten die de verwezenlijking van uitgevoerde controles inhouden. De onafhankelijkheid van het personeel belast met controle moet gewaarborgd worden. De vergoeding van iedere agent dient te gebeuren noch in functie van het aantal controles dat hij uitvoert, noch in functie van de resultaten van deze controles.

Het personeel van de aangewezen instantie belast met controles is gebonden door de plicht tot vertrouwelijkheid voor alles wat het verneemt in de uitoefening van zijn functies, behalve ten overstaan van het Bestuur of zijn afgevaardigde, in het kader van zijn activiteiten als aangewezen instantie.

Art. 4.De instantie moet een billijke verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid onderschrijven. HOOFDSTUK 3. - Modaliteiten voor het indienen van de aanvraag

Art. 5.De aanvraag tot aanwijzing wordt per aangetekende brief met ontvangstbewijs gestuurd naar het Bestuur.

Art. 6.De aanvraag bevat de stukken en documenten die staven dat de instantie voldoet aan de criteria weergegeven in hoofdstuk 2, en meer bepaald de volgende documenten en stukken : 1° een document dat de functionele onafhankelijkheid bewijst van de instantie en het met de keuringen belaste personeel ten aanzien van de instanties bedoeld in artikel 3, 7°, 8° en 9°, van de wet;2° een ondernemingsplan dat aantoont dat de instantie beschikt over personeel en noodzakelijke middelen om op een gepaste wijze de technische en administratieve activiteiten te vervullen die verbonden zijn aan de uitvoering van keuringen;3° een attest dat vaststelt dat het personeel dat belast zal worden met controles beantwoordt aan de criteria van artikel 3;4° een attest dat op nauwkeurige wijze de modaliteiten vaststelt van berekening van de vergoeding van het personeel dat belast zal worden met controles;5° het bewijs dat het personeel dat belast zal worden met controles behoorlijk werd ingelicht over de plicht tot vertrouwelijkheid zoals bedoeld in artikel 3, derde lid.

Art. 7.De aanvrager verstrekt ook alle bijkomende inlichtingen op basis waarvan er kan worden beoordeeld of hij aan de aanwijzingsvoorwaarden voldoet.

Art. 8.Alle door de aanvrager in het kader van dit besluit overgezonden documenten en stukken bestaan uit één ondertekend origineel en één kopie op elektronische drager.

Art. 9.Het ministerieel besluit van 30 oktober 2008 betreffende de regels voor het indienen van de aanwijzigingsaanvraag voor de instanties belast met het onderzoek van de conformiteit met de van toepassing zijnde normen en technische specificaties van de subsystemen, wanneer de gehanteerde nationale voorschriften van toepassing zijn bij afwezigheid van TSI's of in geval van afwijkingen hiervan in het kader van de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem of het conventionele spoorwegsysteem, wordt opgeheven.

Brussel, 25 november 2010.

De Eerste Minister, Y. LETERME De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

^