gepubliceerd op 23 december 2013
Koninklijk besluit betreffende de criteria van aanwijzing en de nadere regels voor de indiening van de aanwijzingsaanvraag van instanties belast met de uitvoering van de keuringsprocedure van subsystemen door verwijzing naar de veiligheidsvoorschriften
8 DECEMBER 2013. - Koninklijk besluit betreffende de criteria van aanwijzing en de nadere regels voor de indiening van de aanwijzingsaanvraag van instanties belast met de uitvoering van de keuringsprocedure van subsystemen door verwijzing naar de veiligheidsvoorschriften
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Spoorcodex, artikel 206;
Gelet op het ministerieel besluit van 25 november 2010Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 25/11/2010 pub. 10/12/2010 numac 2010014284 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Ministerieel besluit betreffende de criteria van aanwijzing en de modaliteiten voor de indiening van de aanwijzingsaanvraag van instanties belast met de uitvoering van de keuringsprocedure van subsystemen door verwijzing naar de van toepassing zijnde nationale veiligheidsvoorschriften sluiten betreffende de criteria van aanwijzing en de modaliteiten voor de indiening van de aanwijzingsaanvraag van instanties belast met de uitvoering van de keuringsprocedure van subsystemen door verwijzing naar de van toepassing zijnde nationale veiligheidsvoorschriften;
Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;
Gelet op advies nr. 54.002/4 van de Raad van State, gegeven op 30 oktober 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris voor Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De instantie die om haar aanwijzing verzoekt, moet in het betreffende bevoegdheidsdomein : 1° zich onthouden van elke tussenkomst, rechtstreeks of als gemachtigde, bij het ontwerp, de fabricage, de constructie, de verkoop, het onderhoud of de exploitatie van subsystemen.Uitwisseling van technische informatie tussen de fabrikant en de instantie wordt door deze bepaling niet uitgesloten; 2° de keuringen met de grootste beroepsintegriteit en technische bekwaamheid uitvoeren en vrij zijn van elke pressie en beïnvloeding, met name van financiële aard, die de beoordeling of de uitkomst van de keuring kan beïnvloeden, in het bijzonder deze uitgeoefend door personen of groepen die bij de resultaten van de keuring belang hebben.Met name dient de instantie vanuit functioneel oogpunt onafhankelijk te zijn van de instanties aangewezen voor het afleveren van de toelatingen voor het indienststellen, de licenties en veiligheidscertificaten alsmede van de diensten die belast zijn met onderzoek bij ongevallen; 3° kunnen verzekeren van het geheel van taken die door de Spoorcodex aan een dergelijke instantie worden toegewezen, onder andere de kennis van de van toepassing zijnde veiligheidsvoorschriften, en voor de taken waarvoor zij wenst te worden aangeduid, dat deze worden uitgevoerd door de instantie zelf of onder haar verantwoordelijkheid;4° beschikken over personeel en de noodzakelijke middelen hebben om op een gepaste wijze de technische en administratieve taken uit te voeren die verbonden zijn aan de uitvoering van evaluaties en keuringen.Dat veronderstelt dat er in het kader van de organisatie voldoende wetenschappelijk personeel is, begiftigd met ervaring en voldoende kennis om het functioneel karakter en de prestaties van de subsystemen in verband met de eisen van de Spoorcodex te beoordelen; 5° toegang hebben tot het noodzakelijk materieel voor de vereiste keuringen, meer bepaald voor de uitzonderlijke keuringen.
Art. 2.Het personeel belast met de controles : 1° heeft een professionele opleiding met betrekking tot het geheel van evaluatie- en keuringsverrichtingen waarvoor de instantie wenst te worden aangewezen;2° beschikt over voldoende kennis van de voorschriften met betrekking tot keuringen en controles die het uitvoert en over voldoende praktijkervaring met betrekking tot deze keuringen en controles;3° beschikt over de vereiste bekwaamheid voor het afleveren van attesten en het opstellen van processen-verbaal en rapporten die de verwezenlijking van uitgevoerde controles inhouden. De onafhankelijkheid van het personeel belast met de controles wordt gewaarborgd. De vergoeding van iedere agent gebeurt, noch in functie van het aantal controles dat hij uitvoert, noch in functie van de resultaten van deze controles.
Het personeel van de aangewezen instantie belast met controles is gebonden door de plicht tot vertrouwelijkheid voor alles wat het verneemt in de uitoefening van zijn functies, behalve ten overstaan van het Bestuur of zijn afgevaardigde, in het kader van zijn activiteiten als aangewezen instantie.
Art. 3.De instantie onderschrijft een passende verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid.
Art. 4.De schriftelijke aanvraag tot aanwijzing wordt per brief gestuurd naar het Bestuur.
Art. 5.De aanvraag bevat de stukken en documenten die staven dat de instantie voldoet aan de criteria weergegeven in de artikelen 1 tot 3, en meer bepaald de volgende documenten en stukken : 1° een document dat de functionele onafhankelijkheid bewijst van de instantie en het met de keuringen belaste personeel ten aanzien van de instanties bedoeld in artikel 3, 25°, 27° en 29° van de Spoorcodex;2° een ondernemingsplan dat aantoont dat de instantie beschikt over personeel en noodzakelijke middelen om op een gepaste wijze de technische en administratieve activiteiten te vervullen die verbonden zijn aan de uitvoering van keuringen;3° een document dat vaststelt dat het personeel dat belast zal worden met controles beantwoordt aan de criteria van artikel 2;4° een document dat op nauwkeurige wijze de modaliteiten vaststelt van berekening van de vergoeding van het personeel dat belast zal worden met controles;5° het bewijs dat het personeel dat belast zal worden met controles behoorlijk werd ingelicht over de plicht tot vertrouwelijkheid zoals bedoeld in artikel 2, derde lid.
Art. 6.De aanvrager verstrekt ook alle bijkomende inlichtingen op basis waarvan er kan worden beoordeeld of hij aan de aanwijzingsvoorwaarden voldoet.
Art. 7.Alle door de aanvrager in het kader van dit besluit overgezonden documenten en stukken bestaan uit één ondertekend origineel en één kopie op elektronische drager.
Art. 8.Het ministerieel besluit van 25 november 2010Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 25/11/2010 pub. 10/12/2010 numac 2010014284 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Ministerieel besluit betreffende de criteria van aanwijzing en de modaliteiten voor de indiening van de aanwijzingsaanvraag van instanties belast met de uitvoering van de keuringsprocedure van subsystemen door verwijzing naar de van toepassing zijnde nationale veiligheidsvoorschriften sluiten betreffende de criteria van aanwijzing en de modaliteiten voor de indiening van de aanwijzingsaanvraag van instanties belast met de uitvoering van de keuringsprocedure van subsystemen door verwijzing naar de van toepassing zijnde nationale veiligheidsvoorschriften, wordt opgeheven.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op dezelfde dag als de dag waarop de Spoorcodex in werking treedt.
Art. 10.De minister bevoegd voor het spoorwegvervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 december 2013.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Mobiliteit, M. WATHELET