gepubliceerd op 11 juni 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering in het kader van de verhoging van de werkgelegenheidsgraad van de oudere werknemers
27 MEI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering in het kader van de verhoging van de werkgelegenheidsgraad van de oudere werknemers (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, i), vervangen bij de wet van 14 februari 1961;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op de artikelen 79, § 4, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 juni 1997 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 juli 1997, 26 maart 1999 en 13 juni 1999 en 89, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 november 1995 en 23 november 2000;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 22 november 2001;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 januari 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 9 januari 2002;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;
Gelet op advies 33.050/1 van de Raad van State, gegeven op 23 april 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 79, § 4, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 juni 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Nochtans is de ambtshalve inschrijving bedoeld in het eerste lid niet van toepassing op de werklozen die de vrijstelling voorzien in artikel 89 genieten en op de werklozen die vrijgesteld zijn van de verplichting beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt voor een andere reden dan krachtens de bepalingen van § 4bis of van artikel 79ter , § 5, voor de duur van de vrijstelling. »
Art. 2.Artikel 89 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 november 1995 en 23 november 2000, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 89.§ 1. De volledig werkloze die de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt kan op zijn vraag vrijgesteld worden van de toepassing van de artikelen 48, § 1, eerste lid, 2° en 71, eerste lid, 2° indien hij ten minste 312 uitkeringen als volledig werkloze heeft genoten in de loop van de twee jaar vóór deze aanvraag; de dagen die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van de wetgeving op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering worden eveneens in rekening gebracht.
De werkloze die de vrijstelling bedoeld in het eerste lid bekomen heeft, wordt in afwijking van artikel 58, § 1, eerste lid, ambtshalve ingeschreven als werkzoekende en dient het bewijs van inschrijving niet te leveren.
In afwijking van het eerste lid kan de volledig werkloze die de leeftijd van 58 jaar bereikt heeft op het ogenblik dat hij werkloos wordt, op zijn vraag, onmiddellijk vrijgesteld worden. § 2. De volledig werkloze die voldoet aan de vereisten van § 1 kan bovendien, op zijn vraag, vrijgesteld worden van de toepassing van de artikelen 51, § 1, tweede lid, 3° tot 6°, 56 en 58 voorzover hij : 1° de leeftijd van 58 jaar heeft bereikt;in dit geval dient de werkloze niet aan te tonen dat hij ten minste 312 uitkeringen als volledig werkloze heeft genoten; 2° ofwel 38 jaar beroepsverleden als loontrekkende bewijst in de zin van artikel 114, § 4.Voor de berekening van dit beroepsverleden worden gelijkgesteld met arbeidsdagen de periodes bedoeld in artikel 2bis , § 3 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen. § 3. In afwijking van artikel 45, eerste lid, 1°, mag de werkloze die van de vrijstelling bedoeld in § 1 of § 2 geniet, voor eigen rekening en zonder winstoogmerk elke activiteit uitoefenen die betrekking heeft op zijn eigen bezit. § 4. De vraag om vrijstelling moet voorafgaandelijk op het werkloosheidsbureau toekomen of moet toekomen binnen de termijn bepaald krachtens artikel 138, eerste lid, 4°, indien de werkloze de aanvraag indient ter gelegenheid van een uitkeringsaanvraag.
De werkloze die genoten heeft van een vrijstelling op grond van de voorgaande paragrafen, kan er opnieuw van genieten na een onderbreking van de vergoede werkloosheidsperiode. »
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2002.
De werkloze die vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit reeds de vrijstelling genoten heeft bedoeld in artikel 89 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, kan ongeacht zijn leeftijd, vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit ofwel de vrijstelling in toepassing van het voormelde artikel 89, § 1 genieten, ofwel de vrijstelling in toepassing van het voormelde artikel 89, § 2, zoals gewijzigd bij dit besluit.
In afwijking van het voormelde artikel 89, § 2, 1° geldt voor de periode van 1 juli 2002 tot 30 juni 2003 de leeftijd van 56 jaar en voor de periode van 1 juli 2003 tot 30 juni 2004 de leeftijd van 57 jaar. De werkloze die de leeftijd van 58 jaar niet heeft bereikt kan tijdens de periode van 1 juli 2002 tot 30 juni 2004 evenwel slechts de vrijstelling bekomen, indien hij aantoont dat hij ten minste 312 uitkeringen als volledig werkloze heeft genoten in de zin van artikel 89, § 1.
In afwijking van het voormelde artikel 89, § 2, 2° geldt voor de periode van 1 juli 2002 tot 30 juni 2003 een beroepsverleden van 36 jaar en voor de periode van 1 juli 2003 tot 30 juni 2004 een beroepsverleden van 37 jaar.
Art. 4.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 mei 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Koninklijk besluit van 25 november 1991, Belgisch Staatsblad van 31 december 1991.
Koninklijk besluit van 22 november 1995, Belgisch Staatsblad van 8 december 1995.
Koninklijk besluit van 25 juni 1997, Belgisch Staatsblad van 3 juli 1997.
Koninklijk besluit van 16 juli 1997, Belgisch Staatsblad van 23 augustus 1997.
Koninklijk besluit van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 3 april 1999.
Koninklijk besluit van 13 juni 1999, Belgisch Staatsblad van 3 juli 1999.
Koninklijk besluit van 23 november 2000, Belgisch Staatsblad van 30 november 2000.